4.1 Minister van Economische Zaken
[Regeling vervallen per 07-03-2014]
4.1.1. Beleid
1.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van het energiedelfstoffenbeleid
in Nederland
Periode: 1945–
Producten: Beleidsplannen en bijdragen aan energienota’s
Overlegkader: AER, Staten-Generaal
Bron: –
Waardering: B 1
4.1.2. Ambtelijke adviesorganen
3.
Handeling: Het vaststellen van besluiten tot in- en samenstelling van permanente intradepartementale overlegorganen
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen inzake instelling, benoeming, ontslag
Opmerking: Tijdelijke intradepartementale organen worden meestal voor het voorbereiden
of afdoen van een bepaald dossier ingesteld.
Bron: –
Waardering: B 5 (neerslag betreffende instelling)
V 10 jaar na vertrek uit dienst (neerslag betreffende benoeming leden)
4.
Handeling: Het vaststellen of voorbereiden van besluiten tot in- en samenstelling
van permanente interdepartementale commissies, en tot benoeming van ministeriële vertegenwoordigers
in die commissies
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen inzake instelling, benoeming, ontslag, vacatiegelden
Opmerking: Het voorzitterschap en/of secretariaat berust bij ambtenaren van het Ministerie
van Economische Zaken. De taakuitvoering wordt in een van de volgende hoofdstukken
van dit deelrapport beschreven. Voorbeelden zijn:
– Planologische Werkcommissie
Bron: –
Waardering: B 5 (neerslag betreffende instelling)
V 10 jaar na vertrek uit dienst (neerslag betreffende benoeming leden)
5.
Handeling: Het vaststellen of voorbereiden van besluiten tot in- en samenstelling
van tijdelijke interdepartementale commissies
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen inzake instelling, benoeming, ontslag, vacatiegelden
Opmerking: Het voorzitterschap en/of secretariaat berust bij ambtenaren van het Ministerie
van EZ. Voorbeelden zijn:
– Commissie Organisatie Landelijke Gasvoorziening
– Adviescommissie Gaspolitiek
– Gasadviescommissie
Bron: –
Waardering: B 5 (neerslag betreffende instelling)
V 10 jaar na vertrek uit dienst (neerslag betreffende benoeming leden)
6.
Handeling: Het mede instellen en voordragen van vertegenwoordigers in vaste en tijdelijke
interdepartementale commissies waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij het Ministerie van Economische Zaken berust
Periode: 1945–
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– ICONA (1977, V&W)
– Interdepartementale Commissie voor Zee-Onderzoek (ICZO) (1966)
– Interdepartementale Waddenzeecommissie (IWC)
– Overleg Radiologische Aangelegenheden
– Commissie van Iterson
– Adviescommissie Aardgas
Bron: Bijl. HdTK 1994–1995, 21 108, nr. 5; ICONA, Noordzee-Almanak, p. 99 e.v.
Waardering: V 5 jaar
4.1.3. Externe advies- en overlegorganen
Vaste adviescolleges
7.
Handeling: Het voorbereiden van een koninklijke besluit of wet tot instelling van
vaste externe adviescolleges op het terrein van het delfstoffenbeleid
Periode: 1945–
Opmerking: 1. Het secretariaat berust bij ambtenaren van het Ministeri van EZ.
2. De instelling kan onderdeel van een wet of koninklijk besluit vormen (zie par.
Wet- en regelgeving).
3. De taakuitvoering wordt in een van de volgende hoofdstukken van dit deelrapport
beschreven.
Voorbeelden zijn:
– de Mijnraad, ingesteld bij koninklijk besluit van 25 april 1913, Stb. 139, koninklijk
besluit van 24 april 1967, Stb. 246 en de Wet Mijnraad 1970.
Bron: Kaderwet adviescolleges
Waardering: B 4
8.
Handeling: Het vaststellen van een instructie voor, dan wel goedkeuren van interne
regelingen van vaste externe adviescolleges op het terrein van het delfstoffenbeleid
Periode: 1945–
Producten: o.m. instructies voor de secretaris, reglementen van orde
Bron: Besluit Mijnraad 1913, art. 13, tweede lid; Besluit Mijnraad 1967, art. 7; Wet
Mijnraad 1970, art. 8; Kaderwet adviescolleges
Waardering: B 4
9.
Handeling: Het vaststellen of voorbereiden van besluiten tot instelling en inrichting
van tijdelijke externe adviescolleges op het terrein van het delfstoffenbeleid
Periode: 1945–
Producten: o.m. Aanstellingsbesluiten, instructies voor de secretaris, reglementen
van orde
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– Commissie-Martens (1978)
Bron: Kaderwet adviescolleges; Bijl. HdTK 1978–1979, 13 969, nr. 5
Waardering: B 4 (neerslag betreffende instelling)
V 10 jaar na vertrek uit dienst (neerslag betreffende benoeming leden)
10.
Handeling: Het vaststellen of voorbereiden van besluiten tot benoeming, ontslag e.d.
van leden, voorzitter, secretaris en ministeriële vertegenwoordigers in vaste en tijdelijke externe adviescolleges
Periode: 1945–
Producten: Aanstellings- en vacatiebesluiten
Opmerking: 1. Het secretariaat berust bij ambtenaren van het Ministerie van EZ.
2. De handelingen m.b.t. de taakuitvoering worden in een van de volgende hoofdstukken
van dit deelrapport in hun context beschreven.
Voorbeelden zijn:
– de Mijnraad (1913–): samenstelling ten hoogste 10 leden; voorzitter-lid en leden
zijn extern; secretaris/secretariaat: EZ/DGE (hoofdafd. Mijnwezen); de leden worden
voor een periode van vier jaar benoemd en zijn gedurende hun lidmaatschap geen van
allen in de olie- of gasindustrie werkzaam; vanaf 1959 kan de minister de leden van
de Mijnraad een jaarvergoeding toekennen;
– Adviescommissie Aanleg Gastransportleidingen (1952–1960)
– Commissie-Martens (1978)
Bron: Koninklijk besluit van 25 april 1913, Stb. 139, art. 9–10; Besluit van 1 juni
1959, Stb. 139; Wet Mijnraad 1970, art. 3–5; Besluit Mijnraad 1967, art. 5; Kaderwet
adviescolleges
Waardering: V 10 jaar na vertrek uit dienst
14.
Handeling: Het mede instellen en voordragen van vertegenwoordigers, dan wel het benoemen
e.d. van leden, voorzitter en ministeriële vertegenwoordigers in vaste en tijdelijke
externe adviescolleges waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij EZ berust
Periode: 1945–
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– Commissie Opslag te Land (OPLA) en werkgroepen;
Bron: –
Waardering: V 5 jaar
Overlegorganen
15.
Handeling: Het instellen en benoemen e.d. van EZ-vertegenwoordigers in externe overlegorganen
die onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken vallen:
– in het bestuur;
– in commissies, platforms e.d.
Periode: 1945–
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– Begeleidingscommissie Coördinatie Mijnsluiting;
– Programma Voorbereidingscommissie Nationaal Onderzoeksprogramma Kolen (1979);
– Begeleidingscommissie Inventarisatieonderzoek Nederlandse Kolenvoorkomens (1981)
– Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (ca. 1990–1994)
– Overleggroep met de olie- en gaswinningsindustrie (1995).
Bron: Nota Energiebeleid II (Kolen), p. 86,88; Milieuconvenant staat/olie- en gaswinningsindustrie
Waardering: V 10 jaar na benoeming
16.
Handeling: Het mede instellen en benoemen e.d. van EZ-vertegenwoordigers in externe
overlegorganen die niet onder de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken vallen:
– in het bestuur;
– in commissies, platforms e.d.
Periode: 1945–
Opmerkingen: – Stichting Nationaal Duikcentrum Nederland (NDC);
– Stichting Marine Informatie-Service (MARIS)
– Stichting Uitvoering Bodemsanering en Amovering Tankstations (SUBAT)
Bron: ICONA. Noordzee-Almanak, pp. 110–1111
Waardering: V 10 jaar na benoeming
4.1.4. Delfstoffen
Wettelijk kader
17.
Handeling: Het voorbereiden van wijzigingen van de Mijnwet 1810
Periode: 1945–
Producten: o.m. Wijzigingswet 1810 enz. tot uitvoering van Richtlijn 94/22/EG, Stb. 1996, 199
Overlegkader: SodM; mijnbouwindustrie; vakorganisaties
Bron: Mijnwet 1810, Bulletin des Lois 1810, 285; inl. mr. dr. Chr.P. Verwer, 14 mei
1996; Bijl.HdTK 1994–1995, 24 078, nr. 5, p. 9
Waardering: B 1
18.
Handeling: Het voorbereiden van wijzigingen van de Mijnwet 1903
Periode: 1945–
Producten: Voor specificatie, zie bijlagen onder regelgeving
Overlegkader: Mijnraad; SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties
Bron: Mijnbouwwet 1903, Stb. 1904, 73
Waardering: B 1
19.
Handeling: Het, in overleg met andere ministers, voorbereiden van (wijzigingen van)
algemene maatregelen van bestuur ter uitvoering van de Mijnwet 1903 en aan de mijnwet
gekoppelde nadere wettelijke regelingen
Periode: 1945–
Producten: o.m. Mijnreglement 1939, Stb. 568, Electrotechnisch Mijnreglement 1947,
Stb. H 152, ingetrokken bij Mijnreglement 1964, Groevenreglement 1941, Stcrt. 1941,
29, ingetrokken bij Groevenreglement 1947, Stb. H 27
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties; Commissies
Herziening Mijnreglement
Opmerking: 1. Volgens art. 9 van de Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wet van 13 oktober
1994, Stb. 766, gaat het om:
-
a. de verzekering van de veiligheid bij en in de mijnen;
-
b. de arbeidsomstandigheden in de mijnbouw;
-
c. het toezicht op de naleving van deze voorschriften.
2. In de Wet op de luchtverontreiniging van 1971 en andere daarop volgende milieuwetten
wordt aan de Minister van EZ speciale bevoegdheden toegekend op het gebied van regelgeving
inzake milieuvoorschriften ten aanzien van mijnen in de zin der Mijnwet. Het ontwerp
van een dergelijk genoemde amvb wordt overgelegd aan de Staten-Generaal en in de Staatscourant
bekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden binnen een termijn van ten
minste vier weken opmerkingen over het ontwerp schriftelijk ter kennis van de Minister
van EZ te brengen. De amvb’s moeten wel in overeenstemming zijn met de milieuregels
die intussen ook voor andere grote overheidswerken waren gaan gelden, zoals de verplichting
tot milieueffectrapportage e.d. Verderop in dit rapport zal nader worden ingegaan
op het milieuoverleg.
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wetten van 26 november 1970 en 13 oktober
1994, art. 9–10, en bij wet van 18 maart 1996, Stb. 199, art. 8d
Waardering: B 5
20.
Handeling: Het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling ter uitvoering
van de Mijnwet 1903 en het Mijnreglement 1939 en 1964
Periode: 1945–
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wetten van 26 november 1970 en 13 oktober
1994, art. 9, derde lid; Mijnreglement 1964, art. 3–4; SodM, DNK: Nieuwe koers, p.
8
Waardering: B 1
Opsporingswetten delfstoffen
22.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming en wijziging van wetten betreffende
de opsporing van delfstoffen in het Nederlandse territorium
Periode: 1945–
Producten: Wet(svoorstel) opsporing delfstoffen 1924 en 1967 en wijzigingsvoorstellen;
wetsontwerp tijdelijke beperking vrijheid van opsporing van delfstoffen
Overlegkader: SodM; Mijnbouwindustrie; vakorganisaties
Bron: Zie product
Waardering: B 1
23.
Handeling: Het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling ter uitvoering
van de wetten betreffende de opsporing van delfstoffen
Periode: 1945–
Producten: Ministeriële regelingen, b.v. de eisen te stellen aan de kaart die bij
een aanvraag voor een boorvergunning ingeleverd moet worden
Overlegkader: SodM; Mijnbouwindustrie; vakorganisaties
Bron: Wet opsporing delfstoffen 1967, art. 5, tweede lid
Waardering: B 1
Ontgrondingenwet
25.
Handeling: Het in normalisatie- en standaardisatiecommissies leveren van bijdragen
in het opstellen van (buitenwettelijke) normen en richtlijnen
Periode: 1945–
Producten: o.m. Bijzondere emissierichtlijn (NER) voor mijnbouwinstallaties op het
land en op zee
Overlegkader: o.m.
Periode: 1945–
Opmerking: 1. Het betreft deelname aan verschillende commissies van het Nederlandse
Electrotechnische Comité (NEC), het Nederlands Normalisatie Commissie (NNI) en in
mindere mate van het RIVM.
2. SodM vervult in normalisatiecommissies m.b.t. de werktuigbouw en electrotechniek
soms het voorzitterschap; het secretariaat berust in de regel bij het NNI.
3. Zie verder hoofdstuk internationale samenwerking.
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1994, pp. 42–43; SodM, DNK nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan 1997),
p. 12
Waardering: V 1 jaar
Mijnwetgeving Continentaal Plat
26.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming en wijziging van de Mijnwet Continentaal
Plat, Stb. 1965, 425
Periode: 1963–
Producten: Ontwerp-wet, MvT, stukken t.b.v. parlementaire behandeling
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Bron: Zie producten
Waardering: B 1
27.
Handeling: Het stellen van nadere voorschriften bij algemene maatregel van bestuur
ter uitvoering van de Mijnwet Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Ontwerp-wet, MvT, stukken t.b.v. parlementaire behandeling
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Bron: Zie producten
Waardering: B 1
28.
Handeling: Het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling ter uitvoering
van het Mijnreglement Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Voor specificatie, zie bijlagen onder regelgeving
Overlegkader: SodM Bestuurders van mijnondernemingen en vakorganisaties
Bron: o.m. Mijnwet 1965, zoals gewijzigd bij wet van 18 maart 1996, Stb. 199, art.
6a; MCP, art. 27
Waardering: B 1
29.
Handeling: Het bij aanschrijving uitvaardigen van nadere richtlijnen ter uitvoering
van het Mijnreglement Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Circulaires.
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen evt. bedrijfschappen
Bron: SodM, Aanschrijvingen en richtlijnen; SodM, Jaarverslag IGM 1994, pp. 42–43;
SodM, Juridisch Kader, p. 9
Waardering: B 5
Integrale mijnwetgeving
31.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming en wijziging van de integrale wet
voor de mijnbouw op het vasteland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat
Periode: 1985–
Product: Mijnbouwwet
Overlegkader: SodM; mijnbouwindustrie; andere ministeries
Bron: Nota speciale projecten directie EOG 1996, notanr. E/EOG/G/96009602; inl. mr.
H.W. van der Laan, (E/EOG), 17 april 1996; SodM, DNK, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan SodM
1997), p. 3
Waardering: B 1
32.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming en wijziging van een integrale mijnbouwbesluiten
voor de mijnbouw op het vasteland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat
en van amvb’s naar aanleiding van de nieuwe mijnbouwwet
Periode: 1985–
Overlegkader: SodM; mijnbouwindustrie; andere ministeries
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid om in gevallen van urgentie regels te
stellen, die binnen een bepaalde termijn in een amvb moeten worden omgezet.
Bron: SodM, DNK, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan SodM 1997),
Waardering: B 1
33.
Handeling: Het op basis van geïntegreerde mijnreglementen en mijnbouwbesluiten stellen
van ministeriële regels die zowel voor het vasteland als voor het Nederlandse deel
van het Continentaal Plat gelden
Periode: 1995–
Overlegkader: SodM; mijnbouwindustrie; vakbonden
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1994, p. 43
Waardering: B 5
Wetgeving aardoliecrisisbeheersing
34.
Handeling: Het voorbereiden van (wijzigingen van) wetgeving inzake de voorraadvorming
van aardolieproducten
Periode: 1970–
Producten: Wet voorraadvorming aardolieproducten, Stb. 1976, 569, zoals gewijzigd
bij wet van 24 december 1986, Stb. 674
Bron: Zie producten
Waardering: B 1
35.
Handeling: Het geven van nadere voorschriften bij algemene maatregel van bestuur ter
uitvoering van de Wet voorraadvorming aardolieproducten
Periode: 1975–
Producten: Besluit van 9 maart 1977, Stb. 155, Besluit van 30 december 1986, Stb.
702 (nihilstelling voor de heffing van zware oliën), Besluit van 5 juli 1993 (wijziging
heffingsbedragen)
Opmerking: Het betreft de uitvoering van art. 1, derde lid en art. 3, derde lid, en
art. 13i, tweede lid.
Bron: Zie producten
Waardering: B 5
36.
Handeling: Het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling ter uitvoering
van de Wet voorraadvorming aardolieproducten
Periode: 1975–
Producten: Ministeriële regelingen, gepubliceerd in de Stcrt., betreffende:
– Uitvoering art. 4, zesde lid (toegestane hoeveelheid vervaardigde aardolieproducten
uit ruwe aardolie of halffabrikaten), 18 februari 1977, Stcrt. 1977, 40;
– Uitvoering van art. 7, tweede lid (vermindering van omvang voorraadverplichting
in crisissituatie; niet uitgevoerd);
– Uitvoering van art. 9, eerste lid (formulieren);
– Uitvoering van art. 9, derde, vierde en vijfde lid (niet uitgevoerd);
– Uitvoering van art. 10, vierde lid
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten
Waardering: B 1
37.
Handeling: Het voorbereiden van (wijzigingen van) de Wet uitvoering internationaal
energieprogramma, Stb. 1979, 187
Periode: 1974–
Bron: Stb. 1979, 187, zoals laatstelijk gewijzigd bij Wet van 16 december 1993, Stb.
650
Waardering: B 1
38.
Handeling: Het stellen van nadere regels bij ministeriële regeling ter uitvoering
van de Wet uitvoering internationaal energieprogramma
Periode: 1974–
Producten: Ministeriële regelingen, gepubliceerd in de Stcrt.: Beschikking (aanvullende)
gegevens aardolieproducten 1980, Stcrt. 1980, 4, en Regeling gegevens aardolieproducten
1985, Stcrt. 1985, 20
Bron: Wet uitvoering internationaal energieprogramma, art. 10
Waardering: B 1
39.
Handeling: Het vanuit het belang van het aardoliecrisisbeleid bijdragen in de toestandkoming
en wijziging van economische noodwetten, dan wel het vaststellen van daarop berustende
voorschriften
Periode: 1945–
Overlegkader: CMPC en WJA
Opmerking: 1. Het gaat om de uitvoering van de Distributiewet 1939, de Prijzennoodwet
1984, e.d. en om ministeriële regelingen zoals:
– Aanwijzing aardolie en aardolieproducten als distributiegoederen, Stcrt. 1973, 211;
– Instellingsbeschikking Rijksbureau voor Aardolieproducten 1973, Stcrt. 1973, 220;
– Beschikking verbruiksbeperking motorbrandstoffen tijdens het weekeinde, Stcrt. 1973,
211.
De wetten als zodanig worden door de Ministerraad vastgesteld, de in de wetten aangegeven
noodsituaties door de Minister-President uitgeroepen.
2. Ook de In- en uitvoerwet, Stb. 1962, 295, hoewel geen economische noodwet, kan
gebruikt worden; zie b.v. de Uitvoerbesluit aardolieproducten 1979, Stb. 545.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten; bijl. HdTK 1993–1994, 23 531, nr. 1,
pp. 12–14; zie verder onder opmerking
Waardering: B 1
Overige wetgeving
40.
Handeling: Het o.g.v. art. 2 van de Prijzenwet, Stb. 1965, 646 bij ministeriële regeling
vaststellen van maximumprijzen voor bepaalde aardolieproducten die op de binnenlandse
markt aangeboden worden
Periode: 1965–
Producten: Prijzenbeschikking aardolieproducten 1982, Stcrt. 1981, 252, en volgende
wijzigingen.
Overlegkader: Oliemaatschappijen en branche-organisaties
Opmerking: Het maximumprijssysteem was laatstelijk in 1975–1982 van kracht. Voor de
toelichting, zie hoofdstuk 13,4.
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 197–198; Prijzenwet, Stb. 1965, 646, art. 2
Waardering: B 1
41.
Vervallen.
42.
Vervallen.
4.1.5. Internationale samenwerking
43.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
het Permanent Orgaan voor de Veiligheid en de Gezondheidsvoorwaarden in de Steenkoolmijnen
(sedert 1974: en andere winningsindustrieën) en andere adviescomités, ter voorbereiding
van besluiten van de Hoge Autoriteit/Commissie m.b.t. het Europese steenkolenbeleid
Periode: 1952–
Opmerking: 1. Een ander adviescomité is het Gemengd Comité, een samenwerkingsorgaan
van nationale regeringen en de Hoge Autoriteit.
2. Na 1974 ligt het accent van de werkzaamheden op de olie- en gaswinning; zie par.
Aardolie- en aardgasbeleid van de EG/EU.
Bron: Rademakers, Staatstoezicht op de Mijnen, p. 14, p. 17; inl. J. Ausems (SodM),
1 mei 1997; Beschikking nr. 2424/88/EGKS van de Commissie van 29 juli 1988 betr. bescherming
tegen invoer met dumping of subsidiëring uit niet-EGKS-landen, art. 6
Waardering: B 1
44.
Handeling: Het ten behoeve van het algemene sociaal-economische EGKS-beleid aan de
Hoge Autoriteit/Commissie verstrekken van informatie
Periode: 1952–
Opmerking: 1. De gegevensverstrekking dienen als basis voor statistieken, studies
of programma’s, die de Hoge Autoriteit met het oog op de beleidskoers van de EGKS
opstelt.
2. Vanwege de Hoge Autoriteit gesubsidieerde onderzoeken worden ter beschikking van
alle belanghebbenden gesteld.
Bron: EGKS-Verdrag, art. 46–47, 5
Waardering: V 1 jaar
45.
Handeling: Het informeren en verstrekken van gegevens aan de Hoge Autoriteit/Commissie
over nationale maatregelen en maatregelen van derden die de concurrentieverhoudingen
van de kolenmijn- en staalindustrie kunnen aantasten
Periode: 1952–
Bron: EGKS-Verdrag, art. 66–67; Beschikking nr. 2424/88/EGKS van de Commissie betr.
bescherming tegen invoer met dumping of subsidiëring uit niet-EGKS-landen
Waardering: B 1
46.
Handeling: Het bij de Hoge Autoriteit/Europese Commissie verzoeken om machtiging voor
het verlenen van nationale steunmaatregelen en om de toekenning van communautaire
steun t.b.v de kolenmijnindustrie en nevenindustrieën
Periode: 1952–
Producten: Aanvrage en gegevens
Opmerking: Een communautaire steunregeling is de steunregeling voor cokeskolen en
cokes voor de ijzer- en staalindustrie (Beschikking 37/287/EGKS van 15 juli 1973).
Bron: EGKS-Verdrag, art. 56; diverse steunmaatregelen, b.v. Beschikking Hoge Autoriteit
nr. 3/65 van 17 februari 1965 betreffende de communautaire regeling voor de steunmaatregelen
van de deelnemende staten t.b.v. de kolenmijnindustrie; De Maar, Energierecht, pp.
7–8
Waardering: B 1
47.
Handeling: Het instellen van beroep bij het Hof van Justititie van de EGKS tot nietigverklaring
van beschikkingen of aanbevelingen van de Hoge Autoriteit/Commissie of het achterwege
blijven daarvan, danwel tegen de besluiten van de Vergadering/Parlement of van de
Raad van Ministers
Periode: 1952–
Producten: Beroepen en uitspraken
Bron: EGKS-Verdrag, art. 33–38
Waardering: B 1
Besluitvorming in het kader van de Raad van Ministers
48.
Handeling: Het bijdragen in de totstandkoming en wijziging van het Verdrag van Parijs
tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS-Verdrag) en ander
Verdragsrecht
Periode: 1950–
Producten: Bijdragen aan EGKS-Verdrag
Opmerking: 1. ‘Ander Verdragsrecht’ zijn protocollen, toetredingsverdragen.
2. De parlementaire goedkeuring valt ook onder deze handeling. Voor de Nederlandse
goedkeuringswet, zie Stb. 1952, 83.
Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken, EZ/BEB
Bron: Verdrag oprichting EGKS; Borchardt, Gemeenschapsrecht, p. 33
Waardering: B 1
49.
Handeling: Het bijdragen in het ambtelijke en bestuurlijke vooroverleg t.b.v. de Nederlandse
standpuntbepaling in EGKS-Raadsaangelegenheden
Periode: 1952–
Producten: Bijdragen aan b.v. instructie PV, overleg met belangenorganisaties
Opmerking: 1. Samenstelling ICCE ca. 1985: EZ (7), overige betrokken departementen
(1) m.u.v. SZW (2). Voorz. en secr. ca. 1985: EZ/BEB/directie Integratie.
2. Voor de ambtelijke voorportalen en onderraden van de ministerraad, zie PIVOT-rapport
1 (Onderraden en ambtelijke voorportalen).
Bron: SIC, 2e Interimrapport, II, p. 115
Waardering: B 1
50.
Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raadswerkgroep met betrekking
tot EGKS-aangelegenheden
Periode: 1952–
Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie hierboven.
Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III
Waardering: B 1
51.
Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raad van Ministers met
betrekking tot EGKS-aangelegenheden
Periode: 1952–
Producten: Bijdragen aan ministersdossier
Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie handeling
hierboven.
Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III
Waardering: B 1
Aardolie- en aardgasbeleid van de EG/EU
52.
Handeling: Het leveren van bijdragen in de fase van de voorbereiding van een Commissievoorstel
voor de Raad t.b.v. het Europese aardolie- en aardgasbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: De bijdrage kan in het kader van een ad hoc expertcomité geleverd worden
of – informeler – in de vorm van lobbyen bij de diensten van de Commissie, DG Energie.
Een vast expertcomité is het Permanent Orgaan voor de Veiligheid en de Gezondheidsvoorwaarden
in de Steenkoolmijnen (sedert 1974:) en andere Winningsindustrieën (zie ook hierboven
par. Steenkolenbeleid van de EGKS en EEG).
Bron: Kohll, Lobbyen; inl. J. Ausems (SodM), 1 mei 1997
Waardering: B 1
53.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
de Raadswerkgroep Energie en in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers m.b.t.
het Europese aardolie- en aardgasbeleid
Periode: 1958–
Producten: PV-instructie, verslagen
Opmerking: Onder ‘opstellen’ valt de gehele ambtelijke en bestuurlijke voorbereiding
in CoCo, PV-instructieoverleg, evt. REZ en in de Werkgroep beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Bron: Mahler, Totstandkoming richtlijnen, p. 33
Waardering: B 1
54.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
de Ministerraad (Energieraad) m.b.t. het Europese aardolie- en aardgasbeleid
Periode: 1958–
Producten: Bijdragen aan ministerdossier Energieraad, verslag
Bron: Mahler, Totstandkoming richtlijnen, pp. 33–34
Waardering: B 1
55.
Vervallen.
Nederlandse inbreng in besluitvorming Europese Commissie
56
Handeling: Het leveren van bijdragen bij de voorbereiding van een Commissiebesluit
(niet zijnde een voorstel voor de Raad) m.b.t. het Europese aardolie- en aardgasbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: De bijdrage kan in het kader van een ad hoc expertcomité geleverd worden
of – informeler – in de vorm van lobbyen bij de diensten van de Commissie, DG Energie.
Vaste expert-comités zijn b.v.
– het Permanente Orgaan voor de Veiligheid en de Gezondheidsvoorwaarden in de Steenkoolmijnen
(sedert 1974) en andere Winningsindustrieën (zie ook hierboven par. Steenkolenbeleid
van de EGKS en EEG);
– de bij Richtlijn van de Raad van 24 juli 1973 (73/238/EEG) ingestelde Oil Supply
Group (OSG), die door de Commissie wordt geconsulteerd over de invoering van een vergunningenstelsel
voor de handel in aardolieproducten in een oliecrisis.
Bron: Kohll, Lobbyen; inl. J. Ausems (SodM), 1 mei 1997.
Waardering: B 1
57.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
een van de raadgevende comités van de Commissie van de EEG
Periode: 1957–
Opmerking: De raadgevende comités hebben een beperkte invloed.
Bron: Borchardt, Gemeenschapsrecht, pp. 50–51
Waardering: B 1
58.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
een van de ‘comités van beheer’ of van de ‘reglementeringscomités’ van de Commissie
van de EEG
Periode: 1957–
Opmerking: Deze adviescomités hebben een grote invloed op de besluitvorming. De comités
van beheer zijn vooral werkzaam op het gebied van de landbouwmarkt.
Bron: Borchardt, Gemeenschapsrecht, pp. 50–51
Waardering: B 1
59.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
de Raad inzake ‘beroepen’ van een adviescomité tegen een concept-besluit van de Commissie
Periode: 1962–
Bron: Borchardt, Gemeenschapsrecht, pp. 50–51
Waardering: B 1
60.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
begeleidingswerkgroepen voor de implementatie van richtlijnen, het oprichten van communautaire
instellingen en de uitvoering van communautaire actieprogramma’s
Periode: 1958–
Bron: Besluit Commissie inzake onderzoeksprogramma veiligheid in de steenkolenmijnen,
PbEG nr. C 010 van 14/01/77
Waardering: B 1
Informatieverstrekking aan de Commissie
61.
Handeling: Het verkrijgen en periodiek verstrekken van gegevens aan de EG-Commissie
ten behoeve van het EG-crisisbeleid op het gebied van de aardolievoorziening
a. periodieke gegevensverstrekking;
b. gegevens in crisistijd.
Periode: 1972–
Producten: Rapportages binnenlandse afleveringen olieproducten
Bron: Diverse EG-verordeningen, o.a. nr. 72/1055, PbEG, L 120; Beschikking van de
EG-Commissie van 28 september 1978; ministeriële regelingen inzake gegevens aardolieproducten,
b.v. Stcrt. 1980, 4; inl. drs. F.G.M. Wieleman (DGE/EOG), augustus 1996.
Waardering: V 10 jaar
62.
Handeling: Het informeren van de Commissie over de implementatie van communautaire
regelingen op het gebied van aardolie- en aardgasbeleid in het Nederlandse recht
Periode: 1957–
Producten: Mededelingen en teksten, overzichten
Opmerking: Voor de implementatie van EG-regelgeving, zie hoofdstuk wettelijk kader.
Bron: b.v. Richtlijn 92/91/EEG, art. 12, lid 1–4
Waardering: B 3
63.
Handeling: Het doen van mededelingen aan de Commissie inzake de uitvoering in Nederland
van aardolie- en aardgasaangelegenheden van communautair belang
Periode: 1957–
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– communautaire informatie- en overlegprocedure inzake de prijzen van ruwe aardolie
en aardolieproducten;
– investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en
elektriciteit.
Bron: b.v. Verordening EEG-Raad nr. 1056/72 van 18 mei 1972; ; zie b.v. Richtlijn
EEG-Raad nr. 76/491/EEG van 4 mei 1976
Waardering: B 3
Verzoeken om Commissie-beschikkingen
64.
Handeling: Het aan de Commissie verzoeken om toekenning van een beschikking (machtiging,
ontheffing e.d.) ter uitvoering van EEG-regelingen op het gebied van Europees aardolie-
en aardgasbeleid
Periode: 1957–
Opmerking: Voorbeelden:
– beschikking Commissie betr. steunmaatregel Nederland t.b.v. een investering in de
petrochemische sector, 1981;
– ontheffing Commissie van de eisen van de Richtlijn voor de opsporing en winning
van olie en gas;
– machtiging Commissie voor invoering vergunningstelsel in een oliecrisis.
Bron: Kapteyn en VerLoren van Themaat, Inleiding EG-Recht, p. 738, nt. 386; Repertorium
Gemeenschapswetgeving, I, p. 877; Beschikking Commissie van 28 sept. 1978, nr. 78/890/EEG
Waardering: B 1
Benelux
65.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
het Comité van Ministers van de Benelux m.b.t. een gemeenschappelijk energiedelfstoffenbeleid
Periode: 1948–
Bron: Handboek Crisisbeheersing EZ, pp. 49–50; EG-Almanak
Waardering: B 1
66.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in
de ambtelijke werkgroepen en in de Raad van de Economische Unie m.b.t. een gemeenschappelijk
energiedelfstoffenbeleid
Periode: 1948–
Bron: Handboek Crisisbeheersing EZ, pp. 49–50; EG-Almanak
Waardering: B 1
PARCOM, OSCOM en OSPAR-Commissie
67.
Handeling: Het, vanuit het belang van de off-shore olie- en gaswinningsindustrie,
leveren van bijdragen in de Nederlandse standpuntbepaling in de ministerconferentie
en de jaarvergaderingen van de PARCOM, OSCOM en de OSPARCOM
Periode: 1972–
Producten: Bijdragen in Coördinatiecommissie voor Internationale Milieuvraagstukken
(CIM), subgroep CIM-Water
Bron: PIVOT-rapport nr. 28 (Waterstaat), pp. 140–143; inl. drs. P.R. Seeger, 6 mei
1996
Waardering: V 10 jaar
68.
Handeling: Het, vanuit het belang van de off-shore olie- en gaswinningsindustrie,
leveren van bijdragen in de Technical Working Group (TWG), na 1993 van het Programmes
and Measures Committee (PRAM)
Periode: 1974–
Opmerking: De vergaderingen worden interdepartementaal, onder voorzitterschap van
de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat (V&W), voorbereid. Deelnemers zijn naast V&W,
VROM, LNV en EZ.
Bron: PIVOT-deelrapport nr. 28 (Waterstaat) pp. 140–143
Waardering: V 10 jaar
69.
Handeling: Het, vanuit het belang van de off-shore olie- en gaswinningsindustrie,
opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in de bijeenkomsten
van de Group on Oil Pollution (GOP), vanaf 1993 de Working Group on Sea-Based Activities
(SEBA)
Periode: 1974–
Opmerking: 1. Andere deelnemers in het internationaal overleg zijn vertegenwoordigers
van V&W en VROM;
2. In 1992 organiseerde SodM een workshop over harmonisering van toxicologische testmethoden.
Bron: PIVOT-deelrapport nr. 28 (Waterstaat) pp. 140–143; SodM, Jaarverslag SodM 1981,
p. 8, 1992, pp. 66–67, 1994, p. 45
Waardering: V 10 jaar
70.
Handeling: Het, vanuit het belang van de off-shore olie- en gaswinningsindustrie,
opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in de bijeenkomsten
van de Working Group on Radioactivity (RAD)
Periode: 1974–
Opmerking: Ander deelnemers in het internationaal overleg zijn vertegenwoordigers
van V&W, VROM en RIZA.
Bron: PIVOT-deelrapport nr. 28 (Waterstaat) pp. 140–143; inl. drs. P.R. Seeger (DGE/EOG),
6 mei 1996
Waardering: V 10 jaar
Noordzee-ministersconferentie (NZMC)
73.
Handeling: Het, vanuit het belang van de off-shore olie- en gaswinningsindustrie,
opstellen en inbrengen van bijdragen in het nationale vooroverleg ter voorbereiding
van de Noordzee-ministersconferenties
Periode: 1984–
Overlegkader: CIM
Bron: PIVOT-rapport nr. 28 (Waterstaat), pp. 150–152; SodM, Jaarverslag 1981, p. 10,
1995, p. 32
Waardering: B 1
Vergelijkbare gegevens in Waterstaat, handelingen: 273–277.
Standaardisatie-organisaties
74.
Vervallen.
VN-Economische Commissie voor Europa (ECE)
77.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
bijeenkomsten of seminars van de Working Party on Gas van de ECE
Periode: 1947–
Opmerking: Voor bijdragen aan het ministersdossier voor de jaarlijks plenaire vergadering
van de Economische Commissie voor Europa, zie deelrapport algemeen energiebeleid.
Bron: Inl. ing. F.R. van Noord (E/EOG), 17 april 1996
Waardering: B 1
78.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen in bijeenkomsten van
de Group of Experts on Transport and Storage of Gas e.a. expertcommissies van de ECE
Periode: 1947–
Opmerking: Vanaf 1990 levert SodM geen aktieve bijdrage meer aan het overleg in de
Group of Experts on Transport and Storage of Gas.
Bron: Archieven MEZ, Archief Commissie-Dozy nr. 3: antwoorden RGD op vragenlijst Commissie-Dozy,
1973; inl. ing. F.R. van Noord (E/EOG), 17 april 1996, en ... J. Ausems (SodM), 1 mei
1997
Waardering: B 1
79.
Handeling: Het verzamelen en verstrekken van statistische e.a. informatie aan de ECE
Periode: 1945–
Overlegkader: Gasunie en Gastec en Vereniging van Energiebedrijven
Opmerking: DGE/EOG coördineert: zet de vragenlijsten van de ECE uit bij de (brancheorganisaties
van de) gasbedrijven en redigeert de antwoorden.
Bron: Inl. ing. F.R. van Noord (E/EOG), 17 april 1996
Waardering: V 1 jaar
VN-Internationale Labour Organisation (ILO)
80.
Handeling: Het leveren van bijdragen in het nationaal vooroverleg en in het overleg
in een van de vaste adviescommissies of technische subcommissies van de van de ILO
Periode: 1945–
Bron: Rademakers, Staatstoezicht op de Mijnen, p. 13
Waardering: B 1
VN-Internationale Maritieme Organisatie (IMO)
82.
Vervallen.
VN-Verdrag van Genève inzake het Continentaal Plat
83.
Handeling: Het bijdragen in het onderhandelen over en sluiten van internationale,
multilaterale verdragen inzake de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen
in de Noordzee
Periode: 1945–
Producten: m.n. Verdrag van Genève inzake het Continentale Plateau, Trb. 1959, 126.
De Minister van EZ is aan Nederlandse zijde niet de ‘trekker’.
Opmerking: Voor de grensverdragen, zie par. bilaterale verdragen.
Bron: SodM, NKD: Juridisch kader (1996), p. 7; Verdrag van Genève inzake het Continentale
Plateau, Trb. 1959, 126
Waardering: B 1
VN-Olieschadefonds
84.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming, wijziging of beëindiging
van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een Internationaal fonds voor vergoeding
van schade door verontreiniging door olie, Trb. 1971, 101
Periode: 1970–
Bron: Zie handeling
Waardering: B 1
85.
Handeling: Het, overeenstemmen met de Minister van Justitie en V&W inzake het opstellen
en leveren van Nederlandse standpunten en bijdragen in de Algemene Vergadering en
de Uitvoerende Commissie van het VN-Olieschadefonds
Periode: 1981–
Producten: Bijdragen aan instructies en verslagen
Bron: Wet schadefonds olietankschepen, Stb. 1981, 294
NB. Voor de informatieverstrekking ter uitvoering van dit verdrag, zie hoofdstuk 13.2.
Waardering: B 1
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
86.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
organen van de OEES, vanaf 1961 de OESO inzake een gezamenlijk aardolie-energiebeleid
en het daarmee samenhangende crisisbeheer
Periode: 1956–1974
Opmerking: Overlegorganen van de OESO zijn de Raad en het Olie Comité.
Bron: Barents, Aardoliemechanisme, p. 715; De Maar, Energierecht, pp. 73–74
Waardering: B 1
International Energy Agency (IEA)
87.
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming en wijziging van de overeenkomst inzake
een internationaal energieprogramma, waaronder de oprichting van het Internationaal
Energie-Agentschap
Periode: 1974–1976
Producten: Bijdragen aan besluitvorming van de ECG en de goedkeuring in 1976 van de
Overeenkomst internationaal energieprogramma door de Tweede Kamer.
Opmerking: 1. Het overleg vond plaats in:
– een ministeriële conferentie van een aantal OESO-landen, door de Verenigde Staten
in Washington bijeengeroepen in febr. 1974; de voorzitters van de EG-Raad en Commissie
vertegenwoordigden de EG-landen;
– de (ambtelijke) Energy Coordinating Group (ECG), onderdeel van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
2. De overeenkomst geldt niet voor Suriname, bij de ondertekening nog lid van het
Koninkrijk, en voor de Nederlandse Antillen.
Bron: MvT Overeenkomst internationaal energieprogramma 1974
Waardering: B 1
88.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
de Governing Board van het Internationaal Energie-Agentschap m.b.t. de uitvoering
van het internationaal energieprogramma
Periode: 1974–
Opmerking: Voor beleid m.b.t. energiebesparing, zie deel I van dit RIO: energiebesparing.
Bron: Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma 1974
Waardering: B 1
89.
Handeling: Het leveren van bijdragen tot het opstellen en inbrengen van Nederlandse
standpunten en bijdragen m.b.t. de uitvoering van het internationaal energieprogramma
in de IEA-Standing Group on Emergy Questions (SEQ) en de IEA-Standing Group on the
Oil Market (SOM)
Periode: 1974–
Opmerking: 1. In de SEQ de permanente vertegenwoordiger van de OECD (BuZa) vertegenwoordigd.
2. Voor handelingen in de Standing Group on Long-term Cooperation (SLT), de Standing
Group on Relations with Producer and other Consumer Countries en het Committee on
Energy Research and Technology (CERT), zie deel I van dit RIO: energiebesparing.
Bron: Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma 1974
Waardering: B 1
90.
Handeling: Het aanwijzen van een of twee leden van het Panel of Arbitrators, waaruit
Arbitration Panels geformeerd kunnen worden ten behoeve van geschillenbeslechting
voortvloeiend uit crisismaatregelen van het International Energy Agency
Periode: 1980–
Opmerking: De arbiters moeten deskundig en onafhankelijk zijn.
Bron: Handvest Centrum voor geschillenbeslechting IEA 1980
Waardering: V 10 jaar na vertrek uit dienst
91.
Handeling: Het bijdragen in de beheerskosten van het Internationaal Energie-Agentschap
Periode: 1974–
Opmerking: De arbiters moeten deskundig en onafhankelijk zijn.
Bron: Handvest Centrum voor geschillenbeslechting IEA 1980
Waardering: V 7 jaar
92.
Handeling: Het op vrijwillige basis en krachtens de Wet uitvoering internationaal
energieprogramma (Wet IEP), art. 10, van olieproducenten en oliehandelaren verkrijgen
en verstrekken van periodieke gegevens inzake bepaalde categorieën aardolieproducten
t.b.v. het Internationaal Energie Agentschap en het nationaal beleid
Periode: 1970–
Producten: Convenant Minister van EZ met multinationale ondernemingen, gevestigd in
Nederland; Monthly Oil Statistics (MOS) o.b.v. ZO29 vragenlijsten via het CBS.
Overlegkader: Olie Overleg Groep
Opmerking: 1. De informatie t.b.v. het IEG is bestemd voor:
– de algemene afdeling van het IEA-Secretariaat, dat inzicht moet bieden in de ontwikkelingen
op de internationale oliemarkt en de activiteiten van de oliemaatschappijen, en
– de bijzondere afdeling van het IEA-Secretariaat, dat een doeltreffende uitvoering
van de crisismaatregelen moet waarborgen.
2. De categorieën informatieplichtigen zijn in achtereenvolgende ministeriële Regelingen
gegevens aardolieproducten omschreven (zie bijlagen).
3. Er zijn 8 typen formulieren.
Bron: Overeenkomst internationaal energieprogramma, hoofdstuk V; Wet uitvoering internationaal
energieprogramma, art. 10, en MvT; Regeling gegevens aardolieproducten 1985, Stcrt.
20; inl. drs. F.G.M. Wieleman (DGE/EOG), augustus 1996
Waardering: V 5 jaar
93.
Handeling: Het op verzoek van de IEA en ten behoeve van de verslaglegging van de SEQ
beantwoorden van vragenlijsten en verstrekken van inlichtingen bij het diepgaand IEA-onderzoek
(‘ìn depth review’) ten aanzien van het oliecrisisbeleid
Periode: 1970–
Producten: Convenant Minister van EZ met multinationale ondernemingen, gevestigd in
Nederland; Monthly Oil Statistics (MOS) .
Overlegkader: Olie Overleg Groep
Bron: Overeenkomst internationaal energieprogramma, hoofdstuk V; Wet uitvoering internationaal
energieprogramma, art. 10, en MvT; Regeling gegevens aardolieproducten 1985, Stcrt.
20; inl. drs. F.G.M. Wieleman (DGE/EOG), augustus 1996
Waardering: V 5 jaar
Noordatlantische Verdragsorganisatie (NAVO)
94.
Handeling: Het vanuit het aardoliebelang leveren van bijdragen in de SCEPC-voorbespreking
over de standpuntbepaling van Nederland in de permanente en plenaire vergaderingen
van de Senior Civil Emergency Planning Committee (SCEPC)
Periode: 1949–
Producten: Bijdragen in agenda’s en instructies o.g.v. rapportages en SCEPC-stukken
Opmerking: BiZa is penvoerend minister in de permanente vergaderingen, BuiZa in de
plenaire vergaderingen. De permanente vergadering, waarin de permanente vertegenwoordigers
van de NAVO-lidstaten zitting hebben, komt in principe maandelijks bijeen. Deelnemers
van de voorbespreking zijn: DEF, BiZa, V&W, EZ, LNV.
Bron: NAVO, Feiten en cijfers, pp. 291–193
Waardering: B 1
NB: Alleen voor zover het bijdragen van het Ministerie van Economische Zaken betreft.
95.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van standpunten en bijdragen in het nationaal
vooroverleg, in de voorbereidende Werkgroep en in het Petroleum Planning Committee
(PPC):
– nationaal vooroverleg met Defensie;
– voorbereidende Werkgroep van de PPC;
– Plenaire Vergadering van de PPC.
Periode: 1949–
Bron: NAVO, Feiten en cijfers, pp. 291–193; inl. drs. M.G.H. Ruiter, 6 juni 1996
Waardering: B 1
96.
Handeling: Het leveren van bijdragen in de planning en voorbereiding van oefeningen
van de NATO Wartime Oil Organisation (NWOO), dan wel in de Civil Emergency Coordination
Cell (CECC)
Periode: 1945–
Producten: Bijdragen in oefeningen, rapportages aan PCC
Bron: NAVO, Feiten en cijfers, pp. 291–193
Waardering: B 1
97.
Handeling: Het in militaire en civiele crisissituaties voeren van overleg met de Petroleum
Experts Group (PEG), hetzij ten behoeve van de NATO Wartime Oil Organisation (NWOO),
hetzij ten behoeve van de Civil Emergency Coordination Cell (CECC)
Periode: 1945–
Bron: Inl. drs. M.G.H. Ruiter, 6 juni 1996
Waardering: B 6
Niet-gouvernementele organisaties
98.
Handeling: Het technisch organiseren van vergaderingen, symposia, beurzen e.d. van
niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de steenkool-, aardolie- en aardgasvoorziening
Periode: 1945–
Producten: convocaten e.d.
Bron: SodM, Jaarverslag 1981, p. 9
Waardering: V 1 jaar
99.
Handeling: Het ambtelijk participeren in vergaderingen, symposia, beurzen e.d. van
niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de steenkool-, aardolie- en aardgasvoorziening
Periode: 1945–
Producten: Verslagen
Opmerking: Het betreft hier voor een deel participatie uit het feit dat er staatsbelangen
in het geding zijn in de bedrijfsvoering van de desbetreffende doelgroepen.
Bron: SodM, Jaarverslag 1981, p. 9
Waardering: V 1 jaar
Bilateraal overleg
100.
Handeling: Het voorbereiden van kolenmijngrensverdragen met de regering van Duitsland
en België
Periode: 1945–
Opmerking: De verdragen worden al dan niet bij wet door de Staten-Generaal goedgekeurd.
Bron: b.v. Verdrag met België over een verdere vaststelling van een ontginningsgrens
aan weerzijden van de landsgrens langs de Maas gelegen kolenmijnen, Trb. 1963, 83
Waardering: B 1
101.
Handeling: Het voorbereiden en sluiten van grensverdragen, dan wel bijdragen in de
totstandkoming van grensverdragen inzake de opsporing en winning van aardolie en aardgas
op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Voorbeelden zijn:
– Verdrag tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding, Trb. 1962, 54;
– Verdrag met Duitsland van 28 januari 1971;
– Markhamovereenkomst met Groot-Brittanië en Noord-Ierland over de winning van delfstoffen
in blok J6 en het Markhamveld, goedgekeurd bij Wet goedkeuring en uitvoering, Stb.
1992, 673;
– Verdrag met Noorwegen over Nedpipe.
Opmerking: Tot het onderdeel ‘bijdragen in de totstandkoming’ behoort het algemeen
Verdrag met de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van met de grens verband houdende
maatregelen e.a. tussen beide landen bestaande problemen, Trb. 1960, 67, en het Eems-Dollard
Verdrag, Trb. 1962, 54.
Bron: Zie producten
Waardering: B 1
102.
Handeling: Het sluiten en uitvoeren van bilaterale overeenkomsten inzake het verrichten
van aanvullende werkzaamheden op het terrein dat door de overeenkomst inzake een internationaal
energieprogramma bestreken wordt
Periode: 1974–
Producten: Bilaterale overeenkomsten met Duitsland, Benelux-partners e.a. Europese
landen, verslagen onderhandelingen en overleg voor of tijdens oliecrisis
Opmerking: 1. Voorbeelden zijn:
– overeenkomsten met Duitsland, België en Luxemburg, waarbij Nederland garandeert
dat het de door- en uitvoer van olie bestemd voor in die staten werkzame bedrijven,
niet zal belemmeren. Met Engeland en Ierland handelt Nederland, alsof er dergelijke
overeenkomsten bestaan; de overeenkomsten zijn onderworpen aan parlementaire goedkeuring;
– zgn. bilaterale voorraadreserveringen: onder bilaterale akkoorden is het mogelijk
de voorraadplicht te laten overnemen door een maatschappij in het land waarmee zo’n
akkoord gesloten is. In de praktijk betreft het voorraden die bij ondernemingen in
Nederland liggen, ter dekking van een voorraadplicht van andere landen. Ook zijn er
reserveringen in Duitsland en België t.b.v. Nederland. Beide overheden keuren de commerciële
transactie tot overneming goed.
2. Een voorlopig administratief akkoord tussen de Ministers van EZ van Duitsland en
Nederland, Trb. 1971, 2, heeft model gestaan voor de overeenkomsten.
3. De ontwerp-overeenkomsten worden voor commentaar aan de Europese Commissie medegedeeld;
na vaststelling van de overeenkomst brengt de Commissie de overeenkomst ter kennis
aan de overige lidstaten.
Bron: Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma 1974, art. 65; Richtlijn
EG-Raad 1968, art. 6, tweede lid; Beschikking EG-Raad 1968; Wet voorraadvorming aardolieproducten,
art. 6; Statuten 1987, zoals gewijzigd per 30 juni 1993; Stcrt. 121; inl. drs. J.
Hommes (DGE/EOG), 6 mei 1996 en inl. drs. F.G.M. Wieleman (DGE/EOG), aug. 1996
Waardering: B 1
103.
Handeling: Het sluiten van bilaterale overeenkomsten inzake samenwerkingsprojecten
op het terrein van de delfstoffenwinning of -industrie
Periode: 1950–
Bron: –
Waardering: B 1
104.
Vervallen.
105.
Handeling: Het leveren van bijdragen in de uitvoering van bilaterale samenwerkingsprojecten
op het gebied van de delfstoffenwinning e.d.
Periode: 1945–
Producten: Reisverslagen, overleg intern, met verantwoordelijke minister, bijdragen
en notulen van onderhandelingen
Overlegkader: – Steering Committee Project Modelling en Monitoring; Projectgroep CHARM
(Chemical Hazard Assessment and Risk Management);
– ISLA (Technische Commissie Raffinaderij)
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– het Noors-Nederlandse Mou-project Modelling and Monitoring of Offshore Discharge
Water (1991–), waarvoor de Minister van V&W eerst verantwoordelijk is;
– advisering van KabNA inzake regeringsbeleid t.a.v. olieraffinaderij op Curaçao (1992–).
Bron: SodM, Jaarverslag 1992, p. 67; inl. ir. F.J. Otte (DGE/EOG), april 1997
Waardering: B 1
Overig incidenteel overleg
106.
Vervallen.
107.
Handeling: Het voeren van ambtelijk overleg over aangelegenheden van allerlei aard
met zusterdepartementen of -diensten
Periode: 1945–
Opmerking: Over aangelegenheden inzake de mijnbouwindustrie voert SodM frequent overleg
met HSE (Health & Safety Exzecutive UK), NPD (Norwegian Petroleum Directorate Norge)
en LOBA (Landes Ober Bergamt/Clausthal Duitsland) en DEA (Danish Energy Angency DK).
Bron: SodM, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan SodM 1997), p. 6; SodM, Jaarverslag 1992,
p. 82
Waardering: V 5 jaar
108.
Vervallen.
4.1.6. Geowetenschappelijk onderzoek en advisering
109.
Handeling: Het instellen en reorganiseren van de Rijksgeologische Dienst en andere
onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken ressorterende
instanties op het gebied van aardbodemkundig onderzoek
Periode: 1945–1996
Producten: Instellingsbesluiten Geologische Stichting (1936), Rijks Geologische Dienst,
Programma-adviescommissie Rijks Geologische Dienst, Commissie van Advies Rijks Geologische
Dienst; goedkeuringsbeschikking huishoudelijk reglement
Opmerking: Onder deze handeling valt onder meer de fusie tussen RGD en TNO-GG.
Bron: Stichtingsbrief Geologische Stichting 1936, sindsdien diverse malen gewijzigd;
MEZ en TNO, Nederlands Geo Instituut, I, hoofdstuk I; Opheffingsbesluit van de Minister
van EZ van 2 juni 1997, Stcrt. 103
Waardering B 4
112.
Handeling: Het benoemen van de voorzitter en (bestuurs)leden van de Geologische Stichting
en andere onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken ressorterende
instellingen op het gebied van aardbodemkundig onderzoek
Periode: 1945–1967
Producten: Beschikkingen o.b.v. tweetallen voorgedragen door het Bestuur van de Geologische
Dienst en door de Vereniging de Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg.
Bron: Stichtingsbrief Geologische Stichting 1936
Waardering V 10 jaar na benoeming
113.
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur(en) en overig personeel
van de Geologische Stichting
Periode: 1945–1967
Producten: Beschikkingen inzake benoeming, ontslag en uitkering
Opmerking: Het betrokken afdelingsbestuur oefent deze bevoegdheid namens de minister
uit.
Bron: Stichtingsbrief Geologische Stichting 1936, art. 11–12
Waardering V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
114.
Handeling: Het verstrekken van financiële bijdragen aan en uitoefenen van toezicht
op het financieel beheer en de taakuitvoering van de Geologische Stichting
Periode: 1945–1967
Producten: Jaarverslagen, financiële jaarstukken
Bron: Stichtingsbrief Geologische Stichting 1936, art. 14
Waardering V 7 jaar
De jaarverslagen en financiële jaarstukken zijn gewaardeerd in handeling 116
Internationale contacten en samenwerking
119.
Handeling: Het leveren van (bestuurlijke) bijdragen in mondiale intergouvernementele
organisaties op het terrein van de geowetenschappelijk onderzoek en advisering:
– organiseren van bijeenkomsten;
– leveren van bijdragen op bijeenkomsten.
Periode: 1945–1996
Opmerking: Men kan de organisaties onderscheiden naar gespecialiseerde organisaties
van mondiale organisaties (UNESCO, VN, Wereldbank) en naar regionale organisaties
voor Azië, Europa, Latijns-Amerika. De laatste kunnen overigens tot een mondiale organisatie
behoren, zoals de ECE, de Economic Commission for Europe (Verenigde Naties).
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, p. 71
Waardering: V 5 jaar
120.
Handeling: Het leveren van (bestuurlijke) bijdragen in Europese intergouvernementele
organisaties op het terrein van de geowetenschappelijk onderzoek en advisering:
– organiseren van bijeenkomsten;
– leveren van bijdragen op bijeenkomsten.
Periode: 1945–1996
Opmerking: Een voorbeeld is het jaarlijkse directeurenoverleg Forum of European Geological
Surveys (FOREGS).
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, p. 8, 71
Waardering: V 5 jaar
121.
Handeling: Het inbrengen van (bestuurlijke) bijdragen in niet-Europese gouvernementele
organisaties op het terrein van de geowetenschappelijk onderzoek en advisering:
– organiseren van bijeenkomsten;
– leveren van bijdragen op bijeenkomsten.
Periode: 1945–1996
Opmerking: Het gaat om de regio’s Azië, Afrika, Latijns Amerika.
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, p. 71; RGD, International networks (interne notitie)
Waardering: – (technisch) organiseren van bijeenkomsten producten bijv. convocaten
e.d: V 1 jaar
– leveren van bijdragen aan bijeenkomsten producten: verslagen, met bijlagen: V 5
jaar
122.
Handeling: Het inbrengen van (bestuurlijke) bijdragen in niet-gouvernementele organisaties
(NGO’s) of vakorganisaties op het terrein van de geowetenschappelijk onderzoek en
advisering:
– organiseren van bijeenkomsten;
– leveren van bijdragen op bijeenkomsten.
Periode: 1945–1996
Opmerking: Voorbeelden zijn:
– International Union of Geological Sciences (IUGS): de Internationale Unie van Geologische
Wetenschappen;
– International Geographical Union (IGU): de Internationale Geografische Unie;
– Society of Organic Petrology;
– International Union for Quaternary Research (INQUA): de Internationale Unie voor
Kwartair Onderzoek;
– Journal of Engineering Geology.
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, p. 71
Waardering: – organiseren van bijeenkomsten: V 1 jaar
– leveren van bijdragen aan bijeenkomsten: B 1
167.
Handeling: Het leveren van bijdragen, in samenwerking met andere geo-instituten, in
geologische ontwikkelingsprojecten t.b.v. (voormalige) overzeese rijksdelen van Nederland
(Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen)
Periode: 1945–1996
Producten: Onderzoeks-/adviesrapporten, databases
Producten: Onderzoeks-/adviesrapporten, databases
Overlegkader: Comité Aardwetenschappelijke Ondersteuning Suriname; Directoraat-Generaal
Internationale Samenwerking
Opmerking: De ontwikkelingshulp omvat:
– programmeren/uitvoeren van geologisch-mijnbouwkundig onderzoek;
– opzetten/verbeteren van informatiesystemen;
– training van personeel.
Bron: RGD, Jaarverslag 1967/1968, p. 35 en 56, 1994, pp 26–29
Waardering: V 5 jaar
168.
Handeling: Het leveren van bijdragen, in samenwerking met andere geo-instituten, in
geologische ontwikkelingsprojecten t.b.v. andere ontwikkelingslanden dan de (voormalige)
overzeese rijksdelen van Nederland
Periode: 1945–1996
Producten: Onderzoeks-/adviesrapporten
Opmerking: Zie vorige handeling. Recente ontwikkelingsprojecten waren gericht op o.m.
de ontwikkeling van een centraal geo-informatie centrum voor Slovenië en van de Yemen
Exploration and Production Database and Support Project (YEPDASP).
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, pp 26–29
Waardering: V 5 jaar
4.1.7. Steenkolenmijnbouwbeleid
169.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid inzake de steenkolenmijnindustrie
Periode: 1945–ca. 1980
Producten: Onderzoeks-/adviesrapporten
Opmerking: Zie vorige handeling. Recente ontwikkelingsprojecten waren gericht op o.m.
de ontwikkeling van een centraal geo-informatie centrum voor Slovenië en van de Yemen
Exploration and Production Database and Support Project (YEPDASP).
Bron: RGD, Jaarverslag 1994, pp 26–29
Waardering: B 1
175.
Handeling: Het nemen van maatregelen inzake het beheer van particuliere mijnondernemingen
t.b.v. een ‘vergroote winning van delfstoffen’
Periode: 1945–1948
Producten: Ministeriële besluiten
Opmerking: Tot de beheersmaatregelen behoren b.v. het:
– geven van opdrachten omtrent de aard van de diensten van werknemers van een mijnonderneming;
– het wijzigen van CAO’s voor het mijnbedrijf;
– het toekennen van vergoedingen voor geleverde kolen;
– het aanwijzen van vertrouwensmannen in de ondernemingsraden.
Bron: Buitengewoon Mijnbesluit 1945, art. 3–5; Raedts, Steenkolenmijnbouw in Limburg,
p. 183
Waardering: B 6
176.
Handeling: Het nemen van maatregelen inzake de opheffing en afwikkeling van het beheer
van particuliere mijnondernemingen van 1945 tot 1948
Periode: 1948–1956
Producten: Ministeriële besluiten
Opmerking: De president-directeur van de Staatsmijnen werd met de afwikkeling belast.
Bron: Raedts, Steenkolenmijnbouw in Limburg, p. 195, en Inventaris Commissie-Frowein,
p. 4
Waardering: B 6
4.1.8. Sociale aspecten
Instelling en organisatie van de pbo voor het mijnbedrijf
NB. Voor de instelling en opheffing van het Bedrijfschap voor de Mijnbouwindustrie
bij Wet van 20 oktober 1954, Stb. 463, resp. Wet van 4 februari 1976, Stb. 85, zie
PIVOT-rapport inzake SER.
182.
Handeling: Het aanwijzen, intrekken e.d., vanaf 1955 voorbereiden van Kroonbesluiten
tot aanwijzing van dochter- en nevenbedrijven van steenkool producerende ondernemingen,
waarvoor de Mijnindustrieraad, later het Bedrijfschap voor de Steenkolenmijnindustrie
tevens is ingesteld
Periode: 1945–1950
Producten: Beschikkingen, vanaf 1955 ontwerp-kroonbesluiten
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 2
Waardering: B 4
= vanaf 1950 BSD SER, handeling 79
183.
Handeling: Het erkennen van naar zijn oordeel voor de mijnonderneming representatieve
organisaties van beambten en arbeiders in de mijnindustrie
Periode: 1945–1954
Producten: Besluiten
Brond: Mijnstatuut 1945, art. 2; Verordening ondernemingsraden steenkolenmijnindustrie,
SER, Verordeningenblad bedrijfsorganisatie (Mi 12/1956, art. 3, gewijzigd bij Mi 1/1973)
Waardering: B 4
185.
Handeling: a. Het op voordracht van de werkgevers en erkende werknemersorganisaties
benoemen, alsmede ontslaan van de leden van de Mijnindustrieraad (1945–1954);
b. Het voorbereiden van het kroonbesluit tot benoeming, schorsing, ontslag en beloning
van de (plaatsvervangend) voorzitter van de MIR, na 1954 van het Bedrijfschap voor
de Steenkolenmijnindustrie (1945–1976)
Periode: 1945–1976
Producten: Beschikkingen en ontwerp-kb’s o.g.v. voordrachten; kennisgevingen inzake
ontslag en aftreden van leden
Opmerking: De leden en voorzitter worden voor vier jaar benoemd en zijn terstond herbenoembaar.
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 5–16, 23–24; Mijnstatuut 1954, art. 3
Waardering: V 10 jaar
Taakuitoefening Mijnindustrieraad
202.
Handeling: Het beslissen op een beroep van een door de Mijnindustrieraad geschorste
of ontslagen directeur van een particuliere mijnonderneming
Periode: 1945–1954
Opmerking: In de praktijk is deze handeling niet voorgekomen.
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 101 en 103
Waardering: B 4
Toezicht op handelen van Mijnindustrieraad
214.
Handeling: Het in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
goedkeuren van bepaalde verordeningen van de Mijnindustrieraad, vanaf 1955 het Bedrijfschap
voor de Steenkolenmijnindustrie
Periode: 1945–1955
Producten: Beschikkingen
Opmerking: 1. Blijkens art. 106 Mijnstatuut 1945 moeten de verordeningen o.g.v. art.
74–77, 81, 83, 87–88 en 152 (begroting) door de minister goedgekeurd worden; blijkens
Mijnstatuut 1954, art. 6 moeten de verordeningen o.g.v. art. 4 onder a t/m e, i, j
en l goedgekeurd worden.
2. T/m 1954 worden de verordeningen in de Staatscourant, nadien in het Verordeningenblad
bedrijfsorganisatie, uitgegeven door de SER, gepubliceerd.
Bron: Wet op de bedrijfsorganisatie, art. 94; Mijnstatuut 1945, art. 106; Mijnstatuut
1954, art. 6; SER, Verordeningenblad bedrijfsorganisatie
Waardering: V 10 jaar
216.
Handeling: Het schorsen of nietig verklaren van besluiten van (het dagelijks bestuur
van) de Mijnindustrieraad die met de wetten, het Mijnstatuut 1945 en het algemeen
belang strijdig zijn
Periode: 1945–1954
Producten: Ministeriële besluiten en kennisgevingen in de Stcrt.
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 109
Waardering: B 4
217.
Handeling: Het beslissen op beroepen van ondernemingsraden tegen besluiten van de
Mijnindustrieraad inzake weigering van goedkeuring van Ondernemingsraadbesluiten,
dan wel tegen ontslagbesluiten van individuele Ondernemingsraadleden
Periode: 1945–1954
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 40, 95–96
Waardering: B 4
218.
Handeling: Het schorsen of vernietigen van besluiten van de mijnindustrieraad, houdende
goedkeuring van een Ondernemingsraadbesluit
Periode: 1945–1954
Producten: Beschikkingen
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 99
Waardering: B 4
219.
Handeling: Het treffen van overige voorzieningen bij een gebrekkige taakuitvoering
door de Mijnindustrieraad, dan wel het nemen van maatregelen ten einde de uitvoering
van wettige besluiten van (het dagelijks bestuur van) de Mijnindustrieraad af te dwingen
Periode: 1945–1954
Producten: Beschikkingen en kennisgevingen
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 118–119
Waardering: B 4
Opheffing van het Bedrijfschap
Grondslag is de opheffingswet van 4 februari 1976, Stb. 85, die gebaseerd is op art.
70 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, Stb. 1950, K 22.
223.
Handeling: Het voorbereiden van het kroonbesluit tot goedkeuring van het verslag en
de rekening inzake de vereffening van het overgenomen vermogen van het voormalige
Bedrijfschap voor de Steenkolenmijnindustrie
Periode: 1976
Bron: Wet opheffing Bedrijfschap van de Steenkolenmijnindustrie, art. 4–6
Waardering: B 3
4.1.9. Aansturing van de staatsmijnen
226.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming en wijziging van wet- en regelgeving
m.b.t. het Staatsmijnbedrijf
Periode: 1945–
Producten: o.m. Wijzigingsbesluit van Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf
in Limburg en de Mijnraad, Stb. 1956, 139; Wijzigingswet Aanwijzingswet 1928, Stb.
1956, 384; Wet van 23 juni 1966, Stb. 271; Arbeidsreglement voor werklieden
Overlegkader: Mijnraad; Adviescommissie o.l.v. prof. Van Berkum inzake verhoging aandelenkapitaal
Staatsmijnen (1950); (ambtelijke) Commissie Rechtsvorm Staatsmijnen (1961–1962) o.v.v.
prof.dr. G.M. Verrijn Stuart, leden: FIN (2), EZ (2), Mijnraad (2), Staatsmijnen (2),
lid-secretaris (EZ), 2e secretaris (EZ en Staatsmijnen)
Bron: Messing, Mijnsluiting, hoofdstuk IV; Wijzigingswet Aanwijzingswet, Stb. 384;
bijl. HdTK 1962–1963, 7195 nr. 1–5; Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf
in Limburg en de Mijnraad, art. 4
Waardering: B 1
227.
Handeling: Het voordragen voor benoeming of ontslag door de Kroon, dan wel benoemen
of ontslaan van de leden van de (Hoofd)Directie van de Staatsmijnen in Limburg
Periode: 1945–1966
Producten: Beschikkingen, arbeidsovereenkomsten
Opmerking: 1. Voor ministeriële aanstellingen is een machtiging van de Kroon vereist.
2. Vanaf 1959 heet de directie: hoofddirectie; de voorzitter heet president-directeur.
Bron: Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf in Limburg en de
Mijnraad, art. 2; Besluit van 1 juni 1959, Stb. 191
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
228.
Handeling: Het verlof geven aan de leden van de (Hoofd)Directie van de Staatsmijnen
in Limburg voor het wonen buiten Heerlen of voor het opnemen van verlof langer dan
acht dagen, alsmede het goedkeuren van ‘neven’werkzaamheden van de directieleden
Periode: 1945–1960
Producten: Beschikkingen
Bron: Instructie 1937, art. 3, 9, Instructie 1960, art. 14
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
229.
Handeling: Het geven van instructies aan de Directie van de Staatsmijnen in Limburg
inzake het beheer van de Staatsmijnen
Periode: 1945–1966
Producten: Instructies 1937, 1960, op advies van de Minister van Financiën en de Mijnraad
Bron: Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf in Limburg en de
Mijnraad, art. 2
Waardering: B 4
231.
Handeling: Het kennis nemen van benoemingen van procuratiehouders (1937, 1960) en
de regeling voor het kasbeheer (1960) door de hoofddirectie van de Staatsmijnen
Periode: 1945–1966
Producten: Mededelingen
Bron: Instructie 1937, art. 1; instructie 1960, art. 11–12
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
232.
Handeling: Het voorbereiden van kroonbenoemingen van beambten bij de Staatsmijnen
in Limburg met de positie van rijksambtenaar
Periode: 1945–1966
Producten: Beschikkingen
Opmerking: Slechts in bijzondere gevallen worden er beambten bij de Staatsmijnen in
de positie van rijksambtenaar aangesteld. ‘Beambten’ en ‘werklieden’ worden in de
regel op arbeidsovereenkomst aangesteld.
Bron: Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf in Limburg en de
Mijnraad, art. 3; vgl. De Ru, Staatsdeelnemingen, p. 200
Waardering: V 1 jaar
233.
Handeling: Het beschikken op beroepen van beambten van de Staatsmijnen tegen hun schorsing
door de Directie
Periode: 1945–1966
Bron: Besluit van 25 april 1913 betreffende het Staatsmijnbedrijf in Limburg en de
Mijnraad, art. 6
Waardering: V 5 jaar
236.
Handeling: Het i.o.m. de Minister van Financiën verstrekken van leningen aan Staatsmijnen
Periode: 1956–1966
Opmerking: 1. Het gaat om rentevrije leningen tot een bedrag van 125 miljoen en om
leningen boven dat bedrag, die tegen een markconforme rente worden verstrekt.
2. Vgl. handeling 75 van PIVOT-rapport nr. 15 (Staatsdeelnemingen).
Bron: Aanwijzingswet Staatsmijnen 1956, art. 3, derde lid; Privatiseringswet Staatsmijnen,
Stb. 1966, 271, art. 5; De Ru, Staatsdeelnemingen, p. 208
Waardering: V 7 jaar na aflossing
237.
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, vooraf goedkeuren of machtigen
van rechtshandelingen van de Directie der Staatsmijnen die een financieel gevolg hebben
Periode: 1945–1966
Producten: Bijzondere machtigingen of goedkeuringen
Opmerking: 1. Bij de instructie van 1960 wordt een algemene machtiging verleend voor
de handelingen omschreven in art. 14, 16 en 17 van de Aanwijzingswet, voor zover in
de Instructie niet uitgezonderd (zie opm. 2).
2. De rechtshandelingen betreffen het:
– verwerven van onroerende goederen (1937) boven een bedrag van ƒ 100.000,–
– verlenen van voorschotten boven een bepaald bedrag of in bepaalde gevallen;
– vervreemden en bezwaren van onroerende zaken (1937, 1960)en voor een dading ter
beëindiging van een geschil over onroerende zaken (1960);
– verkoop van roerende goederen boven een boekwaarde van ƒ 10.000,– (193);
– oprichten van een vennootschap en eerste deelneming in de vennootschap, vervreemden
of bezwaren van aandelen in een vennootschap (1960).
Bron: Aanwijzingswet Staatsmijnen 1928 en 1956, art. 8–9 en 12–18; Instructie 1937,
art. 13, 15–16; Instructie 1960, art. 5–7
Waardering: B 4
238.
Handeling: Het goedkeuren van de werkplannen en kennis nemen van de bestellingen en
aanbestedingen die niet aan de laagste inschrijver zijn gegund (1937, 1960), resp.
geplaatst, voor zover deze een bedrag van meer dan ƒ 100.000,– te boven gaan (1960)
Periode: 1945–1966
Producten: Werkplannen, nota’s van toelichting inzake de uitvoering van een werkplan,
ministeriële goedkeuringen.
Bron: Instructie 1937, art. 14, Instructie 1960, art. 10
Waardering: V 10 jaar
4.1.10. Mijnsluiting en herstructurering van Zuid-Limburg
239.
Handeling: Het mede opstellen en vaststellen van personeelsafvloeiingsplannen voor
de Gezamenlijke Steenkolenmijnen in Limburg
Periode: 1969–
Opmerking: De personeelsafvloeiingsplannen zijn tot stand gekomen door overleg tussen
overheid en onderneming enerzijds en de Mijn Industrie Raad, ondernemingsraad en vakbonden
anderzijds (Messing p. 312).
Bron: Messing p. 413
Waardering: B 5
241.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Contactcommissie inzake het herstructureringsbeleid
in het kader van de mijnsluitingen in Limburg
Periode: 1969–
Bron: Staatsalmanak
Waardering: B 5
Sluiting van de mijnen (1965–1974)
242.
Handeling: Het ontwikkelen en ondersteunen van een actief afschrijvingsbeleid met
als doel het verlies van de mijnen te beperken
Periode: 1965–
Opmerking: Het betreft bijv. het terugbrengen van de balanswaarde van de mijnbedrijven
tot nihil, bijzondere afschrijvingen op de vaste activa etc.
Bron: Messing p. 284–285
Waardering: B 1
243.
Handeling: Het opstellen van een sluitingsprogramma voor de in Zuid-Limburg gevestigde
steenkolenmijnen
Periode: 1964–
Product: Nota’s, o.a. de Nota inzake de mijnindustrie en de industriële herstructurering
van Zuid-Limburg, ookwel Eerste Mijnnota genoemd.
Bron: Geologie en Mijnbouw 1971 vol. 50, p.285
Waardering: B 1
244.
Handeling: Het initiëren van en deelnemen aan overlegsituaties met betrekking tot
de herstructurering van Zuid-Limburg
Periode: 1964–
Producten: o.a. verslagen (met bijlagen) van overlegsituaties met de provincie, bedrijven
waaronder DSM,andere departementen, mijndirecties en Mijnraad
Bron: Eerste Mijnnota 1965
Waardering: B 1
245.
Handeling: Het leveren van financiële bijdragen benodigd voor de vermindering van
de sociale lasten van de steenkolenmijnindustrie, zogeheten objectieve steun
Periode: 1964–
Opmerking: De financiële bijdrage is gebaseerd op de wet van 1 augustus 1964 houdende
maatregelen ter voorziening in de middelen benodigd voor de vermindering van de sociale
lasten van de steenkolenmijnindustrie in Limburg. De steunmaatregelen werden gecontroleerd
door het Ministerie van Economische Zaken
Product: O.a. accountantsrapporten
Bron: Rijksbegroting 1965
Waardering: V 7 jaar
246.
Handeling: Het leveren van financiële bijdragen aan het Algemeen Mijnwerkersfonds
van de steenkolenmijnen in Limburg en aan het Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf
Periode: (1948)1964–
Opmerking: Zie wetten van 1 juli 1948, 1 augustus 1964 en 31 oktober 1973 betreffende
de mijnpensioenfondsen.
Bron: Rijksbegroting 1965
Waardering: V 7 jaar
247.
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met particuliere mijnondernemingen met als
doel de productie te continueren
Periode: 1965–1974
Bron Messing p. 302–303
Waardering: B 5
248.
Handeling: Het verlenen van subjectieve steun aan particuliere mijnbedrijven en hun
kapitaalverschaffers
Periode: 1965–
Opmerking: De uitvoering van de steunmaatregelen werd gecontroleerd door het Ministerie
van Economische Zaken.
Product: O.a. accountantsrapporten
Bron: Messing Bijlage X
Waardering: V 7 jaar
249.
Handeling: Het voeren van overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
en de mijndirecties omtrent mogelijke claims op de EGKS en de EEG voor wat betreft
de kosten van (om)scholing en andere arbeidsvoorzieningsmaatregelen
Periode: 1964–
Bron: Eerste Mijnnota 1965, p. 29
Waardering: B 5
250.
Handeling: Het sluiten van een overeenkomst met de Hoge Autoriteit betreffende de
wederaanpassingsmaatregelen
Periode: 1965–
Bron: Eerste Mijnnota 1965
Waardering: B 5
251.
Handeling: Het indienen van een verzoek bij de Hoge Autoriteit voor het verstrekken
van leningen of het geven van garanties ten gunste van ondernemingen die bereid zijn
nieuwe permanente werkgelegenheid te scheppen voor mijnwerkers of werknemers uit de
ijzer- en staalindustrie
Periode: 1965–
Bron: Eerste Mijnnota Bijlage IV
Waardering: B 4
252.
Handeling: Het indienen van een verzoek tot niet-terugvorderbare hulp bij de Hoge
Autoriteit voor arbeiders in de kolenmijn- en staalindustrie die door sanering van
de onderneming werkloos worden
Periode: 1965–
Bron: Eerste Mijnnota Bijlage IV
Waardering: B 5
253.
Handeling: Het financieel bijdragen aan de wederaanpassingsregelingen voor het mijnpersoneel
in het kader van artikel 56 van het EGKS-verdrag en artikel 4 van beschikking nor.
3/65 van de Hoge Autoriteit
Periode: 1965–
Bron: Rijksbegroting 1968–69
Waardering: V 7 jaar
254.
Handeling: Het deelnemen in werkgroepen betreffende het herstructureringsbeleid voor
Limburg
Periode: 1965–
Waardering: B 5
255.
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van meerjaren-infrastructuurprogramma’s
voor de herstructurering van Zuid-Limburg
Periode: 1965–
Opmerking: De bevordering van de infrastructuur voor toeristische projecten viel onder
de competentie van de staatssecretaris van Economische Zaken. Voor overige infrastructurele
maatregelen, zie institutioneel onderzoek van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Bron: Rijksbegroting 1968–1969, Tweede Mijnnota 1969.
Waardering: B 1
256.
Handeling: Het financieel bijdragen aan de infrastructurele herstructurering van Zuid-Limburg
Periode: 1965–
Bron: Rijksbegroting 1968–1969
Waardering: V 7 jaar
257.
Handeling: Het (doen) ontwikkelen van maatregelen om industriële vestiging in Zuid-Limburg
ten behoeve van vervangende werkgelegenheid voor ex-mijnwerkers te stimuleren
Periode: 1964–
Producten: Stimuleringsregeling voor Industriële Omschakeling in Limburg (SIOL)
Opmerking: De SIOL (1965) betreft een financiële tegemoetkoming van Staatswege voor
ondernemers die zich in Limburg willen vestigen onder de in deze regeling vastgelegde
bepalingen.
Bron: Eerste Mijnnota 1965 (Kamerstuk 8424), p. 35
Waardering: B 1
258.
Handeling: Het toekennen, wijzigen en intrekken van een financiële tegemoetkoming
voor industriële bedrijven in het kader van de Stimuleringsregeling voor industriële
omschakeling in Limburg
Periode: 1966–
Producten: Beschikkingen, ingediende aanvragen met bijlagen, adviezen van de Provincie
Bron: Eerste Mijnnota 1965, Bijlage VI
Waardering: V 7 jaar
259.
Handeling: Het deelnemen aan en bevorderen van overlegsituaties ten gunste van de
arbeidsvoorziening in Limburg
Periode: 1965–
Waardering: V 5 jaar
260.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Gebieden
met Bijzondere Structuurveranderingen in het kader van de mijnsluitingen in Limburg
Periode: 1965–
Waardering: B 1
261.
Handeling: Het deelnemen aan overlegsituaties betreffende de om- en bijscholing voor
werknemers in de mijnindustrie
Periode: 1965–
Producten: O.a. verslagen van overleg
Waardering: V 5 jaar
262.
Handeling: Het financieel bijdragen in de regionale toeristische ontwikkeling van
Zuid-Limburg
Periode: 1965–
Bron: Rijksbegroting 1976–77
Waardering: V 7 jaar
NB. Voor schadevergoedingsregelingen ten gevolge van bodemverzakking, zie toezicht
op nazorg, hoofdstuk delfstoffen.
4.1.11. De herintroductie van kolen
266.
Handeling: Het benoemen en ontslaan van een lid van het bestuur van de Stichting Industriële
Ontwikkeling Kolenvergassing
Periode: 1991–
Producten: Beschikkingen
Bron: Statuten van de Stichting Industriële Ontwikkeling Kolenvergassing, art. 5
Waardering: V 10 jaar na benoeming
4.1.12. Context
267.
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,
in overeenstemming met de Minister voor Wetenschapsbeleid voor wat betreft het onderzoeksgedeelte,
en in overleg met andere betrokken ministers, voorbereiden, opstarten, begeleiden,
(doen) coördineren en doen uitvoeren van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kolen
Periode: 1980–
Producten: O.a. verslagen van interdepartementaal overleg, rapporten van BEOP aan
de minister.
Opmerking: Bij de organisatie van de uitvoering van het uitgebreide NOK-werkterrein
wordt een onderscheid gemaakt tussen onderzoeks- en demonstratiegedeelte. Hiervoor
krijgen respectievelijk het Bureau Energie Onderzoek Projecten (BEOP) en de Nederlandse
Energie Ontwikkelingsmaatschappij (NEOM) een coördinerende taak toegewezen. NEOM heeft
tevens een uitvoerende taak die bestaat uit het verschaffen van een langlopende risicodragende
financiering alsook het daadwerkelijk steunen bij het ontwerpen, opzetten en bedrijven
van het demonstratieproject.
Bron: Nota Energiebeleid deel 2/Kolen (p. 88–9)
Waardering: B 1
268.
Vervallen.
271.
Handeling: Het ontwikkelen van een doelstellend minimumbeleid voor de inzet van kolen
door de verbruikssectoren
Periode: 1979–
Opmerking: Onder verbruikssectoren wordt verstaan de openbare elektriciteitsproductiesector,
de industrie en kolenvergassing
Bron: Nota Energiebeleid deel 2/Kolen p. 7
Waardering: B 1
272.
Vervallen.
274.
Handeling: Het (doen) analyseren van de risico’s verbonden aan het gebruik van steenkool
voor het opwekken van electriciteit in Nederland
Periode: 1979–
Producten: O..a. adviezen, analyse en informatie
Opmerking: Over het kolenbeleid werd veelvuldig interdepartementaal overleg gepleegd
tussen de Ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
De risicoanalyse werd in opdracht van bovengenoemde ministers uitgevoerd door TNO.
Bron: Nota Energiebeleid deel 2/Kolen, p. 162
Waardering: B 1
276.
Handeling: Het doen onderzoeken van de haalbaarheid van centrale bereiding van stookklare
brandstof van kolen
Periode: 1980–
Opmerking: Onderzoek werd gedaan door de Vereniging van gebruikers van Krachtwerktuigen
in opdracht van de Minister van Economische Zaken.
Bron: Energienota deel 2/Kolen (p. 95)
Waardering: B 1
277.
Handeling: Het ondersteunen van onderzoeksactiviteiten gericht op het in stand houden
van de mogelijk heden voor de inzet van steenkool voor grootschalige elektriciteitsopwekking
op langere termijn
Periode: 1980–
Producten: Financiële bijdragen
Opmerking: Met name onderzoek gericht op aspecten van steenkoolvergassing. Het ministerie
ondersteunt onderzoeksactiviteiten via de Nederlandse Organisatie Voor Energie en
Milieu (NOVEM).
Bron: De Ingenieur nr. 20, 6 december 1995, p. 34
Waardering: V 7 jaar
4.1.13. Vergunningverlening voor opsporing en winning
Concessie- en vergunningsbeleid
280.
Handeling: Het jaarlijks opstellen en publiceren van verslagen van de activiteiten
op het gebied van de opsporing en winning van olie en gas in Nederland en het Nederlandse
deel van het Continentaal Plat
Periode: 1958–
Producten: EZ, Jaarverslag ‘Olie en gas in Nederland: opsporing en winning’
Opmerking: 1. Samenstelling: hoofdafd. Mijnwezen, in samenwerking met RGD en het Staatstoezicht
op de Mijnen.
2. Aan de Europese Commissie wordt een verslag ter hand gesteld. De rapportage is
o.g.v. De in 1996 gewijzigde mijnwetgeving wettelijk verplicht.
Bron: MEZ-1994, Olie en gas; Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wet van 18 maart 1996,
Stb. 200, art. 8m; MCP, zoals gewijzigd in 1996, art. 21a
Waardering: B 3
Boorvergunningen delfstoffen Nederlands territoir
281.
Handeling: Het o.g.v. de informele Regeling prioriteitsverklaring geofysisch bodemonderzoek
verlenen van prioriteitsverklaringen, op grond waarvan na het geofysisch onderzoek
een eventuele latere boorvergunningsaanvraag met voorrang zal worden behandeld
Periode: 1982–ca. 1993
Producten: Prioriteitsverklaringen
Advieskader: RGD
Bron: De Maar, Energierecht, p. 167, nt. 20; Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij Implementatiewet
van 18 maart 1996, Stb. 200, art. 8e
Waardering: V 5 jaar
285.
Vervallen.
286.
Handeling: Het beslissen over de verlening, wijziging, verlenging en intrekking van
boorvergunningen voor de opsporing van delfstoffen op het Nederlandse territoir
Periode: a. 1945–1967: uitsluitend mijnveld Winterswijk
b. 1967–: het gehele Nederlandse territoir
Producten: Boorvergunningen met een geldigheidstermijn van gewoonlijk 4 jaar, o.g.v.
Ingediende aanvragen met bijlagen (o.m. Werkprogramma, geologisch rapport), gevraagde
adviezen en reacties derden
Advieskader Mijnraad, RGD en Commissie van Advies inzake van Boorwerken te vrijwaren
kwetsbare Gebieden
Bron: Mijnwet 1810, art. 10; Wet opsporing delfstoffen 1924 en 1967, zoals gewijzigd
bij Wet van 1996; Regeling aanvragen en financiële verplichtingen boor vergunningen
en concessies 1993, art. 2, 4, 6; Taverne, Beginselen, p. B-19
Waardering: B 5
287.
Handeling: Het toestemming verlenen aan de houder van een boorvergunning voor de uitvoering
van een boring, in het geval de vergunninghouder niet met een andere vergunninghouder
voor een andere delfstof in hetzelfde vergunningsgebied over de boorlocatie tot overeenstemming
is gekomen
Periode: 1945–1995
Opmerking: Hierbij dient het (oudste) recht van de eerste vergunninghouder in acht
genomen te worden door de tweede vergunninghouder.
Bron: Boorvergunning Andel II, art. II, art. 1; inl. 24 januari 1997
Waardering: V 10 jaar
Winningsconcessies delfstoffen Nederlands territoir
296.
Handeling: Het, in afwachting van een verlening van een aangevraagde concessie, verlenen
van permis de vente voor aardolie en aardgas in het Nederlandse territoir
Periode: 1945–
Opmerking: Een permis de vente is een verkoopvergunning, die verleend kan worden, wanneer er een exploitabele delfstof
wordt aangetroffen, die wel geproduceerd kan worden, maar waarvoor (nog) geen winningsconcessie
is verleend.
Bron: Rademakers, Staatstoezicht op de Mijnen, p. 14
Waardering: B 5
297.
Handeling: Het, na advisering door de Commissaris der Koningin en de Raad van State
(tot 1988), voorbereiden van koninklijke besluiten tot verlening van concessies, tot
toestemming tot overdracht van delen van concessies, (vanaf 1988) tot toestemming
met de overdracht van de gehele mijn, en (vanaf 1988) tot verlenging van concessies
ter ontginning van delfstoffen in het Nederlandse territoir:
A. Concessies met een permanente geldigheidsduur (1985: 16);
B. Niet-permanente concessies (vanaf 1988).
Periode: 1945–1996
Producten: Koninklijke besluiten, o.b.v. aanvragen met bijlagen (kaarten, werkprogramma
e.d.), borgstellingovereenkomsten, adviesrapporten
Advieskader: sodm
Opmerking: 1. Eventueel kan de minister o.g.v. de concessie een nadere, bijzonder
vergunning verlenen voor de ontginning van in de concessie uitgesloten delen of lagen
van het concessieveld. Ook kan de minister in een concessie de beperking opnemen,
dat hij in het belang van een andere concessie bepaalde terreinen van de eerst genoemde
concessie kan aanwijzen, die de concessionaris niet voor zijn ontginning mag gebruiken
(zie Wet van 6 maart 1915, Stb. 141).
2. De vergunninghouder heeft een werkverplichting en kan door de Minister van Economische
Zaken verplicht worden de benodigde controlegegevens aan deze te verstrekken.
Bron: Mijnwet 1810, art. 5–7; Mijnwet 1903, zoals gewijzigd 1988, art. 1 en 1a, 8,
10; Bruinkoolconcessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170, art. 3; Bijl. Hdtk 1986–1987, 19 722,
nr. 5, p. 7; Koninklijke besluiten concessieverlening zout, b.v. Stcrt. 1955, 187,
Stcrt. 1967, 76 en 77.
Waardering: B 5
298.
Handeling: Het beslissen over de verlening (na advisering door Gedeputeerde Staten),
wijziging of intrekking en over de toestemming tot overdracht van concessies ter ontginning
van delfstoffen op het Nederlandse territoir
Periode: 1996–
Producten: Koninklijke besluiten, o.b.v. Aanvragen met bijlagen (kaarten, werkprogrammaTM e.d.), Borgstellingovereenkomsten, adviesrapporten
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij Wet van 18 maart 1996, art. 8h–8l; Regeling
aanvragen en financiële verplichtingen boorvergunningen en concessies, art. 4
Waardering: B 5
299.
Handeling: Het, de Raad van State gehoord, voorbereiden van het koninklijk besluit
tot nalatigverklaring van de concessionaris wegens niet-nakoming van verplichtingen
Periode: 1904–1996
Producten: Exploiten, processen-verbaal, mededelingen, adviezen, (ontwerp-)besluiten
Opmerking: 1. Ingeval de verkoop door toewijzing aan den Staat is gevolgd, kan de
Kroon de concessie intrekken.
2. De procedure verloopt als volgt:
– de minister maant bij exploit, of stelt de nalatig geachte concessiehouder in gebreke;
– Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie geeft gelegenheid tot de inbreng
van bezwaren en adviseert de minister;
– de minister stelt op basis van advies van GS het ontwerp-besluit op;
– de Kroon neemt een besluit over de nalatigverklaring en maakt dit in de Staatscourant
bekend;
– de minister zorgt voor de gerechtelijke verkoop van de mijn; zie volgende handeling.
3. Van deze bevoegdheid is tot nu toe nooit gebruik gemaakt.
Bron: Mijnwet 1903, art. 1b-3, thans vervallen
Waardering: B 5
300.
Handeling: Het zorg dragen voor de gerechtelijke verkoop van een wegens nalatigheid
in beslag genomen mijn
Periode: 1904–1996
Producten: Exploiten, inschrijvingen in openbare registers, akten van verkoop
Opmerking: De staat ontvangt 25% van het aan de geëxecuteerde (= de concessiehouder)
toekomende bedrag.
Bron: Mijnwet 1903, art. 3–7, thans vervallen
Waardering: B 5
302.
Handeling: Het op verzoek van de concessiehouder, na machtiging van de Kroon, gerechtelijk
verkopen van een mijn
Periode: 1945–1996
Opmerking: In de praktijk is dit waarschijnlijk nooit voorgevallen!
Bron: Mijnwet 1903, art. 1a–8, thans vervallen
Waardering: B 5
303.
Handeling: Het eventueel toewijzen bij privilege van een – reeds aan anderen verleende
– mijnconcessie aan natuurlijke of rechtspersonen die aantoonbaar opsporingsactiviteiten
hebben gefinancierd
Periode: 1945–
Bron: Mijnwet 1810, art. 20
Waardering: B 5
304.
Handeling: Het ten algemeen nutte onteigenen van grondeigenaren die geen toestemming
voor het verrichten van opsporings- en winningsactiviteiten op hun grond willen verlenen
Periode: 1945–
Bron: Taverne, Beginselen, p. B-18; Inventaris EZ I, nr. 744 en 765
Waardering: B 5
305.
Handeling: Het o.g.v. de wet van 24 juni 1901 inzake de exploitatie van staatswege
van steenkoolmijnen in Limburg voorbereiden van koninklijke besluiten voor de uitbreiding
of samenvoeging van concessies voor de ontginning van staatsmijnen in Limburg
Periode: 1945–
Producten: Koninklijke besluiten van aanwijzing
Opmerking: Achtereenvolgens zijn aangewezen:
– de Staatsmijn Wilhelmina (1903);
– de Staatsmijn Emma (1906);
– de uitbreiding van de Staatsmijn Emma (1940);
– de Staatsmijn Hendrik (1910);
– de uitbreiding van de Staatsmijn Hendrik (1940);
– de samenvoeging van de Staatsmijnen Emma en Hendrik (1965);
– de Staatsmijn Maurits (1915);
– uitbreiding van de Staatsmijn Maurits (1957);
Bron: Wet van 24 juni 1901, Stb. 170, art. 1; koninklijk besluit samenvoeging staatsmijnen
Emma en Hendrik, Stcrt. 1965, 109
Waardering: B 4,5
306.
Handeling: Het verlengen of vernieuwen van de overeenkomst met de Domaniale Mijnmaatschappij
NV inzake de verpachting van de exploitatie van de Domaniale Mijnen in Zuid-Limburg
Periode: 1945–
Producten: Overeenkomst
Overlegkader: Mijnraad
Opmerking: De overeenkomst werd o.m. in 1952 verlengd.
Bron: Raedts, Steenkolenmijnbouw in Limburg, p. 209
Waardering: B 4,5
307.
Handeling: Het o.g.v. de overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en de Domaniale
Mijnmaatschappij NV invorderen van de pachtsom/royalty over de nettoproductie van
de Domaniale Steenkolenmijnen
Periode: 1945–
Bron: Raedts, Steenkolenmijnbouw in Limburg, pp. 92-94 en 166-167
Waardering: V 7 jaar
308.
Handeling: Het, na machtiging bij Koninklijk Besluit, sluiten of wijzigen van overeenkomsten
met de concessiehouders over de nadere financiële voorwaarden van de concessie
Opmerking: De ontwerpovereenkomst is aan de concessie gehecht.
Periode: 1948–
Opmerking: De overeenkomsten van de ‘oude’ concessies zijn gebaseerd op de overeenkomst
van 3 mei 1948, nr. 19, Stcrt. 110, behorende bij de concessie van Schoonebeek (1948).
Bron: Taverne, Beginselen, p. B-25-27; Regeling aanvragen en financiële verplichtingen
boorvergunningen en concessies, art. 6; Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 2 e.v.;
Concessie ‘Groningen’, art. 3
Waardering: B 5
309.
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, jaarlijks vaststellen en van
de concessiehouder (NAM BV) invorderen van een extra staatsaandeel berekend naar de
met de ontginning behaalde winst in de ‘oude’ concessies in het Nederlandse territoir
en van een aanvullende betaling
Periode: 1948–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven onder meer registraties en
door de beide ministers goedgekeurde resultatenrekening en balans
Opmerking: 1. De oude concessies omvatten: ‘Schoonebeek’ (1948), ‘Tubbergen’ (1953),
‘Rijswijk’ (1955), ‘Rossum-De Lutte’ (1961/1971) en Groningen.
2. Het staats- of winstaandeel bedraagt 10% van het voordelige saldo van de jaarlijkse
resultatenrekening. De ‘vergoeding’ wordt bij De Nederlandse Bank gestort. Dit is
met name het geval bij EBN en NAM BV. Vanaf 1963.
3. Voor de concessie Groningen geldt de MOR-Groningen.
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wet van 1996, art. 8a, sub b; inl. Mr. Drs.
P.I. Meijs, 28 januari 1997; Overeenkomst van 3 mei 1948, nr. 19, Stcrt. 110, behorende
bij concessies ‘Schoonebeek’ (1948), ‘Tubbergen’ (1953) etc. Jaarboek olie en gas 1995, ‘Concessie Groningen’.
Waardering: V 10 jaar
310.
Handeling: Het jaarlijks vaststellen en van de concessiehouder invorderen van een
oppervlakterecht, berekend naar oppervlakte van het concessiegebied voor de winning
van olie en gas in het Nederlandse territoir
Periode: 1967–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangiften van de concessiehouder
Opmerking: De Minister van EZ kan een beperkte vrijstelling van het betalen van oppervlakterecht
verlenen.
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij Wet van 18 maart 1996, art. 8a, sub c; Besluit
concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.2; Taverne, Beginselen,
p. B-30
Waardering: V 10 jaar
311.
Handeling: Het jaarlijks vaststellen en van de concessiehouder invorderen van de cijns
berekend naar de waarde der gewonnen en afgevoerde delfstoffen in/uit een concessiegebied
in het Nederlandse territoir
Periode: 1967–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van gespecificeerde aangiften.
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wet van 1996, art. 8a, sub a; Besluit concessies
koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.3-11; Taverne, Beginselen, p. B-30-31;
inl. Mr. drs. P.I. Meijs, 28 januari 1997
Waardering: V 10 jaar
312.
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, jaarlijks vaststellen en van
de concessiehouder invorderen van het winstaandeel, berekend naar de met de ontginning
behaalde winst in een concessiegebied in het Nederlandse territoir
Periode: 1967–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van gespecificeerde aangiften.
Opmerking: Het winstaandeel bedraagt ten minste 50% en ten hoogste 70% van het voordelige
saldo van de jaarlijkse resultatenrekening. Het staatswinstaandeel wordt verrekend
met de verrekenbare vennootschaps- en inkomstenbelasting.
Bron: Mijnwet 1903, zoals gewijzigd bij wet van 1996, art. 8a, sub b; Besluit concessies
koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.12–23; Taverne, Beginselen, p.
B-30-31; inl. Mr. Drs. P.I. Meijs, 28 januari 1997
Waardering: V 10 jaar
313.
Handeling: Het o.g.v. de wet of een concessie namens de Staat der Nederlanden sluiten
of wijzigen van een overeenkomst met een zoutexploitatiemaatschappij (Akzo, FRIMA
BV) over de nadere financiële voorwaarden van de zoutconcessie
Periode: 1945–
Producten: Overeenkomsten
Opmerking: De betreffende wet is de Wet van 18 juni 1918, Stb. 421, tot ontginning
van steenzout bij Buurse.
Bron: Exploitatie-overeenkomst concessie ‘Buurse’, gewijzigd bij nadere overeenkomst,
goedgekeurd bij de Wet van 6 augustus 1954, Stb. 353; Overeenkomst met FRIMA BV, behorende
bij Concessie ‘Barradeel’ (1994)
Waardering: B 1
315.
Handeling: Het heffen en invorderen van het winstaandeel over de resultaten behaald
uit de winning en productie van zout in Nederland
Periode: 1945–
Producten: Ter controle wordt aan de minister de resultatenrekening, de balans en
de winst- en verliesrekening, vergezeld van de accountantsverklaring, overlegd. De
minister keurt de resultatenrekening goed.
Opmerking: Het winstaandeel is gerelateerd aan de winst of de productie in één boekjaar.
Bron: Exploitatieovereenkomst met de NV Nederlandse Zoutindustrie 1954, 5a–d; Overeenkomst
met FRIMA BV (1994), art. 2 e.v.
Waardering: V 10 jaar
Heffingsbesluiten zijn reeds gewaardeerd: B
NB. Voor de invordering van de royalty op de netto-productie van de Domaniale Steenkolenmijnen, zie par. 11.3.2.
317.
Handeling: Het geven van een vergoeding aan eigenaren van grond boven een aangewezen
staatsmijn
Periode: 1945–
Bron: Wet van 24 juni 1901, Stb. 170, art. 3–6
Waardering: V 10 jaar
318.
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met de NAM als houder van de ‘oude’ concessies
over koop of overneming door de Staat der Nederlanden, dan wel (vanaf 1953) de verkoop
aan door de Staat aan te wijzen derde, van de gewonnen aardgas in die concessies
Periode: 1948–
Producten: Contracten
Opmerking: De verplichting het gewonnen aardgas tegen een redelijke prijs te verkopen
aan de staat wordt in de concessie ‘Schoonebeek’ voor de eerste maal vastgelegd.
Bron: Concessies ‘Schoonebeek’ (1948), ‘Tubbergen’ (1953) e.v. Concessies, art. 8
Waardering: B 5
319.
Handeling: Het goedkeuren van de overeenkomst inzake de verkoop van in een concessiegebied
gewonnen aardolie of aardgas, dan wel van de verrekenprijs van de daaruit afgevoerde
hoeveelheden
Periode: 1965–
Opmerking Regelingen inzake bevoegdheden met betrekking tot de verkoop van opbrengsten
worden ook in concessies zelf vastgelegd.
Bron: Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 WCP, aft. III, art. 3–22, 27; Besluit concessies
koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.26
Waardering: V 10 jaar
320.
Handeling: Het bemiddelen in de totstandkoming van een winningovereenkomst tussen
twee concessiehouder of een concessiehouder en een vergunninghouder bij ‘overlopende
structuren’ in het Nederlandse territoir
Periode: 1970–
Producten: Overeenkomsten
Opmerking: Het gaat om een winbaar aardgas- en aardolievoorkomen, dat zich over (een
deel van) twee aangrenzende concessievelden uitstrekt.
Bron: Concessie Rossum-De Lutte (1961, zoals gewijzigd in 1971), art. 5e; Regeling
vergunningen en concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, art. 5.4
Waardering: V 1 jaar
321.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan de concessiehouder voor de ontginning
van een mijn bij wijze van verpachting, aanbesteding of verhuring
Periode: 1945–
Bron: Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), ‘Tubbergen’ (1953), art. 12; Concessie ‘Groningen’,
art. 12; Zoutconcessie Adolf van Nassau, art. 13; Bruinkoolconcessie ‘Paul’, Stcrt.
1959, 170, art. 11
Waardering: V 10 jaar na afloop overeenkomst
322.
Handeling: Het goedkeuren van de (wijzigingen) van de statuten van de concessionarissen
van olie- en gasmijnen
Periode: 1945–
Bron: Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 13, ‘Tubbergen’ (1953); Concessie Groningen,
art. 13; Concessie Adolf van Nassau, art. 14
Waardering: V 10 jaar
323.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan de concessiehouder voor de ontginning
van zoutmijnen bij wijze van verpachting, aanbesteding of verhuring
Periode: 1945–
Bron: –
Waardering: V 10 jaar na afloop overeenkomst
324.
Handeling: Het bij liquidatie van de concessionaris goedkeuren van de toewijzing van
concessies voor de winning van delfstoffen
Periode: 1945–
Bron: Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 13, derde lid, ‘Tubbergen’ (1953), art.
14; Concessie Groningen, art. 13; Concessie Adolf van Nassau, art. 14
Waardering: V 10 jaar na afloop concessie
325.
Vervallen.
326.
Handeling: Het benoemen van een regeringsvertegenwoordiger voor de drie ‘oude’ concessies,
belast met het toezicht houden op de naleving van de concessies en van de aan de concessies
voor de winning van koolwaterstoffen verbonden financiële voorschriften
Periode: 1948/1996–
Bron: Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 14; ‘Tubbergen’ (1953), art. 15; Besluit
concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.30; bijl. Hdtk 1996–97,
25 000 XIII (Rijksbegroting EZ), nr. 28
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
327.
Handeling: Het namens of vanwege de minister toezicht houden op de naleving van de
concessies en van de aan de concessies voor de winning van koolwaterstoffen verbonden
financiële voorschriften
Periode: 1948–
Opmerking: 1. Tot 1996 is de taak en bevoegdheid van de regeringsvertegenwoordiger
vastgelegd in de concessies.
2. De handeling behelst onder meer het:
– controleren van de boeken en rapporten betreffende het winningsbedrijf van de concessiehouder;
– deelnemen aan de vergaderingen van aandeelhouders en/of raad van commissarissen
van de concessiehouder, voor zover het mijnbouwkundige activiteiten in het concessiegebied
betreft.
3. De regeringsvertegenwoordiger heeft uitgebreide volmachten om informatie te (doen)
verzamelen.
Bron: Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 14; ‘Tubbergen’ (1953), art. 15; Besluit
concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.30; bijl. Hdtk 1986–1987,
19 722, nr. 5, p. 7
Waardering: V 10 jaar
328.
Handeling: Het goedkeuren van (wijziging of ontbinding van) samenwerkingsovereenkomsten
tussen de concessiehouder en de staatsdeelnemer inzake de gezamenlijke ontginning
van aardolie en aardgas in concessiegebieden
Periode: 1963–
Opmerking: Samenwerkingsovereenkomsten (vroeger ook wel: overeenkomsten van maatschap)
komen bij of na de concessieverlening tot stand.
In het eerste geval is de overeenkomst in ontwerp aan de concessie gehecht.
In het tweede geval moet de minister eerst beslissen, of de maatschappij die een tweede
voorkomen van olie of gas aantoont, verplicht is mee te werken aan de totstandkoming
van een maatschap. Het aantonen van een tweede voorkomen moet aan de minister, aan
de IGM en aan de directeur van de RGD gemeld worden.
De handelingen kunnen samenvallen met de concessieovereenkomst.
Bron: Besluit concessie koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, hoofdst. 3, par.
2; Taverne, Beginselen, p. B-28; B; concessie ‘Groningen’, koninklijk besluit van
30 mei 1963, nr. 39
Waardering: B 1
329.
Handeling: Het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst tussen de concessiehouder
die een tweede voorkomen van aardgas of aardolie in een concessiegebied heeft aangetoond,
en de staatsdeelnemer inzake de gezamenlijke winning van aardolie en aardgas in die
concessie
Periode: 1970–
Opmerking: 1. Overeenkomsten van samenwerking komen bij of na de concessieverlening
tot stand. In het tweede geval moet de minister eerst beslissen, of de maatschappij
die in een concessiegebied een tweede bron van olie of gas aanboort, verplicht is
mee te werken aan de totstandkoming van een winningmaatschap.
2. Vanaf 1996 is er de wettelijke regel, dat slechts indien naar redelijke schatting
de staat door staatsdeelneming financieel nadeel zal kunnen lijden, afgezien kan worden
van staatsdeelneming.
3. Het aantonen van een tweede voorkomen moet aan de minister, aan de IGM en aan de
directeur van de RGD gemeld worden.
Bron: Besluit concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 3.10
Waardering: B 1
Opsporingsvergunningen aardolie en aardgas offshore
332.
Handeling: Het beslissen over de verlening, intrekking e.d. van verkenningsvergunningen
voor aardolie en aardgas in het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Opmerking: De normale geldigheidsduur is 6 maanden.
Bron: EZ, Opsporingsvergunningen, p. 49
Waardering: V 5 jaar na vervallen vergunning
333.
Handeling: Het beslissen over de verlening, beperking, intrekking e.d. van opsporingsvergunningen
voor aardolie en aardgas in het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Beschikkingen o.b.v. Aanvragen met bijlagen, o.m. Werkprogramma, raming
reserves, financiële gegevens en adviezen
Opmerking: 1. Met ‘beperking’ wordt de beperking van het vergunningsgebied bedoeld.
De beschikking wordt in de Staatscourant geplaatst. De vergunning is aanvankelijk
15 jaar geldig, en vanaf 1976 10 jaar geldig; vanaf 1996 wordt de duur per vergunning
vastgesteld.
2. Voorschriften inzake de wijze van aanvrage van een vergunning en de daarbij te
overleggen gegevens zijn in Besluit aanvragen vergunningen en ontheffingen MCP, Stb.
1967, 75, en vanaf 1996 in de Regeling vergunningen koolwaterstoffen CP 1996 vastgesteld.
3. Uitslag en bijzonderheden omtrent de toewijzingsronden worden door EZ/EOG gepubliceerd.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 2–21; Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 MCP,
art. II, art. 2, 19, 21; nvt Besluit vergunningen koolwaterstoffen Continentaal Plat
1996, I, par. 2; Besluit aanvragen vergunningen, art. 5–6 en bijl.
Waardering: B 5
334.
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs en Wetenschappen,
t.b.v. zuiver wetenschappelijk onderzoek beslissen over de verlening, intrekking e.d.
van ontheffingen van de verplichting met een vergunning verkennings- of opsporingsonderzoek
naar aardolie en aardgas in het Continentaal Plat te verrichten, dan wel van de werkverplichting
het verkennings- of opsporingsonderzoek daadwerkelijk uit te voeren
Periode: 1965–
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 2, tweede lid; Besluit 1976, Stb. 102,
art. 8; Taverne, Beginselen, p. B-34
Waardering: V 10 jaar na aflopen vrijstelling
335.
Handeling: Het voorbereiden van een machtigingswet waarbij de staat of een staatsdeelnemer
gemachtigd wordt zelfstandig opsporingsonderzoek op het Continentaal Plat te verrichten
Periode: 1996–
Opmerking: In de praktijk is dit tot dusverre nooit gebeurd. De staatsonderneming
neemt in winningvergunningsgebieden samen met de partner in de samenwerkingovereenkomst
deel in de exploratie.
Bron: MCP, art. 4; Taverne, Beginselen, p. B-35; inl. Mw. Mr.ir. C.M.M. Weisenborn
(DGE/EOG), 27 augustus 1996
Waardering: B 5
336.
Handeling: Het vaststellen en invorderen van een jaarlijks oppervlakterecht en een
eenmalige bonus, berekend naar het oppervlakte van het vergunninggebied voor de opsporing
van olie en gas op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven opgaven en registraties van
de vergunninghouder
Opmerking: De bonus wordt geheven bij het van kracht worden van vergunningen verleend
anders dan op grond van art. 13, eerste lid van de wet.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 8 en 10, derde lid, sub a; Besluit 1967
en 1976 ex art. 12 MCP, art. II, art. 4–5; Besluit vergunningen koolwaterstoffen Continentaal
Plat 1996, art. 2.2–2.3
Waardering: V 10 jaar
339.
Handeling: Het aan de hand van het desbetreffende werkprogramma toezicht houden op
het daadwerkelijk uitvoeren door een houder van een opsporingsvergunning van het opsporingsonderzoek
Periode: 1967–
Opmerking: De vergunninghouder moet een jaarlijkse specificatie indienen van zijn
uitgaven.
Bron: Besluiten ex art. 12 MCP 1967 en 1976, art. II, art. 10
Waardering: V 5 jaar
341.
Handeling: Het Waardering van gegevens over de aantoning van aardolie- of aardgasvoorkomens
op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Bron: Besluit 1967 ex art. 12 MCP, art. II, art. 13
Waardering: B 2
Bewijsstuk van zakelijke aard, art. 2 sub b archiefbesluit.
Winningvergunningen aardolie en aardgas offshore
342.
Vervallen.
344.
Handeling: Het beslissen over de verlening, wijziging, verlenging, overdracht of intrekking
van winningvergunningen voor aardolie of aardgas op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Advieskader: RGD, sodm, EBN, Mijnraad
Producten: Beschikkingen, o.b.v. Aanvragen met bijlagen, borgstellingovereenkomsten,
adviesrapporten
Opmerking: 1. Onderdeel van de procedure tot ca. 1992 kan zijn, dat aan de aanvrager
een ‘letter of intent’ wordt gegeven, hetgeen wil zeggen dat aan een aanvrager een
winningvergunning wordt toegezegd, mits hij eerst een opruimingsverklaring en een
overeenkomst van samenwerking getekend heeft.
2. Voorschriften inzake de wijze van aanvragen van een vergunning en de daarbij te
overleggen gegevens zijn in Besluit aanvragen vergunningen en ontheffingen MCP, Stb.
1967, 75, vanaf 1996 ook in de Regeling vergunningen koolwaterstoffen Continentaal
Plat 1996 vastgesteld.
3. De beschikking wordt, na aanvaarding en zekerheidsstellingen door de vergunninghouders
voor opruimingskosten, in de Staatscourant geplaatst en zodoende van kracht. Voor
1996 moesten ook zekerheden worden gesteld ten aanzien van financiële verplichtingen.
4. De vergunning is 40 jaar geldig (vanaf 1996 wordt de duur per vergunning vastgesteld);
de borgstellingovereenkomst onder 2a blijft 10 jaar langer van kracht dan de vergunning;
de garantieverklaring onder 2b blijft van kracht voor zolang en voor zover de opruiming
van de mijnbouwinstallaties nog niet is voltooid.
5. De vergunning kan slechts op verzoek van de houder gewijzigd worden.
6. De vergunninghouder heeft een werkverplichting en kan door de Minister van Economische
Zaken verplicht worden de benodigde controlegegevens aan deze te verstrekken.
7. Het kabinet heeft de bevoegdheid om in uitzonderlijke omstandigheden dergelijke
vergunningen op te schorten of in te trekken op grond van regels in de Wet Milieubeheer.
Deze (theoretische) probleemstelling, die betrekking heeft op elke in Nederland werkzame
inrichting, wordt behandeld in het institutioneel onderzoek dat betrekking heeft op
milieubeheer.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 2–21; inl. Mw. Mr.ir. C.M.M. Weisenborn
(DGE/EOG), 27 augustus 1996; Besluit 1967 ex art. 12 MCP, art. III, 23 en 30, art.
IV, art. 7; winningvergunning blokdelen K4b en K5a voor Elf Petroland BV c.s., 29 april
1993, E/EOG/MW 9308580 en bijlagen; nvt Besluit vergunningen koolwaterstoffen Continentaal
Plat 1996, I, par. 2
Waardering: B 5
345.
Handeling: Het beslissen over de verlening, intrekking e.d. van ontheffingen van de
verplichting met een vergunning aardolie of aardgas in het Continentaal Plat te winnen
Periode: 1965–
Opmerking: De ontheffing wordt, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs en
Wetenschappen, verleend t.b.v. Zuiver wetenschappelijk onderzoek of t.b.v. Onderzoekingen
die geen verkennings- of opsporingsonderzoekingen zijn.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 2, tweede en derde lid; Besluit 1976, Stb.
102, art. II, art. 8; Taverne, Beginselen, p. B-34
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing
Ontheffingen zijn van tijdelijke aard en worden verleend in afwachting van een vergunningaanvrage.
NB. Voor het toezicht op de meetapparatuur voor het meten van de gewonnen koolwaterstoffen,
zie hoofdstuk 12, par. 3.1.
347.
Handeling: Het vaststellen en van de vergunninghouder invorderen van een eenmalige
bonus, berekend naar het oppervlakte van het vergunningsgebied voor de winning van
aardolie en aardgas op het Continentaal Plat
Periode: 1967–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven opgaven en registraties van
de vergunninghouder
Opmerking: De bonus wordt geheven bij het van kracht worden van vergunningen verleend
anders dan op grond van art. 13, eerste lid van de wet. Op het Nederlandse territoir
bestaat er geen bonus.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, art. 10, derde lid; Besluit 1967 ex art. 12
MCP, art. VIII, art. 1; Taverne, Beginselen, p. B-35; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 3.30
Waardering: V 10 jaar
348.
Handeling: Het jaarlijks vaststellen en van de vergunninghouder invorderen van een
oppervlakterecht, berekend naar het oppervlakte van het vergunningsgebied voor de
winning van aardolie en aardgas op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven opgaven en registraties van
de vergunninghouder
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, gewijzigd 1996, art. 8; Besluit 1967 ex art.
12 MCP, art. III, art. 1; Taverne, Beginselen, p. B-35; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 3.2
Waardering: V 10 jaar
349.
Handeling: Het jaarlijks vaststellen en van de vergunninghouder invorderen van de
cijns, berekend naar de waarde der gewonnen en afgevoerde delfstoffen in een vergunningsgebied
van het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven opgaven, metingen en registraties
van de vergunninghouder
Opmerking: De cijns wordt berekend als een percentage van de gewonnen en afgeleverde
delfstoffen.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, gewijzigd 1996, art. 11, eerste lid sub a en
b; Besluit 1967 ex art. 12 MCP, art. III, art. 3–22, 27; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 3.4 t/m 3.23
Waardering: V 10 jaar
350.
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, jaarlijks vaststellen en van
de vergunninghouder invorderen van het winstaandeel, berekend naar de met en door
de winning behaalde winst in een vergunningsgebied van het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Producten: Beschikkingen naar aanleiding van aangegeven opgaven, resultatenrekeningen,
metingen en registraties van de concessiehouder
Opmerking: 1. Het winstaandeel bedraagt 50 of 70% van het voordelig saldo van de resultatenrekening
over één boekjaar. Het wordt verrekend met de verrekenbare inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Bron: Mijnwet Continentaal Plat 1965, gewijzigd 1996, art. 11, eerste lid sub a en
b; Besluit 1967 ex art. 12 MCP, art. III, art. 3–22, 27; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 3.4 t/m 3.23
Waardering: V 10 jaar
351.
Handeling: Het goedkeuren van de overeenkomst inzake de verkoop van in een vergunninggebied
op het Continentaal Plat gewonnen aardolie of aardgas, dan wel van de verrekenprijs
van de daaruit afgevoerde hoeveelheden
Periode: 1965–
Bron: Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 MCP, art. III, art. 3–22, 27; Besluit vergunningen
koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art. 3.26; nvt, art. 5.2
Waardering: V 10
352.
Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichting voor de vergunninghouder
eigenaar te zijn van in het vergunningsgebied gelegen productieputten en daarbij behorende
productie-installaties
Periode: 1970–
Bron: Besluit ex art. 12 MCP, art. III, art. 29; Regeling vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 5.1 j°. Art. 5.5;
Besluit ex art. 12 MCP, art. III, art. 29; Regeling vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 5.1 j°. Art. 5.5
Waardering: B 5
N.B. De hier beschreven handelingen zijn niet in die vorm opgenomen in BSD Staatsdeelneming,
zoals die beschreven zijn in PIVOT-rapport 57.
353.
Handeling: Het goedkeuren van (wijzigingen van) de overeenkomst van samenwerking tussen
vergunninghouder(s) en winningsvennootschap inzake de winning van aardolie en aardgas
Periode: 1970–
Opmerking: De samenwerking kan reeds vanaf 1967 de vorm van een cost-companyconstructie
hebben.
Bron: Besluit 1976 ex art. 12 MCP, art. IV en VI; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 4.2. En 4.11 en nvt I, par. 3.2
Waardering: B 5
354.
Handeling: Het goedkeuren van (wijzigingen van) de overeenkomst van samenwerking op
basis van een cost-company constructie tussen vergunninghouder(s), winningvennootschap
en EBN inzake de winning van aardolie en aardgas
Periode: 1970–
Opmerking: Volgens de nvt bij het Besluit 1996 draagt de winningvennootschap de positie
die haar op grond van art. 4.2, eerste lid, sub b, toekomt als het ware over aan haar
aandeelhouders.
Bron: Besluit 1976 ex art. 12 MCP, art. IV en VI; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 4.2. En 4.11 en nvt I, par. 3.2, en II, par. 3
Waardering: B 5
355.
Handeling: Het na vergunningverlening beslissen over de medewerking van een vergunninghouder
die een tweede voorkomen van aardgas of aardolie in een vergunningsgebied aantoont,
aan de oprichting van een exploitatiebedrijf waarin ook de staat of een staatsdeelneming
deelneemt
Periode: 1970–
Opmerking: 1. Overeenkomsten van samenwerking komen bij of na de vergunningverlening
tot stand. In het tweede geval moet de minister eerst beslissen, of de maatschappij
die in een vergunninggebied een tweede voorkomen van olie of gas aantoont, verplicht
is mee te werken aan de totstandkoming van een winningvennootschap.
2. Vanaf 1996 is er de wettelijke regel, dat slechts indien naar redelijke schatting
de staat door staatsdeelneming financieel nadeel zal kunnen lijden, afgezien kan worden
van staatsdeelneming.
3. Het aantonen van een tweede voorkomen moet aan de minister, aan de IGM en aan de
directeur van de RGD gemeld worden.
Bron: MCP, art. 11, tweede lid, sub a; Taverne, Beginselen, p. B-41; Besluit 1967
ex art. 12 MCP, art. VIII, art. V, eerste lid; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 4.11
Waardering: B 5
356.
Handeling: Het goedkeuren van de ontbinding van de winningvennootschap voor aardolie
of aardgas in het vergunninggebied in het Continentaal Plat, dan wel het goedkeuren
van de wijziging der statuten van die vennootschap
Periode: 1970–
Bron: Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 MCP, art. IV–VII; winningvergunning blok K4B
en K5A: overeenkomst van samenwerking, 1993; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 4.2 en 4.3
Waardering: B 4
357.
Handeling: Het bemiddelen in de totstandkoming van een winningovereenkomst tussen
twee vergunninghouders bij ‘overlopende structuren’ in het Nederlandse deel van het
Continentaal Plat
Periode: 1970–
Bron: MCP, art. 12; Besluit ex art. 12 MCP, art. III, art. 28; Besluit vergunningen
koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art. 5.4
Waardering: V 1 jaar
4.1.14. Exploratie en exploitatiewerkzaamheden
Verkenningsonderzoek
363.
Handeling: Het verlenen, wijzigen e.d. van ontheffingen e.a. beschikkingen inzake
het verrichten van mijnbouwkundige onderzoekingen anders dan d.m.v. boorwerken
Periode: 1964–1994
Bron: Mijnreglement 1964, art. 322–323, en MRCP, art. 22, 25 en 26; NRMR (6) seismische
onderzoekingen,
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing
Ontginningsplan bitumina
364.
Handeling: Het op advies van Staatstoezicht op de Mijnen goedkeuren van (wijzigingen
van) het ontginningsplan van vergunningshouders voor de winning van aardolie en aardgas
Periode: 1996–
Bron: Regeling vergunningen koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art. 5.2; sodm,
Jaarverslag 1995, p. 51
Waardering: B 5
Ontwikkeling van locaties en installaties
366.
Handeling: Het voeren van overleg met de Planologische Werkcommissie over de goedkeuring
van plannen tot uitvoering van exploratieboringen en het plaatsen van een winninginstallatie
(zgn. Locatiebesluiten) in gevoelige gebieden
Periode: 1994–
Bron: Inl. Mr. R.T.A. Hillen (DGE/EOG), 12 november 1996; Regeling vergunningen en
concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, art. 4.5–4.6, 4.12 en 5.7
Waardering: B 5
367.
Vervallen.
368.
Vervallen.
369.
Handeling: Het voeren van overleg met de Ministers van V&W en Defensie en Gedeputeerde
Staten van de betrokken provincie over de locatieplannen tot vestiging van boorwerken,
dan wel het, op advies van de interdepartementale Planologische Werkcommissie, goedkeuren
van locatieplannen in gevoelige gebieden van het Nederlands territoir
Periode: 1994–
Producten: Locatiebeschikkingen naar aanleiding van aangegeven diverse opgaven en
rapportage zgn. Nulwaardeonderzoek
Opmerking: Evenals de volgende handeling wordt het plan getoetst aan de belangen van
de veiligheid en de landsverdediging
Bron: Regeling vergunningen en concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, art.
4.5–4.6, 4.12 en 5.6; concessies boorvergunning Andel II, art. II, art. 2–4 (1995)
Waardering: B 5
370.
Handeling: Het mede opstellen van milieueffectrapportages ter voorbereiding van plannen
tot exploratie- en exploitatieboringen in gevoelige gebieden
Periode: 1986–
Producten: Milieueffectrapporten
Overlegkader: Commissie voor de Milieueffectrapportage, initiatiefnemers, Ministerie
van V & W, Ministerie van VROM.
Opmerking: Op grond van de milieuwetgeving moet voor bepaalde handelingen een milieueffectrapport
worden opgesteld. Het bevoegd gezag dat vergunningen moet verlenen, onderneemt in
een MER.-procedure de volgende activiteiten:
– bekend maken van de startnotitie;
– organiseren van inspraak;
– geven van richtlijnen voor het opstellen van het MER.;
– Waardering van de inhoud van het MER;
– bekend maken en ter inzage leggen van het MER, tegelijkertijd met het voornemen
over de activiteit;
– organiseren van inspraak over MER en voornemen; vragen van adviezen;
– Besluiten over activiteit.
Het Ministerie van VROM kan als adviseur mede bij de opstelling betrokken zijn.
2. De m.e.r.’s zijn gekoppeld aan de goedkeuringsbesluiten van de Minister van EZ
m.b.t. Plannen tot uitvoering van te plaatsen winninginstallaties; zie handeling 378.
Bron: WABM 1986, Besluit m.e.r. 1994, passim; Handleidingen MER, uitgegeven door VROM.
Waardering: B 5
371.
Handeling: Het, op advies van Staatstoezicht op de Mijnen en de betrokken gemeentebesturen,
verlenen, wijzigen e.d. Van tijdelijke ontheffingen van het verbod zonder hindervergunning
bepaalde door de minister aangewezen bovengrondse mijn- of boorinrichtingen, of mijn-
of boorinrichtingen in bepaalde door de minister aangewezen gebieden, te bouwen, in
werking te brengen, te wijzigen e.d.
Periode: 1953–
Producten: ‘Gedoogbeschikkingen’
Opmerkingen: Het gaat hier om tijdelijke werkzaamheden in het kader van proefnemingen,
voorlopige opslag e.d. Of om werkzaamheden waarvoor binnen een bepaalde termijn een
vergunning moet zijn aangevraagd; in het laatste geval zijn deze termijnen als voorwaarde
in de ontheffing opgenomen.
Bron: Hinderwet, Wet Milieubeheer. MR39, zoals gewijzigd bij Besluit van 3 december
1953, houdende wijziging van hoofdstuk XIV A van het MR39, Stb. 1953, 648; Mijnreglement
1964, art. 337–338
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing
372.
Handeling: Het, op advies van Staatstoezicht op de Mijnen en betrokken en de betrokken
provinciale, regionale inspecties en gemeentes o.g.v. de hinderregeling ex Mijnreglement
1964 en de Wet milieubeheer verlenen, wijzigen e.d. Van (hinder)vergunningen voor
de bouw, uitbreiding en revisie van bovengrondse mijn- of boorinrichtingen, alsmede
aan de vergunning (nieuwe) vergunningsvoorschriften toevoegen, deze wijzigen of intrekken
Periode: 1949–1994
Producten: Hinderwetvergunningen, milieuvergunningen.
Overlegkader: Besturen van betrokken gemeenten, Inspecteur Volksgezondheid, belast
met toezicht op milieuhygiëne,
Opmerking: 1. In de regel worden de vergunningen voor onbepaalde tijd verstrekt. In
bijzondere gevallen kan de minister een tijdelijke vergunning voor ten hoogste 10
jaar verstrekken.
2. Na de invoering van de Wet milieubeheer is een grote ombouwoperatie gestart om
de oude vergunningen te actualiseren.
Bron: MR39, zoals gewijzigd bij Besluit van 21 juni 1949, Stb. J 266 (toevoeging hoofdstuk
IVA), en van 3 december 1953, houdende wijziging van hoofdstuk XIV A van het MR39,
Stb. 1953, 648; Mijnreglement 1964, gewijzigd bij amvb van 23 sept. 1980, Stb. 506,
art. 336, eerste lid, 339–352, juncto desbetreffende artikelen van de Wet algemene
bepalingen milieuhygiëne; Wet Milieubeheer 1992, art. 8.2, derde lid; inl. Mr. R.T.A.
Hillen (DGE/EOG), 12 november 1996; sodm, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan 1997), p.
12
Waardering: V 10 jaar na aflopen vergunning
373.
Handeling: Het op advies van Staatstoezicht op de Mijnen Waardering van kennisgevingen
inzake uitbreiding of wijziging van een inrichting, die naar verwachting geen nadelige
gevolgen heeft in termen van gevaar, schade of hinder buiten de inrichting
Periode: 1949–1993
Opmerking: Het gaat hier om handelingen die niet hinderwetplichtig zijn of waarvoor
sedert 1985 algemene regels zijn gesteld in de vorm van hinder- of milieubesluiten.
Bron: sodm, Jaarverslag 1992, p. 39, Hinderwet 1985.
Waardering: V 10 jaar na afloop
375.
Handeling: Het, in overleg met vergunninghouders en in overeenstemming met de Ministers
van V&W en Defensie, beslissen over de plaats(ing) van mijnbouwinstallaties in zgn.
restrictiegebieden in het Nederlandse deel van het Continentaal Plat
Periode: 1967–
Producten: Beschikkingen
Opmerking: Het gaat o.m. Om scheepvaart- en defensie restrictiegebieden.
Bron: Besluit 1967 ex art. 12 MCP, Stb. 24, art. II, art. 14 en 17, art. IX–X en bijlagen;
Regeling vergunningen koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art. 4.5, 4.13–4.17
en art. 5.7–5.10
Waardering: V 10 jaar na afloop
377.
Handeling: Het verlenen, vernieuwen of intrekken van vergunningen voor de ontginning
of ander gebruik van ondergrondse steengroeven, dan wel verlenen van toestemming voor
ontginning of ander gebruik van de groeve bij wijze van verpachting
Periode: 1945–
Producten: Vergunningen e.a. Beschikkingen o.g.v. Aanvrage met kaart, uittreksel uit
de kadastrale leggers, verklaring van de grondeigenaar, bij de betrokken gemeentebesturen
ingebrachte bezwaarschriften, advies sodm
Opmerking: 1. Het ‘vernieuwen’ van een vergunning gebeurt bij overgang of overdracht
van een vergunning.
2. Gedeputeerde Staten en de betrokken gemeente(n) ontvangen een afschrift van de
beschikking.
Bron: Groevenreglement 1947, gewijzigd 1993, art. 1–8, 25
Waardering: V 10 jaar na aflopen vergunning
Bouw, onderhoud en operatie van boor- en productie-installaties
378.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de nieuwbouw en plaatsing van mijn- en boorwerken en van
mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: 1. T.a.v. Art. 36a–b,e,j,k–m,o is sodm niet gemachtigd de beschikkingen
zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. Voor de nieuwbouw van pijpleidingen, zie volgende paragraaf.
Bron: MR39, art. 124, tweede lid, art. 127, tweede lid; Mijnreglement 1964, art. 8,
vijfde lid, art. 24–36; MRCP, art. 34–43, 60, 64; NRMR (5) putbeveiliging, Stcrt.
1967, 100, art. 4, 5, 7, 12; MRCP, art. 34; NRCP (27) putbeveiliging, Stcrt. 1970,
207, en 1990, 164; Taverne, Beginselen, p. B-28; NRCP (67, 68) erkenning deskundige
instelling op meteorologisch en oceanografisch gebied; NRMR (35) herkenningstekens
mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1973, 54; NRMR (41) meteorologische en oceanografische
inlichtingen en waarnemingen, Stcrt. 1975, 250; NRMR (51) uitgangen en wegen, Stcrt.
1985, 202, art. 9, vierde lid, art. 13; sodm, A&R, nr. 69 en 110 (Richtlijnen m.b.t.
Inrichting aardgas- en aardolieputten), art. 2, 3, 4, 9, resp. 8; sodm, A&R, nr. 80
(Aanschrijving toepassing IMCO-resolutie A.414 op verplaatsbare mijnbouwinstallaties
geregistreerd in Nederland; sodm, A&R, nr. 126 (Richtlijnen MRCP sterkte mijnbouwinstallaties),
art. 3; nr. 134 (Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het
Stoomwezen), art. 6, eerste en vierde lid, art. 12, eerste en zevende lid; Concessie
Groningen, art. 10; Concessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170, art. 5
Waardering: V 5 jaar
379.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het onderhoud en de operatie van mijn- en boorwerken en
van mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: 1. T.a.v. Art. 36a–b,e,j,k–m,o is sodm niet gemachtigd de beschikkingen
zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. Voor de nieuwbouw van pijpleidingen, zie volgende paragraaf.
Bron: MR39, art. 124, tweede lid, art. 127, tweede lid; Mijnreglement 1964, art. 8,
vijfde lid, art. 24–36; MRCP, art. 34–43, 60, 64; NRMR (5) putbeveiliging, Stcrt.
1967, 100, art. 4, 5, 7, 12; MRCP, art. 34; NRCP (27) putbeveiliging, Stcrt. 1970,
207, en 1990, 164; Taverne, Beginselen, p. B-28; NRCP (67, 68) erkenning deskundige
instelling op meteorologisch en oceanografisch gebied; NRMR (35) herkenningstekens
mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1973, 54; NRMR (41) meteorologische en oceanografische
inlichtingen en waarnemingen, Stcrt. 1975, 250; NRMR (51) uitgangen en wegen, Stcrt.
1985, 202, art. 9, vierde lid, art. 13; sodm, A&R, nr. 69 en 110 (Richtlijnen m.b.t.
Inrichting aardgas- en aardolieputten), art. 2, 3, 4, 9, resp. 8; sodm, A&R, nr. 80
(Aanschrijving toepassing IMCO-resolutie A.414 op verplaatsbare mijnbouwinstallaties
geregistreerd in Nederland; sodm, A&R, nr. 126 (Richtlijnen MRCP sterkte mijnbouwinstallaties),
art. 3; nr. 134 (Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het
Stoomwezen), art. 6, eerste en vierde lid, art. 12, eerste en zevende lid; Concessie
Groningen, art. 10; Concessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170, art. 5
Waardering: V 20 jaar
381.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
De Mijnreglementen m.b.t. het veilig bovengronds verkeer en vervoer van, naar en in
mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Opmerking: 1. Het betreft de volgende activiteiten:
– goedkeuren van reglementen voor bovengronds personen- en goederenvervoer (art. 43);
– ontheffing verlenen voor vrije ruimte naast spoor (NRMR smalspoorvervoer, art. 3);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van verbod met helikopter te landen
op te klein helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 3);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften obstakelvrije zone
helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 5);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften verlichting helikopterdek
(NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 8);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften toegangen helikopterdek
(NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 9);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften apparatuur meteorologische
gegevens helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 10);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften brandblusmiddelen
en -apparatuur helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 30).
2. Bij NR helikopterdekken is Minister van EZ sedert 1995 bevoegd ontheffingen e.d.
Te verlenen.
3. Zie voor de handelingen van de Rijksluchtvaartdienst, PIVOT-rapport nr. 16 (burgerluchtvaart).
Bron: Mijnreglement 1964, art. 43–47; NRMR (20) vervoer met motorrijtuigen bovengronds,
Stcrt. 1970, 101, en 1988, art. 80; NRMR (36) niet-verplaatsbare transportinrichtingen
bovengronds, Stcrt. 1970, 156, art. 7; NRMR (24) smalspoorvervoer bovengronds, Stcrt.
1970, 156; NRCP helikopterdekken, Stcrt. 1993, 233, vervangen door: NRMR en NRCP (73)
helikopterdekken, Stcrt. 1995, 186
Waardering: V 20 jaar
385.
Vervallen.
Bouw, onderhoud en operatie van pijpleidingen
392.
Handeling: Het, in overleg met de betrokken minister, verlenen van ontheffingen, goedkeuringen
e.a. beschikkingen o.g.v. de Mijnreglementen m.b.t. de aanleg van pijpleidingen voor
de opsporing en winning van delfstoffen
Periode: 1964–
Overlegkader: Ministeries van V&W, LNV en DEF, Dienst van het Stoomwezen en Dienst
der Hydrografie, provincies
Opmerking: sodm is niet gemachtigd de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm
adviseert de minister.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143a–143d; MRCP, art. 71–77; Aanwijzing
mijnreglement pijpleidingen, Stcrt. 1975, 126; inl. Sodm, 15 mei 1996; inl. Mr. Drs.
C. Riekerk (DGE/EOG), oktober 1996
Waardering: V 20 jaar
393.
Handeling: Het, in overleg met de betrokken minister, verlenen van ontheffingen, goedkeuringen
e.a. beschikkingen o.g.v. de Mijnreglementen m.b.t. het onderhoud en de operatie van
pijpleidingen voor de opsporing en winning van delfstoffen
Periode: 1964–
Overlegkader: Ministeries van V&W, LNV en DEF, Dienst van het Stoomwezen en Dienst
der Hydrografie, provincies
Opmerking: sodm is niet gemachtigd de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm
adviseert de minister.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143a–143d; MRCP, art. 71–77; Aanwijzing
mijnreglement pijpleidingen, Stcrt. 1975, 126; inl. Sodm, 15 mei 1996; inl. Mr. Drs.
C. Riekerk (DGE/EOG), oktober 1996
Waardering: V 20 jaar
Buitenbedrijfstelling en nazorg
395.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het verlaten van mijn- en boorwerken, mijnterreinen en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Opmerking: sodm is niet gemachtigd de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm
adviseert de minister.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 136–143; MRCP, art. 60, 68, 70; NRMR (3) verlaten van
boorgaten, Stcrt. 1967, 100 en 1976, 94; NRCP (32) verlaten van boorgaten, Stcrt.
1971, 175; NRMR (34A) vullen van schachten, Stcrt. 143, 10, art. 6–7; Concessie Rossum-De
Lutte (1961), art. 7b, e.a. Concessies
Waardering: B 1
Arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid
396.
Handeling: Het verlenen goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v. de Mijnreglementen
m.b.t. de algemene veiligheid op, in en bij mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Producten: Publicaties in Stcrt.
Opmerking: Met ‘bij’ mijnbouwinstallaties worden de schepen die werkzaamheden uitvoeren
aan offshore mijnbouwinstallaties bedoeld.
Bij deze handeling behoort ook de aanwijzing van veiligheidszones.
Bron: MWCP, art. 27; MR39, art. 25, sub a en c; Mijnreglement 1964, art. 144–166;
MRCP, art. 96, tweede en derde lid, art. 96a, eerste en tweede lid, art. 97, vierde
lid, art. 102a, vierde lid, art. 149a, tweede lid; NRMR (8) grondwerk, Stcrt. 1967,
137; NRMR (9) ladders, Stcrt. 1967, 137; NRMR (10) inrichting aardgas- en aardolieputten,
Stcrt. 1967, 214, art. 2, 10; NRMR (17) afstand diepboringen, Stcrt. 1970, 91, art.
2; NRMR (31) veiligheidszones boorwerken op het land, Stcrt. 1971, 120 en 1973, 81,
art. 3, tweede lid, art. 5, zesde lid, art. 6, derde lid; Aanwijzing 28 febr. 1989;
NRMR 1964 (60) steigers 1989, en NRCP (61) steigers 1989, Stcrt. 1989, 90; NRMR 1964
en NRCP (70) inzake veiligheid en gezondheid van arbeiders in de winningsindustrie;
sodm, A&R, nr. 30 (Veiligheidseisen dieselmotoren), 61 (Aanschrijving alcoholische
dranken), art. 4, 70 (idem); Nadere regelen Mijnreglement afgraven steenstorten, Stcrt.
1970, 202; sodm, A&R, nr. 113 (Richtlijnen zwavelwaterstoflocaties), art. 13, tweede
lid; sodm, A&R, nr. 122 (Aanschrijving met richtlijnen m.b.t. De organisatie van veiligheidsdiensten)
Waardering: V 5 jaar na vervanging
402.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de gezondheid en hygiëne op mijn- of boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar,
adviezen van het College van Bijstand en Advies, v.a. 1982 de ARBO-raad
Opmerking: 1. Sodm is t.a.v. MR1964, art. 147, tweede lid, en 158, eerste lid, niet
gemachtigd de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. In een aantal gevallen hoort de minister het College van Bijstand en Advies voor
de Bedrijfsgeneeskunde, nadien de Commissie voor de Bedrijfsgezondheidszorg van de
ARBO-Raad (1982–1993).
Bron: MR39, art. 23, 158, eerste lid, art. 160, tweede lid; Mijnreglement 1964, art.
Art. 11, 223–251; MRCP, art. 143, eerste en derde lid, art. 144, art. 147, derde t/m
vijfde lid, art. 149b, derde lid (nader geneeskundig onderzoek), art. 152, derde lid,
152a, vierde lid, art. 155, vijfde lid, art. 160, vierde lid; NRMR privaten en urinoirs
bovengronds, Stcrt. 1967, 137, en 1975, 126; NRMR (38) drinkwater boorwerken, Stcrt.
1975, 126; NRCP (66) schadelijke geluidsniveaus, Stcrt. 1993, 246; sodm, A&R, nr.
93 (Aanschrijving drinkwaterrichtlijn), art. 11, 17, 30; sodm, A&R, nr. 95 (Medische
Keuring van personen op mijnbouwinstallaties 1984), art. 6, tweede lid, art. 8, tweede
en derde lid; sodm, A&R, nr. 102 (Accommodatierichtlijnen) 1986, art. 24 en 25, en
1996, art. 23; sodm, Jaarverslag 1992, p. 79 (goedkeuring werkmethode asbestverwijdering)
Waardering: V 50 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
405.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de bescherming van het personeel in de mijnbouw tegen de
gevaren van toestellen die ioniserende stralen uitzenden, en van radioactieve stoffen:
A. Territoir
B. Continentaal Plat
Periode: A. 1964–1982
B. 1967–
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar
Opmerking: 1. Ad a: Hoofdstuk XIV MR1964 is vervangen door Besluit straling kernenergie
(BSK); sozawe verleent nu de beschikkingen.
Ad b. Het overeenkomstige hoofdstuk XVII van MRCP is niet ingetrokken.
2. De minister verleent de vergunning voor het zich ontdoen van radioactieve stoffen
bij mijnbouwkundig werk i.o.m. De Minister van VROM.
3. Ingeval van ontheffingverlening van de verplichting tot meting van de blootstelling
aan ioniserende stralen a.d.h.v. Persoonlijke controlemiddelen, moeten de meetresultaten
van de collectieve controle die hebben gediend tot vaststelling van de individuele
doses, ten minste dertig jaar worden bewaard (MRCP, art. 176, vierde lid).
Bron: Mijnreglement 1964, art. 257–277; MRCP, art. 167–171, 176, derde en vierde lid,
art. 181, vijfde, zesde en zevende lid, 184d, tweede lid, art. 184w; inl. Sodm, 15 mei
1996; sodm, Jaarverslag 1992, p. 40
Waardering: V 50 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
407.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het verrichten van arbeid in de mijnbouw
Periode: 1964–1995
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar
Opmerking: 1. De activiteiten o.g.v. MR64, resp. MRCP betreffen:
– vergunning verlenen voor vrouwenarbeid (MR39, art. 175);
– verlenen van vergunning voor verrichten van zondagsarbeid of verblijf (MRCP, art.
194);
– verlenen van ontheffing van rusttijden (MR64, art. 285; MRCP, art. 196);
– verlenen van ontheffing van leerplicht (MR64, art. 289a);
– verlenen van ontheffing van schadelijke arbeid door jongeren (MR39, art. 176; MR64,
art. 290–290e);
– vergunning verlenen voor verrichten lichte arbeid door leerplichtige arbeiders (MR64,
art. 292);
– vergunning verlenen voor langere diensttijd (MR39, art. 179 en 180; MR64, art. 295,
MRCP, art. 198);
– vergunning verlenen voor kortere rusttijd (MR64, art. 296, 309; NRCP, art. 199);
– vergunning verlenen voor langere nachtdienst (MR64, art. 298, MRCP, art. 201);
– goedkeuren van ‘afwijkende’ werktijdregeling (MR64, art. 299, 301–302, 305, 309–310,
MRCP, art. 202, 203, 204, 205, 206);
– vergunning verlenen af te wijken van vastgestelde schaftijd (MR39, art. 188, vierde
lid; MR64, art. 304; MRCP, art. 207); – goedkeuren van afwijkingen m.b.t. Bewakingsdiensten
(MR64, art. 305; MRCP, art. 208).
2. Sodm is t.a.v. MR1964, art. 295, derde lid, en 158, eerste lid, niet gemachtigd
de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
3. De bemoeienis van de minister, c.q. Sodm is o.g.v. De nieuwe Arbeidstijdenwet en
het Arbeidstijdenbesluit per 1 januari 1996 vervallen en overgegaan op de Minister
van sozawe.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 282–321; inl. Fr. Bezem (sodm), 23 april 1996; sodm,
Jaarverslag, pp. 39–40
Waardering: V 20 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
412.
Vervallen.
Toelating van lozingen op zee
414.
Handeling: Het, in overeenstemming met de Ministers van V&W en VROM, verlenen van
vergunningen, ontheffingen e.a. beschikkingen o.g.v. Mijnreglement Continentaal Plat,
art. 49, m.b.t. de lozing van oliehoudende mengsels en ander afval
Periode: 1970–
Opmerking: sodm adviseert de minister.
Bron: MRCP, art. 49; Regeling lozing van oliehoudend mengsels (NRCP (64)); sodm, NKD,
nr. 95/C/14, p. 5
Waardering: V 20 jaar na afloop vergunning/ontheffing
4.1.15. Staatstoezicht op de mijnen
417.
Handeling: Het aanwijzen en beëdigen van de (plaatsvervangend) Inspecteur-Generaal
der Mijnen en – op diens voordracht – van andere bij het Staatstoezicht op de Mijnen
werkzame ambtenaren
Periode: 1945–
Producten: Aanstellingsbeschikkingen
Opmerking: De minister kan aan de IGM adviseurs toevoegen. De IGM beëdigt de inspecteurs
van sodm.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 324–331; MCP, art. 32; Wet Markham-overeenkomst, art.
7; sodm, NKD: Juridisch kader (1996)), p. 10; mandaatregeling 1996
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
418.
Handeling: Het aansturen en toezicht houden op, dan wel het afleggen van verantwoording
van de werkzaamheden van de Inspecteur-Generaal der Mijnen, i.c. het Staatstoezicht
op de Mijnen
Periode: 1945–
Producten: – Mandaatregelingen en instructies, b.v. Beschikking van de Minister van
Waterstaat van 20 december 1939, La.C., Vervoer en Mijnwezen, en Beschikking van 15 januari
1965, DG Mijnwezen, nr. 564/1288, gewijzigd bij Besluit van DG Energie 1985 en 1996;
– jaarwerkplannen, managementrapportages, jaarverslagen;
Opmerking: De IGM geeft de toezichthouders van sodm aanwijzingen; de operationele
aansturing berust bij de plv. IGM.
Bron: Mijnreglement 1939, art. 219; MR64, art. 331; Jaarverslag IGM 1994; Mandaatregelingen
1965 en 1996; sodm, NKD, nr. 96/C/05 (Inspecties), p. 24
Waardering: B 4
Ondergrondse werken
419.
Handeling: Het, in voordracht van de arbeiderscommissies onder voorzitterschap van
de Inspecteur-Generaal der Mijnen, voor telkens vijf jaar aanwijzen van ten minste
twee arbeiders-controleurs, belast met het toezicht houden op de naleving van het
Mijnreglement in de ondergrondse werken van de steenkolenmijnindustrie
Periode: 1939–1964
Overlegkader: Vakorganisaties van arbeiders, bestuurders van de mijnen
Bron: Mijnstatuut 1945, art. 72; Mijnreglement 1939, hoofdst. XVII
Waardering: V 10 jaar na benoeming
Plaatsing, reparatie en onderhoud van boorwerken e.d.
452.
Handeling: Het Waardering van in te dienen (wijzigingen van) gegevens betreffende
de plaatsing en inrichting van mijnbouwinstallaties op het Continentaal Plat
Periode: 1971–
Bron: MRCP, art. 31 en 31a; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik
zijnde kabels, pijpleidingen e.d.), Art. B; sodm, A&R, nr. 130 (Richtlijnen bescherming
onderwaterproducerende mijnbouwinstallaties), art. 10
Waardering: V 10 jaar
453.
Handeling: Het Waardering van in te dienen (wijzigingen van) gegevens betreffende
de plaatsing, verplaatsing en inrichting van boorlocaties onshore
Periode: 1945–
Opmerking: In sodm, A&R, nr. 120 (Concept-aanschrijving binnenkomende boorinstallaties
en reparatiemasten) zijn de gegevens en documenten die ten minste 2 weken voor de
aanvang van de werkzaamheden ingeleverd moeten worden, opgesomd.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1971, art. 36a, 36d, tweede lid; MRCP, art. 31
en 31a; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik zijnde kabels, pijpleidingen
e.d.), Art. b; sodm, A&R, nr. 130 (Richtlijnen bescherming onderwaterproducerende
mijnbouwinstallaties), art. 6 en 10; sodm, A&R, nr. 134, Richtlijnen verkrijging bewijs
van toezicht van de Dienst voor het Stoomwezen), art. 5, eerste, vijfde en zesde lid
Waardering: V 2 jaar
471.
Handeling: Het Waardering van verplicht ingediende (wijzigingen van) gegevens betreffende
het voornemen pijpleidingen t.b.v. opsporing of winning van delfstoffen buiten de
locaties te leggen
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143a–b; Aanwijzing mijnreglement pijpleidingen,
Stcrt. 1975, 126; MRCP, art. 71; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik
zijnde kabels, pijpleidingen e.d.), Art. C; sodm, A&R, nr. 134, art. 8 en 11; sodm,
A&R, nr. 134, Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het Stoomwezen),
art. 8, eerste en zesde lid, art. 11, zesde lid
Waardering: V 10 jaar
472.
Handeling: Het Waardering van mededelingen en rapportages over periodieke en tussentijdse
inspecties en herstelwerkzaamheden van pijpleidingen t.b.v. de opsporing of winning
van delfstoffen
Periode: 1964–
Producten: Mededelingen, herstelprogrammaTM
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143e; MRCP, art. 76–77; sodm, A&R nr.
97 (voorkomen van beschadiging in gebruik zijnde kabels, pijpleidingen e.d.), Art.
c
Waardering: V 10 jaar
Toezicht op nazorg
492.
Handeling: Het vaststellen of herzien van de termijn en de omvang van de opruimingskosten
van mijnbouwinstallaties waarvoor houders van een winningvergunning voor delfstoffen
op het Continentaal Plat zekerheid dienen te stellen
Periode: 1985–
Producten: Beschikkingen o.b.v. Meldingen en opgaven van de vergunninghouders
Opmerking: 1. De garantie wordt niet eerder gevraagd dan nadat het winning-proces
halverwege gevorderd is. De verwijdering van mijnbouwinstallaties is o.g.v. Het MRCP
1967, art. 68, verplicht.
2. Bij gebrek aan overeenstemming wijzen beide partijen een onafhankelijke deskundige
aan, wiens beslissing bindend is.
Bron: Winningvergunning voor blokdelen K4b en K5a (Elf Petroland BV), 29 april 1993,
bijlagen
Waardering: B 5 Indien als afzonderlijke handeling geregistreerd, anders in een andere
B-handeling opgenomen.
493.
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met mijnondernemingen en lagere overheden
over de organisatie en financiering van schadevergoedingen aan benadeelden van mijnschade
Periode: 1975–
Producten: Overeenkomsten
Opmerking: 1. De overeenkomst met de NAM uit 1983 in het Groningenveld betreft een
fonds van 650 miljoen gulden. In Friesland is overleg over de stichting van een fonds
van 150 miljoen gaande.
2. O.g.v. De overeenkomsten met de particuliere mijnondernemingen inzake steunverlening
voor een geleidelijke mijnsluiting (1967) zijn overeenkomsten over de oprichting van
een Stichting Mijnschadevoorziening gesloten. De overeenkomsten met de Limburgse mijnondernemingen
loopt in 2005 af.
3. Het bestuur van de drie mijnschadestichtingen bestaat uit vertegenwoordigers van
de mijnondernemingen. Het gaat om de Stichtingen Willem-Sophia, Oranje-Nassau en Laura
en vereniging.
Bron: Inl. Ir. J.J.E. Pöttgens (sodm), 5 september 1996; Mijnsluitingnummer: ir. A.H.W.
Martens, Mijnsluitingen en mijnwetgeving, pp. 221–224
Waardering: B 5
497.
Handeling: Het registreren en analyseren/interpreteren van meetgegevens van aardbevingen
en de relatie daarvan met gaswinning in Noord-Nederland
Periode: 1990–
Producten: Seismische meetgegevens, publicaties
Opmerking: 1. In Drenthe, Groningen en Noord-Holland hebben de betrokken mijnondernemingen
voor de meting van aardbevingen seismische netwerken, bediend door zeven, resp. Drie
meetstations, opgericht en in 1995 in bedrijf gesteld.
2. Voor het PIVOT-onderzoek KNMI, zie PIVOT-rapport nr. 27 (Tussen waarneming en neerslag).
Bron: Bijl. Hdtk 1994–1995, 21 108, nr. 5
Waardering: V 10 jaar na vaststelling product
Alle rapporten die als archiefbescheiden van de Minister van EZ kunnen gelden: B 3
4.1.16. Vervoer, handel en raffinage van aardolie
Inleiding
506.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van het Nederlandse aardoliebeleid
Periode: 1945–
Overlegkader: OCC, VNA, NOVOK (vanaf 1997: NOVE)
Producten: Beleidsnota’s; bijdragen aan algemeen energiebeleid; publieksbrochures,
b.v. Aardolie in Nederland
Bron: Energienota 1974, bijl. Hdtk, hoofdstuk 7; EZ, Aardolie in Nederland
Waardering: B 1
507.
Handeling: Het voeren van overleg met de Olie Contact Commissie over aardolieaangelegenheden
van allerlei aard
Periode: ca. 1950–
Producten: Agenda’s, verslagen
Opmerking: 1. Gespreksonderwerpen zijn: milieu, accijnzen, tankstations en winkelnering,
crisisbeheersing (binnen de OKA).
2. Gaat het overleg over een specifiek onderwerp, b.v. Aardoliecrisisbeheersing, dan
wordt het overleg als een activiteit in het kader van een handeling beschouwd.
Bron: Inl. Ir. F.J. Otte (DGE/EOG), 9 april 1997
Waardering: B 1
508.
Vervallen.
Markt- en industriebeleid
509.
Handeling: Het benoemen van de voorzitter van de Olie Contact Commissie
Periode: ca. 1950–
Bron: Inl. Ir. F.J. Otte (DGE/EOG), 9 april 1997
Waardering: V 10 jaar na benoeming
510.
Handeling: Het van de oliemaatschappijen verkrijgen van gegevens en uitvoeren van
onderzoeken naar de prijsvorming van aardolieproducten op de binnenlandse markt, ter
ondersteuning van het ministeriële marktwerkingbeleid
Producten: Onderzoeksrapporten, b.v. Onderzoek benzineprijzen 1996
Overlegkader: OCC, brancheorganisaties
Opmerking: Oliemaatschappijen moeten sedert 1982 rapporteren over prijsverloop en
transparantie van prijsstelling
Bron: Inl. Ir. F.J. Otte (DGE/EOG), 9 april 1997; MEZ-1991, Aardolie in Nederland,
p. 16
Periode: 1945–
Waardering: V 10
511.
Vervallen.
512.
Vervallen.
513.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling en evaluatie van een LPG-beleid
en aan de uitvoering van beleidsmaatregelen, i.h.b. ten behoeve van de verplaatsing
of sluiting van LPG-tankstations en de interping van LPG-tanks
Periode: 1979–
Producten: Bijdragen aan Integrale nota LPG, Nota grootschalige aanlanding van LPG
Opmerking: De Ministers van VROM (hinder, milieubeheer, ruimtelijke ordening) en V&W
(vervoer gevaarlijke stoffen) zijn bij de LPG-problematiek de eerst verantwoordelijke
ministers.
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 184–189; inl. Ir. F.J. Otte (DGE/EOG), 9 april 1997;
Integrale nota LPG
Waardering: B 1
514.
Handeling: Het, samen met de Ministers van VROM en Financiën, nemen van beleidsmaatregelen
tot bodemsanering en eventuele verwijdering van tankstations
Periode: 1990–2000
Opmerking: Een van de resultaten is een convenant voor de opruiming van ondergrondse
tanks. De uitvoering hiervan verloopt via de Stichting Uitvoering Bodemsanering en
Amovering Tankstations (SUBAT), waarin de Minister van EZ vertegenwoordigd is.
Bron: Inl. Ir. F.J. Otte (DGE/EOG), 9 april 1997
NB. Voor de benoeming van een vertegenwoordiger van MEZ in de SUBAT, zie hoofdstuk
organisatorisch kader, par. 3.4.3. Voor de handelingen van SUBAT en verdere gegevens
over de toelating en opruiming van ondergrondse tanks en andere zaken met betrekking
tot bodemsanering, zie ook het PIVOT-rapport milieubeheer, dat in voorbereiding is.
Waardering: B 1 en 4, parallel met selectiecriterium VROM 1–5.
Facilitering van het vervoer en opslag
515.
Vervallen.
516.
Handeling: Het, samen met de Ministers van V&W en VROM, ontwikkelen, vaststellen en
evalueren van beleid inzake het buisleidingtransport, in het bijzonder van aardolie,
aardgas en (petro)chemische producten
Periode: 1945–
Producten: o.m. (verlenging van) Structuurschema Buisleidingen (v.a. 1972); bijdragen
in Stuurgroep Buisleidingen (1993–) t.b.v. Inventarisatie regelgeving en beleidsinstrumenten
en de daarbij behorende m.e.r.’s.
Bron: Stuurgroep Buisleidingen, Tweede rapportage, par. 2.3
Waardering: B 5
518.
Handeling: Het voorbereiden van kroonbeslissingen tot verlening van concessies voor
de aanleg en instandhouding van industriële buisleidingen, dan wel het verlenen van
toestemming voor de overdracht van concessies
Periode: 1946–
Producten: Concessies, o.b.v. Aanvragen en adviezen ministeries en RPC, t.b.v. Aanleg
en instandhouding van b.v. Leidingen voor gasdistributie, hoofdtransportleidingen
aardgas, transportleidingen chemische producten
Opmerking: Voor de Gasunieleidingen geldt een algemene concessie.
Bron: EZ, Notitie project buisleidingen/procedures (nov. 1994); Vincent, Juridische
onzekerheid; KB nr. 95.006572
Waardering: B 5
520.
Handeling: Het bekrachtigen van tracébesluiten van de PWC t.b.v. aanleg en instandhouding
van buisleidingen, dan wel het samen met de Minister van VROM nemen van een bindend
tracébesluit, indien overleg PWC met concessionaris niet tot overeenstemming heeft
geleid
Periode: 1968–
Overlegkader: GS en RPC
Bron: EZ, Notitie project buisleidingen/procedures (nov. 1994)
Waardering: B 5, MER-plichtige handeling of uitvoering Tracéwet..
527.
Vervallen.
528.
Handeling: Het aflossen van leningen en betalen van rente hierover, alsmede het bijdragen
in de exploitatiekosten van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij
Periode: 1945–
Overlegkader: Gemeente Amsterdam
Opmerking: De uitgaven worden voor 50% door de gemeente Amsterdam gedragen. Er is
een garantieovereenkomst, op grond waarvan de Maatschappij onder staatsgarantie leningen
kan aantrekken.
Bron: Rijksbegroting 1991 hoofdstuk XIII, p. 210
Waardering: V 7 jaar na aflossing
529.
Vervallen.
530.
Vervallen.
531.
Vervallen.
532.
Handeling: Het van de bijdrageplichtigen verkrijgen en aan de directeur van het VN-Olieschadefonds
verstrekken van gegevens over de bijdrageplichtigen en de van overzee in het afgelopen
kalenderjaar in Nederland ingevoerde, opgeslagen, verwerkte en verhandelde bulkhoeveelheden
ruwe olie en stookolie
Periode: 1981–
Producten: Mededelingen o.b.v. Schriftelijke opgaven; kennisgevingen aan de betrokken
importeurs, handelaren en raffinadeurs
Opmerking: Oliehandelaren e.d. zijn vrijgesteld van de opgaveverplichting bij hoeveelheden
van 100 000 ton of minder in een kalenderjaar. De Minister van EZ stelt het door hem
vastgestelde formulier ter beschikking.
Bron: Wet schadefonds olietankschepen, Stb. 1981, 294, art. 7–8; Besluit opgave bijdragende
olie 1982
Waardering: V 1 jaar
NB: Dit is een monitoringshandeling waarbij de indicator door de VN wordt bepaald.
533.
Handeling: Het toezicht houden op de uitvoering van de gegevensverstrekking door oliehandelaren
en raffinadeurs inzake van overzee in Nederland ingevoerde, opgeslagen, verwerkte
en verhandelde bulkhoeveelheden ruwe olie en stookolie
Periode: 1981–
Producten: Controle-verslagen ECD
Bron: Wet schadefonds olietankschepen, Stb. 1981, 294, art. 7–8; Besluit opgave bijdragende
olie, art. 2
Waardering: V 1 jaar
NB. Voor doelstelling, organisatie en de bijdragen die EZ in het overleg in de organen
van het Olieschadefonds levert, zie hoofdstuk internationale samenwerking.
534.
Vervallen.
535.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid inzake het aardoliecrisismanagement,
alsmede het bijdragen in het departementsbreed crisisbeheersingsbeleid
Periode: 1970–
Producten: Beleidsnota’s/notities, b.v. Notitie Aardolie crisisbeleid, onderzoeksrapporten,
programma’s, EZ-Handboek Oliecrisis, bijdragen in departementaal overleg
Overlegkader: Olie Contact Commissie/OKA, branche-organisaties, IEA,
Opmerking: 1. Het nationale beleid wordt in de Permanente Groep inzake Crisisvraagstukken
van het IEA getoetst (zie hoofdstuk internationale samenwerking).
2. Voor beleid dat resulteert in wet- en regelgeving, zie hoofdstuk wettelijk kader.
Bron: Bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1; Wet uitvoering internationaal energieprogramma,
art. 2; (mvt) Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma 1974; mvt Wijziging
Wet voorraadvorming aardolieproducten 1986, par. 6
Waardering: B 5
537.
Handeling: Het aan olieproducenten en -handelaren verlenen van ontheffing van de verplichting
krachtens Wet uitvoering internationaal energieprogramma, art. 10, gegevens over de
olieproductie en -handel te verstrekken
Periode: 1979–
Opmerking: Voor de gegevensverstrekking zelf, zie hoofdstuk internationale samenwerking.
Bron: Wet uitvoering internationaal energieprogramma, art. 11; Regeling gegevens aardolieproducten
1985, art. 15, derde lid
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing
538.
Handeling: Het sluiten en wijzigen van een ‘gentlemen’s agreement’ met als raffinadeur
in Nederland werkzame grote oliemaatschappijen over een vrijwillige voorraadvorming
van aardolieproducten
Periode: 1961–1976
Opmerking: De onafhankelijke handelaren in benzine, petroleum en stookolie traden
niet tot het herenakkoord toe.
Bron: MvT Wet voorraadvorming aardolieproducten, pp. 8
Waardering: B 5
539.
Handeling: Het goedkeuren van productieschema’s opgesteld door de voorraadplichtige,
tevens producent, van de verwachte opbrengsten van aardolieproducten in het lopende
jaar en de verhouding met de te verwerken ruwe aardolie
Periode: 1977–
Producten: Goedkeuringsbeschikkingen op basis van richtlijnen op het gebied van productie.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 4, vijfde lid
Waardering: V 5 jaar
540.
Handeling: Het eventueel gelasten van een voorraadplichtige om een voorraad, welke
door hem met toepassing van artikel 6, eerste lid, buiten Nederland wordt aangehouden,
binnen een door de minister te bepalen termijn naar Nederland over te brengen
Periode: 1977–
Producten: Vorderingen en daarop volgende correspondentie.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, 8
Waardering: B 6
541.
Handeling: Het verkrijgen van informatie, in te dienen door bedrijven die een strategische
voorraadplicht hebben en die een of meer aardolieproducten op de markt brengen, over
de omvang en samenstelling van voorraden aardolieproducten
Periode: 1970–
Producten: Tot 1987 kwartaalgegevens, sindsdien maandelijkse informatie
Opmerking: 1. De doelstelling is drieledig:
– verkrijgen van overzicht van alle voorraden;
– toezicht op de uitvoering van de voorraadplicht;
– verstrekking van statistische gegevens aan de Europese Commissie.
2. Ook vóór 1977 ontving het rijk gegevens van de oliemaatschappijen over b.v. De
aanvoer, de verwerking, de binnenlandse afleveringen en de voorraden. Tijdens de oliecrisis
werd afgesproken dat de oliemaatschappijen ramingen zouden verstrekken over de aanvoer
van ruwe olie, de levering t.b.v. Bunkers en export en het productieschema.
3. Vgl. De informatieplicht voor alle olieondernemingen t.b.v. Het IEA en de EG-Commissie; zie hoofdstuk internationale
samenwerking.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 9; mvt Wijziging Wet voorraadvorming
aardolieproducten 1986, par. 6.4; Eerste Energienota, p. 105; inl. Drs. F.G.M. Wieleman
(DGE/EOG), aug. 1996
Waardering: V 5 jaar
542.
Handeling: Het ten behoeve van de overname van de voorraadplicht verlenen, intrekken
e.d. van ontheffingen van in de Wet voorraadvorming aardolieproducten voorgeschreven
voorraadverplichting
Periode: 1977–
Producten: Beschikkingen op verzoek van voorraadplichtige, onder overlegging van transactie
met derde die voorraadplicht heeft ‘overgenomen’.
Opmerking: De voorraadplichtige die onvoldoende volume en/of opslagcapaciteit heeft,
sluit in zo’n geval een commerciële overeenkomst met een derde die wèl beschikt over
volume en capaciteit.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 3, vierde, vijfde en zesde lid,
ingetrokken bij wijziging van 1986, art. 5a (wijziging 1986) en art. 11–13; inl. Drs.
F.G.M. Wieleman (DGE/EOG), aug. 1996
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing
543.
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, oprichten en ontbinden van de
Stichting (Interim) Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (ICOVA/COVA)
Periode: 1977–1986 en 1987–
Handeling: Het, samen met de Minister van Financiën, oprichten en ontbinden van de
Stichting (Interim) Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (ICOVA/COVA)
Periode: 1977–1986 en 1987–
Producten: Oprichtingsakte o.g.v. Project-/onderzoeksplan, statuten
Opmerking: 1. Het vooroverleg tussen overheid en brancheorganisaties (NVGA en NOVOK)
inzake de oprichting van de ICOVA werd in de Oliecontact commissie (OCC) gevoerd.
2. De Minister van EZ wordt overeenkomstig art. 40 van de Comptabiliteitswet 1976
bij wet gemachtigd tot oprichting van de Stichting.
Bron: Statuten ICOVA 1978; Statuten COVA 1987; Wet voorraadvorming
aardolieproducten, art. 13a–b, 13g
Waardering: B 4
544.
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de (plaatsvervangende) voorzitter en de overige
(plaatsvervangende) leden van het bestuur van de ICOVA/COVA
Periode: 1978–1986 en 1987–
Producten: Beschikkingen
Opmerking: 1. Samenstelling ICOVA: (plv.) Voorzitter en 2 (plv.) Leden rechtstreeks
benoemd door de minister, 1 (plv.) Lid op voordracht van de Minister van Financiën,
2 (plv.) Leden uit de kring van olieindustrie, 1 (plv.) Lid uit de kring van de onafhankelijke
oliehandel.
2. Het bestuur van de COVA bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden,
waaronder de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter, en een gelijk aantal plaatsvervangende
leden. Samenstelling: in meerderheid personen uit de overheid, in minderheid onafhankelijke
deskundigen uit de oliewereld.
3. Eén lid en zijn plaatsvervanger wordt door de minister in overeenstemming met de
Minister van Financiën benoemd.
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 6; Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13b;
Statuten 1987, art. 5
Waardering: V 10 jaar na benoeming
546.
Handeling: Het geven van bindende aanwijzingen aan de ICOVA/COVA ten behoeve van een
goede taakvervulling in niet-crisistijd
Periode: 1978–1986 en 1987–
Opmerking: Het bestuur kan bezwaar maken tegen de aanwijzing. De aanwijzingen kunnen
onder meer betrekking hebben op de soorten producten die de stichting dient aan te
houden, of op de wijze en plaats van opslag daarvan. In de praktijk is de handeling
niet voorgekomen; zie echter handeling 0 voor aanwijzingen in een crisistijd.
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 19; Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13c,
lid 2
Waardering: B 4
547.
Handeling: Het al dan niet op verzoek van het bestuur wijzigen van de statuten van
de ICOVA/COVA
Periode: 1978–1986 en 1987–
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 20; Statuten COVA 1987, art. 19; Wet voorraadvorming
aardolieproducten, art. 13c lid 1.
Waardering: B 4
548.
Handeling: Het ‘op persoonlijke titel’ deelnemen aan het bestuur, waaronder het toezicht
op het dagelijkse bestuur, van de ICOVA/COVA.
Periode: 1978–1986 en 1987–
Opmerking: Voor de taken van het bestuur, zie art. 9 statuten ICOVA 1978 en art. 6–8
statuten COVA 1987.
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 9; Statuten COVA 1987, art. 6–8
Waardering: B 4
549.
Handeling: Het namens de staat sluiten/wijzigen van een overeenkomst met drie oliemaatschappijen
inzake het aardoliespreidingsplan, inhoudende het op voorraad houden van verspreid
in het land gelegen overheidstanks met aardolieproducten
Periode: 1959–1980
Producten: Overeenkomst, per 1 jan. 1981 beëindigd
Opmerking: De tanks werden gehuurd door de oliemaatschappijen; zie volgende handeling.
Bron: Mvt Wijziging Wet voorraadvorming aardolieproducten 1986, bijl. Hdtk 1984–1985
19 156, nr. 3, par. 6; Inventaris EZ IV, p. 16
Waardering: B 4
550.
Handeling: Het verhuren van overheidstanks aan oliemaatschappijen, sinds 1981 aan
de ICOVA/COVA ten behoeve van de (gespreide) opslag van ICOVA/COVA-olievoorraden
Periode: 1960–1986 en 1987–
Producten: Aardoliespreidingsplan 1960–1981, akten van verhuur
Opmerking: Van 1960 tot 1981 geschiedt de verhuur op basis van de overeenkomst inzake
het aardoliespreidingsplan.
Bron: Mvt Wijziging Wet voorraadvorming aardolieproducten 1986, par. 6
Waardering: V 7 jaar na afloop verhuur
551.
Handeling: Het verstrekken van staatsgaranties aan de ICOVA/COVA voor leningen bij
financiële instellingen
Periode: 1978–1986 en 1987–
Bron: Mvt Wijziging Wet voorraadvorming aardolieproducten, par. 4
Waardering: V 7 jaar na aflossing lening
552.
Handeling: Het goedkeuren van de reglementen van de ICOVA/COVA
Periode: 1978–1986 en 1987–
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 8; Statuten COVA 1987, art. 7
Waardering: V 5 jaar na vervallen
553.
Handeling: Het goedkeuren van de begrotingen en jaarstukken en anderszins toezicht
houden op het financieel/bestuurlijk handelen van de ICOVA/COVA
Periode: 1978–1986 en 1987–
Opmerking: De minister of een door hem aangewezen ambtenaar heeft toegang tot alle
bedrijfsruimten en is bevoegd tot inzage van alle boeken, correspondentie e.a. Bescheiden
en tot kennisname van alle plaatsgehad hebbende handelingen van het bestuur, directie
en het bureau van de Stichting.
Producten: Goedgekeurde en vastgestelde begrotingen, jaarstukken o.g.v. Accountantsverklaring,
jaarverslag
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 18; Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13d;
Statuten COVA 1987, art. 17–18
Waardering: V 7 jaar
554.
Handeling: Het goedkeuren van bestuurshandelingen in gevallen waarin door de statuten
en reglementen van de Stichting ICOVA niet is voorzien
Periode: 1978–1986
Bron: Statuten ICOVA 1978, art. 22
Waardering: B 4
555.
Handeling: Het machtigen van de COVA bepaalde uitgaven te doen, indien de begroting
niet vóór de aanvang van het kalenderjaar, waarvoor zij moet dienen, is goedgekeurd
Periode: 1987–
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13d, derde lid
Waardering: V 7 jaar
556.
Handeling: Het vaststellen van de omvang van de verschillende categorieën aardolieproducten
in beheer bij de COVA
Periode: 1986–
Producten Beschikkingen, o.m. De beschikking van 30 december 1986, Stcrt. 252
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13a, tweede lid
Waardering: B 5
557.
Handeling: Het aan de COVA uitkeren van de voorraadheffing, als opcenten door de Minister
van Financiën geheven, ter financiering van de exploitatiekosten van de COVA
Periode: 1987–
Opmerking: Het gaat om een heffing op de aan accijns onderworpen aardolieproducten.
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 13h
Waardering: V 7 jaar
559.
Handeling: Het tijdens een oliecrisis maken van afspraken met het oliebedrijfsleven
over de inzet van surplus olievoorraden
Periode: 1970–
Overlegkader: Oliebedrijfsleven, IEA
Bron: Bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1
Waardering: B 6
560.
Handeling: Het in een oliecrisis opdracht geven aan de (I)COVA tot het op de markt
brengen van de surplus of strategische olievoorraden
Periode: 1970–
Overlegkader: Oliebedrijfsleven, IEA
Opmerking: 1. De inzet geschiedt in eerste instantie via een tenderprocedure (= levering
op basis van verzamelde aanvragen), in een zwaardere crisis ook via een verdeelsleutel
volgens een distributiestelsel.
2. Deze handeling betreft ook de voorbereiding van de opdracht: tijdens de Golfoorlog
van 1991 heeft de Minister van EZ de COVA opgedragen een volume via een tenderprocedure
aan te bieden. Uiteindelijk hoefde de verkoop niet door te gaan omdat de voorraden
in de handel nog toereikend waren.
Bron: Bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1, pp. 7–8; inl. Drs. F.G.M. Wieleman (DGE/EOG),
aug. 1996
Waardering: B 6
561.
Handeling: Het in een oliecrisis maken van afspraken, dan wel geven/intrekken van
opdrachten aan de in Nederland werkzame producenten tot aanpassing van raffinage-programma’s
Periode: 1975–
Bron: bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1, p. 8
Waardering: B 6
562.
Handeling: Het o.g.v. de zgn. allocatieverplichting in een oliecrisis maken van afspraken,
dan wel geven/intrekken van opdrachten aan de in Nederland werkzame producenten en
handelaren in aardolieproducten een bepaalde hoeveelheid aardolieproducten aan derden
te leveren
Periode: 1979–
Producten: Afspraken of beschikkingen, verkregen informatie omtrent de maatregelen
die zijn genomen en zullen worden genomen ter voldoening aan de opdracht
Opmerking: 1. De levering geschiedt o.g.v. De op Nederland rustende verplichting tot
het leveren van olie in het kader van het IEA-verdeelsysteem (ESS = Emergency Sharing
System), dan wel in het belang van een evenwichtige verdeling van aardolieproducten
over de in Nederland werkzame producenten en handelaren.
2. In de praktijk is de maatregel nog niet toegepast.
Bron: Wet uitvoering internationaal energieprogramma en mvt, art. 3; bijl. Hdtk 1993–1994,
23 531, nr. 1, p. 5 en 8, nr. 2, p. 7
Waardering: V 10 jaar
563.
Handeling: Het, in aanvulling op de leveringsverplichting, eventueel vorderen van
het eigendomsrecht op aardolieproducten ten behoeve van de toebedeling van aardolieproducten,
als bedoeld in hoofdstuk III van de overeenkomst internationaal energieprogramma,
dan wel in het belang van een evenwichtige verdeling van aardolieproducten over de
in Nederland werkzame producenten en handelaren
Periode: 1979–
Producten: Beschikkingen
Opmerking: Vordering is een uiterst middel, dat pas wordt toegepast, als de voorgaande
handeling – vrijwillig of verplicht leveren – geen/onvoldoende effect heeft. De artikelen
4, 5, tweede lid, 8, 9, eerste, tweede en derde lid, 10, 11, 13, 15, eerste en derde
lid, 16, 18 en 31, eerste lid, van de Vorderingswet 1962, Stb. 587, zijn van overeenkomstige
toepassing.
Bron: Wet uitvoering internationaal energieprogramma, art. 6–7
Waardering: B 6
565.
Handeling: Het via afspraken of o.g.v. de Distributiewet aan raffinadeurs en importeurs
opdragen de aflevering van bepaalde olieproducten tot een bepaald percentage van die
aflevering in een referentieperiode terug te brengen
Periode: 1970–
Overlegkader: Oliebedrijfsleven, buurlanden
Opmerking: Als de afleveringsbeperking via een regeling opgelegd wordt, zie dan hoofdstuk
wet- en regelgeving.
Bron: Bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1, pp. 12–13
Waardering: B 6
566.
Handeling: Het voorbereiden, dan wel in een (dreigende) aardoliecrisis implementeren
van maatregelen voor het voeren van een publiciteitscampagne t.b.v. van een olieverbruiksbeperking:
A. Algemene publieksvoorlichting;
B. Campagne gericht op (organisaties van) doelgroepen.
Periode: 1970–
Producten: Opdrachten voor het voorbereiden van een campagne
Overlegkader: Werkgevers- en werknemersorganisaties e.a. doelgroepen
Opmerkingen: De campagnes zijn b.v. gericht op:
– besparing op olieverbruik in bedrijven;
– besparing via carpoolen.
Het accent ligt op het wegverkeer.
Bron: Bijl. Hdtk 1993–1994, 23 531, nr. 1, p. 11
Waardering: B 6
568.
Handeling: Het o.g.v. de In- en uitvoerwet, Stb. 1962, 295, in een aardoliecrisis
verlenen van exportvergunningen voor aardolie en aardolieproducten
Periode: 1962–
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 173–175
Waardering: V 10 jaar
569.
Handeling: Het, in het kader van een door de EG in verband met een oliecrisis ingesteld
vergunningenstelsel, verlenen, opschorten of intrekken van automatisch (door het land
van herkomst) af te geven exportvergunningen voor aardolie(producten) naar EG-lidstaten
Periode: 1977–
Producten: a. Vergunningen of beschikkingen tot opschorting of intrekking, na machtiging/raadpleging
van de EG-Commissie en na kennisgeving aan de andere lidstaten;
b. Verklaringen inzake uitvoer van voorraden van buitenlandse rechthebbenden
Opmerking: 1. De Richtlijn heeft geen betrekking op doorvoerhandel via lid-staten.
2. Het vergunningensysteem was in 1979 van kracht. De bedoeling was niet om de uitvoer
te beperken, maar om sneller en vollediger inzicht te krijgen in de hoeveelheden die
werden uitgevoerd. De vergunningen werden aangevraagd bij de Centrale Dienst voor
In- en Uitvoer (CDIU) te Groningen en waren 1 maand geldig. Voor export in de vorm
van opslag in douane-entrepot vanuit het binnenland werd geen vergunning verleend.
Voor de exporteurs die eenmaal per maand aangifte deden over de totale uitvoer, gold
een andere regeling.
Bron: Beschikking van de Raad van 14 februari 1977 (77/186/EEG) en Beschikking van
de Commissie van 28 september 1978; Stcrt. 1979, 22; Vrijstellingsbeschikking uitvoer
aardolieproducten 1979, Stcrt. 22; De Maar, Energierecht, pp. 60–61, 173–175
Waardering: V 10 jaar
570.
Handeling: Het voorbereiden en in een aardoliecrisis implementeren van maatregelen
tot vervanging van aardolie door aardgas of andere energiebronnen
Periode: 1970–
Bron: Inventaris EZ IV, p. 17
Waardering: B 6
571.
Handeling: Het voorbereiden van organisatorische maatregelen, voorafgaand aan de instelling
van het Rijksbureau voor Aardolieproducten
Periode: 1970–
Producten: Organisatieplannen
Overlegkader: Interdepartementale Commissie Aardolieproblematiek
Opmerking: Voor de instelling van het Rijksbureau voor Aardolieproducten bij ministeriële
regeling, zie hoofdstuk wettelijk kader.
Bron: Plaatsingslijst ARA I, pp. 16–17; Archievenoverzicht EZ per 9 april 1996; Instellingsbeschikking
van 13 november 1973, Stcrt. 220
Waardering: B 4
575.
Handeling: Het medewerken aan de aanwijzing door de Minister van Justitie van de controleurs
van de Economische Controledienst als ambtenaren, belast met de opsporing van overtredingen
van de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet voorraadvorming aardolieproducten
en de Wet uitvoering internationaal energieprogramma, voor zover deze overtredingen
zijn in de zin van de Wet op de economische delicten
Periode: 1977–
Producten: Ministeriële beschikking van 7 maart 1977, Stcrt. 62; Ministeriële beschikking
van 5 november 1979, Stcrt. 225
Bron: Zie producten
Waardering: V 5 jaar
576.
Handeling: Het aanwijzen van de controleurs van de Economische Controledienst als
ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens van de
Wet voorraadvorming aardolieproducten en de Wet uitvoering internationaal energieprogramma
bepaalde
Periode: 1977–
Producten: Ministeriële beschikking van 30 maart 1977, Stcrt. 64
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 18; Wet uitvoering internationaal
energieprogramma, art. 16–21
Waardering: V 5 jaar
577.
Handeling: Het samen met de Minister van Justitie verlenen van schriftelijke last
aan de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens
van de Wet voorraadvorming aardolieproducten bepaalde, voor het betreden van woningen
Periode: 1977–
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 20
Waardering: V 5 jaar
4.1.17. Aardgasbeleid
Aardgasbeleid van 1945–1960
579.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid inzake de in- en verkoop
van gas en het daarmee samenhangende gasprijzenbeleid
Periode: 1945–ca. 1962
Producten: o.m. Nota inzake de gasvoorziening (1953); Tweede nota inzake de gasvoorziening
(1956–1957)
Bron: Rijksbegroting hoofdstuk X 1953, mondelinge behandeling in de Tweede Kamer (voorwoord
nota inzake de gasvoorziening)
Waardering: B 1 en 2
580.
Handeling: Het voorbereiden van een wet, houdende regelingen op het gebied van de
gasvoorziening (Gaswet)
Periode: 1945–1960
Producten: o.m. Ontwerp-wet
Opmerking: De gaswet is nooit van kracht geworden. De Minister van Economische Zaken
had er vertrouwen in dat het beleid van de betrokken provinciale en gemeentelijke
besturen het mogelijk maakten een zo rationeel mogelijke gasvoorziening te bereiken
zonder dat hiertoe wettelijke maatregelen nodig waren. De wet is voorbereid om het
mogelijk te maken in te grijpen, indien als gevolg van de onwil van partners in de
samenwerking, c.q. van een bedrijf, dat in het geheel niet bereid zou blijken aan
deze samenwerking deel te nemen, het bereiken van het gestelde doel in gevaar zou
worden gebracht of zelfs verhinderd.
Bron: Nota inzake de gasvoorziening 1953, nr. 2, p. 11.
Waardering: B 1
585.
Handeling: Het, in samenwerking met de Minister van Financiën, aanwijzen van de Rijksdienst
Gasvoorziening als tak van Rijksdienst, bedoeld in artikel 88 van de Comptabiliteitswet
Periode: 1953–
Producten: Aanwijzingswet Staatsgasbedrijf
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 1
Waardering: B 4
586.
Handeling: Het goedkeuren van de aanwijzing van één of meer procuratiehouders van
het Staatsgasbedrijf
Periode: 1957–1963
Bron: Regelen omtrent het Staatsgasbedrijf, 20 mei 1957, art. 3, lid 1
Waardering: V 5 jaar
587.
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan de directeur van het Staatsgasbedrijf inzake
het beheer van het bedrijf
Periode: 1957–1963
Bron: Regelen omtrent het Staatsgasbedrijf, 20 mei 1957, art. 2, lid 2
Waardering: B 4
589.
Handeling: Het opdragen van werkzaamheden aan het Staatsgasbedrijf
Periode: 1957–1963
Bron: Regelen omtrent het Staatsgasbedrijf, 20 mei 1957, art. 1
Waardering: B 4
592.
Handeling: Het goedkeuren van het ingediende werkplan van het Staatsgasbedrijf en
de verandering en niet-realisatie daarvan
Periode: 1957–1963
Opmerking: De door de Minister van Economische Zaken op het werkplan of een verandering
van het werkplan verleende goedkeuring houdt in een machtiging van de directeur tot
het verrichten van de rechtshandelingen, welke voor de verwezenlijking nodig zijn.
Voor een of meer in de goedkeuring begrepen werken of werkzaamheden heeft de minister
bepaald dat voor alle of bepaalde rechtshandelingen van meer dan ƒ 100.000,– per kalenderjaar
nog zijn bijzondere machtiging vereist is.
Bron: Regelen omtrent het Staatsgasbedrijf, 20 mei 1957, art. 5
Waardering: B 5
593.
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Financiën, doen vormen van
bijzondere reserverekeningen door het Staatsgasbedrijf
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, p. art. 2 lid 1.b
Waardering: V 7 jaar
595.
Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Financiën, bepalen van het
bedrag der tegoedschrijving op de algemene en bijzondere reserverekeningen van het
Staatsgasbedrijf vóór het opmaken van de rekening
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 2 lid 2.
Waardering: V 7 jaar
596.
Handeling: Het beschikken over het tegoed op de reserverekeningen van het Staatsgasbedrijf
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 2 lid 3.
Waardering: V 7 jaar
598.
Handeling: Het, in samenwerking met de Minister van Financiën, geven van een bijzondere
machtiging tot kwijtschelding door het Staatsgasbedrijf van vorderingen op derden
wanneer het bedrag hoger is dan ƒ 5000,–
Periode: 1955–1963
Opmerking: Hiervan wordt mededeling gedaan aan de Algemene Rekenkamer.
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 3 lid 2.
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
599.
Handeling: Het afgeven van een algemene of bijzondere machtiging aan het Staatsgasbedrijf
voor de verkoop van roerende zaken, welke niet of niet meer voor de dienst benodigd
zijn
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 4, lid 2
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
601.
Handeling: Het , in samenwerking met de Minister van Financiën, geven van een bijzondere
machtiging voor het treffen van schikkingen door het Staatsgasbedrijf omtrent roerende
zaken, wanneer het voorwerp een hogere geldswaarde heeft dan ƒ 5000,–
Periode: 1955–1963
Opmerking: Hiervan wordt mededeling gedaan aan de Algemene Rekenkamer.
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 5, lid. 2.
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
603.
Handeling: Het geven van een algemene of bijzondere machtiging voor overeenkomsten
wegens werken of leveringen dan wel wegens verhuring of verpachting door derden, door
het Staatsgasbedrijf aan te gaan voor onbepaalde tijd of voor langere termijn
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 6, lid 2.
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
605.
Handeling: Het geven van een algemene of bijzondere machtiging voor alle niet in eigen
beheer uit te voeren werken en alle leveringen van het Staatsgasbedrijf
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 7, lid 2.
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
608.
Handeling: Het geven van een algemene of bijzondere machtiging aan de directie van
het Staatsgasbedrijf voor het verlenen van voorschotten, die zij in het belang van
het bedrijf nodig acht, aan aannemers en leveranciers
Periode: 1955–1963
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 6, art. 8, lid 2.
Waardering: B 5
610.
Vervallen.
611.
Handeling: Het, in samenwerking met de Minister van Financiën, geven van een garantie
aan de NV Nationale Gasmaatschappij voor de betaling van rente en aflossing van leningen
Periode: 1956–1964
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 2
Waardering: V 10 jaar
Artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
612.
Handeling: Het benoemen van de voorzitter van de Raad van Commissarissen van de NV
Nationale Gasmaatschappij
Periode: 1956–1964
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 4, p. 16
Waardering: B 5
613.
Handeling: Het goedkeuren van de door de Raad van Commissarissen opgemaakte voordracht
voor de voorzitter van de Raad van Bestuur van de NV Nationale Gasmaatschappij
Periode: 1956–1964
Bron: Tweede Kamer, zitting 1955–1956, 4285, nr. 4, p. 14.
Waardering: V 10 jaar
N.b. artikel 5e van het Archiefbesluit dient te worden toegepast.
614.
Handeling: Het sluiten van contracten tussen de Staat en de NAM inzake de aankoopprijs
van het aardgas
Periode: 1945–1964
Opmerking: Namens de minister heeft een commissie met de NAM onderhandeld. Deze commissie
heeft door haar voorbereidend werk belangrijk bijgedragen tot het bereiken van een
voor beide partijen bevredigend resultaat. (samenstelling: H.P. Gelderman, L.F. Verwoerd,
H.L. Woltersom en de Directeur Generaal van de Energievoorziening)
Bron: Tweede Kamer, zitting 1952–1953, 2984, Nota inzake de gasvoorziening, nr. 3,
p. 6
Waardering: B 5
615.
Handeling: Het voeren van onderhandelingen met Duitse gasproducenten in het kader
van het importeren van gas
Periode: 1945–1964
Bron: Tweede Kamer, zitting 1952–1953, 2984, Nota inzake de gasvoorziening, nr. 1,
p. 11
Waardering: B 5
616.
Handeling: Het bepalen van de zowel de prijs als de bestemming van het aardgas
Periode: 1945–1964
Opmerking: Namens de Minister wordt onderhandeld met de gemeenten.
Bron: Tweede Kamer, zitting 1952–1953, 2984, Nota inzake de gasvoorziening, nr. 2,
p. 11
Waardering: B 5
Aardgasbeleid, periode ca. 1960 tot 1995
617.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van een integraal aardgasbeleid
Periode: ca. 1960–
Producten: o.m. Aardgasnota De Pous (1962)
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 201–204
Waardering: B 1 en 2
618.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de EU-richtlijn Interne EnergieMarkt (IEM)
op het gebied van gas
Periode: ca. 1990–
Bron: dossier E/EB nr. 92024412
Waardering: B 1
621.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid op het gebied van
duurzaam voorraadbeheer van aardgas
Periode: 1974–
Producten: o.a. strategische aardgasreserve; kleine veldenbeleid; Underground Gas
Storage (UGS); Plan van Gasafzet
Bron: Energienota 1974, pp. 88 en 89
Waardering: B 1 en 2
622.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van het gasinzetbeleid
Periode: 1974–
Producten: o.a. ‘Brandstoffen Inzet Plan voor Centrales’ (BIPC)
Bron: Nota Energiebeleid, Deel 1/Algemeen, p. 16 en p. 32
Waardering: B 1 en 2
623.
Handeling: Het, namens de Staat, sluiten en wijzigen van een overeenkomst met NV DSM,
waarbij DSM zich verplicht tot oprichting van DSM-Aardgas BV
Periode: ca. 1970–
Producten: ‘Overeenkomst tussen Staat en NV DSM van 30 november 1972’
Opmerking: DSM-Aardgas BV neemt, in plaats van DSM, deel in de winning, het vervoer
en de afzet van aardgas, ten behoeve van de Staat.
Bron: Wijziging overeenkomsten, overweging.
Waardering: B 4
624.
Handeling: Het, namens de Staat, sluiten van een overeenkomst gedateerd 1 januari
1973 met DSM-Aardgas BV, waarin de verhouding Staat DSM Aardgas BV wordt geregeld
Periode: ca. 1970–1989
Producten: Overeenkomst tussen Staat en DSM-Aardgas BV van 1 januari 1973
Bron: Wijziging overeenkomsten, overweging.
Waardering: B 4
625.
Handeling: Het aangaan van een beheersovereenkomst EBN met NV DSM en Energie Beheer
Nederland BV
Periode: 1989–
Producten: Beheersovereenkomst d.d. 23 januari 1989
Bron: Beheersovereenkomst EBN 1989
Waardering: B 5
626.
Handeling: Het voeren van overleg met DSM/EBN in kader van de Trustee-functie van
DSM
Periode: ca. 1963–
Producten: o.m. vergaderstukken Trustor-Trustee (TT-)overleg
Bron: –
Waardering: B 5
627.
Handeling: Het benoemen van alle, na 1989 ten hoogste twee leden van de raad van commissarissen
van DSM
Periode: 1975–
Bron: Statuten NV DSM, 17 januari 1975, art. 12, lid 2
Waardering: B 5
628.
Handeling: Het benoemen van ten hoogste drie leden van de raad van commissarissen
van DSM tot gedelegeerd commissaris
Periode: 1975–
Opmerking: Deze hebben tot taak een meer intensief toezicht op de raad van bestuur
uit te oefenen.
Bron: Statuten NV DSM, 17 januari 1975, art. 12, lid 3
Waardering: V 10 jaar na vertrek uit dienst
629.
Handeling: Het, namens de Staat, goedkeuren van het vervreemden of bezwaren door DSM
van aandelen in de DSM Aardgas B.V.
Periode: 1972–
Bron: Overeenkomst tussen Staat en DSM van 30 november 1972, art. 3
Waardering: B 5
630.
Handeling: Het, namens de Staat, goedkeuren van het verwerven door DSM-Aardgas BV
van aandelen in haar eigen kapitaal en tot het vervreemden van ingekochte eigen aandelen
Periode: 1973–
Bron: Overeenkomst tussen Staat en DSM-Aardgas BV 1973, art. 7
Waardering: B 5
631.
Handeling: Het voorafgaand goedkeuren van besluiten tot wijziging van de statuten
of tot ontbinding van de vennootschap van
a. DSM Aardgas BV en
b. EBN
Periode: a. 1972–1989,
b. 1989–
Bron: a. Statuten DSM-Aardgas BV, art. 25,
b. Statuten EBN 23 januari 1989, art. 25
Waardering: B 4
632.
Handeling: Het benoemen van een regeringsvertegenwoordiger bij
a. DSM-Aardgas BV,
b. EBN
Periode: a. 1973–1989,
b. 1989–
Opmerking: De regeringsvertegenwoordiger heeft toegang tot kantoren, werkplaatsen
en magazijnen van EBN. Hij is bevoegd de vergadering van de Raad van Bestuur van EBN
bij te wonen. De Raad van Bestuur kan hem ook kan hem ook eigener beweging daartoe
uitnodigen. Hij is bevoegd tot inzage der boeken en bescheiden en kas van EBN en tot
het vragen van alle inlichtingen aan de Raad van Bestuur, wlke deze alsdan zal verschaffen.
Hij geniet noch loon, noch tantième, noch enige andere uitkering ten laste van EBN.
Bron: a. Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973, art. 9,
b. Beheersovereenkomst 1989 EBN, art. 10
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
633.
Handeling: Het namens de Staat bijwonen van de vergaderingen van de Raad van Bestuur
van a. DSM Aardgas B.V.,
b. EBN
Periode: a. 1973–1989,
b. 1989–
Bron: a. Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973,
b. Beheersovereenkomst 1989 EBN
Waardering: V 5 jaar
634.
Handeling: Het, op verzoek van de Staat, overleg plegen met DSM en EBN, uitgaande
van het belang van EBN, over de wijze van beleggen dan wel aantrekken van middelen
en in geval van verschil van inzicht handelen naar het inzicht van de Staat
Periode: 1989–
Bron: Beheersovereenkomst EBN 1989, uitvoeringsbepaling C.4
Waardering: B 5
635.
Handeling: Het, namens de Staat, eenzijdig treffen van maatregelen wanneer het beheer
van EBN door DSM niet langer in overeenstemming is met de wijze waarop het beheer
van EBN uit een oogpunt van openbaar belang moet worden gevoerd
Periode: 1989–
Opmerking: Indien de Staat in redelijkheid – met inachtneming van ieders belangen
– moet concluderen dat voortzetting van het beheer van EBN door DSM niet langer in
overeenstemming is met de wijze waarop het beheer van EBN uit een oogpunt van openbaar
belang moet worden gevoerd, zal de Staat in overleg treden met DSM. Bij uitblijven
van een voor partijen aanvaardbare oplossing is de Staat gerechtigd eenzijdig die
maatregelen te treffen, welke hij noodzakelijk acht teneinde het beheer van EBN weer
toe doen voeren in overeenstemming met het openbaar belang. Het beëindigen van de
beheersfunctie kan een maatregel als hierboven bedoeld zijn.
Bron: Beheersovereenkomst EBN 1989, art. 12
Waardering: B 5
636.
Handeling: Het, namens de Staat, goedkeuren van het door
a. DSM-Aardgas BV,
b. EBN ontplooien van andere activiteiten dan uit de winning, het vervoer en de afzet
van aardgas voortvloeien
Periode: a. 1973–1989,
b. 1989–
Bron: a. Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973, art. 2,
b. Beheersovereenkomst EBN 1989, art. 1, lid 3
Waardering: B 5
637.
Handeling: Het, namens de Staat, verzoeken aan EBN activiteiten te ontplooien welke
voortvloeien uit deelname voor de Staat in nieuwe concessies en winningvergunningen
voor de winning van aardgas en aardolie
Periode: 1973–
Bron: Beheersovereenkomst EBN 1989, art. 1, lid 2
Waardering: V 20 jaar
638.
Handeling: Het, namens de Staat, verzoeken aan EBN financieel deel te nemen in onderzoeken
ter zake van verkenning en opsporing van delfstofvoorkomens die met inachtneming van
de betreffende concessie of winningvergunning zullen kunnen worden gewonnen, voorzover
de door de concessiehouder(s) of door de winningvergunninghouder(s) met EBN gesloten
en te sluiten overeenkomsten van samenwerking hierin voorzien
Periode: 1994–
Bron: Overeenkomst tot aanvulling van de Beheersovereenkomst EBN 1994, art. 1.a
Waardering: V 5 jaar
639.
Handeling: Het geven van schriftelijke aanwijzingen inzake het door
a. DSM-Aardgas BV,
b. EBN te voeren beleid met betrekking tot de winning en afzet van aardgas
Periode: a. 1973–1989,
b. 1989–
Opmerking: Indien in het door de BV gevoerde aardgasbeleid het betrekken van overwegingen
van openbaar belang door de Staat noodzakelijk wordt geacht, zal de Minister van Economische
Zaken terzake in overleg treden met de BV. Indien dit overleg naar zijn oordeel niet
tot een bevredigend resultaat leidt, kan hij schriftelijk aanwijzingen geven inzake
het door de BV te voeren beleid met betrekking tot de verkenning, de opsporing, winning
en afzet van aardgas.
Bron: a. Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973, art. 10,
b. Aanvulling beheersovereenkomst EBN 1994, artikel 1, lid B
Waardering: B 5
640.
Handeling: Het verzoeken aan EBN studies te verrichten en het boordelen van deze studies
teneinde het inzicht in de problemen van de winning van, de handel in, het vervoer,
de opslag en de behandeling van aardgas en aardolie en andere daarmee samenhangende
delfstoffen te verdiepen
Periode: 1989–
Opmerking: EBN zal het Ministerie van Economische Zaken over de resultaten van deze
studies rapporteren.
Bron: Beheersovereenkomst EBN, uitvoeringsbepaling G
Waardering: B 5
641.
Handeling: Het, namens de Staat, goedkeuren van een verzoek van DSM tot vorming van
een fiscale eenheid met de DSM Aardgas BV voor de heffing van vennootschapbelasting
dan wel van enige andere daarvoor in aanmerking komende belasting
Periode: 1973–1989
Bron: Overeenkomst Staat DSM inzake oprichting DSM Aardgas BV, art. 8
Waardering: V 20 jaar
642.
Handeling: Het, namens de Staat, goedkeuren van het indienen van een verzoek door
a. DSM-Aardgas BV,
b. EBN tot vorming van een fiscale eenheid met een andere vennootschap voor de heffing
van vennootschapsbelasting of enige andere daarvoor in de plaats komende belasting
Periode: a. 1973–1989,
b. 1989–
Bron: a. Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973, art. 8
b. Beheersovereenkomst EBN 1989, art. 9
Waardering: V 20 jaar
643.
Handeling: Het bijwonen van periodieke bijeenkomsten van DSM en DSM-Aardgas BV
Periode: 1973–1989
Opmerking: Jaarlijks zal door DSM en de BV een of meer bijeenkomsten met vertegenwoordigers
van de Ministeries van Economische Zaken en Financiën worden verzorgd. Hierbij zal
de BV een nadere toelichting worden gegeven op de realisatie van het verstreken jaar
en op ramingen voor het lopende jaar en de komende vijf jaren en de daaraan ten grondslag
liggende uitgangspunten. Daarnaast zal aan de hand van verrichte studies het inzicht
in de problemen van de winning, het transport en de afzet van het aardgas worden verdiept.
Bron: Overeenkomst tussen Staat en DSM-aardgas BV 1973, uitvoeringsbepalingen
Waardering: V 5 jaar
644.
Handeling: Het, namens de Staat, opdracht geven aan DSM Aardgas BV tot meewerken aan
een verslaggeving en aan een controle
Periode: 1973–1989
Bron: Overeenkomst Staat DSM inzake de oprichting van DSM Aardgas BV, art. 7
Waardering: V 7 jaar
645.
Handeling: Het, namens de Staat (als aandeelhouder), opdracht geven aan een externe
accountant tot controle van de jaarstukken van EBN
Periode: 1989–
Opmerking: De jaarstukken van EBN worden gecontroleerd door de Interne accountantsdienst
van DSM alsmede door een externe accountant. Alvorens de Staat als aandeelhouder opdracht
geeft aan een externe accountant tot controle van de jaarstukken van EBN, zal hij
daarover overleg plegen met DSM. De Interne Accountantsdienst van DSM en de externe
accountant brengen van hun onderzoek verslag uit aan de Raad van Bestuur van EBN.
Afschriften van deze verslagen worden toegezonden aan de Minister van Economische
Zaken.
Bron: Beheersovereenkomst EBN, uitvoeringsbepaling H
Waardering: V 7 jaar
646.
Handeling: Het goedkeuren (en wijzigen) van de overeenkomst van samenwerking tussen
NAM en EBN, waarbij de maatschap Groningen (40% EBN en 60% NAM) is opgericht
Periode: 1960–
Bron: Voorwaarden concessie Groningen. Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en
DSM van 27 maart 1963, art. 23; Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van
27 maart 1963, art. 21, lid 7.
Waardering: B 5
647.
Handeling: Het benoemen van een regeringsvertegenwoordiger bij de maatschap Groningen
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963, art. 4
Waardering: V 10 jaar na benoeming
648.
Handeling: Het namens de Staat bijwonen van de vergaderingen van het College van Beheer
van de maatschap Groningen
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963
Waardering: V 5 jaar
649.
Handeling: Het, namens de Staat, overeenkomen met Gasunie op welke wijze en tegen
welke voorwaarden Gasunie het bedrijf van het Staatsgasbedrijf en de daartoe behorende
zaken overneemt
Periode: 1960–
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963 art. 17, lid
1
Waardering: B 4
650.
Handeling: Het, namens de Staat, terugvorderen van door de Staat aan de NAM betaalde
koopprijzen van nog niet afgenomen gas
Periode: 1960–
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963, art. 17,
lid 2
Waardering: V 7 jaar
651.
Handeling: Het eventueel benoemen, vervangen en ontslaan van een beheerder ten behoeve
en voor rekening van DSM en NAM, die het volledige beheer zal voeren van het Groningse
aardgaswinningbedrijf, indien de overeenkomst van samenwerking door rechterlijke tussenkomst
ontbonden wordt
Periode: 1963–
Opmerking: De beheerder zet het aardgaswinningbedrijf voort, rekening houdende met
de belangen van DSM en NAM als leden van de ontbonden maatschap. Onder zijn bevoegdheden
zijn begrepen de vaststelling van de verkoopprijs van het aardgas en de bepaling van
het tempo van de exploitatie van de aardgasvoorkomens; hij is gehouden daarbij gehouden
de aanwijzingen van de Minister van Economische Zaken op te volgen.
(tot op heden niet gebeurd volgens mr.drs. P.I. Meijs, hoofd hoofdafdeling baten en
economie, inl. interview 28 januari 1997)
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963, art. 21,
lid 5.
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
652.
Handeling: Het benoemen van één van de leden van het College van Gedelegeerde Commissarissen
van de Gasunie
Periode: 1963–
Bron Statuten Gasunie, art. 17 lid 1
Waardering: V 10 jaar na benoeming
653.
Handeling: Het bij overeenkomst met de Gasunie vastleggen van de bevoegdheden van
de Staat m.b.t. de Gasunie over de taken van de NV Nederlandse Gasunie
Periode: 1960–
Producten: Overeenkomst van samenwerking tussen de Staat en Gasunie van 6 april 1963.
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 203–205, zie ook producten.
Waardering: B 4
654.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van een (actief) gasinkoopbeleid
Periode: 1974?–
Bron: Nota Energiebeleid, Deel 1/Algemeen, p. 16
Waardering: B 1 en 2
655.
Handeling: Het goedkeuren van het jaarlijks opgestelde Plan van Gasafzet van de NV
Nederlandse Gasunie
Periode: 1975–
Bron: Energienota 1974, p. 85; De Maar, Energierecht, p.204
Waardering: V 7 jaar
656.
Handeling: Het – al dan niet onder beperkingen – verlenen van ontheffing van de leveringsplicht
van aardgas aan de Gasunie
Periode: ca. 1967–1995
Bron: Besluit van 27 januari 1967 tot uitvoering van art. 12 van de Mijnwet CP (Stb.
24), art. 25, lid 3.; Besluit van 6 februari 1976 tot uitvoering van art. 12 van de
Mijnwet CP (Stb.102), art. 25, lid 3.; concessies
Waardering: V 7 jaar
657.
Handeling: Het verplichten tot leveren door de vergunninghouder van met gebruikmaking
van de vergunning gewonnen aardgas, aan de N.V. Nederlandse Gasunie, voor zover de
Minister bepaalt, dat aardgas nodig is voor de gasvoorziening in Nederland
Periode: ca. 1967–1995
Bron: Besluit van 27 januari 1967 tot uitvoering van art. 12 van de Mijnwet CP (Stb.
24), art. 25, lid 2./Besluit van 6 februari 1976 tot uitvoering van art. 12 van de
Mijnwet CP (Stb.102), art. 25, lid 3.
Waardering: V 7 jaar
658.
Handeling: Het goedkeuren van het aangaan van overeenkomsten door Gasunie inzake de
inkoop van gas uit het buitenland geïmporteerd
Periode: 1979–
Opmerking: Over de aanvang en het verloop van onderhandelingen ter zake van de inkoop
van gas houdt Gasunie de Minister op de hoogte.
Bron: Aanvulling Overeenkomst Staat – Gasunie d.d. 13 juli 1979
Waardering: V 7 jaar
659.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van het gasverkoopbeleid
Periode: 1963–
Producten: Plan van Gasafzet (jaarlijks)
Bron: –
Waardering: B 1 en 2
660.
Handeling: Het goedkeuren van voorwaarden en tarieven van gasleveringen door de Gasunie
aan gasdistributiebedrijven
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking Staat Gasunie van 6 april 1963, art. 2
Waardering: V 7 jaar
661.
Handeling: Het goedkeuren van voorwaarden en tarieven van gasleveringen door de Gasunie
aan grootverbruikers
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking Staat Gasunie van 6 april 1963, art. 2
Waardering: V 7 jaar
662.
Handeling: Het aanwijzen van afnemers met het oog op de industriële ontwikkeling (potjesgas)
en het vaststellen voor die ondernemers, na overleg met Gasunie, van tarieven en voorwaarden
Periode: 1963–
Waardering: B 5
663.
Handeling: Het goedkeuren van voorwaarden en tarieven van gasleveringen door de Gasunie
aan de exportafnemers
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking Staat Gasunie van 6 april 1963, art. 3
Waardering: V 7 jaar
Gasprijzenbeleid
664.
Handeling: Het goedkeuren van de door het College van Beheer maatschap Groningen vast
te stellen prijzen, waartegen het aardgas door de Gasunie van de NAM gekocht zal worden
Periode: 1963–
Bron: Overeenkomst van samenwerking tussen NAM en DSM van 27 maart 1963, art. 9, lid
1
Waardering: V 7 jaar
665.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid inzake de gasprijzen
Periode: ca. 1960–
Producten: Wet aardgasprijzen
Bron: De Maar, Energierecht, pp. 201–204
Waardering: B 1 en 2
666.
Handeling: Het vaststellen van afzonderlijke minimumprijzen aan afzonderlijke categorieën
afnemers voor het leveren of doen leveren van aardgas
Periode: 1974–
Producten: O.m. Beschikking, houdende vaststelling van een minimumprijs van aardgas,
bestemd voor kleinverbruikers, 21 oktober 1983, Stcrt. 205 blz. 5 en 30 oktober 1984
Stcrt. 213 en 30 oktober 1985 Strcrt. 212
Bron: Wet aardgasprijzen, art. 2, lid 3
Waardering: B 5
667.
Handeling: Het verlenen van ontheffing van het verbod tot levering van aardgas tegen
een lagere dan een door de minister vastgestelde prijs
Periode: 1974–
Opmerking: De minister kan op een daartoe strekkend verzoek ontheffing verlenen ingeval
degene, die aardgas levert of doet leveren geen vergoeding ontvangt van degene, aan
wie wordt geleverd. Zodanige ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan
een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Bron: Wet aardgasprijzen, art. 3
Waardering: V 7 jaar
668.
Handeling: Het bij beschikking bepalen dat, zonodig met behulp van de sterke arm,
maatregelen worden genomen om verdere levering te beletten, indien levering van aardgas
plaatsvindt, waarop een verbod van toepassing is
Periode: 1974–
Opmerking: Het verbod moet van toepassing zijn, zonder dat de afnemer zich heeft verplicht
daarvoor tenminste de door de minister vastgestelde prijs te betalen of indien de
afnemer de bedoelde verplichting niet in acht neemt.
Bron: Wet aardgasprijzen, art. 4
Waardering: V 10 jaar
669.
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan een in Nederland gevestigde natuurlijke
persoon of rechtspersoon, niet zijnde een winner, indien deze persoon bij de levering
van aardgas aan verbruikers in Nederland, tarieven toepast die strijdig zijn met het
belang van een goede energievoorziening
Periode: 1974–
Producten: maximum eindverbruikers tarieven; beschikkingen
Opmerking: Deze persoon dient de tarieven te wijzigen met inachtneming van de aanwijzingen.
Bij het geven van aanwijzingen houdt de minister mede rekening met het belang van
een verantwoorde bedrijfsvoering door de betrokken leverancier van aardgas. De in
Nederland gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen, niet zijnde winners,
die aardgas leveren aan degenen, die dat in Nederland verbruiken, zijn verplicht aan
de minister mededeling te doen:
a. van de tarieven, die bij dat leveren op het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet worden toegepast, binnen twee weken na dat tijdstip;
b. van besluiten betreffende tarieven, die bij dat leveren worden toegepast en die
van kracht worden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, voordat deze
van kracht worden.
Bron: Wet aardgasprijzen, art. 5
Waardering: B 5
670.
Handeling: Het mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën voordragen
van een Regeringscommissaris voor de aardgasexportprijzen
Periode: 1980–
Bron: De Maar, Energierecht, p. 90/Besluit Aanstelling Regeringscommissaris voor de
aardgasexportprijzen, 23 mei 1980, nr. 18.
Waardering: V 5 jaar
672.
Handeling: Het sluiten van een overeenkomst met NV Nederlandse Gasunie, Gemeentelijk
Energiebedrijf Rotterdam en Energiened inzake de prijsdoorzichtigheid van gas
Periode: ca. 1990–
Producten: Overeenkomst tot uitvoering van de richtlijn 90/377/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juni 1990 betreffende een communautaire
procedure inzake de doorzichtigheid van prijzen van gas en elektriciteit voor de industriële
eindverbruikers (Pb EG L 185) wat betreft de prijsdoorzichtigheid van gas
Opmerking: Datum inwerkingtreding: 1 januari 1992
Bron: –
Waardering: V 10 jaar na afloop overeenkomst
673.
Handeling: Het aangaan van overeenkomsten met de NAM inzake de verdeling van de opbrengsten
van het Gronings aardgas
Periode: 1960–
Producten: o.a. de ‘85/15 Overeenkomst’, de Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings
aardgas (85/15–95/15) ‘MOR 1975’,
Bron: Tweede Kamer, zitting 1974–’75, 13 109, nr.1
Waardering: B 5
674.
Handeling: Het, namens de Staat, met de maatschappijen er voor zorgdragen dat binnen
drie maanden na het einde van elk jaar, de transferprijzen geldend voor Gronings aardgas
gedurende dat jaar door NAM verkocht aan Gasunie definitief worden vastgesteld
Periode: 1975–
Bron: Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings aardgas (85/15–95/15) – art. 3
(a)
Waardering: V 7 jaar
675.
Handeling: Het, namens de Staat, met de maatschappijen er voor zorgdragen dat bij
aanvang van elk kwartaal voorlopige transferprijzen geldend voor Gronings aardgas
gedurende dat kwartaal door NAM te verkopen aan Gasunie worden vastgesteld
Periode: 1975–
Opmerking: Voor deze voorlopige vaststellingen is geen goedkeuring van de Minister
van Economische Zaken nodig.
Bron: Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings aardgas 85/15–95/15) – art. 3 (b)
Waardering: V 7 jaar
676.
Handeling: Het, met EBN en NAM, vaststellen van gedeelten c.q. tijdstippen t.b.v.
het vooruitbetalen door de Maatschap aan de Staat van de geschatte meeropbrengst
Periode: 1975–
Bron: Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings aardgas (85/15–95/15) – art. 4
(d)
Waardering: V 7 jaar
677.
Handeling: Het, namens de Staat, met EBN, Shell en Esso er voor zorgdragen dat Gasunie
optreedt overeenkomstig de uitvoering van de MOR 1975
Periode: 1975–
Bron: Overeenkomst Meeropbrengstverdeling Gronings aardgas (85/15–95/15) – art. 6
Waardering: V 7 jaar
678.
Handeling: Het sluiten van een gentleman’s agreement met Shell en Esso, waarin wordt
overeengekomen dat deze maatschappijen hun winsten uit de aardgasproductie voor een
bepaald deel in Nederland zullen herinvesteren
Periode: ca. 1978–1991
Periode: ca. 1978–1991
Bron: De Maar, Energierecht, p. 156
Waardering: B 5
679.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van beleid inzake de additionele
aardgasbaten
Periode: ca. 1991–
Producten: Wet Aardgasbatenfonds; Wet Fonds economische structuurversterking;
Bron: Rijksbegroting 1993, hoofdstuk XIII, nr. 2, p. 198
Waardering: B 1 en 2
4.1.18. Milieuconvenanten olie en gaswinningsindustrie
680.
Handeling: Het als ‘trekker’ in overleg met andere betrokken ministers ontwikkelen,
vaststellen en evalueren van het milieu- en natuurbeschermingsbeleid op het gebied
van de aardolie- en aardgasindustrie
Periode: ca. 1970–
Overlegkader: o.m. Stuurgroep mijnbouwactiviteiten in de Waddenzee (voorzitterschap
en secretariaat: EZ); Doelgroepenoverleg (1990–1995) en Overleggroep staat/olie- en
gaswinningsindustrie (1995–);
Secretariaat van overleg: EZ
Opmerking: Producten zijn onder meer:
– TNO-studie ‘Olie en gas. Hoe het is, hoe het was’, mei 1978;
– Milieuconvenant met daaraan voorafgaande Intentieverklaring uitvoering milieubeleid
olie- en gaswinningsindustrie, 1995) met onderliggende onderzoeksrapporten; looptijd
tot 2010; de in het convenant vast te leggen Integrale Milieutaakstelling
– jaarverslagen van de Overleggroep;
– pkb Waddenzee, tweede partiële herziening;
– m.e.r. Lozing oliehoudende mengsels van mijnbouwinstallaties op zee;
– jaarlijkse rapportages aan de Staten-Generaal ingevolge art. 21.1 m.b.t. De uitvoering
van enkele hoofdstukken van de Wet milieubeheer.
Bron: Energienota 1979, bijl. Hdtk 1979–1980, 15 802, nrs. 1–2, p. 185; Milieuconvenant
staat/olie- en gaswinningsindustrie; Partiële herziening pkb Waddenzee, bijl. Hdtk
1993–1994, 23 546, nr. 6; VROM, Nota Waddenzee; MRCP, art. 49; Wet milieubeheer, art.
21.1
Waardering: B 1
681.
Handeling: Het vanuit het belang van de delfstoffenindustrie leveren van bijdragen
aan de ontwikkeling, vaststelling en evaluatie van milieu- en natuurbeschermingsbeleid
Periode: ca. 1970–
Opmerking: Producten zijn onder meer:
– Structuurschema groene ruimte.
Bron: –
Waardering: B 1
682.
Handeling: Het, ter uitvoering van het milieuconvenant, bijdragen aan, toetsen en
jaarlijks evalueren van de bedrijfsmilieuplannen (eerder: bedrijfsinterne milieuzorgsystemen)
van mijnondernemingen
Periode: 1992–
Producten: Rapportages o.g.v. Ontwerpen van ondernemingen, adviezen sodm, inspraakreacties,
jaarrapportages van ondernemingen
Overlegkader: Overleggroep staat/olie- en gaswinningsindustrie; VROM; lagere overheden
Opmerking: 1. De BMP’s bevatten een beschrijving van de voorgenomen en de reeds uitgevoerde
activiteiten en inspanningen op milieugebied per boorwerk of installatie.
2. Implementatiefase 1e tranch: 1995–1998; 2e tranch: 1999–2002, enz.. De bedrijfsmilieuplannen
hebben een geldigheidsduur van 4 jaar. Nadien worden nieuwe of bijgestelde industrie-
en bedrijfsmilieuplannen opgesteld.
Bron: Milieuconvenant staat/olie- en gaswinningsindustrie; sodm, Jaarverslag 1992,
p. 63 e.v., 1994, p. 34; sodm, Jaarwerkplan 1992, pp. 63–66, 1995, p. 9; inl. Drs.
PR. Seeger (DGE/EOG), 6 mei 1996
Waardering: V 10 jaar
683.
Handeling: Het, ter uitvoering van het milieuconvenant, toetsen en jaarlijks evalueren
van de (uitvoering van) van de door NOGEPA op basis van alle BMP’s samengestelde industriemilieuplannen
Periode: 1994–
Producten: Rapportages o.g.v. Ontwerpen van ondernemingen, adviezen sodm, inspraakreacties,
jaarrapportages van ondernemingen
Overlegkader: Overleggroep staat/olie- en gaswinningsindustrie
Opmerking: De industriemilieuplannen hebben een geldigheidsduur van 4 jaar.
Bron: Milieuconvenant staat/olie- en gaswinningsindustrie, p. 8.
Waardering: V 10 jaar
4.1.19. Bezwaar en beroep
684.
Handeling: Het behandelen en beslissen inzake bezwaren tegen besluiten van de minister
of van de inspecteurs van Staatstoezicht op de Mijnen op het terrein van de delfstoffenwinning
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen o.g.v. Bezwaarschrift, stukken en verslag evt. Hoorprocedure
Periode: 1945–
Bron: O.m. Mijnwet 1810, art. 28; koninklijk besluit 1818, art. 4–5; bijl. Hdtk 1986–1987,
19 722, nr. 3, p. 3; Mijnreglement 1964, art. 329; Algemene Wet bestuursrecht
Waardering: V 20 jaar
685.
Handeling: Het voorbereiden van een instructie van de Kroon inzake de werkzaamheden
en de zetel van de in 1906 ingestelde Raad van Beroep voor het Mijnwezen
Periode: 1945–1964
Bron: Mijnreglement 1939, hoofdstuk XVIII
Waardering: B 5
686.
Handeling: Het voorbereiden van kroonbeslissingen inzake de benoeming van de drie
(plaatsvervangende) leden van de Raad van Beroep voor het Mijnwezen
Periode: 1945–1964
Bron: Mijnreglement 1939, hoofdstuk XVIII
Waardering: V 5 jaar
689.
Handeling: Het beslissen inzake beroepen ingediend door mijnbestuurders of door de
leider van de boring tegen o.g.v. het Mijnreglement 1939 hoofdstuk XII en XIV genomen
beslissingen van de Inspecteur-Generaal der Mijnen
Periode: 1945–1964
Opmerking: Hoofdstuk XII en XIV van het Mijnreglement handelde over gezondheidsmaatregelen
en arbeid in de mijnbouw.
Bron: Mijnreglement 1939, hoofdstuk XVIII
Waardering: V 20 jaar
697.
Handeling: Het voor het College van Beroep voor het Bedrijfsleven voeren van verweer
inzake beroepen ingesteld tegen besluiten van de Minister van Economische Zaken, genomen
o.g.v. de:
– Wet voorraadvorming van aardolieproducten;
– Wet uitvoering internationaal energieprogramma;
– Wet schadefonds olietankschepen 1981;
– Mijnwet continentaal plat (vanaf 1994).
Periode: 1977–
Bron: Wet voorraadvorming aardolieproducten, art. 14–17; Wet uitvoering internationaal
energieprogramma, art. 13–15; MCP, art. 36a
Waardering: V 10
4.2. Inspecteur-generaal van het mijnwezen, Staatstoezicht op de mijnen
[Regeling vervallen per 07-03-2014]
4.2.1. Beleid en regelgeving
21.
Handeling: Het geven van nadere aanwijzingen naar aanleiding van wettelijke voorschriften
en regelingen van het Ministerie van Economische Zaken
Periode: 1945–
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Product: Circulaires, bundels wetten en regelgeving e.d. bijvoorbeeld de serie Beleidslijnen.
Waardering: B 5
24.
Handeling: Het bij aanschrijving uitvaardigen van richtlijnen in anticipatie op nadere
regelen ter uitvoering van het Mijnreglement 1939 en 1964
Periode: 1945–
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Opmerking: Er zijn tot okt. 1995 in totaal 141 aanschrijvingen voor zowel het Nederlands
territoir als voor het Nederlandse deel van het Continentaal Plat verschenen, waarvan
een deel is vervallen. Zie ook par. 4.3, laatste handeling.
Bron: SodM, Aanschrijvingen en richtlijnen; SodM, Jaarverslag IGM 1994, pp. 42–43
Waardering: B 5
25.
Handeling: Het in normalisatie- en standaardisatiecommissies leveren van bijdragen
in het opstellen van (buitenwettelijke) normen en richtlijnen
Periode: 1945–
Producten: O.m. Bijzondere emissierichtlijn (NER) voor mijnbouwinstallaties op het
land en op zee
Overlegkader: o.m.
Opmerking: 1. Het betreft deelname aan verschillende commissies van het Nederlandse
Elektrotechnische Comité (NEC), het Nederlands Normalisatie Commissie (NNI) en in
mindere mate van het RIVM.
2. SodM vervult in normalisatiecommissies m.b.t. de werktuigbouw en elektrotechniek
soms het voorzitterschap; het secretariaat berust in de regel bij het NNI.
3. Zie verder hoofdstuk internationale samenwerking.
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1994, pp. 42–43; SodM, DNK nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan 1997),
p. 12
Waardering: B 5
30.
Handeling: Het bij aanschrijving uitvaardigen van nadere richtlijnen ter uitvoering
van het Mijnreglement Continentaal Plat
Periode: 1965–
Overlegkader: SodM; bestuurders mijnondernemingen en betrokken vakorganisaties, evt.
bedrijfschappen
Opmerking: Er zijn tot okt. 1995 in totaal 141 aanschrijvingen voor zowel het Nederlands
territoir als voor het Nederlandse deel van het Continentaal Plat verschenen, waarvan
een deel is vervallen. Zie ook par. 4.2.5.
Bron: SodM, Aanschrijvingen en richtlijnen; SodM, Jaarverslag IGM 1994, pp. 42–43;
SodM, Juridisch Kader, p. 9
Waardering: B 5
4.2.2. Internationale betrekkingen
UNO-organen
69.
Handeling: Het, vanuit het belang van de offshore olie- en gaswinningsindustrie, opstellen
en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in de bijeenkomsten van de Group
on Oil Pollution (GOP), vanaf 1993 de Working Group on Sea-Based Activities (SEBA)
Periode: 1974–
Opmerking: 1. Andere deelnemers in het internationaal overleg zijn vertegenwoordigers
van V&W en VROM;
2. In 1992 organiseerde SodM een workshop over harmonisering van toxicologische testmethoden.
Bron: PIVOT-deelrapport nr. 28 (Waterstaat) pp. 140–143; SodM, Jaarverslag SodM 1981,
p. 8, 1992, pp. 66–67, 1994, p. 45
Waardering: B 1
70.
Handeling: Het, vanuit het belang van de offshore olie- en gaswinningindustrie, opstellen
en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten in de bijeenkomsten van de Working
Group on Radioactivity (RAD)
Periode: 1974–
Opmerking: Andere deelnemers in het internationaal overleg zijn vertegenwoordigers
van V&W, VROM en RIZA.
Bron: PIVOT-deelrapport nr. 28 (Waterstaat) pp. 140–143; inl. drs. P.R. Seeger (DGE/EOG),
6 mei 1996
Waardering: B 1
74.
Vervallen.
81.
Handeling: Het vanuit het belang van het mijnbedrijf leveren van bijdragen aan de
Nederlandse delegatie naar de Commissie voor de Steenkolenmijnindustrie van de ILO
Periode: 1960–1976
Opmerking: De bijdragen betreffen:
– i.p.v. Stichting van de Arbeid doen van voordrachten voor werkgevers- en werknemersafgevaardigden
van het mijnwezen en aanwijzing van adviseurs in de Nederlandse delegatie;
– bespreking van agendapunten.
Bron: SER/Commissie-Van Thiel, Rapport mijnbedrijf, pp. 13–14
Waardering: B 1
82.
Vervallen.
North Sea Offshore Authorities Forum (NSOAF)
71.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
het directeuren-overleg van het North Sea Offshore Authorities Forum
Periode: ca. 1975–
Bron: Inl. F. Bezem, 2 april 1997
Waardering: V 10 jaar
72.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in
de Werkgroep Harmonisation Safety Cases (veiligheids- en gezondheidsdocumenten), de
Werkgroep Harmonisation Safety Training (veiligheidstrainingen) van de NSOAF en de
International Health Safety and Environment Management System Audit (IAT)
Periode: ca. 1975–
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1992, p. 158, 1994, p. 45
Waardering: V 10 jaar
European Diving Technology Committee e.d.
75.
Handeling: Het i.o.m. met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leveren
van bijdragen in bijeenkomsten van expertcomités op het gebied van professioneel duiken
Periode: 1965–
Opmerking: Het betreft met name:
– European Diving Technology Committee (EDTC);
– Diving Medical Advisory Committee (DMAC).
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1976, p. 9, 1981, p. 9, 1992, p. 157, 1994, p. 45; inl.
F. Bezem (SodM), 17 april 1997
Waardering: V 10 jaar
European Pipeline Authorities Committee
76.
Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen in de jaarlijkse bijeenkomsten
van het European Pipeline Authorities Committee
Periode: 1985 of eerder–
Opmerking: De industrie neemt niet deel aan het overleg.
Bron: SodM, Jaarverslag IGM 1994, p. 45; inl. ir. C. Coremans (SodM), 1 mei 1997
Waardering: V 10 jaar
4.2.3. Vergaderingen algemeen en overleg
98.
Handeling: Het technisch organiseren van vergaderingen, symposia, beurzen e.d. van
niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de steenkool-, aardolie- en aardgasvoorziening
Periode: 1945–
Producten: convocaten e.d.
Bron: SodM, Jaarverslag 1981, p. 9
Waardering: V 1 jaar
99.
Handeling: Het ambtelijk participeren in vergaderingen, symposia, beurzen e.d. van
niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de steenkool-, aardolie- en aardgasvoorziening
Periode: 1945–
Producten: Verslagen
Opmerking: Het betreft hier voor een deel participatie uit het feit dat er staatsbelangen
in het geding zijn in de bedrijfsvoering van de desbetreffende doelgroepen.
Bron: SodM, Jaarverslag 1981, p. 9
Waardering: V 10 jaar
107.
Handeling: Het voeren van ambtelijk overleg over aangelegenheden van allerlei aard
met zusterdepartementen of -diensten
Periode: 1945–
Opmerking: Over aangelegenheden inzake de mijnbouwindustrie voert SodM frequent overleg
met HSE (Health & Safety Exzecutive UK), NPD (Norwegian Petroleum Directorate Norge)
en LOBA (Landes Ober Bergamt/Clausthal Duitsland) en DEA (Danish Energy Angency DK).
Bron: SodM, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan SodM 1997), p. 6; SodM, Jaarverslag 1992,
p. 82
Waardering: V 5 jaar
108.
Vervallen.
4.2.4. Vergunningverlening voor opsporing en winning (hoofdstuk 8 RIO)
Boorvergunningen delfstoffen Nederlands territoir
288.
Handeling: Het opmaken van processen-verbaal van aantoning van aardolie of aardgas
op het Nederlandse territoir
Periode: 1945–
Bron: sodm, Jaarverslag IGM 1994, p. 12; Regeling vergunningen en concessies delfstoffen
Nederlands territoir 1996, art. 4.4
Waardering: V 10 jaar
Winningconcessies delfstoffen Nederlands territoir
290.
Handeling: Het opmaken of keuren van plattegronden van concessieaanvragen en adviseren
van de Commissaris der Koningin/Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie(s)
over aanvragen voor mijnconcessies op het Nederlandse territoir
Periode: 1945–
Bron: Mijnwet 1810, art. 27,30
Waardering: V 10 jaar
Opsporingsvergunningen aardolie en aardgas offshore
338.
Handeling: Het toezicht houden op het daadwerkelijk uitvoeren door een houder van
een opsporingsvergunning van het verkenningsonderzoek
Periode: 1967–
Opmerking: De vergunninghouder moet een jaarlijkse specificatie indienen van zijn
uitgaven.
Bron: Besluiten ex art. 12 MCP 1967 en 1976, art. II, art. 10
Waardering: V 10 jaar
340.
Handeling: Het opmaken van processen-verbaal van aantoning van aardolie- of aardgasvoorkomens
op het Continentaal Plat
Periode: 1965–
Opmerking: De vergunninghouder is verplicht nieuwe aantoningen van aardolie of aardgasvelden
aan de Minister van EZ, sodm en RGD te melden.
Bron: sodm, Jaarverslag IGM 1994, p. 12; Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 MCP, art.
II, art. 13
Waardering: V 10 jaar
Bewijsstuk van zakelijke aard, art. 2 sub b archiefbesluit.
Winningvergunningen aardolie en aardgas offshore
342.
Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken over vergunningaanvragen
voor de winning van aardolie en aardgas op het Continentaal Plat
Periode: 1945–
Producten: Adviesrapporten
Bron: RGD, Jaarverslag 1948–1949, p. 13, 1967/1968, p. 13, 1994, p. 22; RGD, Jaarwerkplan
1995, pp. 8–11
Waardering: V 10 jaar
4.2.5. Exploratie en exploitatiewerkzaamheden (hoofdstuk 9 RIO)
Middelen intern toezicht mijnondernemingen
358.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen van het in de mijnreglementen bepaalde m.b.t.
de opleiding, Nederlandse taalvaardigheid en registratie van:
a. Leidinggevend en toezichthoudend personeel;
b. Overig personeel.
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 10, derde lid; Mijnreglement 1964, art. 14, tweede lid; MRCP, art.
11, 5e lid; art. 13, tweede lid
Waardering: V 2 jaar
359.
Handeling: Het instemmen met de plaats van bewaring van mijnboeken, dan wel inspectieregisters,
die op mijn- of boorwerken en mijnbouwinstallaties of voor mijnbouwkundige onderzoekingen
aanwezig moeten zijn
Periode: 1964–
Opmerking: MR64 gebruikt ‘mijnboeken’, in het MRCP is sprake van ‘inspectieregisters’.
Bron: MR64, art. 15; MRCP, art. 13, eerste lid, art. 14, eerste lid; NRMR 1964 (62)
mijnboeken en NRCP (63) inspectieregister, Stcrt. 1990, 199 en 200
Waardering: V 5 jaar na verwijdering
360.
Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken over aanvragen voor
vergunningen e.a. ‘beschikkingen benodigd voor de delfstofwinning’
Periode: 1964–
Opmerking: sodm adviseert EOG.
Bron: sodm, Jaarverslag IGM 1995, p. 50
Waardering: V 10 jaar
361.
Handeling: Het besluiten inzake de aanvaarding van een bedrijfsleider of opzichter,
belast met het interne toezicht op de naleving van de voorschriften van of krachtens
het Groevenreglement 1947
Periode: 1947–
Opmerking: Aan de IGM moet iedere aanwijzing en ontslag van een bedrijfsleider etc.
Gemeld worden.
Bron: Groevenreglement 1947, art. 9 en 11
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
362.
Handeling: Het goedkeuren van de plaats waar het groevenboek aanwezig moet zijn
Periode: 1947–
Producten: Beschikkingen
Opmerking: In het groevenboek worden de bezoeken en aanmerkingen van sodm opgetekend;
het groevenboek komt overeen met het mijnboek ex art. 14 Mijnreglement 1964.
Bron: Groevenreglement 1947, art. 12
Waardering: V 5 jaar na wijziging of sluiting van de groeve
363.
Handeling: Het verlenen, wijzigen e.d. van ontheffingen e.a. beschikkingen inzake
het verrichten van mijnbouwkundige onderzoekingen anders dan d.m.v. boorwerken
Periode: 1964–1994
Bron: Mijnreglement 1964, art. 322–323, en MRCP, art. 22, 25 en 26; NRMR (6) seismische
onderzoekingen.
Waardering: V 10 jaar na afloop beschikking
374.
Handeling: Het toetsen van kennisgevingen inzake uitbreiding of wijziging van een
inrichting, die buiten de hinderwet of onder algemene milieuregels vallen, op vergunningplicht
Periode: 1949–1993
Producten: Advies aan de minister.
Opmerking Het gaat hier om handelingen die niet hinderwetplichtig zijn of waarvoor
sedert 1985 algemene regels zijn gesteld in de vorm van hinder- of milieubesluiten.
Bron: sodm, Jaarverslag 1992, p. 39, Hinderwet 1985.
Waardering: V 5 jaar
376.
Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken over mogelijke hinder
en (milieu)gevaar bij plaats(ing) van mijnbouwinstallaties in zgn. restrictiegebieden
in het Nederlandse deel van het Continentaal Plat
Periode: 1967–
Opmerking: Het gaat o.m. om scheepvaart- en defensie restrictiegebieden.
Bron: Besluit 1967 ex art. 12 MCP, Stb. 24, art. II, art. 14 en 17, art. IX–X en bijlagen;
Regeling vergunningen koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art. 4.5, 4.13–4.17
en art. 5.7–5.10
Waardering: V 5 jaar
Bouw, onderhoud en operatie van boor- en productie-installaties
378.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de nieuwbouw en plaatsing van mijn- en boorwerken en van
mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: 1. T.a.v. Art. 36a–b, e, ,j, k–m, o is sodm niet gemachtigd de beschikkingen
zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. Voor de nieuwbouw van pijpleidingen, zie volgende paragraaf.
Bron: MR39, art. 124, tweede lid, art. 127, tweede lid; Mijnreglement 1964, art. 8,
vijfde lid, art. 24–36; MRCP, art. 34–43, 60, 64; NRMR (5) putbeveiliging, Stcrt.
1967, 100, art. 4, 5, 7, 12; MRCP, art. 34; NRCP (27) putbeveiliging, Stcrt. 1970,
207, en 1990, 164; Taverne, Beginselen, p. B-28; NRCP (67, 68) erkenning deskundige
instelling op meteorologisch en oceanografisch gebied; NRMR (35) herkenningstekens
mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1973, 54; NRMR (41) meteorologische en oceanografische
inlichtingen en waarnemingen, Stcrt. 1975, 250; NRMR (51) uitgangen en wegen, Stcrt.
1985, 202, art. 9, vierde lid, art. 13; sodm, A&R, nr. 69 en 110 (Richtlijnen m.b.t.
Inrichting aardgas- en aardolieputten), art. 2, 3, 4, 9, resp. 8; sodm, A&R, nr. 80
(Aanschrijving toepassing IMCO-resolutie A.414 op verplaatsbare mijnbouwinstallaties
geregistreerd in Nederland; sodm, A&R, nr. 126 (Richtlijnen MRCP sterkte mijnbouwinstallaties),
art. 3; nr. 134 (Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het
Stoomwezen), art. 6, eerste en vierde lid, art. 12, eerste en zevende lid; Concessie
Groningen, art. 10; Concessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170, art. 5
Waardering: V 5 jaar
379.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het onderhoud en de operatie van mijn- en boorwerken en
van mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: 1. T.a.v. Art. 36a–b, e, ,j, k–m, o is sodm niet gemachtigd de beschikkingen
zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. Voor de nieuwbouw van pijpleidingen, zie volgende paragraaf.
Bron: MR39, art. 124, tweede lid, art. 127, tweede lid; Mijnreglement 1964, art. 8,
vijfde lid, art. 24–36; MRCP, art. 34–43, 60, 64; NRMR (5) putbeveiliging, Stcrt.
1967, 100, art. 4, 5, 7, 12; MRCP, art. 34; NRCP (27) putbeveiliging, Stcrt. 1970,
207, en 1990, 164; Taverne, Beginselen, p. B-28; NRCP (67, 68) erkenning deskundige
instelling op meteorologisch en oceanografisch gebied; NRMR (35) herkenningstekens
mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1973, 54; NRMR (41) meteorologische en oceanografische
inlichtingen en waarnemingen, Stcrt. 1975, 250; NRMR (51) uitgangen en wegen, Stcrt.
1985, 202, art. 9, vierde lid, art. 13; sodm, A&R, nr. 69 en 110 (Richtlijnen m.b.t.
Inrichting aardgas- en aardolieputten), art. 2, 3, 4, 9, resp. 8; sodm, A&R, nr. 80
(Aanschrijving toepassing IMCO-resolutie A.414 op verplaatsbare mijnbouwinstallaties
geregistreerd in Nederland; sodm, A&R, nr. 126 (Richtlijnen MRCP sterkte mijnbouwinstallaties),
art. 3; nr. 134 (Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het
Stoomwezen), art. 6, eerste en vierde lid, art. 12, eerste en zevende lid; Concessie
Groningen, art. 10; Concessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170, art. 5
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
381.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het veilig bovengronds verkeer en vervoer van, naar en in
mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Opmerking: 1. Het betreft de volgende activiteiten:
– goedkeuren van reglementen voor bovengronds personen- en goederenvervoer (art. 43);
– ontheffing verlenen voor vrije ruimte naast spoor (NRMR smalspoorvervoer, art. 3);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van verbod met helikopter te landen
op te klein helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 3);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften obstakelvrije zone
helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 5);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften verlichting helikopterdek
(NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 8);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften toegangen helikopterdek
(NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 9);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften apparatuur meteorologische
gegevens helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 10);
– i.o.m. Minister van V&W ontheffing verlenen van voorschriften brandblusmiddelen
en -apparatuur helikopterdek (NRMR en NRCP helikopterdekken, art. 30).
2. Bij NR helikopterdekken is Minister van EZ sedert 1995 bevoegd ontheffingen e.d.
te verlenen.
3. Zie voor de handelingen van de Rijksluchtvaartdienst, PIVOT-rapport nr. 16 (burgerluchtvaart).
Bron: Mijnreglement 1964, art. 43–47; NRMR (20) vervoer met motorrijtuigen bovengronds,
Stcrt. 1970, 101, en 1988, art. 80; NRMR (36) niet-verplaatsbare transportinrichtingen
bovengronds, Stcrt. 1970, 156, art. 7; NRMR (24) smalspoorvervoer bovengronds, Stcrt.
1970, 156; NRCP helikopterdekken, Stcrt. 1993, 233, vervangen door: NRMR en NRCP (73)
helikopterdekken, Stcrt. 1995, 186
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
382.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de verlichting op en in mijn- en boorwerken
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 97–99
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
383.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. werktuigen, gereedschappen, leidingen en toestellen op en
in mijn- en boorwerken
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 106–113; MRCP, art. 83–91b; sodm, A&R, nr. 112 (Richtlijnen),
art. 14, derde lid
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
384.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. elektrische installaties en materieel op en in mijn- en
boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Opmerking: Grondslag van de hedendaagse Nederlandse regelgeving vormen de NEN-normen
op electrotechnisch gebied.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 114–117; MRCP, art. 94, tweede en derde lid; NRMR (25)
elektrische installaties en elektrisch materieel boorwerken, Stb. 1970, 183 t/m Stb.
1990, 135, art. 3, 24, en NRCP (28) elektrische installaties en elektrisch materieel
installaties, Stb. 1971, 16 t/m 1990, 135, art. 3, 17, vijfde lid, 32, ingetrokken
bij: NRMR 1964 (69) en NRCP (69) elektrische installaties 1995, Stcrt. 61, art. 6,
18, 26, vijfde lid, 27, derde lid, art. 30
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
385.
Vervallen.
386.
Handeling: Het o.g.v. het Mijnreglement 1964 verlenen van ontheffingen van het verbod
in ondergrondse mijnwerken in het dekterrein of de grensmuur mijnbouwkundige werken
te verrichten, dan wel het voorschrijven van een dikkere grensmuur tussen mijnwerken
Periode: 1945
Bron: MR39, art. 15, tweede en vierde lid, art. 113; Mijnreglement 1964, art. 37–38
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
387.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het veilig verkeer en vervoer in ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–
Opmerking: Het betreft de volgende werkzaamheden:
– goedkeuren van reglementen voor ondergronds personen- en goederenvervoer (MR64,
art. 56, 93);
– goedkeuren van de afstand van aan te leggen schachten voor personenvervoer (MR64,
art. 48);
– ontheffing verlenen (MR39, art. 37, derde en vierde lid, art. 43, derde lid, art.
46, eerste lid, sub b, art. 49, tweede lid, art. 59, eerste lid; MR64, art. 48, 50,
58, 68, 71, 76–77, 87, tweede lid, art. 84);
– vergunning verlenen voor gebruik open vuur, ingebruikneming ophaalinstallatie en
seininrichtingen in schachten, voor transportinrichtingen voor personenvervoer, voor
betreden van vervoerafdelingen, voor vervoer met krachtvoertuigen (MR39, art. 39,
art. 45, eerste lid, art. 50, art. 72, eerste lid, art. 83; MR64, art. 60, 67, 82,
eerste lid, 87, 89);
– goedkeuren van seinen van seininrichtingen in schachten, van krachtvoertuigen (MR64,
art. 69, 88);
– vrijgeven van beschadigde delen (MR64, art. 75).
Bron: MR 39, diverse artikels; Mijnreglement 1964, art. 48–96
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
388.
Handeling: Het verlenen van vergunning, dan wel ontheffing van het in het
Mijnreglement 1939 en 1964 bepaalde omtrent de algemene en individuele verlichting
in ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 101 en 103; Mijnreglement 1964, art. 99–105
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
389.
Handeling: Het verlenen van vergunning voor het aanleggen, uitbreiden of wijzigen
van elektrische installaties met een hoge nominale spanning, dan wel het verlenen
van ontheffing van veiligheidsvoorschriften in ondergrondse werken
Periode: 1945–
Opmerking: De vergunningvereiste bestaat sedert de invoering van het MR64.
Bron: Elektrotechnisch MR39, art. 5, tweede lid, art. 6, derde lid, en art. 7, tweede
lid; Mijnreglement 1964, art. 118–120
Waardering: V 5 jaar na verwijdering MBW en MBI of vervallen vergunning/ontheffing
of sluiting groeve.
390.
Handeling: Het verlenen van toestemming voor het verrichten van ontginningswerkzaamheden
onder of in de directe nabijheid van gebouwen, land-, spoor- en waterwegen
Periode: 1945–
Bron: Groevenreglement 1947, art. 15; sodm, Jaarverslag 1976, p. 51
Waardering: V 10 jaar na sluiting groeve
391.
Handeling: Het besluiten inzake de afsluiting, bewegwijzering en betreding van (delen
van) mergelgroeven
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen
Bron: Groevenreglement 1947, art. 19
Waardering: V 10 jaar na sluiting groeve
Karteringen en metingen
394.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen en het Besluit concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir
1996 m.b.t. karteringen en metingen van de mijn- en boorwerken
Producten: Beschikkingen, b.v. Instemming sodm met nieuw monitoringsschema voor de
bodemdaling in Groningen
Opmerking: Van de waterpassingen moet aan de IGM gerapporteerd worden; zie verder
par. Verwerken van administratieve verplichtingen/karteringen en metingen en par.
Toezicht op nazorg.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 121–135; Concessie Rossum-De Lutte (1961), art. 7;
Steenzoutconcessie Adolf van Nassau, art. 6; Wet concessie Buurse, art. 6; Besluit
concessies koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 5.5; sodm, A&R, nr. 92
(Aanschrijving karteringen Continentaal Plat); sodm, Jaarverslag 1995, p. 19
Waardering: V 10 jaar na vervallen ontheffing, goedkeuring
Arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid
396.
Handeling: Het verlenen goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v. de Mijnreglementen
m.b.t. de algemene veiligheid op, in en bij mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Producten: Publicaties in Stcrt.
Opmerking: Met ‘bij’ mijnbouwinstallaties worden de schepen die werkzaamheden uitvoeren
aan offshore mijnbouwinstallaties bedoeld.
Bij deze handeling behoort ook de aanwijzing van veiligheidszones.
Bron: MWCP, art. 27; MR39, art. 25, sub a en c; Mijnreglement 1964, art. 144–166;
MRCP, art. 96, tweede en derde lid, art. 96a, eerste en tweede lid, art. 97, vierde
lid, art. 102a, vierde lid, art. 149a, tweede lid; NRMR (8) grondwerk, Stcrt. 1967,
137; NRMR (9) ladders, Stcrt. 1967, 137; NRMR (10) inrichting aardgas- en aardolieputten,
Stcrt. 1967, 214, art. 2, 10; NRMR (17) afstand diepboringen, Stcrt. 1970, 91, art.
2; NRMR (31) veiligheidszones boorwerken op het land, Stcrt. 1971, 120 en 1973, 81,
art. 3, tweede lid, art. 5, zesde lid, art. 6, derde lid; Aanwijzing 28 febr. 1989;
NRMR 1964 (60) steigers 1989, en NRCP (61) steigers 1989, Stcrt. 1989, 90; NRMR 1964
en NRCP (70) inzake veiligheid en gezondheid van arbeiders in de winningsindustrie;
sodm, A&R, nr. 30 (Veiligheidseisen dieselmotoren), 61 (Aanschrijving alcoholische
dranken), art. 4, 70 (idem); Nadere regelen Mijnreglement afgraven steenstorten, Stcrt.
1970, 202; sodm, A&R, nr. 113 (Richtlijnen zwavelwaterstoflocaties), art. 13, tweede
lid; sodm, A&R, nr. 122 (Aanschrijving met richtlijnen m.b.t. De organisatie van veiligheidsdiensten)
Waardering: V 5 jaar na vervanging
397.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen van verplichtingen inzake. beschikkingen
o.g.v. de Mijnreglementen m.b.t. de algemene veiligheid op, in en bij mijn- en boorwerken
en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Producten: Gedoogbeschikkingen.
Bron: MWCP, art. 27; MR39, art. 25, sub a en c; Mijnreglement 1964, art. 144–166;
MRCP, art. 96, tweede en derde lid, art. 96a, eerste en tweede lid, art. 97, vierde
lid, art. 102a, vierde lid, art. 149a, tweede lid; NRMR (8) grondwerk, Stcrt. 1967,
137; NRMR (9) ladders, Stcrt. 1967, 137; NRMR (10) inrichting aardgas- en aardolieputten,
Stcrt. 1967, 214, art. 2, 10; NRMR (17) afstand diepboringen, Stcrt. 1970, 91, art.
2; NRMR (31) veiligheidszones boorwerken op het land, Stcrt. 1971, 120 en 1973, 81,
art. 3, tweede lid, art. 5, zesde lid, art. 6, derde lid; Aanwijzing 28 febr. 1989;
NRMR 1964 (60) steigers 1989, en NRCP (61) steigers 1989, Stcrt. 1989, 90; NRMR 1964
en NRCP (70) inzake veiligheid en gezondheid van arbeiders in de winningsindustrie;
sodm, A&R, nr. 30 (Veiligheidseisen dieselmotoren), 61 (Aanschrijving alcoholische
dranken), art. 4, 70 (idem); Nadere regelen Mijnreglement afgraven steenstorten, Stcrt.
1970, 202; sodm, A&R, nr. 113 (Richtlijnen zwavelwaterstoflocaties), art. 13, tweede
lid; sodm, A&R, nr. 122 (Aanschrijving met richtlijnen m.b.t. De organisatie van veiligheidsdiensten)
Waardering: V 5 jaar na aflopen ontheffing
399.
Handeling: Het verlenen van vergunningen, ontheffingen e.a. beschikkingen o.g.v. de
Mijnreglementen m.b.t. het verrichten van werkzaamheden onder water of onder druk
op en in mijn- en boorwerken
Periode: 1971–
Opmerking: Het betreft onder meer de goedkeuring van instructies voor degenen die
zijn belast met de werkzaamheden onder water of onder druk.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1971, art. 166a–166m; MRCP, art. 112, eerste lid,
art. 116, derde lid, art. 117, tweede lid, art. 120–122; sodm, A&R, nr. 107 (Richtlijnen
verrichten van werkzaamheden onder water of onder druk), art. 2, vierde lid, art.
13, 14, derde lid, art. 15, 17
Waardering: V 5 jaar na afloop vergunning. Standaardvergunningen die meestal voor
1 jaar zijn verleend.
400.
Handeling: Het verlenen van goedkeuringen, ontheffingen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het bezit, opslag en gebruik van ontplofbare en andere gevaarlijke
stoffen op en in mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: Een van de activiteiten is het goedkeuren van de instructie voor de uitvoering
der werkzaamheden (Nadere regelen, art. 13 en 33).
Bron: MR39, art. 138, 142; Mijnreglement 1964, art. 168; MRCP, art. 124–125, 127,
eerste lid; Nadere regelen MR seismische onderzoekingen 1967
Waardering: V 5 jaar na aflopen vergunning. Standaardvergunningen die meestal voor
1 jaar zijn verleend.
401.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen e.a. beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. maatregelen tegen brand en ontploffing op en in mijn- en
boorwerken of mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 32, eerste lid, en art. 33, derde lid; Mijnreglement 1964, art. 175–185;
MRCP, art. 132, tweede lid, art. 139, zesde lid, art. 140, tweede lid (roken); NRMR
(2) gasflessen, Stcrt. 1967, 94; NRMR (37) brandbestrijdingsplan boorwerken, Stcrt.
1974, 218; sodm, A&R, nr. 87 (ventilatie in aardgasmeetstations)
Waardering: V 5 jaar na aflopen vergunning
402.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de gezondheid en hygiëne op mijn- of boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar,
adviezen van het College van Bijstand en Advies, v.a. 1982 de ARBO-raad
Opmerking: 1. Sodm is t.a.v. MR1964, art. 147, tweede lid, en 158, eerste lid, niet
gemachtigd de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
2. In een aantal gevallen hoort de minister het College van Bijstand en Advies voor
de Bedrijfsgeneeskunde, nadien de Commissie voor de Bedrijfsgezondheidszorg van de
ARBO-Raad (1982–1993).
Bron: MR39, art. 23, 158, eerste lid, art. 160, tweede lid; Mijnreglement 1964, art.
Art. 11, 223–251; MRCP, art. 143, eerste en derde lid, art. 144, art. 147, derde t/m
vijfde lid, art. 149b, derde lid (nader geneeskundig onderzoek), art. 152, derde lid,
152a, vierde lid, art. 155, vijfde lid, art. 160, vierde lid; NRMR privaten en urinoirs
bovengronds, Stcrt. 1967, 137, en 1975, 126; NRMR (38) drinkwater boorwerken, Stcrt.
1975, 126; NRCP (66) schadelijke geluidsniveaus, Stcrt. 1993, 246; sodm, A&R, nr.
93 (Aanschrijving drinkwaterrichtlijn), art. 11, 17, 30; sodm, A&R, nr. 95 (Medische
Keuring van personen op mijnbouwinstallaties 1984), art. 6, tweede lid, art. 8, tweede
en derde lid; sodm, A&R, nr. 102 (Accommodatierichtlijnen) 1986, art. 24 en 25, en
1996, art. 23; sodm, Jaarverslag 1992, p. 79 (goedkeuring werkmethode asbestverwijdering)
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
405.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. de bescherming van het personeel in de mijnbouw tegen de
gevaren van toestellen die ioniserende stralen uitzenden, en van radioactieve stoffen:
a. Territoir
b. Continentaal Plat
Periode: a. 1964–1982
b. 1967–
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar
Opmerking: 1. Ad a: Hoofdstuk XIV MR1964 is vervangen door Besluit straling kernenergie
(BSK); sozawe verleent nu de beschikkingen.
Ad b. Het overeenkomstige hoofdstuk XVII van MRCP is niet ingetrokken.
2. De minister verleent de vergunning voor het zich ontdoen van radioactieve stoffen
bij mijnbouwkundig werk i.o.m. De Minister van VROM.
3. Ingeval van ontheffingverlening van de verplichting tot meting van de blootstelling
aan ioniserende stralen a.d.h.v. Persoonlijke controlemiddelen, moeten de meetresultaten
van de collectieve controle die hebben gediend tot vaststelling van de individuele
doses, ten minste dertig jaar worden bewaard (MRCP, art. 176, vierde lid).
Bron: Mijnreglement 1964, art. 257–277; MRCP, art. 167–171, 176, derde en vierde lid,
art. 181, vijfde, zesde en zevende lid, 184d, tweede lid, art. 184w; inl. Sodm, 15 mei
1996; sodm, Jaarverslag 1992, p. 40
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
406.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen inzake reddingsmaatregelen en medische voorzieningen in de mijnbouw.
Periode: 1964–
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar
Bron: Mijnreglement 1964, art. 278–281; MRCP, art. 186; sodm, A&R, nr. 128 (Richtlijnen
MRCP reddingmiddelen), art. 5
Waardering: V 5 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
407.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen, goedkeuringen of andere beschikkingen o.g.v.
de Mijnreglementen m.b.t. het verrichten van arbeid in de mijnbouw
Periode: 1964–1995
Producten: Vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, verklaringen van geen bezwaar
Opmerking: 1. De activiteiten o.g.v. MR64, resp. MRCP betreffen:
– vergunning verlenen voor vrouwenarbeid (MR39, art. 175);
– verlenen van vergunning voor verrichten van zondagsarbeid of verblijf (MRCP, art.
194);
– verlenen van ontheffing van rusttijden (MR64, art. 285; MRCP, art. 196);
– verlenen van ontheffing van leerplicht (MR64, art. 289a);
– verlenen van ontheffing van schadelijke arbeid door jongeren (MR39, art. 176; MR64,
art. 290–290e);
– vergunning verlenen voor verrichten lichte arbeid door leerplichtige arbeiders (MR64,
art. 292);
– vergunning verlenen voor langere diensttijd (MR39, art. 179 en 180; MR64, art. 295,
MRCP, art. 198);
– vergunning verlenen voor kortere rusttijd (MR64, art. 296, 309; NRCP, art. 199);
– vergunning verlenen voor langere nachtdienst (MR64, art. 298, MRCP, art. 201);
– goedkeuren van ‘afwijkende’ werktijdregeling (MR64, art. 299, 301–302, 305, 309–310,
MRCP, art. 202, 203, 204, 205, 206);
– vergunning verlenen af te wijken van vastgestelde schaftijd (MR39, art. 188, vierde
lid; MR64, art. 304; MRCP, art. 207);
– goedkeuren van afwijkingen m.b.t. Bewakingsdiensten (MR64, art. 305; MRCP, art.
208).
2. Sodm is t.a.v. MR1964, art. 295, derde lid, en 158, eerste lid, niet gemachtigd
de beschikkingen zelfstandig te verlenen; sodm adviseert de minister.
3. De bemoeienis van de minister, c.q. Sodm is o.g.v. De nieuwe Arbeidstijdenwet en
het Arbeidstijdenbesluit per 1 januari 1996 vervallen en overgegaan op de Minister
van sozawe.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 282–321; inl. Fr. Bezem (sodm), 23 april 1996; sodm,
Jaarverslag, pp. 39–40
Waardering: V 5 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
408.
Handeling: Het verlenen van vergunningen, ontheffingen e.a. beschikkingen o.g.v. de
Mijnreglementen m.b.t. het bezit, opslag en gebruik van ontplofbare en andere gevaarlijke
stoffen in ondergrondse werken
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 142, 152 en 153; Mijnreglement 1964, art. 170
Waardering: V 5 jaar na aflopen vergunning. Standaard vergunningen die meestal voor
1 jaar zijn verleend.
409.
Handeling: Het verlenen van ontheffing van voorschriften inzake het brandvrij zijn
van de bekleding van schachten e.a. opbraken en inzake het gebruik van open vuur in
ondergrondse mijnwerken
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 186, tweede lid, en art. 190
Waardering: V 20 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
410.
Handeling: Het verlenen van vergunning of ontheffing van voorschriften inzake de luchtverversingscondities
en het werken onder minder goede luchtcondities in ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 89, derde lid, en 90, derde en vierde lid, art. 97, tweede lid; Mijnreglement
1964, art. 196, vijfde lid, art. 200, vijfde lid, art. 201, vierde lid, 206, vierde
lid, art. 207, derde lid, art. 212, tweede lid, art. 213, tweede lid, art. 217, vierde
lid
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
411.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen van voorschriften inzake gezondheid en hygiëne
in ondergrondse mijnwerken, dan wel het aanwijzen van herkeuringsartsen
Periode: 1964–
Bron: MR39, art. 194; Mijnreglement 1964, art. 252, tweede lid, art. 252a, tweede
lid, art. 253, vierde lid
Waardering: V 10 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
412.
Vervallen.
413.
Handeling: Het o.g.v. het Groevenreglement verlenen van vergunning of goedkeuring
voor het bezit, opslag en gebruik van ontplofbare stoffen en ontstekingsmiddelen in
groeven
Periode: 1945–
Bron: Groevenreglement 1947, art. 20–21
Waardering: V 20 jaar na aflopen ontheffing/vergunning
Bijdrage in rampenpreventie en -bestrijding
415.
Handeling: Het leveren van bijdragen op beleidsniveau bij de (voorbereiding van de)
rampenbestrijding in de mijnindustrie
Periode: 1964–
Producten: Rampenplannen, b.v. Rampenplan Noordzee, interdepartementaal draaiboek
(alarmeringsplan en operationeel plan), instructies aan operationeel centrum te IJmuiden
Opmerking: 1. Regulier overleg over onder meer de aanpak van crisissituaties op de
Noordzee vindt plaats in de Permanente Contactgroep Handhaving Noordzee (PKHN).
2. De IGM is lid van het Beleidsteam Noordzeerampen, dat verder bestaat uit DGSM/directeur
Scheepvaartverkeer (voorz.), V&W (3), LNV (1), biza (1), JUS (1), WVC (1), VROM (1),
DEF (1), FIN (1).
Bron: sodm, NKD, doc. Nr. B/02; sodm, NKD: nr. C/13
Waardering: V 5 jaar
416.
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de operationele leiding bij de bestrijding
van rampen in de mijnindustrie
Periode: 1964–
Opmerking: Een sodm-inspecteur is lid van het OPS-team van het Kustwachtcentrum bij
calamiteiten; de teamleider is het hoofd Operationele Zaken van het Kustwachtcentrum.
Bron: sodm, NKD, doc. Nr. B/02; sodm, NKD: nr. C/13
Waardering: V 10 jaar (lichte incidenten)
B 6 (zware, ernstige en dodelijke incidenten)
4.2.6. Staatstoezicht op de mijnen
Aansturing van Staatstoezicht op de Mijnen en arbeider-controleurs
417.
Actor: Het aanwijzen en beëdigen van de (plaatsvervangend) Inspecteur-Generaal der
Mijnen en – op diens voordracht – van andere bij het Staatstoezicht op de Mijnen werkzame
ambtenaren.
Periode: 1945–
Producten: Aanstellingsbeschikkingen
Opmerking: De minister kan aan de IGM adviseurs toevoegen. De IGM beëdigt de inspecteurs
van sodm.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 324–331; MCP, art. 32; Wet Markham-overeenkomst, art.
7; sodm, NKD: Juridisch kader (1996)), p. 10; mandaatregeling 1996
Waardering: V 10 jaar na pensioengerechtigde leeftijd
418.
Handeling: Het aansturen en toezicht houden op, dan wel het afleggen van verantwoording
van de werkzaamheden van de Inspecteur-Generaal der Mijnen, i.c. het Staatstoezicht
op de Mijnen
Periode: 1945–
Producten: – Mandaatregelingen en instructies, b.v. Beschikking van de Minister van
Waterstaat van 20 december 1939, La.C., Vervoer en Mijnwezen, en Beschikking van 15 januari
1965, DG Mijnwezen, nr. 564/1288, gewijzigd bij Besluit van DG Energie 1985 en 1996;
– jaarwerkplannen, managementrapportages, jaarverslagen;
Opmerking: De IGM geeft de toezichthouders van sodm aanwijzingen; de operationele
aansturing berust bij de plv. IGM.
Bron: Mijnreglement 1939, art. 219; MR64, art. 331; Jaarverslag IGM 1994; Mandaatregelingen
1965 en 1996; sodm, NKD, nr. 96/C/05 (Inspecties), p. 24
Waardering: B 4
421.
Handeling: Het instrueren van arbeiderscontroleurs, belast met het toezicht houden
op de naleving van het Mijnreglement in de ondergrondse werken van de steenkolenmijnindustrie
Periode: 1939–1972
Bron: Mijnreglement 1939, art. 231; MR 1964, art. 334
Waardering: V 10 jaar
422.
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen en evalueren van het handhavingsbeleid m.b.t.
de mijnbouwactiviteiten
Periode: 1945–
Producten: Adviesrapport prof. A.R. Hale (TUD) over doelmatigheid van toezicht (1992),
Nieuwe Koers documenten (b.v. Handhavingsbeleid, interne procedure afhandeling incidenten,
klachtenprocedure), adviezen aan de minister, afspraken met andere handhavingsinstanties
Overlegkader: Permanente Kontaktgroep Opsporingsdiensten Noordzee (PKON), vanaf 1994:
PKHN (Permanente Kontaktgroep Handhavingsdiensten Noordzee); Landelijke Coördinatie
Commissie Milieuhandhaving (LCCM); Wadden Handhavingsoverleg Openbaar Ministerie Opmerking:
1. Voorbeelden van afspraken met andere diensten zijn:
– afspraak met Korps Landelijke Politiediensten over vervoer van inspecteurs per politiehelikopter
t.b.v. onverwachte inspectiebezoeken;
– werkafspraken met Arbeidstoezicht over de inspectie op bouw-, onderhouds-, sloop-
en aanlegactiviteiten m.b.t. Gebouwen, bepaalde andere bouwwerken etc. (zie sodm,
A&R, nr. 105).
2. Vanaf 1994 wordt het handhavingsbeleid eenmaal per 2 jaar, vanaf 1997 jaarlijks
met het Openbaar Ministerie geëvalueerd.
Bron: Zie producten en sodm, A&R, nr. 140 (Richtlijnen melding schending veiligheidszones);
sodm, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan sodm 1997); inl. Sodm, 29 mei 1996
Waardering: B 5
423.
Handeling: Het voeren van regulier overleg met bestuurders en organisaties van mijnondernemingen
en met vakbonden over mijnbouwaangelegenheden van allerlei aard
Periode: 1945–
Producten: Agenda’s, notulen, verslagen
Opmerking: 1. Het overleg vindt eenmaal per kwartaal plaats in het Overleg Vakbonden/NOGEPA/IADC/IRO
(tot 1990 uitsluitend met de NOGEPA).
2. Ook met de Gemeenschappelijke Steenkolenmijnen Limburg GS:L was er een vast overlegorgaan.
3. Gaat het overleg over een specifiek onderwerp, dan wordt het overleg als een activiteit
in het kader van een handeling beschouwd.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, bijl. 4–2; sodm, Jaarverslag IGM 1994, p. 44; Mijnsluitingsnummer,
p. 222
Waardering: V 5 jaar
424.
Handeling: Het samenstellen en verspreiden van ‘Veiligheidsnieuws’ en verzorgen van
andere gestructureerde voorlichting
Periode: 1990–
Opmerking: De redactie van Veiligheidsnieuws-bulletins wordt aangestuurd door de Commissie
Operaties.
Bron: Inl. Ing. R. Hendriks (sodm), 15 mei 1996. Sodm, Jaarverslag 1995, p. 38
Waardering: V 10 jaar
De bulletins bewaren.
425.
Handeling: Het voeren van overleg met mijnondernemingen over de ontwikkeling en invoering
van zelfzorgsystemen
Periode: 1989–1995
Producten: Toetsingsinstrumenten, b.v. Procedure voor de beoordeling van veiligheids-,
gezondheids- en milieuzorgsystemen; cursusmateriaal bijscholing VGM-systemen
Overlegkader: Cullen-Werkgroep; sodm intern: sector Zorgsystemen (in 1995 opgeheven)
Bron: sodm, Toezicht delfstofwinning, p. 19; sodm, Jaarverslag 1992, pp. 87–88
Waardering: B 4
426.
Handeling: Het boordelen van de rapportages door mijnondernemingen inzake het veiligheids-
en gezondheidssysteem van die ondernemingen en van de betrokken contractors
Periode: 1994–
Producten: Zorgsysteemdocumenten
Overlegkader: VGM-overleg met NAM (tweemaal per jaar) en met andere ondernemingen
(eenmaal per jaar); samenstelling VGM-overleg: plv. IGM sodm, VGM-coördinatoren en
directeuren bussiness-units
Opmerking: Toetsingskader vormt de ISO-NEN 9000 serie van normen voor kwaliteitszorg.
De vorm van rapportage over de zorgsystemen is vrij. Een proefproject is in 1994 gestart.
Implementatiefase: 1994–1996.
Bron: MR64, art. 14g, en MRCP, art. 13g en 13k; sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; sodm,
Jaarverslag 1994, pp. 33–40, 1995, p. 37; sodm, Toezicht delfstofwinning, p. 14, 21–23;
NRMR 1964 en NRCP (71) veiligheids- en gezondheidssysteem
Waardering: V 10 jaar
427.
Handeling: Het beoordelen van bedrijfsinterne audits en auditsystemen van mijnondernemingen
Periode: 1994–
Producten: Interne rapporten van bevindingen o.b.v. Brieven aan onderneming en ingekomen
reacties
Opmerking: Een proefproject is in 1994 gestart. Implementatiefase: 1994–1996. De beoordeling
vindt in drie fasen op het niveau van beleid (niveau zorgsysteem) en uitvoering/praktijk
(niveau auditprogramma) plaats. Er vinden follow-up bezoeken plaats, om de daadwerkelijke
uitvoering van geconstateerde gebreken te controleren.
Bron: sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; ; sodm, NKD, nr. 96/C/02 (bedrijfsinterne audits);
sodm, Jaarwerkplan 1995, pp. 8–9; sodm, Toezicht delfstofwinning, p. 23–24; sodm,
Jaarverslag 1995, p. 37
Waardering: V 5 jaar na ontvangst geheel nieuw VG-zorgsysteem of vertrek mijnonderneming
of beëindiging mijnbouwactiviteiten in Nederland.
428.
Handeling: Het zelf selectief uitvoeren van audits en follow-up audits bij mijnondernemingen
Periode: 1994–
Producten: Auditrapporten, brieven aan ondernemingen
Opmerking: Implementatiefase: 1994–1996. Voorbeelden, ontleend aan het Jaarwerkplan
1997, zijn audits op de processen boren, nieuwbouw offshore, productie/onderhoud en
verlaten/verwijderen.
Bron: sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; sodm, Jaarwerkplan 1995, pp. 8–9; sodm, NKD,
nr. 96/C/03 (handleiding selectief auditen); sodm, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan
1997), p. 9; sodm, Jaarverslag 1995, p. 37
Waardering: V 5 jaar na ontvangst geheel nieuw VG-document of verwijdering MBW, MBI.
429.
Handeling: Het, a.d.h.v. vastgestelde beoordelingsprocedures, beoordelen van de per
boorwerk of mijnbouwinstallatie in te dienen (herzieningen van) veiligheids- en gezondheidsdocumenten
Periode: 1992–
Producten: V&G-documenten, commentaren sodm, afspraken
Opmerking: 1. In verband met het groot aantal rapporten toetst de sodm in eerste instantie
één van de veiligheids- en gezondheidsdocumenten van ondernemingen met diepgang; dit
document wordt dan als basis gebruikt voor de andere documenten van de onderneming.
Indien er nauwkeuriger werk moet worden verricht geldt de volgende procedure:
2. Er worden van de boorwerken en installaties per onderneming vier categorieën ‘met
diepgang’ getoetst:
A. van de bestaande installaties één gecompliceerde installatie;
B. nieuwe installaties of grote modificaties;
C. locatie-specifieke documenten, b.v. Voor gelijktijdig uitgevoerde activiteiten
op een boorwerk of bij of op een mijnbouwinstallatie (‘concurrent operations’);
D. verlaten en verwijderen van installaties.
Voor de b-categorie moeten ingeleverd worden:
– het voorontwerprapport;
– het ‘gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik’;
– het addendum ‘gebruik’ (iedere vijf jaar);
– het addendum ‘grote wijzigingen’.
3. Er zijn drie toetsingsfasen: een formele, een inhoudelijke en een operationele
toetsing via een audit of inspectie.
4. Sinds 1992 zijn er binnen vijf jaar zo’n 500 documenten ingediend; ten minste eenmaal
per 5 jaar moeten herzieningen van de documenten worden ingediend.
Bron: MR64, art. 14g, 14h en 14k; MRCP art. 13g, 13h en 13k; sodm, NKD: Nieuwe koers,
p. 13; sodm, Jaarverslag 1994, p. 34; sodm, Jaarwerkplan 1995, p. 9; sodm, Toezicht
delfstofwinning, p. 19; NRMR 1964 en MRCP (72) veiligheids- en gezondheidsdocumenten
Waardering: V 10 jaar
430.
Handeling: Het monitoren van eindrapporten naar aanleiding van een behoefte tot regulering
van veiligheid en gezondheid
Periode: 1992–
Producten: The safety and health document, a report to industry. 1996.
Waardering: B 1
431.
Handeling: Het plannen en uitvoeren van projectmatige inspecties en eventuele vervolginspecties
naar bepaalde aspecten van de bedrijfsvoering of van de ‘hardware’ van boorwerken
of mijnbouwinstallaties van (bijna) alle mijnondernemingen:
A. Dienstbrede projectmatige inspecties;
B. Sectorale projectmatige inspecties.
Periode: 1991–
Producten: inspectierapporten o.b.v. Projectvoorstel, vragenlijsten ingevuld door
sodm, eindrapport met aanbevelingen
Overlegkader: (Intern) Commissie Operaties (vanaf ca. 1978), bestaande uit (plv.)
Sectorhoofden
Opmerking: 1. Voorbeelden van dienstbrede, bovensectorale inspecties zijn: reddingsmiddelen,
werkvergunningen, andere ondernemingen werkzaam op boorwerkinstallaties, veiligheids-
en gezondheidsdocumenten op de werkplek, naleving Europese NEN-normen;
Voorbeelden van sectorale inspectie zijn: inspectie elektrische installaties op veiligheid,
naleving milieuvergunningen, noodprocedures en oefeningen voor calamiteiten; regelgeving
arbeidstijden.
2. Procedure: ontwerp en voorbereiding, inspecties, projectrapportage met aanbevelingen
(zie par. Opsporing en vervolging), eventueel vervolginspectie.
Bron: sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; sodm, NKD, nr. 96/C/05 (Inspecties) en 97/C/24
(Werkwijze afhandeling nieuwbouwinstallaties zee); sodm, NKD, nr. 95/C/14 (Jaarwerkplan
1997), p. 9; sodm, Jaarverslag 1994, p. 34–36; sodm, Jaarwerkplan 1995, p. 9; sodm,
A&R, nr. 96 (maatregelen n.a.v. Inschrijving in mijnboek of inspectieregister), nr.
97C14 (Jaarwerkplan sodm)
Waardering: B 5
432.
Handeling: Het plannen en uitvoeren van routine-/standaard, ad hoc- en vervolginspecties
van de diverse typen mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties tijdens de:
a. Nieuwbouwfase;
b. De boor- en workoverfase;
c. De productie- en onderhoudfase;
d. Buitenbedrijfstelling en nazorg.
Periode: 1945–
Producten: Verslagen overleg voorontwerprapport; inspectierapporten o.b.v. Vragenlijsten
ingevuld door sodm, eindrapporten met aanbevelingen, evt. Inschrijvingen
Overlegkader: (Intern) Commissie Operaties (vanaf ca. 1978), bestaande uit (plv.)
Sectorhoofden
Opmerking 1. Procedure: aankondiging, inspecties, afspraken over te nemen maatregelen
(zie par. Opsporing en vervolging), eventueel vervolginspecties.
2. De frequentie en aard van de inspecties wordt bepaald door het type locatie/installatie
en door wijzigingen in de configuratie van de locaties/installaties t.g.v. Modificaties,
groot onderhoud, saneringswerkzaamheden:
A. Op land o.m.:
– putlocatie/kleine locatie
– middelgrote locatie
– grote locatie
– bijzondere locatie
– boorinstallatie
B. Op water:
– samengesteld productieplatform
– satellietplatform
– verplaatsbare mijnbouwinstallatie
– andere installatie.
3. Voor standaardinspecties wordt een geautomatiseerd management informatiesysteem
(MIS) gebruikt.
Bron: sodm, Jaarwerkplan 1995, pp. 36–37; sodm, A&R, nr. 96 (maatregelen n.a.v. Inschrijving
in mijnboek of inspectieregister); sodm, Jaarverslag 1992, pp. 18–19; sodm, nr. 96/C/05
(Inspecties) en 97/C/24 (Werkwijze afhandeling nieuwbouwinstallaties zee); 97/C24h
(werkwijze productie en onderhoud); 98 C 24c (Werkwijze boringen land en zee)
Waardering: V 10 jaar
433.
Handeling: Het uitvoeren van standaard-, ad hoc- en vervolginspecties van ondergrondse
mijnwerken:
A. Nieuwbouwfase;
B. De productie- en onderhoudfase;
C. Buitenbedrijfstelling en nazorg.
Periode: 1945–1975
Producten: Inschrijvingen, inspectierapporten o.b.v. Vragenlijsten ingevuld door sodm,
eindrapporten met aanbevelingen
Opmerking: De bevindingen van de inspecties door sodm van de schachten en ophaalinrichtingen
worden aangetekend in een schachtboek en kabelboek.
Bron: MR39, art. 57; MR64, art. 72
Waardering: V 10 jaar
434.
Handeling: Het o.g.v. het Mijnreglement 1964 regelmatig controleren van de ondergrondse
werken van de steenkolenmijnindustrie
Periode: 1964–1975
Bron: Mijnreglement 1964, art. 334
Waardering: V 10 jaar
435.
Handeling: Het registreren en beoordelen van lichte incidenten op/bij mijn- en boorwerken
of mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Producten: Meldingsformulieren, kwartaalopgaven reëel arbeidsverzuim, interne onderzoeksrapporten
o.g.v. Onder meer voorvallen en ongevallenopgaven, onderzoeksformulieren
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, bijl. 4; Mijnreglement 1964, art. 47, 146, 278; MRCP,
art. 49d, 77, 82, 98 185, eerste lid, art. 180, tweede lid, art. 184i, tweede lid;
NRMR 1964 (54) melding bijzondere voorvallen, Stcrt. 1990, 2; NRCP melding bijzondere
voorvallen, Stcrt. 1988, 166; Regeling lozing van oliehoudende mengsels 1996 (NRCP
64), art. 7; sodm, A&R, nr. 111 (Aanschrijving melding van ongevallen en voorvallen);
sodm, A&R, nr. 123 (Richtlijnen aanleg, inrichting en verlaten boorlocaties), art.
9
Waardering: V 10 jaar
436.
Handeling: Het registreren en beoordelen van zware incidenten op/bij mijn- en boorwerken
of mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Producten: Meldingsformulieren, kwartaalopgaven reëel arbeidsverzuim, interne onderzoeksrapporten,
onderzoeksformulieren
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, bijl. 4; Mijnreglement 1964, art. 47, 146, 278; MRCP,
art. 49d, 77, 82, 98, art. 180, tweede lid, art. 184i, tweede lid, art. 185, eerste,
tweede en derde lid; Regeling lozing van oliehoudende mengsels 1996 (NRCP 64), art.
7; sodm, A&R, nr. 111 (Aanschrijving melding van ongevallen en voorvallen)
Waardering: B 6
437.
Handeling: Het onderzoeken van ernstige incidenten op/bij mijn- en boorwerken of mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Producten: Onderzoeksrapporten of processen-verbaal van bevindingen sodm o.b.v. Meldingsformulieren,
kwartaalopgaven reëel arbeidsverzuim, interne onderzoeksrapporten
Opmerking: sodm moet de Minister van EZ rapporteren over het resultaat van een onderzoek.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, bijl. 4; Mijnreglement 1964, art. 47, 146, 278; Instructie
voor IGM 1965, art. 7; MRCP, art. 49d, 77, 82, 98, art. 180, tweede lid, art. 184i,
tweede lid, art. 185, eerste lid; Regeling lozing van oliehoudende mengsels 1996 (NRCP
64), art. 7; sodm, A&R, nr. 111 (Aanschrijving melding van ongevallen en voorvallen)
Waardering: B 6
438.
Handeling: Het onderzoeken van dodelijke ongevallen en misdrijven op/bij boorwerken
en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Producten: Onderzoeksrapporten of processen-verbaal van bevindingen sodm o.b.v. Meldingsformulieren,
kwartaalopgaven reëel arbeidsverzuim, interne onderzoeksrapporten
Opmerking: Het gaat hier om ‘ernstige arbeidsongevallen [dodelijke ongevallen] en
milieuschade van betekenis’; sodm moet de Minister van EZ rapporteren over het resultaat
van een onderzoek.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, hoofdst. 3 en bijl. 4; Mijnreglement 1964, art. 47,
146, 278; Instructie voor IGM 1965, art. 7; MRCP, art. 49d, 77, 82, 98, art. 180,
tweede lid, art. 184i, tweede lid, art. 185, eerste, tweede en derde lid; Regeling
lozing van oliehoudende mengsels 1996 (NRCP 64), art. 7; sodm, A&R, nr. 111 (Aanschrijving
melding van ongevallen en voorvallen)
Waardering: B 6
440.
Handeling: Het registreren en onderzoeken van incidenten in ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–1974
Producten: Meldingsformulieren, kwartaalopgaven reëel arbeidsverzuim, interne onderzoeksrapporten
o.g.v. Onder meer voorvallen en ongevallenopgaven, onderzoeksformulieren
Opmerking: Het gaat om incidenten wegens een te hoog mijngasgehalte, een kolenstof-
of mijngasontploffing of een mijngasontbranding, instortingen. Onder de handeling
vallen ook de meldingen over staking van arbeid wegens tekort aan verse lucht, teveel
aan mijngas e.d.
Bron: MR39, art. 62, tweede lid, art. 87, derde lid, art. 95, derde lid; Mijnreglement
1964, art. 193–194, art. 200, derde lid, en art. 202, tweede lid
Waardering: V 10 jaar
441.
Handeling: Het registreren en onderzoeken van incidenten die de veiligheid in ondergrondse
mijnwerken in gevaar kunnen brengen, hebben gebracht of in gevaar hadden kunnen brengen
Periode: 1945–1979
Producten: Registraties, interne onderzoeksrapporten o.g.v. onder meer voorvallen
en ongevallenopgaven
Opmerking: Het betreft incidenten als instortingen, mijngasontploffingen of -ontbrandingen.
In het bijzonder zijn de arbeiders-controleurs belast met het onderzoek inzake ernstige
ongevallen.
Bron: MR39, art. 34, derde lid, art. 48; Mijnreglement 1964, art. 146, tweede lid,
art. 193–194, art. 278, 334
Waardering: B 6
442.
Handeling: Het registreren en onderzoeken van (dreigende) incidenten in groeven
Periode: 1947–
Producten: Meldingen, periodieke opgaven, interne onderzoeksrapporten, onderzoeksrapporten
sodm
Bron: Groevenreglement 1947, art. 16 en 17
Waardering: V 10 jaar (lichte incidenten)
B 6 (zware incidenten)
443.
Handeling: Het toezicht houden op de meetapparatuur waarmee de hoeveelheden van in
een concessiegebied gewonnen en beschikbaar gekomen koolwaterstoffen gemeten worden
Periode: 1945–
Opmerking: 1. De mijnonderneming doet een maandelijkse en jaarlijkse opgave van de
totalen van de boekingen aan de minister en sodm toekomen. Sodm controleert de meetapparatuur.
2. Voor de controle van de productiegegevens, zie handeling hieronder.
Bron: Concessie ‘Rossum-De Lutte’ (1961/1971), art. 4, vierde lid; Besluit concessies
koolwaterstoffen Nederlands territoir 1996, art. 2.27; Besluit vergunningen koolwaterstoffen
Continentaal Plat 1996, art. 3.27
Waardering: V 5 jaar
444.
Handeling: Het ter bepaling van diverse heffingen en belastingen, voorraden in de
diepe ondergrond en CBS-energiestatistieken, verwerken en controleren van door de
mijnondernemingen o.g.v. de mijnwetgeving ingediende productiecijfers
Periode: 1964–
Producten: o.m. Incidentele basisaudits
Opmerking: Werkproces: houden van steekproeven, kwartaalpublikatie in Stcrt., Doorzending
aan RGD ter bepaling van aanwezige voorraden en aan CBS ter bepaling van energiestatistieken.
Bron: Concessievoorwaarden o.g.v. Mijnregelement 1964; sodm, Jaarverslag 1994, p.
38, 1995, p. 42; diverse concessies; Besluit concessies koolwaterstoffen Nederlands
territoir 1996, art. 2.28; bijl. Hdtk 1996–1997, 25 000 XIII (Rijksbegroting EZ),
nr. 28
Waardering: V 10 jaar
445.
Handeling: Het beoordelen van door de mijnondernemingen in te leveren gegevens en
documenten betreffende:
– vertegenwoordigers van de concessionaris;
– toezichthouders bij de mijnondernemingen;
– leidinggevend of toezichthoudend personeel bij mijn- of boorwerken en mijnbouwinstallaties
of bij voor mijnbouwkundig werk in gebruik zijnde (lucht)vaartuigen (jaarlijks in
januari);
– algemene schriftelijke instructies die aan het personeel van de mijnondernemingen
zijn gegeven ter verzekering van de naleving van de voorschriften en regelen;
– namen en aard van werk en toezicht van (onder)aannemers.
Periode: 1945–
Bron: MR39, art. 9; MR64, art. 10, 12; MRCP, art. 9 en 11; Besluit concessies koolwaterstoffen
Nederlands territoir, art. 2.29; Concessie ‘Schoonebeek’ (1948), art. 11; concessie
‘Adolf van Nassau’, art. 12; sodm, A&R, nr. 117 (Aanschrijving over het melden van
andere ondernemingen); Bruinkoolconcessie ‘Paul’, Stcrt. 1959, 170
Waardering: V 2 jaar
446.
Handeling: Het kennis nemen en bespreken van (wijzigingen op) door mijnondernemingen
in te dienen werkplannen voor de opsporing en ontginning van delfstoffen
Periode: 1945–
Opmerking: 1. Een werkplan geldt in de regel voor één kalenderjaar en omvat onder
meer:
– samenvatting van de belangrijkste voorgenomen werkzaamheden per concessie- en vergunningsgebied;
– opgave van de productie per veld;
– totaaloverzicht van voorgenomen booractiviteiten, seismische onderzoekingen en constructtiewerkzaamheden.
Er zijn halfjaarlijkse rapportages.
2. Het ‘plan van winning’ wordt bij de aanvraag voor de concessie of vergunning ingediend.
Bron: MR39, art. 12; Mijnreglement 1964, art. 20–22; NRMR 1964 (56) werkplannen, Stcrt.
1989, 32; MRCP, art. 28–30; Regeling koolwaterstoffen Continentaal Plat 1996, art.
3.4; NRCP werkplannen, Stcrt. 1989, 32
Waardering: V 1 jaar
447.
Handeling: Het ten behoeve van de bevordering van de veiligheid in steengroeven verkrijgen
en beheren van productiegegevens m.b.t. gewonnen mergel e.a. grondsoorten
Periode: 1945–
Opmerking: 1. De jaarlijkse opgave betreft de hoeveelheid gewonnen delfstoffen, het
aantal gewerkte dagen, het aantal arbeiders en de hoeveelheid verbruikte ontplofbare
stoffen.
2. De minister kan ontheffing van de verplichting verlenen.
Bron: Groevenreglement 1947, art. 14
Waardering: V 1 jaar
448.
Handeling: Het beoordelen van de weekrapporten betreffende het verloop van mijnbouwkundige
onderzoekingen anders dan d.m.v. een boorwerk (verkenningsonderzoeken)
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 322–323; NRMR (4) rapporten diepboringen en mijnbouwkundige
onderzoekingen, Stcrt. 1967, 100, art. 2; MRCP, art. 18 en 27a; NRCP rapport verkenningsonderzoek,
Stcrt. 1976, 94; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik zijnde kabels,
pijpleidingen e.d.), Art. A
Waardering: V 2 jaar
453.
Handeling: Het beoordelen van in te dienen (wijzigingen van) gegevens betreffende
de plaatsing, verplaatsing en inrichting van boorlocaties onshore
Periode: 1945–
Opmerking: In sodm, A&R, nr. 120 (Concept-aanschrijving binnenkomende boorinstallaties
en reparatiemasten) zijn de gegevens en documenten die ten minste 2 weken voor de
aanvang van de werkzaamheden ingeleverd moeten worden, opgesomd.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1971, art. 36a, 36d, tweede lid; MRCP, art. 31
en 31a; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik zijnde kabels, pijpleidingen
e.d.), Art. B; sodm, A&R, nr. 130 (Richtlijnen bescherming onderwaterproducerende
mijnbouwinstallaties), art. 6 en 10; sodm, A&R, nr. 134, Richtlijnen verkrijging bewijs
van toezicht van de Dienst voor het Stoomwezen), art. 5, eerste, vijfde en zesde lid
Waardering: V 2 jaar
454.
Handeling: Het beoordelen van in te dienen (wijzigingen van) gegevens betreffende
de plaatsing, verplaatsing en inrichting van boorlocaties onshore
Periode: 1945–
Producten: Jaaroverzichten van door mijnondernemingen aangelegde en verlaten boorlocaties
Bron: sodm, A&R, nr. 123 (Richtlijnen aanleg, inichting en verlaten van boorlocaties),
art. 13 en 14; sodm, A&R, nr. 134, Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van
de Dienst voor het Stoomwezen); art. 11, zesde lid
Waardering: V 2 jaar
455.
Handeling: Het beoordelen van (wijzigingen van) schema’s, plannen en rapporten inzake
de interne inspectie van de staat van onderhoud, de sterkte van de onderdelen van
mijnbouwinstallaties en van de verrichte reparaties
Periode: 1971–
Producten: Inspectieschema’s, vijfjareninspectieplannen, jaarlijkse inspectieplannen,
inspectierapporten, verklaringen van onderzoek (‘certificate of fitness’), werkprogramma’s,
reparatieprogramma’s, mededelingen inzake door erkende instellingen ingetrokken certificaten
Opmerking: De inspecties worden uitgevoerd door classificatiebureaus die erkend zijn
door de Minister van EZ. De Rijksluchtvaartdienst inspecteert de helikopterdeks. Als
de nieuwe Nadere Regeling van kracht is, kan dit wijzigen.
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1971, art. 36d, 36e, 36ja, en MRCP, art. 34, 40a,
63b; sodm, Jaarverslag 1994, p. 38; sodm, A&R, nr. 126 (Richtlijnen MRCP sterkte mijnbouwinstallaties,
art. 5–6, 10–11; sodm, A&R, nr. 134 (Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht Dienst
van het Stoomwezen), art. 6, A&R 137 (Richtlijnen Mijnreglement Continentaal Plat
stoom- en damptoestellen en drukhouders [ …])
Waardering: V 2 jaar na verwijdering mijnbouwinstallatie
457.
Handeling: Het beoordelen van door mijnondernemingen ingediende gegevens betreffende
de methoden van winning, ondersteuning en opvulling, en van mededelingen betreffende
het aantrekken, dan wel het weer in bedrijf nemen van een pijler of simpel
Periode: 1964–1974
Bron: MR64, art. 40
Waardering: B 5
458.
Handeling: Het beoordelen van door mijnondernemingen ingediende gegevens betreffende
de wijze van delving, bekleding, indeling en beveiliging van schachten t.b.v. verkeer
en vervoer in ondergrondse werken
Periode: 1945–
Producten: (Wijzigingen van) plannen, tekeningen
Bron: MR39, art. 40–42; MR64, art. 52–53
Waardering: B 5
459.
Handeling: Het beoordelen van jaarlijks door mijnondernemingen ingediende schema’s
van het geheel der elektrische installaties in de tot ieder mijnwerk behorende ondergrondse
werken, waarvan de nominale spanningen de vastgestelde grens overschrijden
Periode: 1964–1992
Bron: MR64, art. 119
Waardering: V 10 jaar
460.
Handeling: Het beoordelen van door mijnondernemingen ingediende (wijzigingen van)
boorprogramma’s inzake voorgenomen diepboringen, putreparaties en verlatingen
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 27–35; MRCP, art. 59, 65; NRMR 1964 (47) boorprogramma
1981; NRCP (48) boorprogramma 1981, Stcrt. 228; NRMR 1964 (47) boorprogramma 1981,
Stcrt. 1981, 228 en Stcrt. 1990, 152; sodm, A&R, nr. 9, 9A, 58 en 64 (vervallen),
143 (Aanschrijving richtlijnen putreparatieprogramma)
Waardering: B 5 eindrapporten
461.
Handeling: Het beoordelen van door de mijnondernemingen ingediende boorrapportages
inzake de uitvoering van diepboringen en reparatiewerkzaamheden:
– dagrapporten;
– weekrapporten;
– maandrapporten;
– eindrapporten.
Periode: 1945–
Producten: Boorrapporten, boorregisters
Opmerking: Boorrapportages zijn verslagen van werkzaamheden die verricht worden tijdens
een boring en ‘workover’ (reparatie) en bij staking/beindiging van een boring. Het
indienen van een maandrapport wordt bij beschikking toegestaan.
Het eindrapport, inclusief boorprofiel, bevat eventueel gegevens inzake de hervatting
van boringen of het gebruik van het boorgat voor de winning van delfstoffen.
Ingevolge art. 25 MR 64 en art. 64 lid 1 MRCP moet een boorregister van de boorwerkzaamheden
bijgehouden worden; na beëindiging van de boring wordt een exemplaar bij sodm ingeleverd.
Bron: MR39, hoofdstuk VIII; Mijnreglement 1964, art. 27–35, 323; MRCP, art. 59, 65–66;
NRMR (4) rapporten diepboringen en mijnbouwkundige onderzoekingen, Stcrt. 1967, 100,
art. 1 en 3; NRCP (13) rapporten boringen, Stcrt. 1969, 65, en 1990, 164; diverse
concessies, b.v. Groningen, art. 14; vgl. Sodm, Jaarverslag IGM 1994, p. 38, en sodm,
Toezicht delfstofwinning, p. 17; sodm, A&R, nr. 49
Waardering: V 1 jaar na definitief verlaten van de boring
B 5 eindrapporten
462.
Handeling: Het verkrijgen en beoordelen van halfjaarlijkse geologische rapportages
over de aard, plaats en omvang van de door hem m.b.t. het vergunningsgebied verrichte
onderzoekingen en andere werkzaamheden
Periode: 1945–
Producten: Halfjaarlijkse rapporten en eindverslag na beëindiging van de werkzaamheden.
Opmerking: De RGD krijgt dezelfde verslagen en daarenboven nog boorprofielen, de uit
de boring verkregen geologische gegevens (monsters) en de resultaten van chemische
en fysische metingen; zie het desbetreffende hoofdstuk.
Bron: Regeling vergunningen en concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, art.
4.3; Besluit 1967 en 1976 ex art. 12 MCP, art. II, art. 12; Nadere regelen MR boorprofielen,
Stcrt. 1967, 100; NRMR (45) boorprofielen 1981, Stcrt. 228, en NRCP (46) boorprofielen
1981, Stcrt. 228; boorvergunning Andel II (1995), art. II, art. 17, diverse concessies;
inl. Ing. J. Heeres (sodm), 17 december 1996
Waardering: V 7 jaar
N.B.: Let op bewijsstukken die hebben geleid tot processen-verbaal van gevonden delfstoffen
in percelen! Die zijn elders als B aangemerkt.
463.
Handeling: Het beoordelen van checklisten voor alle activiteiten van wekelijks te
houden putbeveiligingsoefeningen
Periode: 1965–
Bron: sodm, A&R, nr. 65 en 66 (Richtlijnen vereiste oefeningen bij boringen), art.
3; Beleidsregel oefeningen bij boringen; sodm, A&R, nr. 142, art. 3
Waardering: V 5 jaar
464.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen inzake annulaire drukken
Periode: 1945–
Bron: Staatstoezicht op de Mijnen, A&R, nr. 98 (annulaire drukken)
Sodm, A&R, nr. 98 (annulaire drukken)
Waardering: V 2 jaar
465.
Handeling: Het beoordelen en beheren van kaarten, plannen, doorsneden en profielen
van mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1945–
Opmerking: Met Rijkswaterstaat, Directie Noordzee, worden tweemaal per jaar karteringsgegevens
uitgewisseld.
Bron: MR39, art. 115, eerste, zesde en zevende lid; Mijnreglement 1964, hoofdst. VII,
en MRCP, hoofdst. V; sodm, A&R, nr. 92 (Aanschrijving karteringen Continentaal Plat);
sodm, Jaarverslag 1976, pp. 40–41
Waardering: V 5 jaar
Aangenomen wordt dat het hier om de lopende correspondentie gaat.
466.
Handeling: Het beoordelen van meldingen van niet bij ontheffing toegestane overschrijdingen
van een dekterrein of een grensmuur van steenkoolvelden of van daarin gelegen mijnwerken
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 133, vierde lid, juncto art. 37, tweede lid en 38,
derde lid
Waardering: V 5 jaar
467.
handeling: Het beoordelen van jaarlijks in te dienen wijzigingen van de gewaarmerkte
kaart van het mijnveld en van het groevenstelsel
Periode: 1964–
Bron: Groevenreglement 1947, gewijzigd 1993, art. 10
Waardering: V 5 jaar
B 5 voor laatste kaart van groevenstelsel
468.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen e.a. gegevens inzake het verlaten van boorgaten
en verwijderen van mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Producten: Mededelingen, sluitingsplannen (bij verlaten van ondergrondse werken),
verlatingsprogramma’s.
Opmerking: sodm rapporteert aan de Minister van EZ; zie verder par. Toezicht op nazorg.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 137, 137a, 138, 142a, 142c; MRCP, art. 69–70; Instructie
voor de IGM 1965, art. 8; inl. Sodm, 15 mei 1996; Jaarverslag 1994, pp. 38–40; Nadere
regelen Mijnreglement 1964 verlaten van boorgaten 1967; sodm, A&R, nr. 123 (Richtlijnen
aanleg, inrichting en verlaten van boorlocaties), art. 11, 15; Winningsvergunning
voor blokken k4b/k5a
Waardering: B 5 verlatingsprogramma van boring behorend bij eindrapport bij handeling
460–461
V 2 jaar verwijderen mijnbouwinstallaties
469.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen en rapporten inzake het tijdelijk of definitief
verlaten van ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–
Producten: Mededelingen, sluitingsplannen, verlatingsprogramma’s, jaaroverzichten
aangelegde en verlaten locaties
Opmerking: sodm rapporteert aan de Minister van EZ; zie verder par. Toezicht op nazorg.
Bron: MR39, art. 131; Mijnreglement 1964, art. 138–143; Instructie voor de IGM 1965,
art. 8; inl. Sodm, 15 mei 1996; Jaarverslag 1994, pp. 38–40
Waardering: B 5 (zie 460–461)
470.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen en rapporten inzake het tijdelijk of definitief
verlaten van groeven
Periode: 1947–
Producten: Mededelingen, sluitingsplannen, verlatingsprogramma’s
Opmerking: sodm neemt, in aanwezigheid van de betrokken gemeentebesturen en de vergunninghouder,
de toestand van de verlaten groeve bij proces-verbaal op.
Bron: Groevenreglement 1947, art. 22–23
Waardering: B 5
471.
Handeling: Het beoordelen van verplicht ingediende (wijzigingen van) gegevens betreffende
het voornemen pijpleidingen t.b.v. opsporing of winning van delfstoffen buiten de
locaties te leggen
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143a–b; Aanwijzing mijnreglement pijpleidingen,
Stcrt. 1975, 126; MRCP, art. 71; sodm, A&R nr. 97 (voorkomen van beschadiging in gebruik
zijnde kabels, pijpleidingen e.d.), Art. C; sodm, A&R, nr. 134, art. 8 en 11; sodm,
A&R, nr. 134, Richtlijnen verkrijging bewijs van toezicht van de Dienst voor het Stoomwezen),
art. 8, eerste en zesde lid, art. 11, zesde lid
Waardering: V 10 jaar na opruimen of definitief verlaten pijpleiding
472.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen en rapportages over periodieke en tussentijdse
inspecties en herstelwerkzaamheden van pijpleidingen t.b.v. de opsporing of winning
van delfstoffen
Periode: 1964–
Producten: Mededelingen, herstelprogrammaTM
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1978, art. 143e; MRCP, art. 76–77; sodm, A&R nr.
97 (voorkomen van beschadiging in gebruik zijnde kabels, pijpleidingen e.d.), Art.
Waardering: V 10 jaar na opruimen of definitief verlaten pijpleiding
473.
Handeling: Het beoordelen van mededelingen over duikoperaties en keuringsuitslagen
van personen die slechts onder beperkende voorschriften werkzaamheden onder water
of druk kunnen verrichten
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, gewijzigd 1971, art. 166g; MRCP, art. 116, tweede lid; sodm,
A&R, nr. 107 (Richtlijnen verrichten van werkzaamheden onder water of onder druk),
art. 7; sodm, Jaarverslag 1992, p. 83
Waardering: V 5 jaar
474.
Handeling: Het beoordelen van verplicht in te dienen gegevens betreffende het werken
met en de afvoer van ontplofbare en gevaarlijke stoffen
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 167, tweede lid, 173, vierde lid; MRCP, art. 123, tweede
lid, en art. 130, derde lid
Waardering: V 5 jaar
475.
Handeling: Het beoordelen van onderzoeksuitslagen e.a. gegevens ter bevordering van
de hygiëne en gezondheid van het personeel in mijn- en boorwerken en mijnbouwinstallaties
Periode: 1964–
Bron: Mijnreglement 1964, art. 234a en 248a; MRCP, art. 149b, tweede lid, 152a en
c, zesde lid; sodm, A&R, nr. 93 (Drinkwaterrichtlijn 1984), art. 25; sodm, A&R, nr.
95 (Medische Keuring van personen op mijnbouwinstallaties 1984), art. 8, eerste lid;
sodm, Jaarverslag 1992, p. 73 en 78 (rapportage als voorwaarde voor goedkeuring afvalverwerkingssysteem)
Waardering: V 5 jaar
476.
Handeling: Het beoordelen van administratieve gegevens betreffende het blootstaan
van personeel van mijnondernemingen of contractors aan ioniserende stralen en radioactieve
stoffen
Periode: 1964–
Opmerking: Geldt vanaf 1982 uitsluitend voor het Continentaal Plat.
Bron: Mijnreglement 1964, art. 257–277, vervangen door KEW/BSB; MRCP, art. 184, eerste
en tweede lid, art. 184s–u, 184v, eerste lid
Waardering: V 5 jaar
477.
Handeling: Het beoordelen van jaarlijks in te dienen brandbestrijdings/beschermings-,
reddings- en calamiteitenplannen, rampenbestrijdingsplannen e.d. van mijnondernemingen
Periode: 1964–
Producten: Plannen en aanvullingen m.b.t. Halverwege het kalenderjaar gestarte boor-
en winningsactiviteiten, certificaten reddingsboten, personalia EHBO-ers en supervisie
artsen
Opmerking: De plannen voor de boorwerken worden in overleg met de brandweerkorpsen
opgesteld.
Bron: sodm, Jaarverslag 1994, p. 38; Mijnreglement 1964, art. 176, 279; Regeling vergunningen
en concessies delfstoffen Nederlands territoir 1996, art. 4.14; MRCP, art. 96a, 132,
136, eerste en tweede lid, art. 189; Brandbestrijdingsplan boorwerken, Stcrt. 1970,
156; NRMR (37) brandbestrijdingsplan boorwerken, Stcrt. 1974, 218, gewijzigd bij Besluit,
Stcrt. 1994, 82; NRCP (26, 26A) brandbestrijdingsplan mijnbouwinstallaties, Stcrt.
1970, 196, gewijzigd bij Besluit, Stcrt. 1994, 82;
NRMR (40) reddingsmiddelen en reddingsplan mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1975, 210;
NRCP (29) reddingsplan mijnbouwinstallaties, Stcrt. 1971, 292; boorvergunning Andel
II (1995), art. 16; sodm, A&R, nr. 136 (Richtlijnen MRCP bijstandsboten 1991), art.
3; sodm, A&R 138 (EHBO-Richtlijn), art. 3, 5 en 5A, 7
Waardering: V 5 jaar
479.
Handeling: Het beoordelen van registraties van mijnondernemingen inzake afwijkingen
van werktijdregeling op mijn- of boorwerken en mijnbouwinstallaties bepaalde
Periode: 1964–1974
Producten: Registraties en beoordelingen
Opmerking: De meldingen betreffen:
– ‘gerechtvaardigde’ afwijkingen van voorgeschreven arbeids- en rusttijden;
– verlenging van ononderbroken ondergronds verblijf.
Bron: MR39, art. 183, 206; Mijnreglement 1964, art. 288, 306, 318, vierde lid; MRCP,
art. 197, 210; Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit; sodm, Jaarverslag 1992, p.
40
Waardering: V 5 jaar
480.
Handeling: Het beoordelen van administratieve gegevens betreffende de luchtverversing
in ondergrondse mijnwerken
Periode: 1945–1974
Opmerking: De gegevens zijn vervat in luchtplans, luchtstambomen of staten van luchtafdelingen.
Bron: MR39, art. 100, vijfde lid; Mijnreglement 1964, art. 222
Waardering: V 5 jaar
481.
Handeling: Het beoordelen van onderzoeksuitslagen e.a. gegevens ter bevordering van
de hygiëne en gezondheid van het personeel in de ondergrondse werken
Periode: 1964–1974
Bron: Mijnreglement 1964, art. 251, tweede lid
Waardering: V 5 jaar
482.
Handeling: Het beoordelen van meldingen door mijnondernemingen van de afwijkingen
van de voorgeschreven verblijfstijd en zondagsrust van mijnwerkers in de ondergrondse
werken
Periode: 1964–1974
Bron: MR39, art. 201, tweede lid, art. 206, tweede lid; Mijnreglement 1964, art. 318,
vierde lid
Waardering V 5 jaar
483.
Handeling: Het beoordelen van certificaten en plans, in te dienen vóór de plaatsing
van mijnbouwinstallaties, ter voorkoming van verontreiniging van het milieu door afvalstoffen
Periode: 1975–
Bron: MRCP, art. 48–49; sodm, A&R, nr. 14 (Richtlijn beperking zeewaterverontreiniging
Continentaal Plat
Waardering: V 5 jaar
484.
Handeling: Het registreren en beoordelen van tijdens het gebruik van boorwerken en
mijnbouwinstallaties ingediende overzichten van afgevoerde afvalstoffen
Periode: 1988–1995: kwartaal- en halfjaarlijkse overzichten;
1996–: kwartaaloverzichten
Opmerking: Voor evt. bijsturing in geval van overschrijding van de 40 mg/l grenswaarde
wordt een computerbestand bijgehouden.
Bron: MRCP, art. 49d; Ministeriële regeling oliehoudende mengsels, Stcrt. 1987, 165,
art. 3, tweede en derde lid; NRCP (64) Regeling lozing van oliehoudende mengsels 1996,
art. 6, vierde lid; sodm, Jaarverslag 1994, pp. 17–21, 38; sodm, A&R, nr. 14 (Richtlijn
beperking zeewaterverontreiniging Continentaal Plat)
Waardering: V 5 jaar
486.
Handeling: Het behandelen en afdoen van klachten van (vertegenwoordigers van) werknemers
van mijnondernemingen die geen gehoor op hun klachten inzake veiligheid, gezondheid
en milieu hebben gekregen bij de bevoegde instanties van die mijnondernemingen
Periode: 1939–
Overlegkader: Vertrouwenspersoon, ondernemingsraad
Bron: MR39, hoofdstuk XVI; MR64, art. 18g; MRCP, art. 17g; sodm, Jaarverslag 1994,
p. 38–39; sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; sodm, Toezicht delfstofwinning, pp. 30–31;
sodm, NKD: nr. C/9
Waardering: V 5 jaar
NB: Handelingen met betrekking tot ernstige klachten leiden tot verzoeken om schorsing
van leidinggevende personen. Deze handelingen zijn afzonderlijk beoordeeld.
487.
Handeling: Het behandelen en afdoen van klachten van derden inzake veiligheid, gezondheid
en milieu die geen gehoor op hun klachten inzake veiligheid, gezondheid en milieu
hebben gekregen bij de bevoegde instanties van de mijnondernemingen
Periode: 1964–
Bron: sodm, Jaarverslag 1994, p. 38–39; sodm, NKD: Nieuwe koers, p. 13; sodm, Toezicht
delfstofwinning, pp. 30–31; sodm, NKD: nr. C/9
Waardering: V 5 jaar
488.
Handeling: Het jaarlijks informeren van de Staten-Generaal inzake de behandeling van
klachten door derden
Periode: 1970–
Waardering: B 3
489.
Handeling: Het bijwonen van grote calamiteitenoefeningen van mijnondernemingen op
land en zee in opdracht van de Ministeries van Defensie en Marine
Periode: 1970–
Producten: Interne rapporten door sodm; verslagen door mijnondernemingen
Bron: nr. 94/C/10 (evalueren van calamiteitenoefeningen; sodm, Jaarverslag 1976, p.
30, 1994, p. 39; Jaarwerkplan 1995, p. 10; sodm, Toezicht delfstofwinning, pp. 31–32
Waardering: V 5 jaar
Betreft operatiën van Defensie.
490.
Handeling: Het deelnemen aan de jaarlijks terugkerende calamiteitenoefening ‘Bright
Eye’
Periode: 1970–
Opmerking: De oefeningen worden georganiseerd door de Kustwacht en de Marine en zijn
bedoeld om de paraatheid van deze organisaties i.v.m. Calamiteiten op zee, en de samenwerking
binnen NATO-verband te testen.
Bron: Kustwachtconvernant; sodm, NKD, 95/B/02 (de rol bij calamiteiten); sodm, Jaarverslag
1994, p. 39; sodm, Jaarwerkplan 1995, p. 10; sodm, Toezicht delfstofwinning, pp. 31–32
Waardering: V 5 jaar
Betreft operatiën van Defensie.
491.
Handeling: Het mede organiseren, bijwonen en evalueren van de jaarlijkse Norex-oefeningen
Periode: 1970–
Bron: sodm, NKD, 95/B/02 (de rol bij calamiteiten); sodm, Toezicht delfstofwinning,
pp. 31–32
Waardering: V 5 jaar
Betreft operatiën van Defensie.
494
Handeling: Het toezicht houden op de besluiten en leveren van andere bijdragen inzake
schadevergoeding en financieel beheer van de mijnschadestichtingen
Periode: 1945–
Opmerking: De Regeringscommissaris keurt de jaarbegrotingen van de drie stichtingsbesturen
en de schadeclaims die de mijnondernemingen indienen, resp. Toekennen, goed. De overige
bijdragen omvatten:
– het leveren van kaarten e.a. Informatie;
– het voorzitten van de Beoordelingscommissie Mijnschade, die bezwaren van benadeelden
tegen door mijnondernemingen aangeboden schadevergoedingen beoordeelt;
– het inbrengen van expertise in de Commissies van Deskundigen, die door de rechter
ingesteld worden bij civiele rechtsgedingen.
2. In de in 1976 opgerichte en in 1996 opgeheven Beoordelingscommissie Mijnschade,
tgw. Beoordelingcommissie Mijnschade en Stichtingsvergaderingen, hebben vertegenwoordigers
van de mijnondernemingen zitting; voorz.: (hoofd)inspecteur sodm.
Bron: Inl. Ir. J.J.E. Pöttgens (sodm), 5 september 1996; inl. Drs. W.G.M. van de Gevel
(DGE/EOG), 10 september 1996; Aanschrijving van de SG van het Departement van Waterstaat
van 27 november 1940 betreffende het verlenen van inzage in bij sodm berustende mijnkaarten
in geval van aantoonbare mijnschade, Stcrt. 28 november 1940, 233; sodm, Jaarverslag
1976, pp. 48–49
Waardering: V 7 jaar
495.
Handeling: Het leveren van bijdragen in onderzoeken naar oorzaken en lange termijneffecten
van bodembewegingen ten gevolge van mijnbouwactiviteiten
Periode: 1945–
Producten: Bijdragen in programmering en begeleiding van onderzoeken, onderzoeken,
voordrachten
Opmerking: 1. Het overleg vindt b.v. plaats in de:
– Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (BOA), die in 1991 is opgericht en
die bestaat uit vertegenwoordigers van sodm, RGD (en opvolgers in TNO), KNMI, NAM
en Petroland (eindrapportage: dec. 1993);
– Begeleidingsgroep Lange Termijn Onderzoek TU Delft.
2. Om hun kennis in stand te houden, zijn internationale contacten, vooral met Duitse
organisaties op het gebied van de mijnbouw, b.v. De Duitse Mijnmeters Vereniging,
onmisbaar.
3. In enkele gevallen voert sodm zelf het onderzoek uit, zoals in 1997 een onderzoek
naar de factoren die bepalend zijn voor de opslingering van de bodem t.g.v. Aardbevingen.
4. Voor de bijdragen van EZ/sodm in de uitvoering, zie de volgende handeling.
Bron: Inl. Ir. J.J.E. Pöttgens (sodm), 5 september 1996; Bijl. Hdtk 1994–1995, 21 108
(bodemverzakking en aardbevingen), nr. 5
Waardering: V 10 jaar
496.
Handeling: Het houden van toezicht en aansturen van mijnondernemingen, andere bedrijven
en overheden over te nemen/genomen maatregelen tot voorkoming en beperking van schade
en hinder t.g.v. mijnbouwactiviteiten, inclusief het sluiten van mijnen, verwijderen
van mijnbouwinstallaties e.d.
Periode: 1945–
Producten: Onderzoeksrapporten, voorschriften in individuele gevallen
Overlegkader: Groevenoverleg, Adviesgroep St. Pietersberg ondergronds, ad hoc commissies
Opmerking: 1. De concrete maatregelen worden in de meeste gevallen door de mijnondernemingen
genomen en betreffen b.v.:
– het aanbrengen van bewakingsputten in mijnschachten;
– het opstellen van saneringsplannen en begeleiden van onderzoeken hiertoe;
– het opzetten van registratiesystemen;
– informeren bij bouwplannen in risicogebieden;
– het opnemen van informatie omtrent de ondergrond in het Kadaster.
2. O.g.v. Art. 10 (art. 7a oud) van de mandaatregeling moet de IGM de Minister van
EZ rapporteren over ‘aanmerkelijke bodemdaling’.
Bron: MR39, art. 134, 137; Jaarverslag 1976, p. 49 (mijnwater), 1992, pp. 74–77, 1994,
pp. 14 en 39–40; Mandaatregeling/Instructie voor de IGM 1965 en 1996; inl. Ir. J.J.E.
Pöttgens (sodm), 5 september 1996; concessie ‘Schoonebeek’, art. 10; Mijnsluitingsnummer
pp. 225–254
Waardering: V 20 jaar
Opsporing en vervolging van strafbare feiten
498.
Handeling: Het (volgens de standaard werkwijze) opsporen van niet-ernstige overtredingen
van de mijn- of milieuwetgeving en maken van afspraken over te nemen maatregelen,
eventueel nemen van sancties bij:
A. Eerste overtreding;
B. Herhaling van eerdere overtreding;
C. Onwil tot het maken van afspraken over voorkoming van volgende overtredingen;
D. Herhaling van eerdere overtreding ondanks veroordeling (recidive).
Periode: 1964–
Producten: Aantekeningen in mijnboek of inspectieregister, registraties, interne onderzoeksrapporten,
processen-verbaal
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, p. 5–10
Waardering: V 10 jaar
499.
Handeling: Het opsporen van ernstige overtredingen van de mijn- of milieuwetgeving
en maken van afspraken over te nemen maatregelen, eventueel nemen van sancties bij:
A. Eerste overtreding;
B. Herhaling van eerdere overtreding;
C. Onwil tot het maken van afspraken over voorkoming van volgende overtredingen;
D. Herhaling van eerdere overtreding ondanks veroordeling (recidive).
Periode: 1964–
Producten: Aantekeningen in mijnboek of inspectieregister, registraties, interne onderzoeksrapporten,
processen-verbaal
Opmerking: De werkwijze bij de opsporing wijkt af van de standaard werkwijze.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, p. 5–10; MR64, art. 147 en MRCP, art. 17
Waardering: B 5
500.
Handeling: Het opsporen van zeer ernstige arbeidsongevallen en milieuschade en maken
van afspraken over te nemen maatregelen, eventueel nemen van sancties bij:
A. Eerste overtreding;
B. Herhaling van eerdere overtreding;
C. Onwil tot het maken van afspraken over voorkoming van volgende overtredingen;
D. Herhaling van eerdere overtreding ondanks veroordeling (recidive).
Periode: 1964–
Producten: Aantekeningen in mijnboek of inspectieregister, registraties, interne onderzoeksrapporten,
processen-verbaal
Opmerking: De werkwijze bij de opsporing wijkt af van de standaard werkwijze.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid, p. 5–10; MR64, art. 147 en MRCP, art. 17
Waardering: B 5
501.
Handeling: Het tijdelijk gedogen van het niet-nakomen van verplichtingen opgelegd
door wet- en regelgeving
Periode: 1964–
Producten: Gedoogbesluiten
Opmerking: Hoofdvoorwaarde voor het gedogen is, dat een aanvraag voor ontheffing en
vergunning ontvankelijk is verklaard en ter inzage is gelegd.
Bron: sodm, Handhavingsbeleid
Waardering: V 10 jaar na vaststelling vergunning
502.
Handeling: Het doorverwijzen van overtredingen waarvoor Staatstoezicht op de Mijnen
niet opsporingsbevoegd is, aan de bevoegde instanties
Periode: 1964–
Opmerking: Het gaat om b.v. Arbeidsinspectie, Inspectie van de Havenarbeid, Rijksluchtvaartdienst,
Milieudiensten, Scheepvaartinspectie en politie. Voor een overzicht van de toepasselijke
wetgeving, zie sodm, Handhavingsbeleid, bijl. 1-1
Bron: Zie opmerking
Waardering: V 1 jaar
503.
Handeling: Het rapporteren aan en anderszins informeren van de Minister van Economische
Zaken over ter zake van overtredingen door Staatstoezicht op de Mijnen opgemaakte
processen-verbaal
Periode: 1945–
Bron: Instructie voor IGM 1965, art. 6
Waardering: V 10 jaar
504.
Handeling: Het rapporteren aan de Minister van Justitie over aantal, opsporingsactiviteiten
en opleiding van de opsporingsambtenaren bij Staatstoezicht op de Mijnen
Periode: 1945–
Bron: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar sodm 1995, art. 6
Waardering: V 10 jaar
505.
Handeling: Het tijdens een strafrechtszaak optreden als getuigverbalisant of getuige-deskundige
bij rechtbanken, gerechtshoven en rechters-commissarissen
Periode: 1945–
Bron: –
Waardering: V 10 jaar
Belangrijke stukken berusten bij de gerechtelijke instanties, waarvoor een BSD wordt
voorbereid.
4.2.7. Milieuconvenanten olie en gaswinningsindustrie
682.
Handeling: Het, ter uitvoering van het milieuconvenant, bijdragen aan, toetsen en
jaarlijks evalueren van de bedrijfsmilieuplannen (eerder: bedrijfsinterne milieuzorgsystemen)
van mijnondernemingen
Periode: 1992–
Producten: Rapportages o.g.v. Ontwerpen van ondernemingen, adviezen sodm, inspraakreacties,
jaarrapportages van ondernemingen
Overlegkader: Overleggroep staat/olie- en gaswinningsindustrie; VROM; lagere overheden
Opmerking: 1. De BMP’s bevatten een beschrijving van de voorgenomen en de reeds uitgevoerde
activiteiten en inspanningen op milieugebied per boorwerk of installatie.
2. Implementatiefase 1e tranch: 1995–1998; 2e tranch: 1999–2002, enz.. De bedrijfsmilieuplannen
hebben een geldigheidsduur van 4 jaar. Nadien worden nieuwe of bijgestelde industrie-
en bedrijfsmilieuplannen opgesteld.
Bron: Milieuconvenant staat/olie- en gaswinningsindustrie; sodm, Jaarverslag 1992,
p. 63 e.v., 1994, p. 34; sodm, Jaarwerkplan 1992, pp. 63–66, 1995, p. 9; inl. Drs.
PR. Seeger (DGE/EOG), 6 mei 1996
Waardering: V 10 jaar
4.2.8. Bezwaar en beroep
684.
Handeling: Het behandelen en beslissen inzake bezwaren tegen besluiten van de minister
of van de inspecteurs van Staatstoezicht op de Mijnen op het terrein van de delfstoffenwinning
Periode: 1945–
Producten: Beschikkingen o.g.v. Bezwaarschrift, stukken en verslag evt. Hoorprocedure
Periode: 1945–
Bron: o.m. Mijnwet 1810, art. 28; koninklijk besluit 1818, art. 4–5; bijl. Hdtk 1986–1987,
19 722, nr. 3, p. 3; Mijnreglement 1964, art. 329; Algemene Wet bestuursrecht
Waardering: V 20 jaar