Hieronder worden criteria voor succes weergegeven waarop individuele subsidieaanvragen
in de vorm van een activiteitenplan (zie artikel 7.2 van de regeling) zullen worden beoordeeld. Bij elk criterium wordt aangegeven wat
er minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen (randvoorwaarde) en waarop de beoordeling
van de aanvragen zal plaatsvinden door de adviescommissie (zie artikel 7). De activiteitenplannen moeten op tenminste vijf van de zes criteria voor succes
voldoende scoren om in aanmerking te komen voor subsidie.
|
Beoordelingscriteria voor succes
|
Deelaspect
|
Minimale vereiste
|
Scoring (onvoldoende/voldoende)
|
|
Beschrijving van deelaspecten waaruit het criterium is opgebouwd.
|
Indien in het projectvoorstel niets is opgenomen over dit aspect, zal het projectvoorstel
niet worden meegenomen voor inhoudelijke beoordeling (scoring) door de adviescommissie.
|
Op basis hiervan worden punten gegeven door de adviescommissie (zie artikel 7.3 van
de regeling). De projecten die aan alle randvoorwaarden voldoen, worden inhoudelijk
beoordeeld, waarbij zij op tenminste vijf van de zes criteria voor succes voldoende
moeten scoren.
|
1. Doelstelling en visie
|
Op dit deelaspect wordt een voldoende toegekend wanneer:
|
|
Er is een beschrijving van de doelgroep op wie het activiteitenplan betrekking heeft.
|
Het is duidelijk wat het samenwerkingsverband verstaat onder begaafdheid en daarmee
voor welke groep(en) leerlingen het project is bedoeld (definiëring doelgroep). Daar
waar mogelijk (en indien relevant) wordt dit inzichtelijk gemaakt aan de hand van
leerlingkenmerken en aantallen.
De ondersteunings- en onderwijsbehoefte van de doelgroep is beschreven, c.q. in kaart
gebracht.
|
Het is duidelijk voor wie dit project bedoeld is en wat deze leerlingen nodig hebben.
De kenmerken van begaafdheid zijn benoemd en de doelgroep is helder en duidelijk beschreven.
Het is duidelijk waar de huidige ondersteunings- en onderwijsbehoefte bij de doelgroep
uit bestaat. Dan wel wordt beschreven op welke wijze deze in kaart wordt gebracht.
|
Er is een heldere doelstelling en visie ten aanzien van het verbeteren van het ondersteunings-
en onderwijsaanbod voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
|
De doelstelling sluit aan bij de behoefte van de doelgroep en is gebaseerd op een
analyse van huidige voorzieningen en (specifieke) expertise die het samenwerkingsverband
vanuit de basisvoorziening biedt.
Een beschrijving van de ontwikkeling die het samenwerkingsverband (en eventuele partners)
in de komende jaren wil doormaken om te komen tot een beter ondersteunings- en onderwijsaanbod
voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid.
|
Het is duidelijk waar het huidige ondersteunings- en onderwijsaanbod voor leerlingen
met kenmerken van begaafdheid uit bestaat en in welke behoeften dit voorziet/kan voorzien.
Het is duidelijke welke (specifieke) expertise reeds aanwezig is en in welke behoefte
dit voorziet.
Duidelijk is in welke mate de beschikbare expertise, het ondersteunings- en onderwijsaanbod
voorziet in de behoefte van de doelgroep. Dit laat zien waar ruimte is voor verbetering
en aanpassingen c.q. wat vraagt om maatregelen.
|
|
Er is een set van maatregelen gekozen die logisch volgt uit de doelstelling en de
analyse.
|
De beoogde maatregelen zijn niet aanbod gedreven en logisch gekozen. Ze gaan uit van
de kwalitatieve en kwantitatieve behoeften van de doelgroep.
De maatregelen zijn een aanvulling op het huidige aanbod en de beschikbare expertise.
|
Het is duidelijk welke concrete maatregelen het plan bevat. In het activiteitenplan
zijn de bijbehorende activiteiten opgenomen (SMART geformuleerd).
|
2. Samenwerking en draagvlak
|
Samenwerking
|
Overzicht van de betrokken partijen waar het samenwerkings-verband mee samenwerkt.
Denk aan: medezeggenschap, de leerlingen, ouders, zorgpartners, gemeenten, experts,
andere samenwerkings-verbanden, etc.
|
Het is duidelijk hoe de samenwerking van de verschillende betrokkenen georganiseerd
is. Als er naast het samenwerkingsverband ook andere partijen zijn dan is duidelijk
welke rol en inbreng de verschillende partijen in het project brengen.
|
Het is duidelijk welke partijen bij dit project betrokken zijn en welke rol en inbreng
de verschillende partijen in het project brengen.
De samenstelling volgt logisch uit de doelstelling.
|
In het activiteitenplan is een duurzame samenwerkingsstructuur opgezet
De samenwerking tussen de partijen is zo neergezet dat deze na afloop van de subsidie
kan blijven behouden.
|
Er is beschreven waar de interne en externe samenwerking van het samenwerkingsverband
uit bestaat en hoe deze wordt vormgegeven (rollen en inbreng van de partijen).
|
Er zijn duidelijke en concrete afspraken gemaakt met betrekking tot taak- en verantwoordelijkheden.
Er zijn in het activiteitenplan concrete activiteiten geformuleerd met betrekking
tot een duurzame samenwerking.
|
Draagvlak
|
Er is draagvlak voor het plan bij de scholen van het samenwerkings-verband en de eventuele
andere betrokken partijen.
|
In het plan wordt het gezamenlijk belang voor de doelgroep geformuleerd.
Men laat zien hoe medezeggenschap en andere partijen blijven worden betrokken en hoe
men samen investeert in het project en zich samen eigenaar toont.
|
Er zijn acties geformuleerd hoe het draagvlak wordt vergroot/kan worden vergroot.
|
3. Expertiseontwikkeling en kennisdeling
|
Expertise ontwikkeling
|
Er wordt een (duurzame) infrastructuur ontwikkeld waarin de (specifieke) kennis en
expertise over het verzorgen van een passend ondersteunings- en onderwijsaanbod blijvend
ontwikkeld wordt en met andere kan worden gedeeld.
|
In het plan wordt beschreven onder welke voorwaarden de kennis en (specifieke) expertise
van betrokken blijvend ontwikkeld kunnen worden en wat daarvoor nodig is.
Voor wat betreft de professionalisering van betrokkenen uit het samenwerkingsverband
en de betrokken scholen wordt gemeld hoe dit past in het HR-beleid van het samenwerkingsverband
dan wel de scholen.
In het plan wordt eventueel onderzoek met betrekking tot (hoog)begaafdheid gemeld.
Daarbij wordt uitgelegd wat dit betekent/kan betekenen voor de specifieke expertiseontwikkeling
en voor het verbeteren van de ondersteuning- en onderwijsaanbod aan leerlingen met
kenmerken van begaafdheid.
Optioneel: in het plan wordt beschreven wie, anders dan de betrokken partijen, worden
ingezet bij de expertise ontwikkeling (derden partijen). Denk hierbij bijvoorbeeld
aan pabo’s, lerarenopleidingen en onderzoeksinstellingen.
|
Er is (structureel) aandacht voor de individuele als ook de collectieve kennis- en
expertiseontwikkeling van de betrokkenen (zo mogelijk is dit onderdeel van het HR
beleid).
Het is duidelijk wat de betrokkenen hiervoor nodig hebben en hoe daarin wordt voorzien
c.q. welke activiteiten en structuren daartoe worden ingezet
Het is duidelijke welke andere partijen eventueel betrokken zijn bij de kennis en
expertise ontwikkeling en wat hun rol daarin is.
|
Kennisdeling
|
Beknopte beschrijving van de wijze waarop de kennisdeling tussen de partners en de
interne kennisdeling in het samenwerkingsverband is georganiseerd en wordt gestimuleerd.
|
In het plan wordt beschreven op welke manier kennis en ervaringen worden gedeeld en
geborgd, zodat deze niet verloren gaat. Denk hierbij aan: intervisie, bijeenkomsten
voor kennisoverdracht, inhoudelijke verdieping, etc.
|
Het is duidelijk wie (welke partijen of betrokkenen) verantwoordelijk zijn voor de
kennisdeling en welke kennisdelingsactiviteiten er plaatsvinden.
Het is ook duidelijk wat het doel is van de kennisdeling.
|
4. Evaluatie van de voortgang
|
|
Jaarlijkse evaluatie van de voortgang van het activiteitenplan.
|
Uit de aanvraag blijkt dat de voortgang van het plan (doelstelling, samenwerking,
expertise ontwikkeling) wordt meegenomen in de evaluatie en op welke wijze de resultaten
uit de evaluatie worden gebruikt.
In het activiteitenplan is beschreven hoe het samenwerkingsverband en de eventuele
betrokkenen ervoor zorgen dat zij voortdurend/frequent de behoeften van de leerlingen
monitoren.
|
Uit de aanvraag blijkt hoe jaarlijks met betrokken partijen het project wordt geëvalueerd.
Hoe de uitkomsten van de evaluatie gebruikt worden om het project te verbeteren.
Hoe expertise verder verspreid wordt binnen scholen en samenwerkingsverbanden
Uit het activiteitenplan blijkt tevens (groeiend) inzicht in de ondersteunings- en
onderwijsbehoefte van de doelgroep en de daarvoor benodigde aanpassingen van het onderwijsprogramma
en de organisatie van het onderwijs.
Er is aandacht voor het monitoren van de (veranderende) behoefte van de individuele
leerlingen.
|
5. Haalbaarheid en duurzaamheid
|
Haalbaarheid en uitvoerbaarheid
|
Het activiteitenplan is uitvoerbaar en haalbaar in de tijd.
|
De in het activiteitenplan neergelegde doelstellingen zijn inzichtelijk gemaakt in
een activiteitenplanning, waaruit ook de taakverdeling/rolverdeling tussen de betrokken
partijen blijkt.
|
Er is een activiteitenplan met concrete activiteiten. Er is een realistisch tijdpad
en taakverdeling. Bij de activiteiten zijn mijlpalen, beoogd resultaat geformuleerd.
De activiteiten sluiten logisch aan op de beoogde doelstelling(en) van het activiteitenplan.
|
Duurzaamheid
|
De risico’s en beheersmaatregelen zijn in kaart gebracht.
|
Uit het activiteitenplan blijkt dat er aandacht is besteed aan mogelijke risico’s
en het monitoren van de voortgang van het project (mogelijkheden tot bijsturen).
|
Er is een heldere beschrijving van de risico’s.
Mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden als een risicofactor zich voordoet
zijn beschreven.
|
Uit het voorstel blijkt dat het project zal worden voortgezet na afloop van de subsidietermijn.
De samenwerking is organisatorisch en inhoudelijk zo neergezet dat deze na afloop
kan worden doorgezet.
|
In het activiteitenplan is inzichtelijk gemaakt hoe de samenwerking na de subsidieperiode
wordt voortgezet en welke activiteiten daar gedurende de looptijd voor worden ondernomen.
|
Er is een heldere beschrijving van activiteiten die het samenwerkingsverband en de
eventuele betrokkenen ondernemen om voortzetting na de subsidieperiode te kunnen garanderen.
|
Financiële duurzaamheid
|
Er is een financiële raming voor de periode na de subsidie.
|
Uit het activiteitenplan blijkt dat duurzame voortzetting van het project mogelijk
is met reguliere bekostiging.
|
Uit de financiële raming moet blijken dat er financiële afspraken zijn gemaakt om
voortzetting na afloop van de subsidieperiode te kunnen garanderen.
|