Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.1 en artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op het verbeteren van de toegang tot financiering voor jonge ondernemers
die innovatieve en duurzame oplossingen bieden voor uitdagingen in Afrika en het Midden-Oosten
(Subsidieprogramma Orange Corners Innovation Fund) gelden voor de periode vanaf inwerkingtreding
van dit besluit tot en met 31 december 2025 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
-
2 Aanvragen voor subsidie in de eerste openstelling van het Subsidieprogramma Orange
Corners Innovation Fund zijn gericht op de doellocaties, Irak-Bagdad, Irak-Erbil,
Ivoorkust, Marokko, Mozambique en Nigeria en worden ingediend vanaf 15 april 2021
tot en met 28 april 2021, 12:00 uur ’s middags Nederlandse tijd.
-
3 Aanvragen voor subsidie in de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Orange
Corners Innovation Fund zijn gericht op de doellocaties Ghana, Senegal en Soedan en
worden ingediend vanaf 8 juli 2021 tot en met 19 juli 2021, 12:00 uur ’s middags Nederlandse
tijd.
Voor subsidieverlening in het kader van het Subsidieprogramma Orange Corners Innovation
Fund geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december
2025 een subsidieplafond van € 12.600.000, waarvan voor activiteiten in elk van de
doellocaties Ghana, Irak-Bagdad, Irak-Erbil, Ivoorkust, Marokko, Mozambique, Nigeria,
Senegal en Soedan € 1.400.000 beschikbaar is.
De verdeling van de subsidieplafonds bedoeld in artikel 3, eerste lid, vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de
bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen
aan de maatstaven, de aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven het eerst
voor subsidieverlening in aanmerking komen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2026,
met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die tijd zijn
verleend.
1. Achtergrond
De lidstaten van de Verenigde Naties formuleerden in 2015 zeventien Global Goals for
Sustainable Development (SDG’s) die wereldwijd een einde moeten maken aan extreme armoede, ongelijkheid, onrecht
en klimaatverandering. Met name ontwikkelingslanden staan voor enorme uitdagingen
om duurzame ontwikkeling te realiseren. Om het behalen van de SDG’s te versnellen
zijn nieuwe businessmodellen, producten en diensten nodig die meer impact realiseren.
Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor technologie en innovatie, als drijvende
kracht achter systemische verandering.
Nederland wil bijdragen aan het versnellen van duurzame (economische) ontwikkeling
door het stimuleren van innovatie in de private sector, met name startups en het midden-
en kleinbedrijf, in Nederland en in ontwikkelingslanden. Innovatie is een prioriteit
in het beleid van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(hierna de Minister). Het bedrijfsleven in het bijzonder heeft de innovatiekracht om concrete oplossingen
te ontwikkelen voor (ontwikkelings-) uitdagingen. Tegelijkertijd bieden de uitdagingen
kansen aan het bedrijfsleven om met innovatieve oplossingen voor de SDG’s nieuwe verdienmodellen
te ontwikkelen.
Startups in Afrika en het Midden-Oosten hebben ondersteuning nodig op zowel kennis
als financiering, om innovaties te ontwikkelen en om op te schalen. Met name in de
pre-commerciële fase van een innovatietraject (Ideation, Research and Development,
en Proof of Concept), waarin het idee getest en een prototype ontwikkeld wordt, is
beperkt financiering aanwezig. Vaak is het voor ondernemers in ontwikkelingslanden
onmogelijk om het voor deze fase benodigde kapitaal aan te trekken. Innovaties in
deze fase zijn moeilijk te financieren in de markt door het onaantrekkelijke risicoprofiel
en de daarmee gepaard gaande hoge rente op leningen bij lokale banken. In deze fase
moeten ondernemingen worden ondersteund om de zogenoemde pioneer gap te overbruggen
en vervolgens te kunnen groeien.
Als aanvulling op het bestaande het Orange Corners incubatie-/acceleratieprogramma, dat jonge ondernemers toegang geeft tot trainingen, netwerken en faciliteiten om
hun onderneming te starten of op te schalen, is het subsidieprogramma Orange Corners
Innovation Fund (hierna OCIF) gelanceerd.
Het OCIF is gericht zich op de ondersteuning van startups die zich in de eerste fase
van hun bestaan bevinden. Er is voor gekozen te focussen op startups die verbonden
zijn aan Orange Corners incubatie-/acceleratieprogramma, om te bewerkstelligen dat
deze startups waar nodig ook ondersteund kunnen worden in hun capaciteits- en kennisopbouw.
Per doellocatie waar OCIF zich op richt zal op basis van specifieke wensen en behoeften
maatwerk voor de startups worden geleverd.
De voor OCIF beschikbaar gestelde middelen zijn bestemd om subsidie te verlenen aan
fondsmanagers die hiermee een fonds opzetten om startups financieel en bij hun capaciteits-
en kennisopbouw te ondersteunen.
2. Uitvoerder
De Minister heeft de uitvoering van OCIF opgedragen aan RVO, agentschap van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat. RVO zal OCIF uitvoeren namens de Minister op grond
van een aan RVO verleend mandaat.
3. Begrippenlijst
In het kader van het subsidieprogramma OCIF wordt verstaan onder:
-
•
Aanvrager: de rechtspersoon die een subsidieaanvraag indient.
-
•
Doellocatie: één van de buitenlandse locaties waarvoor OCIF openstaat (landen dan wel steden in
een land).
-
•
Fondsmanager: de organisatie die de in het kader van OCIF verleende subsidie gebruikt om een fonds
met activiteiten op te zetten ten behoeve van het doel en in overeenstemming met de
maatstaven van OCIF.
-
•
Ideation: de fase waarin een startende ondernemer komt tot een verdere verfijning van het eerste
ruwe businessidee.
-
•
Lokale onderneming: onderneming in het land waar de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd.
-
•
Minister: de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
-
•
Niet-gouvernementele organisatie (ngo): een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk
verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid
naar burgerlijk recht in het land waar de ngo statutair gevestigd is, die niet door
een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie
geheel verzelfstandigd is; deze partij is ook als zodanig geregistreerd.
-
•
Onderneming: een rechtspersoon, niet zijnde ngo, die economische activiteiten uitvoert, ongeacht
de wijze waarop zij wordt gefinancierd; een economische activiteit is het aanbieden
van goederen of diensten op een economische markt.
-
•
Proof of Concept: het door een ondernemer bewijzen van het marktpotentieel van haar/zijn product of
dienst door middel van markttesten.
-
•
Pioneer Gap: een kloof die zich bevindt tussen de vroege stadia van de groei van een onderneming,
wanneer (innovatie)activiteiten van de onderneming door veel investeerders niet als
investeerbaar worden beschouwd.
-
•
Startups: niet-beursgenoteerde ondernemingen die nog geen 5 jaar bestaan en innovatieve ondernemingsactiviteiten
ontplooien; daaronder wordt verstaan vernieuwende producten of diensten ontwikkelen
of leveren in de doellocatie welke gericht zijn op het leveren van een bijdrage aan
het behalen van de SDG’s.
-
•
Subsidieontvanger: de fondsmanager waaraan subsidie is toegekend.
-
•
Theory of change: een ‘Theory of Change’ (ToC) is een serie bouwstenen die in hun samenhang beschrijven
hoe een lange-termijndoel te behalen is. De onderliggende analyse, aannames, voorwaarden,
beoogde resultaten – outputs, outcomes en impact – worden hierin op een logische wijze
gepresenteerd. De ToC dient als basis om per stap interventies te kunnen definiëren.
Hierbij wordt ook inzichtelijk gemaakt welke rollen de verschillende stakeholders
spelen. De aannames onderbouwen het geschetste veranderproces. De ToC laat zien tot
welke outcome de gekozen strategie leidt en hoe deze bijdraagt aan het doel van de
betreffende strategie.
-
•
Toetsingskader: het geheel van beleid, processen en procedures dat de fondsmanager hanteert bij haar
activiteiten gericht op startups, inclusief het systeem voor objectieve selectie van
de door haar te ondersteunen startups.
4. Subsidieprogramma Orange Corners Innovation Fund (OCIF)
4.1. Doel
In het kader van het OCIF worden middelen beschikbaar gesteld voor subsidieverstrekking
voor activiteiten van fondsmanagers met het oog op de realisatie van de volgende doelen:
-
1. Ondernemers in de doellocaties stimuleren om innovatieve oplossingen voor lokale uitdagingen
te vertalen naar succesvol ondernemen.
-
2. Economisch perspectief bieden aan (jonge) ondernemers.
-
3. Op de (middel-)lange termijn bijdragen aan de ontwikkeling van de private sector en
het ondernemingsklimaat in de doellocaties.
-
4. Tegengaan van (jeugd)werkeloosheid en economische groei bevorderen door startups met
innovatieve en disruptieve ideeën te stimuleren en faciliteren middels vroege fase
financiering en capaciteitsopbouw.
Het OCIF is gericht op subsidiëring van activiteiten in de doellocaties Ghana, Irak-Bagdad,
Irak-Erbil, Ivoorkust, Marokko, Mozambique, Nigeria, Senegal en Soedan.
4.2. Doelgroep
De uiteindelijke doelgroep van OCIF zijn startups met een innovatief ondernemingsplan
die deelnemen (of deel hebben genomen) aan een Orange Corners incubatie-/ acceleratieprogramma
(incubatees genoemd) in een doellocatie. Alle via OCIF ondersteunde activiteiten dienen
bij te dragen aan het verbeteren van het lokale ondernemerschapsklimaat.
4.3. Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie
Voor subsidie in het kader van OCIF kan in aanmerking komen een lokale onderneming
of lokale niet-gouvernementele organisatie. Deze dient rechtspersoonlijkheid te hebben
en in het bezit te zijn van een wettelijke accreditatie voor het verstrekken van rentedragende
leningen, afgegeven door de desbetreffende financiële autoriteit in de doellocatie.
De aanvrager moet ervaring hebben met het managen van een investeringsfonds. Daarnaast
dient de aanvrager te beschikken over alle bijbehorende (administratieve en regelgevende)
infrastructuur en ervaring te hebben met impactmanagement en -meting.
De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid
met betrekking tot de activiteiten als die waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
De aanvrager toont aan dat hij een integriteitsbeleid heeft, en procedures om dit
beleid te implementeren. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige
vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens
medewerkers en derden, bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking
heeft en de door hem ingeschakelde partijen, zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend
geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen
en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een
tijdige melding van incidenten aan RVO is gewaarborgd.
Ten aanzien van de selectie van de aanvrager die in het kader van OCIF subsidie zal
krijgen voor activiteiten in Marokko geldt dat de Marokkaanse autoriteiten (specifiek
het Ministerie van Buitenlandse zaken) hierover zullen worden geïnformeerd. Deze informatie
betreft de naam van de organisatie, de doelstellingen van het OCIF en de looptijd
van het project waarvoor de subsidie is verstrekt.
4.4. Adviestraject
Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend dient een aanvrager een verplicht
adviestraject aan de hand van een daartoe ingediende quick scan te doorlopen. Het adviestraject eindigt met een advies van een RVO-adviseur aan de
aanvrager. De uitkomst van het adviestraject is niet bindend. Het is aan de aanvrager
om vervolgens na het advies van de RVO-adviseur wel of niet een subsidieaanvraag in
te dienen.
NB: Aangezien met de verwerking van een verzoek om een quick scan 2 weken is gemoeid,
kunnen quick scans niet later worden ingediend dan 2 weken voor sluiting van de aanvraagtermijn
van een openstelling. Dat betekent dat er dan ook geen aanvraag voor subsidie meer
kan worden ingediend.
4.5. Subsidiabele activiteiten
OCIF is bedoeld voor alle noodzakelijke activiteiten die direct gerelateerd zijn aan
een deugdelijke uitvoering en management van een fonds (fondsactiviteiten) door een
fondsmanager, zijnde Track I en Track II activiteiten, conform een door de fondsmanager
ontwikkeld toetsingskader. Voor het toetsingskader vormt annex 1 bij dit subsidiebeleidskader
het uitgangspunt.
Track I-activiteiten betreffen ondersteuning van deelnemers aan het Orange Corners
incubatie-/acceleratieprogramma (incubatees) bij het starten en opbouwen van een onderneming.
Het gaat bijvoorbeeld om het verstrekken van financiering voor bedrijfsregistratie,
het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten, het inschakelen van consultants
en andere middelen benodigd om tot innovatieve en duurzame ondernemingen te komen.
Gedurende Track I kan tevens ondersteuning geboden worden ter voorbereiding op de
selectie voor Track II. Track I kent een looptijd die gelijk is aan het incubatie-/acceleratieprogramma
in de doellocatie (gemiddeld 6 maanden).
Track II-activiteiten betreffen verdere ondersteuning van de meest veelbelovende ondernemingen,
geselecteerd gedurende een of meerdere selectiedagen. Deze ondernemers kunnen toegang
krijgen tot een groter kapitaal, uitgekeerd in verschillende tranches op basis van
het behalen van Kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s). KPI’s zijn variabelen om prestaties
van ondernemingen te analyseren. Het kapitaal kan zijn opgebouwd uit een lening (al
dan niet rentedragend) en/of een gift. De opbouw van het kapitaal is afhankelijk van
de lokale context. Ook kan er sprake zijn niet-financiële ondersteuning (technische
ondersteuning) van de ondernemers in de vorm van bijvoorbeeld een in te zetten expert
gericht op capaciteitsopbouw. Track II kent een looptijd van 12–18 maanden.
Voorbeelden van fondsactiviteiten:
-
• Begeleiden en voorbereiden van ondernemers in Track I op het selectieproces voor Track
II.
-
• Capaciteitsopbouw voor ondernemers in Track II.
-
• Het versterken van partnerschappen met financiële instellingen.
In ieder geval van subsidie zijn uitgesloten:
4.6. Looptijd van de activiteiten
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een looptijd van minimaal
2 jaar en moeten uiterlijk op 31 december 2025 afgerond zijn. De activiteiten moeten
starten binnen 3 maanden na subsidieverlening.
4.7. Omvang van de subsidie
De subsidie bedraagt per aanvraag minstens € 1.000.000,– en ten hoogste € 1.400.000,–
aan subsidiabele kosten.
5. Subsidiabele kosten
Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking worden genomen bij
het bepalen van de subsidie gelden de volgende uitgangspunten:
-
• uitsluitend kosten die redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere wijze kunnen
worden bekostigd en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van fondsactiviteiten komen
in aanmerking;
-
• uitsluitend kosten gemaakt na indiening van de aanvraag komen in aanmerking;
-
• voor kosten voor fondsmanagement, zijnde enkel de coördinatie van de uitvoering van
de fondsactiviteiten, geldt een maximum van 15% van het totaal aan subsidiabele kosten;
-
• interne kosten (eigen uren) worden zonder winstopslag in aanmerking genomen;
-
• kosten voor materiaal en afschrijvingskosten van investeringen met betrekking tot
het uitvoeren van deze fondsactiviteiten;
-
• kosten voor diensten van derden waarbij een externe partij wordt gecontracteerd en
waarvoor achteraf wordt gefactureerd;
-
• kosten worden aan lokale maatstaven getoetst en op redelijkheid.
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
-
• kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere
kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt;
-
• omzetbelasting;
-
• kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen groter dan 5% van de
totale subsidiabele kosten;
-
• kosten voor productontwikkeling;
-
• kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom.
6. Aanvraag
6.1. Vereisten
Voordat de subsidieaanvrager in het kader van OCIF een aanvraag doet, dient deze een
advies van RVO te hebben verkregen zoals beschreven in paragraaf 4.4 (advies naar
aanleiding van quick scan).
De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe op de website van RVO
beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de daarin genoemde bijlagen waarvoor
modellen beschikbaar worden gesteld door RVO.
De aanvraag bevat in ieder geval:
-
− Referentienummer van het ontvangen RVO-advies;
-
− Fondsplan inclusief een toetsingskader, in lijn met hiervoor is opgenomen in paragraaf
4 (met uitzondering van 4.4) en het bepaalde in annex 1. Dit fondsplan bedraagt niet
meer dan 25 pagina’s (lettertype verdana 9, regelafstand 1);
-
− Bewijs van wettelijke accreditatie voor het verstrekken van rentedragende leningen
in de doellocatie;
-
− Begroting op basis van een door RVO op de website beschikbaar gesteld model, met daarbij
een liquiditeitsprognose;
-
− Een door een externe accountant gecontroleerde jaarrekening over jaar T-2 en voor
jaar T-1 een niet gecontroleerde jaarrekening als er nog geen gecontroleerde jaarrekening
beschikbaar is;
-
− ToC, inclusief een monitoring- en effectmetingplan conform de richtlijnen op de RVO
website;
-
− IMVO-plan waarin IMVO risico’s in kaart zijn gebracht en maatregelen zijn opgenomen om de belangrijkste
IMVO risico’s te mitigeren, inclusief voor wat betreft de doelgroep. Indien enkele
specifieke IMVO onderwerpen bij de aanvraag nog onzeker zijn, dan dienen deze minimaal
onderdeel te zijn van een studie die deel moet uitmaken van het fondsplan.
Tevens moet de aanvrager verklaren op de hoogte te zijn en te zullen handelen naar
de OESO richtlijnen. Ook dient de aanvrager op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen
activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd staan. In aanvulling hierop gelden ook de IFC Performance Standards. Aanvragers dienen
te verklaren van deze richtlijnen op de hoogte te zijn en deze te onderschrijven.
De aanvrager dient feiten of omstandigheden die wijzen op het schenden van deze richtlijnen
onverwijld te melden bij RVO.
6.2. Herstelperiode
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister (met gebruikmaking
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens
gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen; na de deadline voor het
indienen van aanvragen is een aanvulling daarom niet meer mogelijk. Daarnaast geldt
in het algemeen dat het niet volledig indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen
van (onderdelen van) de aanvraag mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag
op basis van het niet of niet in voldoende mate voldoen aan de aan aanvragen gestelde
vereisten en criteria.
Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen
is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat
daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten
niet worden ingevuld, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.
7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking in het kader van OCIF. De aanvragen worden beoordeeld met inachtneming
van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in OCIF zijn neergelegd.
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan de
hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts
de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de
hand van de hierna volgende criteria, waaraan eveneens (in voldoende mate; minimaal
60 punten) moet worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Per
doellocatie komt de aanvrager die het beste aan de criteria voldoet als eerste in
aanmerking voor subsidie, daarna de aanvrager die als tweede in de ranking is geëindigd,
en zo verder tot het subsidieplafond is uitgeput.
De volgende criteria zijn van toepassing, waarbij per set van criteria het maximale
aantal te behalen punten is aangegeven:
Beleidsbijdrage en impact (20 punten)
-
a. De mate waarin de activiteiten bijdragen aan het vergroten van het disruptieve potentieel
van de innovaties en daarmee diens impact op de SDG’s.
-
b. De mate waarin de activiteiten aansluiten bij de lokale beleidsprioriteiten op het
gebied van private sector ontwikkeling van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden
in/behorende bij de betreffende doellocatie.
-
c. De mate waarin de activiteiten positieve resultaten opleveren voor de lokale doelgroep
en aansluit op de behoeften van de lokale doelgroep, het verbeteren van kennis en
het verbeteren van de toegang tot financiering voor de lokale doelgroep.
-
d. De mate waarin de activiteiten additioneel zijn ten opzichte van andere bestaande
activiteiten gericht op het bieden van toegang tot financiering voor de lokale doelgroep.
Interventiestrategie/plan van aanpak (25 punten)
-
a. De mate waarin de binnen de activiteiten vormgegeven interventie is gebaseerd op een
gedegen en accurate context-, stakeholder- en probleemanalyse.
-
b. De mate waarin de Theory of Change direct aansluit op het lokale vraagstuk met daarbij
een logisch verband tussen doelstellingen, resultaten en activiteiten en de waarschijnlijkheid
dat de interventie leidt tot het realiseren van de doelstellingen.
-
c. De mate waarin de capaciteitsopbouw duurzaam wordt verankerd.
-
d. De mate waarin er een gedegen plan is voor monitoring, effectmeting en learning van
de activiteiten.
-
e. De mate waarin er een heldere planning van activiteiten en duidelijke, reële en meetbare
resultaten met verifieerbare mijlpalen bestaat.
-
f. De mate waarin sprake is van adequaat risicomanagement, bestaande uit een adequate
risicoanalyse en adequate mitigerende maatregelen.
-
g. De mate waarin er sprake is van een helder plan van aanpak rondom de coördinatie en
communicatie (intern en extern) rondom de activiteiten.
-
h. De mate waarin er gezocht wordt naar aansluiting op activiteiten vanuit de lokale
financiële sector en de mate waarin er een gedegen plan is om tot kennisuitwisseling
met dergelijke actoren te komen.
-
i. De mate waarin er sprake is van een duidelijke en duurzame lange termijn (business)
visie.
Uitwerking van de relatie met Orange Corners incubatie/-acceleratieprogramma (15 punten)
-
a. De mate waarin aansluiting wordt gezocht bij het lokale Orange Corners incubatie-/acceleratieprogramma.
-
b. De mate waarin verdere technische ondersteuning wordt geboden aan ondernemingen in
het Orange Corners incubatie-/acceleratieprogramma.
Investeringsmanagement (15 punten)
Financieel (15 punten)
-
a. De mate van redelijkheid van de hoogte van de kosten in de begroting;
-
b. De mate waarin de impact van de activiteiten in kwalitatief en kwantitatief opzicht
opwegen tegen de kosten die hiervoor worden gemaakt.
IMVO (10 punten)
In aanvulling op de randvoorwaarde dat de aanvrager moet voldoen aan de OESO-richtlijnen:
-
a. De mate waarin de aanvrager aantoont dat de activiteiten bijdragen aan IMVO en een
positieve bijdrage leveren aan milieu, arbeidsomstandigheden en land- en mensenrechten;
-
b. De mate waarin de belangrijkste IMVO risico’s in kaart zijn gebracht en er maatregelen
zijn geformuleerd om de belangrijkste IMVO risico’s te mitigeren.
Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO verificatieactiviteiten uitvoeren ter
controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan door
verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van
de aanvraag verzameld worden.
RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts.
De Ambassades van het Koninkrijk der Nederlanden worden altijd gevraagd om input voor
de beoordeling van de aanvragen op het criterium beleidsbijdrage en impact, in het
bijzonder de factoren betreffende de aansluiting van de aanvragen op hun beleid en
de inbedding in de lokale context.
8. Afwijzingsgronden
Naast het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen als er niet voldaan wordt aan het bepaalde
in OCIF of indien het beschikbare budget ontoereikend is.
9. Toezicht
RVO zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de subsidie
waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid
en doelmatigheid.
RVO is verplicht om via het International Aid Transparency Initiative te rapporteren aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
10. Verplichtingen
Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in
de beschikking.
In de beschikking zal in ieder geval een meldingsplicht worden opgenomen. De subsidieontvanger
heeft de plicht om aan RVO te melden wanneer hij niet (geheel) aan de verplichtingen
van de subsidie kan voldoen en/of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet
(geheel) kan uitvoeren. Ook zal een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger
en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor de activiteiten waar de aanvraag betrekking op heeft, noch voor andere
activiteiten. De aanvrager dient eventuele feiten of omstandigheden die wijzen op
kinder- of dwangarbeid bij deze organisaties eveneens onverwijld te melden bij RVO.
Ook dient de subsidieontvanger jaarlijks een audit door een onafhankelijke externe
accountant te laten uitvoeren.
Verder kan in de beschikking worden opgenomen dat het de verantwoordelijkheid van
de aanvrager is om zich er van te verzekeren dat de organisaties of personen met wie
men wil samenwerken geen organisaties en/of personen zijn die op de internationale
EU- en VN- sanctielijsten staan. Deze zijn namelijk uitgesloten van financiering. Deze verplichting zal in voorkomend
geval zo worden vormgegeven dat de subsidieontvanger haar moet laten doorwerken in
afspraken met derden.
11. Administratieve lasten
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de aanvrager te maken krijgt
is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden
met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling van
de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat
het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 2,2% bedraagt.
Annex 1. Uitgangspunten fondsactiviteiten
Voor de fondsactiviteiten gelden de volgende uitgangspunten om ondernemers per doellocatie
dezelfde ondersteuning te bieden:
Investeren in maatschappelijke oplossingen
Lokale uitdagingen bieden kansen aan het bedrijfsleven om met innovatieve oplossingen
voor de SDG’s nieuwe bedrijfs- en verdienmodellen te ontwikkelen. Startups die door
fondsmanager worden geselecteerd leveren een bijdrage aan het behalen van de SDG’s
middels hun vernieuwende product(en) en/of dienst(en).
Verdeling activiteiten
In alle doellocaties geldt eenzelfde inzet van soort activiteiten. Het betreft hierbij
een combinatie van activiteiten voor directe financiering (Track I en Track II), voor
begeleiding en technische ondersteuning en uitvoering door de fondsmanager. De inzet
kent de verdeling: ≥60% voor directe financiering (Track I en Track II), ≥10% voor
begeleiding en technische ondersteuning en ≤15% uitvoering door de fondsmanager.
Ook voor de directe financiering wordt gewerkt met een verdeling. Track I kent een
omvang van ≤50% en Track II kent een omvang van ≥50%.
Bandbreedte financiering
Afhankelijk van Track I en Track II gelden de volgende bandbreedtes per doellocatie:
Track I
Doellocatie
|
Bedrag per incubatee
|
Deel gift
|
Maandelijkse toelage
|
Financiële middelen
|
Ghana
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Irak-Bagdad
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Irak-Erbil
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Ivoorkust
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Marokko
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Mozambique
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Nigeria
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Senegal
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Soedan
|
≤ 5.000,–
|
100%
|
≤40%
|
≥60%
|
Track II
Doellocatie
|
Bedrag per ondernemer
|
Deel lening
|
Deel gift
|
Rente percentage
|
Ghana
|
≤ 50.000,–
|
≥50% ≤70%
|
≥30% ≤50%
|
0%≤5%
|
Irak-Bagdad
|
≤ 50.000,–
|
≥30% ≤50%
|
≥50% ≤70%
|
0%≤8%
|
Irak-Erbil
|
≤ 50.000,–
|
≥30% ≤50%
|
≥50% ≤70%
|
0%≤8%
|
Ivoorkust
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤50%
|
≥50% ≤90%
|
0%≤15%
|
Marokko
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤30%
|
≥70% ≤90%
|
0%≤8%
|
Mozambique
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤40%
|
≥60% ≤90%
|
0%≤8%
|
Nigeria
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤50%
|
≥50% ≤90%
|
0%≤8%
|
Senegal
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤40%
|
≥60% ≤90%
|
0%≤8%
|
Soedan
|
≤ 50.000,–
|
≥10% ≤30%
|
≥70% ≤90%
|
0%≤15%
|