U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 08-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2024 en zichtdatum 04-07-2024. Geldend van 12-06-2024 t/m heden
Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 30 augustus 2021, nr. VO/29097500, houdende regels voor de bekostiging van vo-scholen en samenwerkingsverbanden VO in Europees en scholen in Caribisch Nederland (Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo)
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 80, tweede en vierde lid, 85, vierde lid, en 90 vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 153 van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 2.2.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, artikel 17, derde lid, van het Besluit bekostiging WVO 2021 en artikel 9 en artikel 11, derde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO BES;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
gemengde leerweg: gemengde leerweg als bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel d, van de wet;
havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.5 van de wet;
hoofdvestiging: hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de wet;
leerling: leerling als bedoeld in artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;
lwoo: leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel 2.42 van de wet;
mavo: middelbaar algemeen vormend onderwijs als bedoeld in artikel 2.6 van de wet;
minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
nevenvestiging: nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de wet;
pro: praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.8 van de wet;
school: school als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
vbo: voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 2.7 van de wet;
vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging;
vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 2.4 van de wet;
wet: Wet voortgezet onderwijs 2020.
1 De bedragen per vestiging, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, worden voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. € 262.435,96 voor de hoofdvestiging;
b. € 131.217,98 voor een nevenvestiging.
2 De bedragen per leerling, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, worden voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. € 9.053,51 per leerling in het vwo, havo, mavo of vbo, met uitzondering van leerlingen in het derde of vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo;
b. € 10.651,21 per leerling in het pro of in het derde of vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo.
1 De aanvullende bekostiging voor lwoo en pro, bedoeld in artikel 5.5, eerste en tweede lid, van de wet, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op € 5.756,09 per leerling.
2 De aanvullende bekostiging voor lwoo en pro, bedoeld in artikel 5.13, eerste, derde en vierde lid, van de wet, alsmede het op de bekostiging van het samenwerkingsverband in mindering te brengen bedrag, bedoeld in artikel 5.13, zesde en zevende lid, van de wet, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op € 5.756,09 per leerling.
3 De aanvullende bekostiging voor regionale ondersteuning, bedoeld in artikel 5.13, eerste en vijfde lid, van de wet, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op € 121,31 per leerling.
1 De bedragen per vestiging, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, worden per 1 januari 2025 vastgesteld op:
2 De bedragen per leerling, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, worden per 1 januari 2025 vastgesteld op:
1 De aanvullende bekostiging voor lwoo en pro, bedoeld in artikel 5.5, eerste en tweede lid, wordt voor het kalenderjaar 2025 vastgesteld op € 5.756,09 per leerling.
2 De aanvullende bekostiging voor lwoo en pro, bedoeld in artikel 5.13, eerste, derde en vierde lid, van de wet, alsmede het op de bekostiging van het samenwerkingsverband in mindering te brengen bedrag, bedoeld in artikel 5.13, zesde en zevende lid, van de wet, wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op € 5.756,09 per leerling.
3 De aanvullende bekostiging voor regionale ondersteuning, bedoeld in artikel 5.13, eerste en vijfde lid, van de wet, wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op € 121,31 per leerling.
De minister stelt de bekostiging, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5, in december voorafgaande aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. De eerste termijn wordt betaald in januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
CAPE: Caribbean Advanced Proficiency Examination als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES;
CCSLC: Caribbean Certificate of Secondary Level Competence als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES;
CSEC: Caribbean Secondary Education Certificate als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES;
CVQ: Caribbean Vocational Qualification als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES;
ISK-leerling: leerling in een internationale schakelklas op scholen op Bonaire;
leerling met een specifieke onderwijsbehoefte: leerling met een specifieke onderwijsbehoefte als bedoeld in artikel 11.23 van de wet, op een school op Bonaire;
lower forms: de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs aan scholen op Sint Eustatius en Saba, dat wordt ingevuld met CCSLC, eventueel aangevuld met vakken van CSEC en CVQ.
1 Het bedrag per school, bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, onderdeel a, van de wet, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. USD 250.802,30 bij een leerlingen- en studentenaantal van 600 of minder;
b. USD 501.604,60 bij een leerlingen- en studentenaantal van 601 tot en met 1.200;
c. USD 752.406,90 bij een leerlingen- en studentenaantal van 1.201 en meer.
2 De bedragen per leerling, bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, onderdeel b, van de wet, worden voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. een bedrag van USD 8.531,26:
1°. wat betreft een school op Bonaire: voor leerlingen in het vwo, havo, mavo of vbo, met uitzondering van leerlingen in het derde of vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo, ISK-leerlingen en leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte; en
2°. wat betreft een school als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES: voor leerlingen in de lower forms of leerlingen die CSEC en CAPE volgen;
b. een bedrag van USD 10.037,02:
1°. wat betreft een school op Bonaire: voor leerlingen in het praktijkonderwijs of in het derde of vierde leerjaar van de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het vbo, alsmede ISK-leerlingen en leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte; en
2°. wat betreft een school als bedoeld in artikel 1 van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES: voor leerlingen in het praktijkonderwijs of leerlingen die CVQ volgen.
3 De bedragen per student, bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, worden voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. USD 10.037,02 voor studenten in de beroepsopleidende leerweg; en
b. USD 6.022,21 voor studenten in de beroepsbegeleidende leerweg.
4 De procentuele opslag, bedoeld in artikel 9.25, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op 40 procent.
5 De procentuele opslag, bedoeld in artikel 9.25, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op 36 procent.
6 Het bedrag per school, bedoeld in artikel 9.25, tweede lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, wordt voor het kalenderjaar 2024 vastgesteld op:
a. USD 0 bij een leerlingenaantal van 301 of meer;
b. USD 184.926,39 bij een leerlingenaantal van 201 tot en met 300;
c. USD 431.494,91 bij een leerlingenaantal van 151 tot en met 200;
d. USD 678.063,44 bij een leerlingenaantal van 101 tot en met 150;
e. USD 924.631,96 bij een leerlingenaantal van 51 tot en met 100;
f. USD 1.171.200,50 bij een leerlingenaantal van 50 of minder.
1 Het bedrag per school, bedoeld in 11.56, eerste lid, onderdeel a, van de wet, wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op:
2 De bedragen per leerling, bedoeld in artikel 11.56, eerste lid, onderdeel b, van de wet, worden per 1 januari 2025 vastgesteld op:
3 De bedragen per student, bedoeld in artikel 2.2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, worden per 1 januari 2025 vastgesteld op:
4 De minister stelt de procentuele opslag, bedoeld in artikel 9.25, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, per 1 januari 2025 vast op 40 procent.
5 De procentuele opslag, bedoeld in artikel 9.25, tweede lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op 36 procent.
6 Het bedrag per school, bedoeld in artikel 9.25, tweede lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, wordt per 1 januari 2025 vastgesteld op:
De minister stelt de bekostiging, bedoeld in de artikelen 8 en 9, in december voorafgaande aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft vast. De bekostiging wordt betaald vanaf januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft conform de percentages in tabel 1.
januari
9,72%
juli
7,62%
februari
9,25%
augustus
6,69%
maart
8,58%
september
april
oktober
mei
12,28%
november
juni
10,52%
december
Bij de verwerking van de kabinetsbijdrage voor loon- en prijsontwikkeling in de bedragen die in deze regeling zijn opgenomen, wordt een verhouding gehanteerd van 85 procent voor loonontwikkeling en 15 procent voor prijsontwikkeling.
Deze regeling is gebaseerd op de artikelen 5.6, tweede en vierde lid, en 5.13, achtste lid, van de wet, artikel 2.2.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en de artikelen 6.11, derde lid, 9.25, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen c, d en e, en 9.35, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 november 2021.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
A. Slob
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling bekostiging vo-scholen en samenwerkingsverbanden vo", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.