1. Algemene aanwijzingen, van toepassing op:
– Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;
– Stichting Nederlands Fonds voor de Film; en
– Stichting Mondriaan Fonds, stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed.
|
Aanwijzing 1.1. Subsidieaanvraag
Subsidie wordt op aanvraag verleend.
|
Aanwijzing 1.2. Eisen aan subsidieaanvrager
1. Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking instellingen die:
a. acute liquiditeitsproblemen hebben als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de
maatregelen ter bestrijding ervan;
b. voor zover mogelijk, gebruik hebben gemaakt van de generieke compensatiemaatregelen
van de rijksoverheid alsmede van door andere overheden getroffen coulancemaatregelen;
en
c. in 2020 voorafgaand aan de beperkende maatregelen in het kader van het terugdringen
van COVID-19 feitelijk actief waren.
2. Onverminderd het eerste lid, past het bestuur van een fonds de subsidievoorwaarde,
bedoeld in artikel 10 van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19
overeenkomstig toe.
|
Aanwijzing 1.3. Verdeelsystematiek
1. Het bestuur van een fonds besluit gelijktijdig op alle aanvragen.
2. Onder bepaling van de hoogte van de subsidiebedragen, overeenkomstig de krachtens
dit kader toe te passen rekenregels, verdeelt het bestuur van een fonds het beschikbare
bedrag over alle aanvragen die:
a. binnen een door het bestuur vast te stellen tijdvak worden ingediend; en
b. voldoen aan alle voor subsidieverlening gestelde voorwaarden.
3. Indien een subsidieplafond door toepassing van het bepaalde in het tweede lid,
zou worden overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen naar rato verlaagd
tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.
4. Indien een in totaal ten hoogste beschikbaar bedrag door toepassing van het bepaalde
in het tweede lid niet volledig wordt benut, kan het bestuur van een fonds de aldus
resterende middelen bestemmen voor subsidieverstrekking op grond van een ander door
hem vastgesteld reglement dat tot doel heeft het beperken van de negatieve gevolgen
voor de culturele of creatieve sector van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen
ter bestrijding ervan.
|
Aanwijzing 1.4. Weigeringsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt aan instellingen:
a. waaraan het bestuur van een fonds reeds subsidie heeft verleend op grond van een
door hem vastgestelde regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19;
b. die structureel subsidie ontvangen ten laste van een andere departementale begroting
dan die van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; of
c. die niet kunnen aantonen of aannemelijk kunnen maken, dat aan hen een additionele
financiële bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 2°, van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19
is verstrekt onderscheidenlijk zal worden verstrekt ter hoogte van ten minste 100
procent van het aangevraagde subsidiebedrag.
|
Artikel 1.5. Ontbindende voorwaarde
Indien subsidie wordt verleend aan een aanvrager die aannemelijk heeft kunnen maken
dat aan hem een additionele financiële bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 2°, van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19
zal worden verstrekt, geschiedt de verlening onder de ontbindende voorwaarde van verstrekking
van de additionele financiële bijdrage.
|
2. Specifieke aanwijzingen, van toepassing op Stichting Mondriaan Fonds, stimuleringsfonds
voor beeldende kunst en cultureel erfgoed
|
Aanwijzing 2.1. Eisen aan subsidieaanvrager
1. Onverminderd aanwijzing 1.2 komen uitsluitend instellingen voor subsidie in aanmerking
die:
a. als kernactiviteit hebben het beheer en behoud van een publieke collectie van cultureel
erfgoed van nationaal of internationaal belang;
b. beschikken over een registratie in het museumregister van Stichting Museumregister
Nederland; en
c. voldoen aan ten minste één van de navolgende kenmerken:
1°. de instelling trok in 2017 en 2018 gemiddeld meer dan 100.000 betalende bezoekers;
2°. de instelling heeft op grond van artikel 3.26 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid een aanvraag voor subsidie ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
vergezeld van een voordracht van gedeputeerde staten van de provincie waar de instellingen
hun standplaats hebben, welke aanvraag voor advies is voorgelegd aan de Raad voor
Cultuur;
3°. de instelling heeft langdurig Rijkscollectie in bruikleen en toont dit aan het
publiek.
2. In afwijking van het eerste lid, komen tevens voor subsidie in aanmerking instellingen
als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, die niet voldoen aan ten
minste één van de kenmerken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover deze
hun standplaats hebben in een provincie waar geen instelling is gevestigd als bedoeld
in het eerste lid.
|
Aanwijzing 2.2. Hoogte subsidiebedrag
Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie past het bestuur van het fonds de rekenregel,
bedoeld in artikel 9 van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19,
overeenkomstig toe, met dien verstande dat per aanvrager niet meer wordt verleend
dan een bedrag ter hoogte van de helft van de uitkomst van die rekenregel, tot een
maximum van € 1.000.000.
|
Aanwijzing 2.3. Subsidieplafond
Het bestuur van het fonds voorziet in de vaststelling van een subsidieplafond ter
hoogte van € 16.000.000.
|
3. Specifieke aanwijzingen, van toepassing op Stichting Nederlands Fonds voor de Film
|
Aanwijzing 3.1. Eisen aan de subsidieaanvrager
Onverminderd aanwijzing 1.2 komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking instellingen
die:
a. als hoofddoel hebben de exploitatie van een bioscoop die zich onderscheidt door
een divers aanbod waarin prioriteit wordt gegeven aan de arthouse film (filmtheater);
en
b. zijn aangesloten bij de Vereniging Nederlands Filmtheater Overleg of overigens
kunnen worden beschouwd als instellingen met een dragende en belangrijke functie als
bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19,
toetsbaar aan de hand van door het bestuur van het fonds te stellen criteria, met
dien verstande dat binnen deze categorie instellingen voorrang wordt verleend aan
instellingen die zijn gevestigd in de provincies Drenthe, Zeeland en Flevoland.
|
Aanwijzing 3.2. Hoogte subsidiebedrag
Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie past het bestuur van het fonds de rekenregel,
bedoeld in artikel 9 van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19
overeenkomstig toe, met dien verstande dat per aanvrager niet meer wordt verleend
dan een bedrag ter hoogte van de helft van de uitkomst van die rekenregel, tot een
maximum van € 400.000.
|
Aanwijzing 3.3. Subsidieplafond
Het bestuur van het fonds voorziet in de vaststelling van een subsidieplafond ter
hoogte van € 3.500.000.
|
4. Specifieke aanwijzingen, van toepassing op Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten
|
Aanwijzing 4.1. Eisen aan de subsidieaanvrager
Onverminderd aanwijzing 1.2 komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking instellingen
die een (pop)podium exploiteren en:
a. waaraan in 2017 of 2019 subsidie is verleend op grond van paragraaf 2 (Programmeringssubsidie reguliere programmering in theater- en concertzalen)
van de door het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten vastgestelde
Deelregeling programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten;
b. die in de publicatie ‘poppodia en -festivals in cijfers 2018’ van de Vereniging
Nederlandse Poppodia en Festivals zijn aangemerkt als ‘groot podium (1.000 of meer)’1;
c. die overigens kunnen worden beschouwd als instellingen met een dragende en belangrijke
functie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19,
toetsbaar aan de hand van de criteria voor subsidieverlening, bedoeld in artikel 2.3, eerste en tweede lid, van de door het bestuur vastgestelde Deelregeling
programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten; of
d. die zijn gevestigd in de provincies Drenthe, Zeeland en Flevoland, voor zover het
instellingen betreft die niet voldoen aan de criteria, bedoeld in onderdeel a tot
en met c.
|
Aanwijzing 4.2. Hoogte van de subsidie
Bij de bepaling van de hoogte van de subsidie past het bestuur van het fonds de rekenregel,
bedoeld in artikel 9 van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19
overeenkomstig toe, met dien verstande dat:
a. per aanvrager niet meer wordt verleend dan een bedrag ter hoogte van de helft van
de uitkomst van die rekenregel, tot een maximum van € 1.000.000; en
b. het eerste percentage, genoemd in het eerste lid van voornoemd artikel 22,5 bedraagt
in plaats van 45.
|
Aanwijzing 4.3. Subsidieplafonds
1. Het bestuur van het fonds voorziet in de vaststelling van een subsidieplafond voor
de verstrekking van subsidies aan instellingen als bedoeld in:
a. aanwijzing 4.1, onder a en b, ter hoogte van € 26.000.000; en
b. aanwijzing 4.1, onder c en d, ter hoogte van € 3.000.000.
2. Indien door subsidieverstrekking niet alle daarvoor beschikbare middelen binnen
een subsidieplafond worden uitgeput, kan het resterende bedrag geheel of gedeeltelijk
worden toegevoegd aan het andere subsidieplafond.
|
Aanwijzing 4.4. Verdeelsystematiek
In afwijking van aanwijzing 1.3, derde lid, besluit het bestuur, indien het subsidieplafond,
bedoeld in aanwijzing 4.3, eerste lid, onder b, door toepassing van het bepaalde in
aanwijzing 1.3, tweede lid, zou worden overschreden, op basis van een rangschikking
aan de hand van geografische spreiding.
|