DNB houdt op grond van artikel 9b Bankwet 1998 toezicht op de naleving van:
In beide artikelen is opgenomen -kort gezegd- de verplichting om de eurobankbiljetten
op echtheid- en geschiktheid te controleren alvorens deze opnieuw in omloop te brengen.
De voorschriften ter zake van de controleprocedures op echtheid en geschiktheid zijn
voor eurobankbiljetten nader vastgelegd in ECB-Besluit 2010/14, alsook de verplichting
hierover te rapporteren aan DNB.
De hierboven genoemde controleverplichting geldt voor kredietinstellingen, voor overige
betalingsdienstverleners en andere economische operatoren die deelnemen aan de behandeling
en verstrekking aan het publiek van eurobankbiljetten. Hieronder vallen wisselinstellingen,
geldvervoerders en overige economische operatoren, zoals winkeliers en casino’s, die
van publiek ontvangen eurobankbiljetten recirculeren via een (geld)automaat.
DNB is op grond van artikel 9c, eerste en tweede lid, Bankwet 1998 bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete van ten
hoogste € 50.000 euro voor een afzonderlijke overtreding ter handhaving van:
DNB heeft in haar ‘Besluit aanwijzing toezichthouders recirculatie eurobankbiljetten’ van 11 januari 2012 medewerkers aangewezen als ‘chartaal toezichthouder’, die hierdoor
beschikken over de inlichtingen- en onderzoeksbevoegdheden van titel 5.2 van de Awb. Deze bevoegdheden kunnen worden ingezet ten behoeve van het toezicht op de naleving
en kunnen worden uitgeoefend zonder dat van de overtreding van een wettelijk voorschrift
sprake hoeft te zijn. De chartaal toezichthouders houden toezicht op de naleving van
artikel 6, eerste lid Vo. Valsmunterij, de Bankwet 1998 en het ECB-Besluit 2010/14 voor wat betreft de controleverplichting op eurobankbiljetten.
Uitgangspunt is dat iedere partij die deelneemt aan de behandeling en verstrekking
aan het publiek van eurobankbiljetten en/of eurobankbiljetten recirculeert via een
(geld-) automaat, zich uit eigen beweging normconform gedraagt. Wanneer door de chartaal
toezichthouder niet-normconform gedrag wordt vastgesteld, kan de inzet van handhavingsinstrumenten
nodig zijn. Het hierna beschreven handhavingsbeleid geeft inzicht in de uitgangspunten
en factoren die voor DNB richtinggevend zijn bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten
(zoals last onder dwangsom en bestuurlijke boete), teneinde naleving van de neergelegde
normen te bewerkstelligen. Door beoordeling van de ernst van de overtreding en overige
concrete omstandigheden van het geval, komen de chartaal toezichthouders/DNB tot een
passende wijze van optreden. Vanuit de eigen taak bij de naleving van de wet- en regelgeving
en op grond van de overige relevante omstandigheden en belangen, maakt DNB zelfstandig
een afweging bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten.