Artikel A7. Specifieke eisen aan het project
[Regeling vervallen per 01-08-2023]
-
1. Een project dient zich te richten op vreemdelingen die zich in een specifieke regio
in Nederland bevinden of op een specifieke doelgroep.
-
2. Onder specifieke Nederlandse regio wordt verstaan een regio die een geografische eenheid
vormt zoals één of meer aaneengesloten provincies of een van de vijf grote steden
(Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven), eventueel met de daar omliggende
regio.
-
3. Onder specifieke doelgroep wordt onder andere, maar niet limitatief, verstaan, vreemdelingen
uit een bepaald land of bepaalde regio van herkomst, alleenstaande minderjarige vreemdelingen
en gezinnen met minderjarige kinderen.
-
4. De minister houdt bij de beoordeling van subsidieaanvragen rekening met een evenwichtige
spreiding van terugkeerprojecten over Nederlandse regio’s en specifieke doelgroepen.
Een subsidieaanvraag kan worden afgewezen als er al een ander terugkeerproject wordt
uitgevoerd in dezelfde of deels overlappende regio of zich richt op dezelfde of een
vergelijkbare doelgroep.
-
5. Projecten worden uitgevoerd in nauw overleg met een lokale afdeling van de minister.
De minister geeft aan welke afdeling namens de minister het aanspreekpunt wordt voor
de lokale samenwerking. Nadat subsidie is verstrekt, dient de subsidieontvanger afspraken
te maken met deze afdeling over de onderlinge samenwerking. Deze afspraken behelzen
onder andere hoe vaak er onderling overleg plaatsvindt over de voortgang van het terugkeertraject
van individuele deelnemers, de locaties waar de organisatie actief is en de frequentie
van spreekuren of voorlichtingsbijeenkomsten op locaties.
-
6. De deelname van iedere individuele deelnemer dient ter verificatie aan de minister
te worden voorgelegd via een daarvoor beschikbaar gesteld formulier. De minister toetst
of een deelnemer voldoet aan de doelgroep zoals omschreven in artikel A4. De verificatieprocedure
staat omschreven in de handleiding projectadministratie.
-
7. De deelname van iedere individuele deelnemer aan een project is beperkt tot vier maanden
vóór vertrek en twaalf maanden na vertrek. Deze periodes kunnen in overleg met de
minister worden verlengd. Deelname aan een project kan voortijdig worden beëindigd
door de minister omdat de deelname de gedwongen terugkeer belemmert of omdat er geen
uitzicht is op zelfstandig vertrek via het REAN-programma. Er is in beginsel geen
uitzicht op vertrek via het REAN-programma als een deelnemer zich na drie maanden
nog niet heeft ingeschreven voor het REAN-programma.
-
8. De subsidieontvanger dient de minister maandelijks te informeren over de voortgang
van het ondersteuningstraject en de voorbereiding van het feitelijk traject van iedere
deelnemer door middel van het door de minister beschikbaar gestelde formulier.
-
9. Indien een vreemdeling niet meer deelneemt aan het project dient de subsidieontvanger
de minister daarvan onverwijld in kennis te stellen door middel van het door de minister
beschikbaar gestelde formulier.
-
10. Voor iedere deelnemer aan het project wordt een persoonlijk herintegratieplan opgesteld.
In het herintegratieplan wordt in ieder geval beschreven welke belemmeringen er zijn
voor terugkeer en herintegratie en hoe deze kunnen worden weggenomen, waaruit de herintegratieondersteuning
bestaat die de vreemdeling rechtstreeks ten goede komt en hoe die ondersteuning bijdraagt
aan de duurzame economische en sociale herintegratie van de betreffende vreemdeling.
De herintegratieondersteuning kan alleen ten goede komen aan vreemdelingen die Nederland
daadwerkelijk verlaten. De ondersteuning is gericht op het verwerven van inkomsten
om te voorzien in het eigen levensonderhoud na terugkeer en/of op de sociale herintegratie
in de lokale gemeenschap of familie. De herintegratieondersteuning kan gericht zijn
op het opzetten van een eigen bedrijf, maar kan bijvoorbeeld ook bestaan uit tijdelijke
huisvesting na terugkeer of scholing.
-
11. Herintegratieondersteuning wordt bij voorkeur verstrekt in het land van herkomst dan
wel na het overschrijden van de Nederlandse buitengrens. Bij uitzondering kan de herintegratieondersteuning
in Nederland worden verstrekt als dit gebeurt met het oog op aanwending van de ondersteuning
in het land van herkomst en de ondersteuning uiterlijk de dag voor het geplande vertrek
uit Nederland wordt overhandigd aan de deelnemer.
-
12. Voor het verstrekken van de herintegratieondersteuning in het land van herkomst of
bestemming, dient de subsidieontvanger in beginsel gebruik te maken van het European
Return and Reintegration Network, het European Reintegration Support Organizations
network of het internationale netwerk van de Internationale Organisatie van Migratie.
Subsidieontvangers kunnen na toestemming van de minister gebruik maken van andere
lokale partnerorganisaties op voorwaarde dat het een institutionele partner betreft
waarvan de minister kan vaststellen dat deze aantoonbaar kwalitatief goede herintegratieondersteuning
verstrekt.
-
13. De minister kan van het eerste lid van dit artikel afwijken en aan maximaal één landelijk
project subsidie verstrekken.