In aanvulling op de EMC testen zoals beschreven in ECE R10 annex 4-22, volgt de RDW
de volgende procedure vóór en tijdens de initiële EMC testen voor een ontheffing:
-
1. Bij een EMC test aan een autonoom voertuig of een voertuig met geautomatiseerde functies,
moeten alle geautomatiseerde functies zijn ingeschakeld en in de actieve modus functioneren.
In het bijzonder:
De geautomatiseerde functies moeten actief zijn en gemonitord op het correct en continu
functioneren van deze functies. Het rapport van het EMC-lab moet verklaren en bewijzen
dat alle bovengenoemde systemen actief waren tijdens de test, b.v. gps, heartbeat
tussen ego-voertuig en ghost-voertuig of controlekamer of basisstation. In het EMC-rapport
moet bevestiging worden gegeven van continue heartbeat/ logging tijdens de hele test.
Een rapport zonder logging van de essentiële autonome/geautomatiseerde functionaliteiten
wordt niet geaccepteerd door de RDW.
-
2. Indien één voertuig van een serie wordt getest, worden de overige voertuigen uit de
serie eveneens geïnspecteerd op overeenstemming met het geteste voertuig. Hierbij
wordt in ieder geval gecontroleerd op de elektrische en elektronische componenten,
de kabelgeleiding en de softwarenummers.
Deze vereenvoudigde manier van testen van het tweede of volgende voertuig wordt alléén
toegepast als:
-
a. het eerste voertuig de EMC- tests heeft doorstaan zonder het gebruik van ferrietblokken
of – tijdelijk – aangebracht aluminiumfolie;
-
b. de RDW tijdig is voorzien van voldoende informatie over de EMC test van het eerste
voertuig;
-
c. het testrapport van het EMC-lab voldoende gedetailleerde informatie, zoals foto’s,
bevat om vast te stellen dat het tweede en volgende voertuig gelijk is aan het eerste
geteste voertuig.
-
3. Alvorens de EMC-test uit te voeren wordt de RDW geraadpleegd over het testprogramma
om overeenstemming te bereiken over het door het EMC-lab opgestelde Pass/Fail-criteriavoorstel
volgens ECE R10 paragraaf 6.1.2.
-
4. De voertuig- of ESA-fabrikant vult de informatie in volgens ECE R10 bijlage 2A of
2B. Het EMC-lab voegt dit toe als bijlage bij het testrapport.
-
5. Indien een RPS (Remote Pilot System) wordt gebruikt en dit het gedrag van het voertuig
kan beïnvloeden, moet de RPS deel uitmaken van het EMC-testplan.
-
6. Indien bij de EMC test gebruik is gemaakt van ferrietblokken of aluminiumfolie op
verschillende elementen in het systeem om de EMC-tests te doorstaan, kan het EMC-rapport
niet gebruikt worden voor:
-
7. Het EMC-lab moet door de RDW als Technische Dienst geaccrediteerd zijn.