Artikel 1. Besluiten op grond van Advocatenwet, Verordening en Regeling
[Regeling vervallen per 01-06-2020]
Aan de manager juridische en bestuurlijke zaken wordt mandaat en machtiging verleend
voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband
houden met:
-
a. verzoeken van de raden van de orde aan de algemene raad goedkeuring te verlenen aan
een stageverkorting als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;
-
b. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 2.28, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
c. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
d. verzoeken inzake vrijstelling deelname aan onderwijs beroepsopleiding advocaten als
bedoeld in artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
e. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.19, negende lid, voor
zover het betreft artikel 3.19, zesde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
f. verzoeken inzake vrijstelling afleggen van toetsen beroepsopleiding advocaten als
bedoeld in artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
g. verzoeken inzake toelating tot toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
h. opleggen van alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur zulks ter afronding van de beroepsopleiding ingevolge de Stageverordening 2005;
-
i. de vaststelling van andere opleidingsmaatregelen dan bedoeld in artikel 11 van de Stageverordening 2005 ingevolge artikel 9.1, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
j. onderzoeken naar het afsluitend examen en de verworven beroepservaring en het eisen
van een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Advocatenwet;
-
k. verzoeken tot erkenning van een beroepskwalificatie als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur;
-
l. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8c, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake schrapping van het tableau na drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven
te hebben gestaan;
-
m. verzoeken, bedoeld in artikel 9j, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake vrijstelling van het vereiste dat een advocaat bij de Hoge Raad onvoorwaardelijk
is ingeschreven op het tableau;
-
n. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke
zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
o. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie
kantoor te houden vanwege vestiging buiten Nederland als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;
-
p. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie
kantoor te houden vanwege detachering als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;
-
q. verzoeken tot openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;
-
r. verzoeken tot erkenning als opleidingsinstelling als bedoeld in de artikelen 16, eerste
lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Regeling op de advocatuur;
-
s. de intrekking van de erkenning als opleidingsinstelling, bedoeld in artikel 19 van
de Regeling op de advocatuur;
-
t. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
u. het verlengen van de periode met ten hoogte twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;
-
v. het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, bedoeld in artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.