Bijlage Fonds European Partnership for Responsible Minerals (EPRM) 2018
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
1. Achtergrond
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Achtergrond bij verantwoorde leveringsketens van mineralen
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Toegang tot mineralen is van cruciaal belang voor bedrijven en consumenten. Mineralen
zoals tin, tantalium, wolfraam en goud (3TG) kennen een breed palet aan toepassingen
in economische sectoren zoals de hoogwaardige maakindustrie, de micro-elektronica
en de sieradenbranche. Een aantal regio’s waar dergelijke mineralen kunnen worden
gevonden, heeft te kampen met langdurige gewelddadige conflicten, politieke instabiliteit,
institutionele tekortkomingen en wijdverbreide ernstige mensenrechtenschendingen.
De internationale winning van en handel in mineralen kan een significante rol spelen
in het financieren en voortduren van geweld en mensenrechtenschendingen in dergelijke
gebieden. Indien dit op een verantwoorde wijze geschiedt, kunnen de winning van mineralen
en de handel een belangrijke rol spelen bij het beëindigen van armoede in mijnbouwgemeenschappen.
De OESO-richtlijnen richten zich op bedrijven om zich gedegen rekenschap te geven
van de sociale en milieurisico’s in hun leverings- en productieketen, met een focus
op grondstoffen en verduurzaming van grondstoffenketens uit conflict- en hoogrisicogebieden.
Deze OESO-richtlijnen, te weten de Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains
of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas en de OECD Guidelines for Multinational Enterprises vormen een belangrijk referentiepunt van het European Partnership for Responsible
Minerals (EPRM).
Naast en deels onderliggend aan de Due Diligence Guidance van de OESO is in april
2017 Europese wetgeving inzake verantwoorde productieketen van mineralen aangenomen.
Deze stelt due diligence verplicht voor bedrijven als smelters en grote importeurs
die opereren op een belangrijk punt in de leveringsketen. Dit betreft de EU-conflictmineralenverordening.
Waarom EPRM?
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Het EPRM is een multi-stakeholder partnerschap dat zich richt op het bevorderen van
de levering van verantwoord geproduceerde mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden
(CAHRA's) en het ondersteunen van de sociaal-verantwoordelijke ontginning van mineralen
die bijdraagt aan lokale ontwikkeling.
Het EPRM is bovendien bedoeld als begeleidende maatregel bij de Europese Verordening
voor Conflictmineralen. Omdat wetgeving alleen niet voldoende is om “in het veld”
daadwerkelijk verandering tot stand te brengen, moeten er sterke begeleidende maatregelen
genomen worden. Het EPRM is inhoudelijk verbonden met de EU-verordening in de zin
dat het over hetzelfde gebied en dezelfde mineralen gaat, maar is niet juridisch verbonden.
Door zich te richten op tin, tantalium, wolfraam en goud (3TG), en met een wereldwijde
aanpak, ondersteunt het EPRM activiteiten ter verbetering van verantwoorde mijnbouwmethodes
in mijngebieden in CAHRA's. Doel van deze steun is meer mijnen in staat te stellen
om te voldoen aan de Due Dilligence Guidance van de OESO. Hierdoor worden bedrijven
dan weer in staat gesteld om mineralen bij de mijnen aan te kopen waarbij zij er op
kunnen vertrouwen dat deze mijnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving zoals
de voorwaarden van de EU-verordening. Bovendien fungeert het EPRM als kennisplatform
waar organisaties in de hele leveringsketen toegang kunnen krijgen tot kennis over
het uitvoeren van due dilligence en deze kunnen delen.
Doelen van het EPRM
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Samen met andere partners zal het EPRM de vraag naar verantwoorde 3TG-mineralen stimuleren
en doen toenemen. Het zal inkoopkanalen voor verantwoorde mineralen een steun in de
rug geven waardoor leveranciers de risico’s kunnen herkennen en verminderen. Verder
moedigt het EPRM actoren in de leveringsketen en andere partners aan om mijnen en
lokale mijngemeenschappen te ondersteunen bij het verbeteren van hun methodes voor
verantwoorde productie en om toegang tot de markten te creëren. Het EPRM heeft vier
hoofddoelstellingen:
-
1. Het EPRM ontwikkelt en beheert een kennisplatform om beleids- en leveringsketenactoren
te informeren en waar deelnemers kennis over due diligence kunnen delen;
-
2. Het EPRM zal activiteiten voor het MKB in Europa opzetten om hun bewustwording omtrent
het belang van een verantwoorde aankoop en productie van mineralen te bevorderen;
-
3. Het EPRM faciliteert banden tussen up-, mid- en downstreamactoren;
-
4. Het EPRM richt zich op het afstemmen van mijnbouwinterventiestrategieën en bundelt
en breidt de financiering uit, waarmee artisanale en kleinschalige mijnen worden ondersteund
bij de verbetering van hun methodes, zodat zij verantwoord kunnen produceren en uiteindelijk
toegang krijgen tot de wereldmarkt.
Via het Fonds European Partnership for Responsible Minerals stelt het EPRM middelen
beschikbaar voor partnerschappen ter ondersteuning van de EPRM-doelstellingen. De
eerste openstelling van het Fonds European Partnership for Responsible Minerals vond
plaats in 2017 en resulteerde in subsidies voor vier projecten. Informatie over deze
projecten staat op de EPRM-website. De tweede openstelling van het Fonds, die wordt beschreven in de beleidsregels in
dit Besluit, maakt ook deel uit van het EPRM-beleidskader (hierna ‘het beleidskader’),
dat naast subsidieverstrekking ook andere instrumenten biedt om het doel te bereiken.
De Theory of Change (ToC) van het EPRM en het beleidskader zijn ook beschikbaar op
de EPRM-website.
2. Uitvoerder
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de uitvoering
van het fonds opgedragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). RVO.nl
zal het Fonds uitvoeren namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op grond van een aan RVO.nl verleend mandaat.
4. EPRM fonds 2018
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
4.1. Doelstelling van het EPRM Fonds 2018
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Gelet op bovengenoemde doelstellingen is het Fonds European Partnership for Responsible
Minerals 2018 gericht op initiatieven die in elk geval bijdragen aan de EPRM-doelstellingen
zoals hiervoor omschreven, en daarnaast op te schalen zijn of een bredere sectorale
impact hebben.
Het Fonds EPRM 2018 is gericht op het verbeteren van de verantwoorde werkwijzen van
artisanale en kleinschalige mijnbouwers in CAHRA’s om verantwoordelijk te produceren
en toegang te verlenen tot de markt voor op deze wijze geproduceerde 3TG-mineralen.
Subsidiabele activiteiten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn gericht op het verbeteren
van de mogelijkheid van artisanale en kleinschalige mijnen met als doel verantwoorde
mijnbouwmethodes te gebruiken, bijvoorbeeld door het bewerkstelligen van acceptabele
werkomstandigheden, het bevorderen van een billijke beloning, het voorkomen en/of
uitbannen van kinderarbeid, het werken zonder toxische stoffen, het verbeteren van
de formalisering van artisanale en kleinschalige mijnbouw en het aanpakken van inbreuken
op de mensenrechten, conflictfinanciering en financiële misdaad.
De voorkeur gaat uit naar projecten die:
-
• een sterke en duurzame band creëren met de leveringsketen (bijvoorbeeld door het creëren
of vergroten van toegang tot de markt, due dilligence en/of traceerbaarheid);
-
• actoren uit de leveringsketen betrekken bij het project (up-, mid- en downstreambedrijven);
-
• bijdragen aan gendergelijkheid en economische empowerment van de vrouw, of
-
• een langdurige impact kunnen hebben op en rond de mijnen en mijnbouwgemeenschappen
en projectschaalbaarheid bezitten.
4.2. Wie komt in aanmerking voor een subsidie
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Subsidies zijn bedoeld voor partnerschappen, waarvoor een penvoerder de subsidieaanvraag
indient.
Een partnerschap bestaat uit minimaal 2 partners, waarvan er ten minste 1 een onderneming
is. De ondernemingen die deelnemen aan het partnerschap maken deel uit van de leveringsketen
van mineralen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld bedrijven die vooral adviesverlening
aanbieden geen deel kunnen uitmaken van het partnerschap.
Een partnerschap dient evenwichtig te zijn samengesteld, wat inhoudt dat alle partners
nodig zijn om de doelstelling van het project waarvoor een subsidie wordt aangevraagd
te bereiken.
Een van de partners dient de functie van penvoerder te hebben.
De penvoerder heeft minimaal drie werknemers (inclusief directie) en de gemiddelde
jaaromzet over de laatste drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag
wordt ingediend, bedraagt ten minste € 200.000.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie moet de penvoerder aantonen dat
hij en zijn partners zich inspannen om ernstige (seksuele) misdragingen en andere
ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag jegens medewerkers en derden bij de
uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft te voorkomen, in
voorkomend geval zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en om de gevolgen daarvan
te mitigeren.
4.3. Oriëntatiefase
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Indien een penvoerder een subsidieaanvraag wil indienen namens een (potentieel) partnerschap,
dan wordt een verplicht adviesproces gevolgd op basis van een daartoe ingediende quick
scan.
Het adviesproces wordt afgerond met een aanbeveling van RVO.nl aan de potentiële subsidieaanvrager.
Het resultaat van het adviesproces is niet bindend. Het is aan de potentiële aanvrager
om al dan niet een subsidieaanvraag in te dienen.
De quick scans moeten uiterlijk op 18 oktober 2018 om 14:00 uur ontvangen zijn. Na
deze deadline accepteert RVO.nl geen quick scans meer.
4.4. Looptijd van de activiteiten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een minimale looptijd van
12 maanden en een maximale looptijd van 36 maanden.
De activiteiten starten niet later dan 1 september 2019 en worden afgerond uiterlijk
op 1 september 2022.
4.5. Omvang van de subsidie
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal 70% van de subsidiabele kosten en ten hoogste
€ 340.000.
De eigen bijdrage aan het project van de partners van het partnerschap wordt gefinancierd
met middelen (contanten of in natura) die niet verkregen zijn door middel van een
directe of indirecte subsidie of bijdrage ten laste van de begroting van het Nederlandse
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
In geval van subsidie aan ondernemingen kan er sprake zijn van staatssteun. Deze steun
is geoorloofd als men binnen het kader blijft van de de-minimisverordening (Verordening (EG) nr. 1407/20134, PbEU 2013, L 352). Op grond van de de-minimisverordening kunnen overheden ondernemingen
over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 steunen zonder dat dit staatssteun
oplevert. Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de overheid
de onderneming vragen om een verklaring. Hierin moet de onderneming alle steun en
de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar
is verleend.
5. Subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
5.1. Uitgangspunten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen
bij het bepalen van de subsidie gelden de volgende uitgangspunten:
-
• uitsluitend kosten die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het
project komen in aanmerking;
-
• uitsluitend kosten gemaakt na indiening van de aanvraag komen in aanmerking;
-
• voor kosten voor projectmanagement, zijnde enkel de projectcoördinatie, geldt een
maximum van 10% van het totale aantal opgevoerde dagen onder tijdsbesteding in Nederland
en het buitenland;
-
• de interne kosten van de aanvrager of partner(s) worden zonder winstopslag in aanmerking
genomen;
-
• kosten in landen buiten Europa worden aan lokale maatstaven getoetst;
-
• inkomsten die rechtstreeks uit het project worden verworven worden in mindering gebracht
op de subsidiabele kosten, bijvoorbeeld hardware die weer verkocht wordt en inkomsten
uit verstrekte training en advies.
5.2. Subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Categorieën van subsidiabele kosten:
-
i. Subsidiabele kosten zijn in elk geval kosten gemoeid met de door de werknemers van
de aanvrager en partner(s) voor de uitvoering van de activiteiten gemaakte uren. Dit
betreft: het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken
medewerkers in loondienst bij de aanvrager en partners ten behoeve van deze activiteiten
hebben gemaakt, vermenigvuldigd met maximaal een vast uurtarief van € 87,50 waarin
zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen.
Een week telt maximaal 5 werkdagen en een dag telt maximaal 8 uur die voor vergoeding
in aanmerking komen.
-
ii. Deze kosten kunnen worden vermeerderd met andere kosten uit de volgende categorieën:
-
• Reiskosten: internationale reiskosten en binnenlandse reiskosten buiten Nederland
op basis van economy class;
-
• Verblijfskosten: kosten voor verblijf in een doelland conform de Daily Subsistence
Allowance Rates (DSA), of minder indien dat strookt met het beleid van de indiener;
-
• Kosten voor levering van goederen en diensten:
-
a. Kosten voor hardware op basis van de economische afschrijving gedurende de looptijd.
Voor het bepalen van de economische afschrijving worden vaste afschrijvingstermijnen
gehanteerd:
De grondslag voor het bepalen van de afschrijvingskosten is de kostprijs van het product,
rekening houdend met de mogelijke restwaarde, vermeerderd met eventuele aanpassings-/installatiekosten;
-
b. Kosten voor diensten van derden voor activiteiten waarbij de subsidieontvanger(s)
een externe partij inhuurt/inhuren om werkzaamheden te verrichten: op basis van facturering.
-
iii. In aanvulling op de hierboven genoemde reis- en verblijfskosten kunnen ook extra reis-
en verblijfkosten vanwege de risico’s, verzekering en negatief reisadvies subsidiabel
zijn, mits goed onderbouwd in de aanvraag. In afwijking op het hierboven genoemde
vaste uurtarief wordt het uurtarief voor personeel van de aanvrager en partner(s)
in het land buiten Europa naar lokale maatstaven vastgesteld tot maximaal dit vaste
uurtarief.
5.3. niet-subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:
-
• kosten voor de ontwikkeling van de aanvraag en het aanvragen van de subsidie en andere
kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;
-
• financieringskosten en rentevergoedingen;
-
• omzetbelasting;
-
• kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen;
-
• kosten gerelateerd aan promotionele of verkoopactiviteiten of promotiemateriaal;
-
• algemene vertaalkosten;
-
• kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectuele eigendomsrechten;
-
• kosten voor aankoop van gebouwen;
-
• kosten voor aankoop, pachten of huren van grond;
-
• financiële bijdrage aan een revolverend fonds;
-
• accountantskosten gemaakt ten behoeve van subsidievaststelling van het project.
6. Aanvraag
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
6.1. Vereisten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Een penvoerder mag pas een aanvraag voor een subsidie indienen nadat hij een advies
van RVO.nl heeft verkregen zoals beschreven in punt 4.3 (Oriëntatiefase).
De aanvragen moeten uiterlijk op 6 december 2018 om 14:00 uur ontvangen zijn. Aanvragen
dienen uiterlijk op voornoemde datum en tijd door RVO.nl te zijn ontvangen.
De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat hiervoor beschikbaar
is op www.responsibleminerals.eu en wordt verstrekt samen met de daarin vermelde appendices
waarvoor modellen beschikbaar worden gesteld door RVO.nl. De aanvraag wordt opgesteld
in de Engelse taal.
De aanvraag omvat ten minste:
-
• aanvraagformulier;
-
• projectplan;
-
• projectbudget dat inzicht geeft in de opbouw van projectkosten en de financiering
van de eigen bijdrage;
-
• ondertekende partnerschapovereenkomst die de medewerking van de partners aan de uitvoering
van het project en de nakoming van de gemaakte afspraken waarborgt evenals de naleving
van de aan een subsidieverlening te verbinden verplichtingen;
-
• indien van toepassing: een de-minimis-verklaring voor relevante partijen (uitsluitend
EU-ondernemingen).
Verder dienen alle partners te verklaren dat zij op de hoogte zijn van en zullen handelen
naar de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de ILO-verklaring betreffende
de fundamentele principes en rechten op het werk (www.ilo.org) en de OECD Due Diligence
Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk
Areas.
6.2. Verzoek om aanvulling
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister met gebruikmaking
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht vragen om een aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens
gelden de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste
twee weken voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de aanvrager
(penvoerder) het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan haar bevoegdheid
om een aanvulling te vragen in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren
van alle aanvragen op volledigheid. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer
kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij is ingediend.
Een verwijzing kortheidshalve naar andere delen van de aanvraag, websites of appendices
is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten expliciet wordt vermeld dat dit
volstaat (geheel of gedeeltelijk). Indien delen van de aanvraag niet ingevuld zijn,
loopt de penvoerder het risico dat de aanvraag wordt afgewezen.
7. Beoordeling en verdeling van beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
7.1. Beoordeling
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn volledig van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking. Aanvragen worden beoordeeld in overeenstemming met de bovenvermelde
wetgeving en overeenkomstig de vereisten die in deze beleidsregels worden vermeld.
Om in aanmerking te komen voor een subsidie dient de aanvraag in elk geval te voldoen
aan de maatstaven die in deze beleidsregels, met name in paragraaf 4 tot en met 6,
zijn neergelegd. Alleen aanvragen die voldoen aan deze maatstaven worden beoordeeld
op grond van de kwaliteit van de volgende inhoudelijke criteria, waaraan ook in voldoende
mate dient te worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie.
De beoordeling van de subsidieaanvragen op basis van de inhoudelijke criteria gebeurt
door middel van een puntenscore. Indien er voor een criterium bonuspunten te verdienen
zijn, dan wordt dit bij het desbetreffende criterium vermeld.
De volgende criteria worden gehanteerd bij de beoordeling van de kwaliteit van de
aanvragen die aan de hierboven vermelde eisen voldoen.
-
1.
Relevantie van het project
-
• De mate waarin het project bijdraagt aan de EPRM-doelstellingen en EPRM-Theory of
Change: het vergroten van de mogelijkheid van artisanale en kleinschalige mijnen om
op verantwoordelijke wijze te produceren en/of het vergroten van de hoeveelheid verantwoordelijk
geproduceerde mineralen en het verschaffen van toegang tot de markt.
-
• De mate waarin het project aantoont hoe het de implementatie van de OECD Due Diligence
Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk
Areas bevordert en er uitvoering aan geeft en in overeenstemming is met de nationale
wetgeving van het land waarin het project wordt uitgevoerd.
-
• De mate waarin het project contextuele factoren en ontwikkelingen (politieke, sociaal-economische
en technische ontwikkelingen) beschrijft en er betrekking op heeft.
-
• De mate waarin het project voldoet aan de eisen en behoeften van de doelgroep(en)
en oplossingen biedt voor een probleem of specifieke vraag van de doelgroep(en).
-
• De mate waarin er sprake is van een stimulerende omgeving en stakeholders die het
project steunen.
-
• De mate waarin het project past in en samenwerkt met bestaande inspanningen/(lokale)
initiatieven.
-
2.
Projectontwerp
-
• De mate waarin de interventiestrategie strookt met de context-, probleem en stakeholderanalyses.
-
• De mate waarin de interventiestrategie zal leiden tot de projectdoelstellingen (kwalitatieve
Theory of Change).
-
• De mate waarin het project een link creëert met de leveringsketen door te zorgen voor
markttoegang (voor dit criterium kunnen bonuspunten worden toegekend).
-
• De mate waarin de activiteiten ten minste sensitief zijn voor genderaspecten bij de
uitvoering en het toezicht van het project en bijdragen aan een vermindering of mitigatie
van de negatieve impact van mijnbouw op de leef- en arbeidsomstandigheden van vrouwen
(voor dit criterium kunnen bonuspunten worden toegekend).
-
• De mate waarin de activiteiten worden uitgevoerd in een CAHRA en het project de conflict-/hoogrisicoaspecten
van mineralen winning of aankoop duidelijk maakt.
-
• De mate waarin het project een realistische risicoanalyse bevat die de risico- en
beperkingsstrategie, inclusief een genderperspectief aantoont.
-
3.
Duurzaamheid
-
• De mate waarin het project maatregelen bevat en ontwerpt om een concrete, realistische
en haalbare duurzaamheidsstrategie uit te voeren waarmee het verder bouwen op de projectresultaten
na afloop van de beoogde periode wordt gegarandeerd (voor dit criterium kunnen bonuspunten worden toegekend).
-
• De mate waarin de projectresultaten worden voortgezet door doelgroepen, in lokale
structuren en/of verantwoordelijke organen.
-
• De mate waarin het project ontworpen is om dupliceerbaar en schaalbaar te zijn (in
andere regio's/landen en/of in omvang) (voor dit criterium kunnen bonuspunten worden toegekend).
-
4.
Partnerschap/organisatie
-
• De mate waarin de projectpartners hun sporen hebben verdiend op het vlak van verantwoorde
artisanale en kleinschalige mijnbouw en het creëren van een link met de markt, aanwezigheid
van vaardigheden en goede governancestructuren om het project uit te voeren.
-
• De mate waarin de keuze van projectpartners leidt tot een efficiënte uitvoering van
het project.
-
• De mate waarin in dit project projectpartners zijn betrokken die up-, mid- en/of downstreamactoren
zijn (voor dit criterium kunnen bonuspunten worden toegekend).
-
5.
Uitvoering van het project
-
• De mate waarin de voorgestelde projectactiviteiten technisch uitvoerbaar en haalbaar
zijn in de geplande uitvoeringsperiode.
-
• De mate waarin het projectbudget strookt met de projectactiviteiten en het accuraat
is.
-
• De mate waarin het projectbudget realistisch en aanvaardbaar is met betrekking tot
de omvang van de beschreven impact/projectresultaten/activiteiten.
-
• De mate waarin het monitoring- en evaluatiesysteem volstaat en doeltreffend is voor
toezicht op de voortgang en corrigerende acties in termen van middelen, activiteiten,
output, uitkomsten en de onderliggende uitgangspunten.
-
• De mate waarin projectmedewerkers ervaren en in staat zijn om het project uit te voeren.
7.2. Verdeling van beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen
vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van
deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen
worden gerangschikt op basis van het totale aantal punten dat behaald is bij de beoordeling
van de criteria voor het bepalen van de rangschikking. De aanvragen die het beste
voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking.
RVO.nl deelt de uitkomsten van de beoordeling van de subsidieaanvragen met een adviescommissie
die is samengesteld door het bestuur van het EPRM. RVO.nl neemt vervolgens, op grond
van het door de Minister aan haar gegeven mandaat, een besluit over de subsidieaanvragen
rekening houdend met het advies van de adviescommissie. Besluitvorming door RVO.nl
over de subsidieaanvragen die worden ingediend in deze ronde vindt plaats uiterlijk
op 25 april 2019.
Indien er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om de volledige subsidie uit te keren
aan alle geslaagde aanvragen, worden de subsidies toegekend aan de aanvragen die het
beste voldoen aan de criteria (de hoogste in rangorde) tot de beschikbare middelen
uitgeput zijn.
8. Afwijzingsgronden
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Behalve de afwijzingsgronden vermeld in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien deze niet voldoet aan deze beleidsregels
en/of het beschikbare budget ontoereikend is om een subsidie toe te kennen gezien
de rangorde van de aanvraag.
9. Monitoring en evaluatie
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Indien tot subsidieverlening wordt overgegaan zullen bepaalde monitoring- en evaluatieverplichtingen
aan de subsidie worden verbonden in de subsidieverleningsbeschikking. De aanvrager
moet meewerken aan de monitoring- en evaluatieactiviteiten van de EPRM voor de activiteiten
waarvoor een subsidie is toegekend. Deze zullen onder meer betrekking hebben op het
volgende. Om de voortgang van het project te monitoren zal een baselinestudie moeten
worden gedaan. Tevens dient de aanvrager ieder jaar een (of meerdere) rapportage(s)
op te leveren, met daarin onder meer de voortgang met betrekking tot de beoogde uitkomsten,
doelstelling(en).
10. Administratieve lasten
[Regeling vervallen per 14-08-2022]
Ter onderbouwing van de administratieve lasten waarmee de aanvrager te maken krijgt
is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden
met de indiening van een aanvraag, de beheerfase, de afronding van het project (waarna
de aanvrager een verzoek tot vaststelling van de subsidie moet indienen) en eventuele
bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat het totale percentage
administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare subsidiebudget 3,1%
bedraagt.