Besluit experiment dataminimalisatie basisregistratie personen

[Regeling vervalt per 22-04-2028.]
Geraadpleegd op 01-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-06-2024 en zichtdatum 28-06-2024.
Geldend van 22-04-2024 t/m heden

Besluit van 11 april 2024, houdende regels waarmee tijdelijk wordt afgeweken van de Wet basisregistratie personen in het kader van een experiment met beperking van de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen (Besluit experiment dataminimalisatie basisregistratie personen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 oktober 2023, nr. 2023-0000614128;

Gelet op de artikelen 1.10, 1.14, tweede en derde lid, en 4.16a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en zesde lid, van de Wet basisregistratie personen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 februari 2024, nr. W04.23.00314/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 april 2024, nr. 2024-0000130306;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Experiment

Artikel 2.1. Doel en duur

Met het oogmerk om de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie te beperken, vindt voor de periode van vier jaar een experiment als bedoeld in artikel 4.16a van de wet plaats.

Artikel 2.2. Afwijken van de wet

  • 1 Onverminderd het tweede lid, vindt het experiment plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de wet is bepaald.

Artikel 2.3. Reikwijdte: bewerking gegevens tot informatie

  • 1 Onze Minister is bevoegd om de algemene en administratieve gegevens te bewerken overeenkomstig de systeembeschrijving, op de volgende, met elkaar te combineren, wijzen:

    • a. alterneren;

    • b. afleiden;

    • c. splitsen;

    • d. aggregeren;

    • e. verwijzen;

    • f. verifiëren.

  • 2 Een bewerking als bedoeld in het eerste lid heeft tot doel om informatie te verstrekken over:

    • a. de naam en het aanschrijven;

    • b. de leeftijd en/of meerderjarigheid;

    • c. of het verblijf in Nederland van de ingeschrevene rechtmatig is;

    • d. of de ingeschrevene burger is van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte;

    • e. de bewoning op een adres;

    • f. het gezag;

    • g. of de ingeschrevene gehuwd is of was of een geregistreerd partnerschap heeft of had;

    • h. het aantal kinderen van de ingeschrevene;

    • i. het geslacht;

    • j. de bijhoudingsgemeente en het adres van de ingeschrevene;

    • k. het tijdelijk verblijfsadres van de ingeschrevene;

    • l. de beperking van de verstrekking van gegevens over de ingeschrevene aan derden;

    • m. of de ingeschrevene is overleden;

    • n. het in onderzoek staan van gegevens;

    • o. of de ingeschrevene kiesgerechtigd is bij de verkiezingen voor het Europees Parlement;

    • p. de nationaliteit van de ingeschrevene en of de ingeschrevene behandeld wordt als Nederlander en of is vastgesteld dat de ingeschrevene geen Nederlander is;

    • q. de aanvang van het verblijf in Nederland van de ingeschrevene;

    • r. of de ingeschrevene voorafgaand aan de inschrijving in het buitenland verbleef en of het vorige land of gebied van verblijf in de basisregistratie bekend is;

    • s. of de ingeschrevene onder curatele is gesteld;

    • t. gegevens over een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.65 van de wet;

    • u. de geldigheid van het reisdocument van de ingeschrevene.

Artikel 2.4. Reikwijdte: verstrekking van informatie aan overheidsorgaan

  • 1 Onze Minister verstrekt desgevraagd informatie aan een overheidsorgaan.

  • 2 Met betrekking tot de verstrekking als bedoeld in het eerste lid, is hetgeen bij of krachtens artikel 3.2 van de wet is bepaald van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister slechts een autorisatiebesluit neemt voor zover:

    • a. ten behoeve van het overheidsorgaan reeds een autorisatiebesluit is genomen voor verstrekking op basis van een zoekvraag;

    • b. de persoon over wie informatie wordt verstrekt, behoort tot de categorie van personen, bepaald in het autorisatiebesluit, bedoeld in onderdeel a; en

    • c. de verstrekking van informatie noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak die is of de taken die zijn bepaald in het autorisatiebesluit, bedoeld in onderdeel a.

Artikel 2.5. Reikwijdte: verstrekking van informatie aan derde

  • 1 Onze Minister verstrekt desgevraagd informatie aan een derde.

  • 2 Met betrekking tot de verstrekking als bedoeld in het eerste lid, is hetgeen bij of krachtens artikel 3.3 van de wet is bepaald van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister slechts een autorisatiebesluit neemt voor zover:

    • a. ten behoeve van de derde reeds een autorisatiebesluit is genomen voor verstrekking op basis van een zoekvraag;

    • b. de persoon over wie informatie wordt verstrekt, behoort tot de categorie van personen, bepaald in het autorisatiebesluit, bedoeld in onderdeel a; en

    • c. de verstrekking van informatie noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak die is of de taken die zijn bepaald in het autorisatiebesluit, bedoeld in onderdeel a.

Artikel 2.6. Reikwijdte: verstrekking van informatie niet dan na convenant

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders dat met Onze Minister een convenant als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, heeft gesloten, is bevoegd om de informatie te verstrekken over ingeschrevenen ten aanzien van wie hij verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst aan een orgaan van de gemeente, voor zover de informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken van het betreffende orgaan.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders dat met Onze Minister een convenant als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, heeft gesloten, is bevoegd om de informatie te verstrekken over ingeschrevenen ten aanzien van wie hij niet verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst aan een orgaan van de gemeente, voor zover de informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken, genoemd in het besluit, bedoeld in artikel 3.2 van de wet, dat is genomen op verzoek van het betrokken college.

Artikel 2.7. Terugmelding

  • 1 Artikel 2.34 van de wet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het overheidsorgaan dat gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat aan de informatie ten grondslag ligt hiervan mededeling doet aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders dat constateert dat er geen aanleiding is geweest voor verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens in de basisregistratie dan wel het plaatsen van een aantekening als bedoeld in artikel 2.26 van de wet en gerede twijfel heeft over de juistheid van de informatie, doet hiervan mededeling aan Onze Minister.

  • 3 Onze Minister verricht naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in het tweede lid, onderzoek naar de juistheid van de informatie.

  • 4 Onze Minister stelt het college van burgemeester en wethouders dat een mededeling als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan en het overheidsorgaan dat daaromtrent een mededeling als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de mededeling ervan in kennis of deze mededeling aanleiding is geweest voor verbetering van de informatie dan wel voor het verrichten van nader onderzoek naar de juistheid van de informatie.

  • 5 Indien Onze Minister besluit nader onderzoek in te stellen naar de juistheid van de informatie, stelt Onze Minister het college van burgemeester en wethouders dat daaromtrent een mededeling als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan en het overheidsorgaan dat een mededeling als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, na afloop van het nader onderzoek ervan in kennis of naar aanleiding van de mededeling informatie is verbeterd.

Artikel 2.8. Inhoud convenanten

  • 1 Onze Minister sluit een convenant:

    • a. met overheidsorganen waaraan en derden aan wie informatie wordt verstrekt; en

    • b. met de colleges van burgemeester en wethouders die informatie verstrekken.

  • 2 Een convenant als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, heeft tot doel om afspraken vast te leggen over periodieke overleggen, de beheereisen, technische aansluitvoorwaarden en dienstverleningsafspraken, financiële verplichtingen, de periodiciteit van de monitoring en evaluatie en de wijze waarop het convenant kan worden gewijzigd, opgezegd of beëindigd.

  • 3 Een convenant als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, heeft tot doel om afspraken vast te leggen over periodieke overleggen, de beheereisen, technische aansluitvoorwaarden en dienstverleningsafspraken, financiële verplichtingen, de periodiciteit van de monitoring en evaluatie en de wijze waarop het convenant kan worden gewijzigd, opgezegd of beëindigd.

Artikel 2.10. Inrichting, werking en beveiliging

  • 1 De voorziening voor de bewerking van gegevens, bedoeld in artikel 2.3, is een centrale voorziening.

  • 2 De verstrekking van informatie, bedoeld in de artikelen 2.4, 2.5, is onderdeel van de systeembeschrijving.

Artikel 2.11. Rechten van de burger

  • 2 Artikel 18 van de verordening is met betrekking tot de bewerking van gegevens, bedoeld in artikel 2.3, en de verstrekking van informatie, bedoeld in de artikelen 2.4, 2.5 en 2.6, tweede lid, niet van toepassing.

Artikel 2.12. Kosten

Met betrekking tot de verstrekking van informatie op grond van artikel 2.4 en 2.5, is hetgeen bij of krachtens artikel 1.14 van de wet is bepaald van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a. gemeenten niet bijdragen in de kosten in verband met de uitvoering van het experiment; en

  • b. overheidsorganen waaraan en derden aan wie informatie wordt verstrekt, bijdragen in de kosten in verband met de uitvoering van het experiment, met dien verstande dat, voor zover deze verstrekking een vermeerdering van berichten tot gevolg heeft ten opzichte van de situatie dat verstrekt zou zijn op grond van artikel 3.2 of 3.3 van de wet, dit er niet toe leidt dat het overheidsorgaan of de derde in een hogere abonnementsklasse valt, waarbij het peiljaar is het kalenderjaar gelegen voor dat waarin dit besluit in werking treedt.

Hoofdstuk 3. Monitoring en evaluatie

Artikel 3.1. Wijze

  • 1 Het experiment wordt na aanvang gemonitord en voor de afloop ervan geëvalueerd door een onafhankelijke instelling.

  • 2 De overheidsorganen waaraan en derden aan wie informatie wordt verstrekt, verstrekken desgevraagd en uit eigen beweging de gegevens en inlichtingen die voor monitoring en evaluatie noodzakelijk zijn.

  • 3 De colleges van burgemeester en wetshouders die informatie verstrekken, verstrekken Onze Minister desgevraagd en uit eigen beweging de gegevens en inlichtingen die voor monitoring en evaluatie noodzakelijk zijn.

Artikel 3.2. Criteria

Criteria aan de hand waarvan in het kader van monitoring en evaluatie als bedoeld in artikel 3.1 de doeltreffendheid en de effecten van het experiment worden bepaald, zijn:

  • a. het aantal gevallen waarin:

    • 1°. Onze Minister informatie verstrekt;

    • 2°. de colleges van burgemeester en wethouders informatie verstrekken;

    • 3°. melding wordt gedaan van een fout over de bewerking van gegevens en de verstrekking van informatie;

    • 4°. een ingeschrevene melding doet van een fout in de verdere verwerking van de informatie door een overheidsorgaan of derde;

    • 5°. een mededeling bedoeld in artikel 2.7 wordt gedaan met betrekking tot verstrekte informatie; en

    • 6°. een fout over de verwerking van gegevens en de verstrekking van informatie adequaat en binnen een redelijke termijn wordt opgelost.

  • b. de mate waarin:

    • 1°. overheidsorganen en derden aangeven hun taken uit te kunnen voeren met informatie in plaats van gegevens;

    • 2°. het gebruik van informatie verschilt van het gebruik van gegevens door overheidsorganen en derden;

    • 3°. beter kan worden bepaald voor welke concrete doeleinden informatie kan worden verstrekt onder de taak waarvoor reeds is geautoriseerd;

    • 4°. beter uitvoering gegeven kan worden aan artikel 3.11 van de wet;

  • c. beantwoording van de vraag of:

    • 1°. de verstrekking van specifieke gegevens achterwege kan blijven door de verstrekking van informatie;

    • 2°. er informatie wordt gegenereerd binnen het experiment die zou moeten worden bijgehouden op de persoonslijsten van ingeschrevenen;

    • 3°. er gegevens ontbreken op de persoonslijst, die zouden moeten worden bijgehouden op de persoonslijst teneinde informatievragen te kunnen beantwoorden;

    • 4°. verplicht gebruik ook zou moeten gelden voor (bepaalde categorieën van) informatie.

  • d. de maatschappelijke baten van het experiment opwegen tegen de kosten daarvan.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Inwerkingtreding en verval

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en vervalt vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding of zoveel eerder als bij koninklijk besluit wordt bepaald, tenzij voor het einde van die termijn een voordracht plaatsvindt van een voorstel van wet waarmee in een onderwerp van dit besluit wordt voorzien en Onze Minister de werkingsduur van dit besluit voor zover het dat onderwerp betreft verlengt tot het tijdstip waarop het voorstel tot wet is verheven en die wet in werking treedt, dan wel het voorstel is verworpen of ingetrokken.

Artikel 4.2. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit experiment dataminimalisatie basisregistratie personen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 april 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.C. van Huffelen

Uitgegeven de negentiende april 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven