Stcrt. 2021, 41070, datum inwerkingtreding 18-09-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2020.
Onderdeel a komt te luiden:
een bedrag van € 219,70 per budgethouder voor de uitvoeringskosten van het persoonsgebonden
budget, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal budgethouders
per regio, wordt verdeeld naar rato van het aantal budgethouders per regio zoals blijkt
uit de tweede kwartaalstaat 2020;
Onderdeel b komt te luiden:
een bedrag van € 291,17 voor het voeren van bewuste-keuze gesprekken in 2020, vermenigvuldigd
met het in de Nadere aanwijzing geraamde aantal bewuste-keuze gesprekken, wordt verdeeld
naar rato van het aantal bewuste-keuze gesprekken zoals opgenomen in de voorlopige
vaststelling 2020;
Onderdeel c komt te luiden:
een bedrag van € 559,86 per budgethouder voor elke budgethouder bij wie in 2020 één
of meer huisbezoeken worden afgelegd, vermenigvuldigd met het in de Nadere aanwijzing
geschatte aantal huisbezoeken, wordt verdeeld naar rato van het aantal huisbezoeken
zoals opgenomen in de voorlopige vaststelling 2020;
In onderdeel f wordt ‘2,700’ vervangen door ‘3,591’.
In onderdeel g wordt ‘0,414’ vervangen door ‘0,614’
Na onderdeel h worden de onderdelen i en j toegevoegd.
-
i. een bedrag van € 1,020 miljoen voor de kosten inzake openstaande vorderingen PGB-AWBZ
wordt verdeeld op basis van een uitvraag van ZN;
-
j. een bedrag van € 1,400 miljoen voor de kosten van PGB-indexatie wordt verdeeld op
basis van een uitvraag van ZN.