Bijlage behorende bij het Besluit vaststelling beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken
2017–2020
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken 2017–2020
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
In 2016 hebben zestig partijen met het ‘Nationaal Techniekpact 2020’ (bijlage bij
Kamerstukken II 2015/16, 32 637, nr. 240) opnieuw de ambitie van het oorspronkelijke Techniekpact
(2013) bekrachtigd: door een structurele aanpak zorgdragen voor een goed opgeleide beroepsbevolking met
voldoende slimme en vakbekwame technici voor de banen van vandaag én van morgen. Om meer leerlingen voor techniek te interesseren en om de keuze voor een technische
(beroeps)opleiding aantrekkelijker te maken, is het van belang dat het onderwijs hier
op ingericht is. Dit betekent dat leerlingen al vroeg in aanraking moeten komen met
bèta-techniek (b/t), in een doorlopende leerlijn van het primair onderwijs (po), voortgezet
onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs (hbo), en
wetenschappelijk onderwijs (wo).
Vanuit het Techniekpact is in de afgelopen jaren mede met behulp van verschillende
OCW-subsidies een aantal regionale netwerken ontstaan van scholen en bedrijven die
op b/t gericht zijn. Deze netwerken beogen een bijdrage te leveren aan het inbedden
van b/t in de scholen, in de klas en bij de leerlingen, in samenwerking met het regionale
bedrijfsleven. Het gaat om acht regionale po-netwerken, tien vo-ho-netwerken en eenentwintig
regionale vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijf netwerken (TiB-netwerken). Het gaat om de
volgende drie soorten netwerken:
-
a) Regionale po-netwerken
De regionale po-netwerken zijn op de meeste plekken een (aangepaste) voortzetting
van de al langer bestaande regionale kenniscentra voor wetenschap en techniek po.
In deze regionale kenniscentra werkten de scholen in de regio tot en met 2013 samen
met één of meerdere pedagogische opleidingen voor leraren in het basisonderwijs (pabo's)
en universiteiten/wetenschapsknooppunten, schooladviesdiensten en eventuele andere
(kennis)partners. De regionale po-netwerken richten zich op de stimulering van wetenschap
en technologie (W&T) in het primair en voortgezet onderwijs. De netwerken stimuleren
scholen om W&T, wat vanaf 2020 een verplicht vak zal zijn in het primair onderwijs
in de klas te halen. De focus ligt hierbij op regionale samenwerking, professionalisering,
verduurzaming en samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Elk netwerk
heeft een eigen, regio-specifiek, stimuleringsprogramma ontworpen om scholen te helpen
W&T in het onderwijsprogramma op te nemen. Scholen kiezen uiteindelijk zelf de wijze
waarop ze dit doen. Vanaf 2013 is in de netwerken een transitie ingezet opdat de scholen/schoolbesturen
sterker in de lead komen en scholen inderdaad de regie voeren over de inbedding van
wetenschap en techniek in hun onderwijs. Daar is veel kennis en kunde voor nodig,
de netwerken bieden scholen de expertise en verschillende partijen die ze hiervoor
nodig hebben. Het aantal netwerken is de afgelopen jaren opgelopen tot acht.
-
b) Vo-ho netwerken
Sinds 2004 werken tien netwerken aan een verbetering van de samenwerking tussen vo
en ho op het gebied van bèta/techniek. Het doel is een verbeterde samenwerking tussen
de havo en het hbo enerzijds en het vwo en de universiteiten anderzijds op het gebied
van onder andere de uitwisseling van vo-leraren en ho-docenten, programmatische aansluiting,
professionalisering van leraren en docenten en dat alles voor een goede doorlopende
leerlijn voor de leerlingen/ho-studenten. De inspanningen van de netwerken hebben
onder andere bijgedragen aan een toename van vwo-leerlingen in de b/t-studies. Het
doel is om de komende jaren het accent te verleggen van ‘aanbod denken’ naar een ‘vraaggerichte
benadering’ van scholen waarbij zij zelf de regie hebben. Zo worden scholen en instellingen
intrinsiek gemotiveerd om te werken aan b/t. Ze zijn daarbij verantwoordelijk voor:
de inzet op het gebied van de onderwijsinhoud, de samenwerking tussen de onderwijssectoren
en de doorlopende leerlijnen in de regio en het toekomstgericht en contextrijk leren
van de leerlingen, kortom aansluiting met de arbeidsmarkt van morgen.
-
c) TiB-netwerken
Het programma Toptechniek in bedrijf is in 2012 gestart met als doel de regionale
aansluiting tussen vmbo en mbo te verbeteren en het onderwijs goed te laten aansluiten
op de lokale arbeidsmarkt. De betrokken regiopartners hebben hun eigen samenwerkingsverbanden
opgezet, toegespitst op de economische (top)sectoren en de arbeidsmarkt. Hieraan ligt
een regiovisie ten grondslag. De afspraken binnen de regiovisie omvatten onder andere
instroom-verhogende ambities, (im)materiële bijdragen van bedrijfsleven en afstemming
van opleidingen door instellingen zodat overlap tot het verleden behoort (macrodoelmatigheid).
Het aantal regio’s is het afgelopen jaren uitgebreid tot 21. Elke regio kent eigen
uitdagingen (zoals krimp, voortijdig schoolverlaten) en specifieke bedrijvigheid en
uitdagingen (zoals scheepsbouw, ICT, aardbevingsbestendig bouwen, dataopslag) en heeft
deze opgenomen in een geactualiseerde regiovisie.
De netwerken functioneren van onderop, werken vanuit een regionale benadering, benutten
hierin de (regionale) educatieve infrastructuur en beslaan meerdere onderwijssectoren.
Vanuit de regio (onderwijs en bedrijfsleven) bestaat de wens om deze netwerken verder
te verduurzamen. Er is echter nog onvoldoende basis om de overheidsondersteuning te
beëindigen en de verantwoordelijkheid volledig over te dragen aan de scholen(netwerken).
Om de inzet van de netwerken te verduurzamen, biedt het Beleidskader subsidie bèta-technieknetwerken
2017–2020 (het Beleidskader) hen ondersteuning tot 2020. In aanmerking komen de b/t-netwerken
die door de minister als zodanig zijn ‘erkend’ en zijn opgenomen in tabel 3 tot en
met 5 (zie voorts onder punt 5). Voor de TiB-netwerken geldt dat er tevens subsidie
beschikbaar is voor maximaal zeven nieuwe b/t-netwerken. De mogelijkheid dat er nieuwe
b/t-netwerken worden erkend, geldt niet voor de regionale po-netwerken en vo-ho-netwerken.
Het Beleidskader bevat een omschrijving van de subsidiabele activiteiten en de voorwaarden
waaronder subsidie kan worden verstrekt. De regels voor subsidieverstrekking zijn
neergelegd in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (de Kaderregeling), die van toepassing is op het Beleidskader. In de Kaderregeling
staan onder andere de subsidieverplichtingen, zoals de meldingsplicht.
2. Doelstelling
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De minister kan subsidie verstrekken om po- en vo-scholen, mbo-instellingen, hogescholen
en universiteiten te ondersteunen bij het realiseren van de ambities uit het Nationale
Techniekpact 2020. Scholen en instellingen kunnen zich binnen (regionale) netwerken
organiseren om samen te werken met het vervolgonderwijs en andere regionale partners
zoals het bedrijfsleven. Ook kunnen de scholen en instellingen van elkaar leren en
samen met het vervolgonderwijs doorlopende leerlijnen ontwikkelen. Het vormen van
onderwijs, en zeker het bèta-techniek onderwijs, wordt niet tussen de vier muren van
de klas gemaakt. Dit besef wordt steeds groter bij scholen, mede dankzij het Techniekpact.
De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan erkende b/t-netwerken, dat wil zeggen
netwerken van scholen die zich bezighouden met het ondersteunen van b/t-onderwijs
op scholen, zowel op klassikaal als op individueel niveau. Op dit moment zijn er drie
soorten b/t-netwerken: regionale po-schoolbestuurdersnetwerken, vo-ho-netwerken en
TiB-netwerken tussen vmbo-scholen en mbo-instellingen. De doelstelling is daarmee
drieledig en verschillend per type b/t-netwerk:
-
1. De doelstelling van de subsidie voor po-regionale netwerken is om basisscholen te
stimuleren om met verenigde krachten wetenschaps- en technologie structureel in de
klas een plek te geven.
-
2. De doelstelling van de subsidie voor vo-ho-netwerken is samenwerking ten behoeve van
de doorlopende leerlijn tussen havo-hbo en vwo-wo voor een kwalitatieve en kwantitatieve
goede doorstroom en instroom van leerlingen/ho-studenten in de bèta-techniek. Dit
alles vanuit een samenwerking tussen voortgezet en hoger onderwijs, bedrijfsleven
en maatschappelijke instellingen via regionale platforms.
-
3. De doelstelling van de subsidie voor TiB-netwerken is het werken aan de kwantitatieve
en kwalitatieve mismatch tussen de uitstroom van mbo-studenten in het technisch beroepsonderwijs
en de regionale arbeidsmarkt. Dit gebeurt door samenwerking in regionale netwerken
tussen onderwijs (vmbo en mbo), regionaal bedrijfsleven en regionale overheden te
stimuleren. Het behoud van een goed aanbod van techniekonderwijs in de regio (macrodoelmatigheid)
en de afstemming tussen het vmbo, het mbo en het bedrijfsleven (voor onder andere
doorlopende leerlijnen) staan daarbij centraal.
Het overkoepelende doel is om te komen tot een verduurzaming van de inzet van de b/t-netwerken.
Met verduurzaming wordt bedoeld, het tot stand brengen van een regionale samenwerking
die zelfstandig, dat wil zeggen met eigen tijd en middelen, voort kan blijven bestaan.
3. Subsidieplafond en maximumbedragen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Voor het verstrekken van subsidie op grond van het Beleidskader is in totaal een bedrag
van € 7.894.000 beschikbaar, verdeeld over de kalenderjaren 2017 (€ 3.221.000), 2018
(€ 2.608.000) en 2019 (€ 2.065.000). Gezien de doelstelling om scholen en instellingen
steeds meer eigen verantwoordelijkheid te geven en de netwerken op die manier te verduurzamen,
neemt het subsidieplafond na 2017 jaarlijks af.
De subsidie wordt in het kalenderjaar aangevraagd voor het aanvangende schooljaar.
Dit betekent dat de subsidie in 2017 wordt aangevraagd voor het schooljaar 2017 –
2018. Het subsidieplafond geldt voor de genoemde kalenderjaren.
Voor de po-netwerken geldt het volgende. Een vast bedrag per regionaal po-netwerk
zou geen recht doen aan de praktijk, omdat de netwerken substantieel verschillen van
grootte. De maximale subsidiebedragen zijn berekend op basis van het scholenaantal
uit 2014 en een vaste voet van € 40.000. Het maximale subsidiebedrag dat per netwerk
kan worden aangevraagd bedraagt in 2017:
Tabel 1. Maximale subsidiebedragen regionale po-netwerken in 2017
Regionale po-netwerken
|
Maximale subsidiebedrag 2018
|
Maximale subsidiebedrag 2019
|
Regio Gelderland
|
€ 121.702,42
|
€ 78.356,09
|
Regio Noord
|
€ 156.642,52
|
€ 100.590,69
|
Regio Noord-Holland/Flevoland
|
€ 176.993,59
|
€ 113.541,38
|
Regio Oost
|
€ 134.207,30
|
€ 86.313,74
|
Regio Midden-Nederland
|
€ 91.543,61
|
€ 59.164,11
|
Regio Zuid
|
€ 191.337,42
|
€ 122.669,27
|
Regio Zeeland
|
€ 57.216
|
€ 37.319,59
|
Regio Zuid-Holland
|
€ 190.356,65
|
€ 122.045,14
|
Voor de overig netwerken gelden de volgende maximale subsidiebedragen per netwerk:
Tabel 2. Maximale subsidiebedragen
|
2017
|
2018
|
2019
|
vo-ho-netwerken
|
€ 38.500
|
€ 27.000
|
€ 22.500
|
vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken
|
€ 42.000
|
€ 38.500
|
€ 35.000
|
Nieuwe TiB-netwerken*
|
€ 62.000
|
€ 58.500
|
€ 55.000
|
*voorwaarden voor nieuwe netwerken: zie onder punt 5
Indien een erkend b/t-netwerk geen aanvraag doet, of indien de aanvraag van een erkend
b/t-netwerk niet wordt toegewezen, wordt het maximale subsidiebedrag dat voor dit
netwerk voor het betreffende jaar was gereserveerd, evenredig verdeeld en toegevoegd
aan de maximale subsidiebedragen voor dat jaar van de overige erkende b/t-netwerken
binnen dezelfde categorie (het gaat hierbij om de categorieën ‘regionale po-netwerken’,
‘vo-ho-netwerken’, of ‘vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken’).
Voor de TiB-netwerken geldt dat er een bedrag beschikbaar wordt gesteld voor het geval
dat de minister nieuwe b/t-netwerken erkent (zie voorts onder 5). De mogelijkheid
dat er nieuwe b/t-netwerken worden erkend geldt niet voor de regionale po-netwerken
en vo-ho-netwerken. Er kunnen maximaal 7 nieuwe TiB-netwerken erkend worden, waarmee
het totaal aantal TiB-netwerken op 28 zou komen. Zodra de aanvraagperiode (zie onder
4) is verstreken, wordt er gekeken hoeveel nieuwe TiB-netwerken zich gemeld hebben.
Indien er minder dan 7 nieuwe netwerken erkend worden of een aanvraag doen, zal het
deel van het subsidieplafond dat was gereserveerd voor eventuele nieuwe netwerken,
evenredig worden verdeeld over het totale aantal gehonoreerde subsidieaanvragen van
TiB-netwerken. De aanvraagperiode voor erkenning van nieuwe TiB netwerken loopt in
2017 van 15 juni 2017 tot 1 oktober 2017. In de daarop volgende jaren is de aanvraagperiode
gelijk aan de aanvraagperiode voor de subsidie.
3a. Maximumsubsidiebedrag uurtarieven
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De loonkosten van interne medewerkers zijn ten hoogste subsidiabel tot een subsidiebedrag
dat overeenkomt met het kostendekkende uurtarief van schaal 13 als bedoeld in de Handleiding
overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt vastgesteld.
De loonkosten van externe medewerkers zijn ten hoogste subsidiabel tot een subsidiebedrag
dat overeenkomt met het kostendekkende uurtarief van schaal 16.
De Minister kan afwijken van de in deze paragraaf genoemde maximale subsidiebedragen,
indien de toepassing daarvan tot een in het licht van het doel van het Beleidskader
onaanvaardbare uitkomst zal leiden. Voor zover in de Handleiding overheidstarieven
in 2018 en 2019 geen post is opgenomen voor het kostendekkende uurtarief, geldt het
uurtarief productieve uren, exclusief btw, voor respectievelijk schaal 13 en 16.
4. Subsidieaanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Indien een erkend netwerk als bedoeld in tabel 3 tot en met 5 een subsidieaanvraag
wil indienen, wijst het netwerk een penvoerder aan. De penvoerder is één van de bevoegde
gezagen van de bekostigde scholen of instellingen die deelnemen aan het betreffende
netwerk. De penvoerder dient de subsidieaanvraag in.
De penvoerder dient de aanvraag in bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen
(DUS-I) en wordt als subsidieontvanger aangemerkt. Dit betekent dat de penvoerder
ervoor zorgt draagt dat aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan, ongeacht welke
partij feitelijk belast is met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.
Ook is de penvoerder verantwoordelijk voor de verantwoording van de subsidie.
De aanvraag kan worden ingediend met gebruikmaking van een speciaal (digitaal) aanvraagformulier
dat beschikbaar is via de website van DUS-I. De aanvraag kan zowel per post als via
het webformulier worden ingediend, waarbij laatstgenoemde de voorkeur heeft.
Subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2017 kunnen worden ingediend van 15 juni tot
1 augustus 2017. Voor nieuwe TiB-netwerken sluit de aanvraagtermijn op 1 oktober 2017.
In de daaropvolgende jaren loopt de aanvraagtermijn van 7 januari tot en met 31 maart.
Er kan uitsluitend subsidie worden aangevraagd voor activiteiten die gaan plaatsvinden
in het schooljaar dat start in het kalenderjaar waarin de subsidie voor wordt aangevraagd.
Dit betekent dat in 2017 de subsidie wordt aangevraagd voor schooljaar 2017 – 2018,
in 2018 voor het schooljaar 2018 – 2019 en in 2019 voor het schooljaar 2019 – 2020.
Subsidiabel zijn activiteiten die bijdragen aan de doelstelling, zoals beschreven
onder punt 6 van het Beleidskader en met inachtneming van de criteria in tabel 6 en
7. Per b/t-netwerk kan op grond van het Beleidskader slechts eenmaal per jaar subsidie
worden verstrekt.
5. Erkende b/t-netwerken
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De volgende netwerken komen in aanmerking:
Tabel 3. Regionale netwerken primair onderwijs
|
Regionaal netwerk primair onderwijs
|
1
|
Regionaal netwerk Bètapunt Noord
|
2
|
Kenniscentrum wetenschap en techniek Oost (KWTO)
|
3
|
Expertisecentrum Wetenschap en Techniek Noord-Holland/Flevoland
|
4
|
Kenniscentrum Talentontwikkeling, Wetenschap en Techniek Utrecht (KTWT)
|
5
|
Kenniscentrum Wetenschap en Techniek Gelderland (KWTG)
|
6
|
Regionetwerk Wetenschap, Techniek en Excellentie Zuid (WTE)
|
7
|
Expertisecentrum Wetenschap en Technologie Zuid-Holland
|
8
|
Regionetwerk Talent in Zicht (Zeeland)
|
Tabel 4. Vo-ho-netwerken
Vo-ho-netwerken
|
1
|
Netwerk Amsterdam (Bètapartners/Its Academy)
|
2
|
Netwerk Brabant i.o.
|
3
|
Netwerk Leiden (Regionaal Steunpunt Leiden)
|
4
|
Netwerk Limburg (Schoolmeetspractice)
|
5
|
Netwerk Arnhem-Nijmegen (Technology / Radboud Pre-Universty College of Science)
|
6
|
Netwerk Noord (Science LinX)
|
7
|
Netwerk Oost (Bètasteunpunt OOst)
|
8
|
Netwerk Utrecht (U-Talent)
|
9
|
Netwerk Zuid-Holland (Bètasteunpunt Zuid-Holland)
|
10
|
Netwerk Wageningen (Food Valley Netwerk VO-HO)
|
Tabel 5. TiB-netwerken
|
|
TiB-regio
|
Organisatie
|
Noord-West (voorheen Noordvleugel)
|
1
|
Amsterdam
|
ROC van Amsterdam,
MBO College Noord en Westpoort
|
2
|
Flevoland
|
Stg Voortgezet Onderwijs Lelystad
|
3
|
Gooi en Vechtstreek
|
ROC van Amsterdam, MBO College Hilversum
|
4
|
Utrecht
|
ROC Midden Nederland
|
5
|
Eemland
|
ROC Midden Nederland
|
6
|
Noord-Holland Noord
|
ROC Kop van Noord-Holland
|
Zuid-West
|
7
|
Drechtsteden en Gorinchem e.o.
|
Da Vinci College
|
8
|
Haaglanden
|
ROC Mondriaan
|
9
|
Holland Rijnland
|
ROC Leiden
|
10
|
Rijnmond
|
Techniek College Rotterdam
|
11
|
West-Brabant
|
ROC West-Brabant – VMBO
|
12
|
Zeeland
|
Reynaertcollege
|
13
|
Walcheren en Oosterschelderegio
|
Scalda
|
14
|
Midden-Brabant
|
Stichting Onderwijsgroep Tilburg
|
Noord
|
15
|
Drenthe
|
Alfa-college
|
16
|
Friesland
|
Friesland College
|
17
|
Groningen
|
Alfa-college
|
18
|
Zuid Oost Groningen
|
Ubbo Emmius
|
Oost
|
19
|
Gelderse steden
|
ROC A12
|
20
|
Twente
|
ROC van Twente
|
21
|
Zwolle
|
Deltion College
|
22
|
Noordoost Overijssel
|
Alfa-college
|
Zuidoost
|
23
|
Brainport (Zuidoost-Brabant)
|
Summa College
|
24
|
Noordoost-Brabant
|
Koning Willem I College
|
25
|
Noord- en Midden- Limburg
|
ROC Gilde Opleidingen
|
26
|
Zuid-Limburg
|
DaCapo College
|
Nieuwe TiB-netwerken kunnen zich gedurende de looptijd van het Beleidskader melden
bij DUS-I. Om op grond van het Beleidskader te worden erkend als b/t-netwerk, moet
het netwerk aantonen dat het voldoet aan de volgende eisen:
-
– Een netwerk bestaat uit ten minste één mbo-instelling, drie vmbo-instellingen en twee
vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven (bedrijven zelf of branche-vertegenwoordigers).
Dit mogen uiteraard ook meer partijen zijn. Aanvullende partners zouden kunnen zijn:
po-instellingen, ho-instellingen, gemeente(n), provincie.
-
– Het netwerk moet aantoonbaar nieuw zijn: het netwerk richt zich op steden/regio’s
die niet participeren in een bestaand TiB- netwerk (tabel 5). Dit blijkt bijvoorbeeld
uit de samenwerkingsovereenkomsten van de netwerken.
-
– Een netwerk voldoet verder aan alle subsidiecriteria uit hoofdstuk 6.
De aanvraagperiode voor erkenning van nieuwe TiB-netwerken loopt van 15 juni 2017
tot 1 oktober 2017. In de jaren daarna komt deze overeen met de onder 4 genoemde subsidieaanvraagperiode.
Een nieuw netwerk dat erkend wil worden, kan zich melden bij DUS-I.
De minister erkent een aanvraag op basis van een beoordeling van de kwaliteit van
de subsidieaanvraag aan de hand van de criteria uit tabel 7 (beoordelingskader nieuwe
netwerken). Op het moment dat het maximale aantal nieuwe netwerken (zeven) wordt overschreden,
vindt toekenning van nieuwe netwerken plaats op basis van een ranking van de in die
aanvraagperiode binnengekomen aanvragen op kwaliteit.
Bij een toekenning van subsidie voor een nieuw netwerk wordt een nieuw TiB-netwerk
tegelijkertijd erkend en opgenomen in dit beleidskader in tabel 5.
6. Subsidiecriteria en subsidieverdeling
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De aanvragen worden door de minister beoordeeld aan de hand van de doelstellingen
uit het Techniekpact 2020. Hierbij wordt gekeken in hoeverre de activiteiten waarvoor
subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan/ten dienste staan van het bereiken van ten
minste één van deze doelstellingen. Het gaat om de volgende twaalf doelstellingen:
-
1. po-scholen bieden in 2020 structureel W&T aan;
-
2. leraren beter toerusten op het aanbieden van W&T;
-
3. versterken van publiek-private samenwerkingen in po en vo;
-
4. voldoende vo-leerlingen kiezen voor een bètatechnisch profiel;
-
5. verbeteren van de aansluiting van het vo naar het mbo en ho;
-
6. professionaliseren van vo-leraren en meer vo-leraren met een educatieve master;
-
7. onderwijs en bedrijfsleven werken samen bij opleiden docenten beroepsonderwijs;
-
8. verduurzamen van publiek-private samenwerkingen in het beroepsonderwijs;
-
9. scholen en bedrijven stemmen regionaal onderwijsaanbod en stage- en leerwerkplekken
af;
-
10. afstemming tussen ho-instellingen met bedrijfsleven en binnen het ho, en meer aandacht
voor internationaal en technisch talent;
-
11. integrale samenwerking van regionale en sectoralen netwerken bevorderen;
-
12. vakkrachten behouden door te investeren in duurzame inzet van technici.
Bij het beoordelen van een aanvraag wordt rekening gehouden met de specifieke arbeidsmarktproblematiek
en ambities van de regio. De aanvraag spitst zich toe op de regio waarin het netwerk
actief is en biedt inzicht in de huidige stand van zaken, ambities en plannen voor
de komende periode en te verrichten activiteiten voor het schooljaar waarvoor de aanvraag
wordt ingediend. De aanvraag bestaat uit de verschillende onderdelen:
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvraag aan de volgende criteria
voldoen:
Tabel 6. Beoordelingskader regionale bestaande netwerken
Aanvraagdocumenten
|
– Invulformulier website DUS-I, met daarin:
○ Regionale visie
○ Samenwerking en draagvlak
○ Activiteiten
○ Begroting en financiering
– Optioneel: Regiovisiedocument/beleidsplan/activiteitenplan (max. 20 pagina’s)
|
Subsidiecriteria
|
1. Meerjarige regionale visie en doelstellingen
|
Regionale po netwerken
|
1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor
de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen
van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor het po: De introductie van
het vak W&T dat per 2020 verplicht wordt ingevoerd. De basis voor deze visie ligt
reeds in bestaande businessplannen en al gerealiseerde opbrengsten van de technieknetwerken.
2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.
|
VO-HO netwerken
|
1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor
de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen
van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor het vo-ho: Verbeteren van het
studiesucces in de technische opleidingen van vo’ers in het ho. De basis voor deze
visie ligt reeds in bestaande businessplannen en al gerealiseerde opbrengsten van
de technieknetwerken.
2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.
|
Bestaande TiB netwerken
|
1. Er is een regionale visie met korte historie, doelstellingen en opbrengsten voor
de periode 2017 – 2020 (SMART), die bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen
van het Techniekpact 2020 en de hoofddoelstelling voor TiB: Het werken aan de kwantitatieve
en kwalitatieve mismatch tussen de uitstroom van mbo-studenten in het technisch beroepsonderwijs
en de regionale arbeidsmarkt. De basis voor deze visie ligt reeds in bestaande businessplannen
en al gerealiseerde opbrengsten van de technieknetwerken.
2. Aangegeven is hoe de doelstellingen bijdragen aan verduurzaming van het netwerk.
|
2. Samenwerking en draagvlak
|
1. Uit de aanvraag blijkt welke partners betrokken zijn. Voor de regionale po-netwerken
en de vo-ho-netwerken betekent dit dat de aanvrager moet vastleggen hoe de stuurgroep
is samengesteld en hoeveel scholen en strategische partners daaraan deelnemen. Voor
de TiB-netwerken betekent dit dat de aanvrager moet vastleggen hoe de stuurgroep is
samengesteld en welke scholen en strategische partners daaraan deelnemen.
2. Indien de samenstelling van de samenwerking substantieel is gewijzigd, blijkt uit
de aanvraag welke belangen de verschillende partners hebben en op welke wijze het
samenwerkingsverband voorziet in deze belangen. Uit de aanvraag blijkt tevens dat
er na deze wijziging nog steeds sprake is van gedeeld eigenaarschap. Het gedeeld eigenaarschap
kan onder andere met behulp van een samenwerkingsovereenkomst worden aangetoond.
3. Indien er sprake is van cofinanciering en dit inzichtelijk gemaakt kan worden onder
het criterium ‘financiën’, geldt dit als extra bewijs van gedeeld eigenaarschap.
|
3. Activiteiten
|
1. Uit de aanvraag blijkt op welke activiteit(en) het netwerk zich gaat richten in
het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit betreft een uitwerking van
één of meerdere onderdelen uit het beleidsplan/masterplan van het huidige netwerk,
met speciale aandacht voor verduurzaming. Activiteiten kunnen bijvoorbeeld betrekking
hebben op het continueren van doorlopende leerlijnen, inzet en professionalisering
van docenten en projectleiders of het intensiveren of bestendigen van het netwerk.
2. Deze activiteit(en) sluit/sluiten logisch aan op de visie en doelstellingen én
op reeds gerealiseerde opbrengsten en uitgevoerde activiteiten van het bestaande netwerk.
|
4. Begroting en financiering
|
1. Er is een beknopt overzicht van de kosten en de baten voor de activiteit(en) in
het schooljaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
2. Uit de aanvraag blijkt dat de middelen zo economisch mogelijk worden ingezet om
maximale resultaten te bereiken.
3. Hierbij wordt gestreefd naar een vorm van cofinanciering.
|
Om voor erkenning in aanmerking te komen, moeten nieuwe TiB-netwerken in aanvulling
op tabel 6 aan de volgende criteria voldoen:
Tabel 7. Beoordelingscriteria voor nieuwe TiB-netwerken
Voorwaarden
|
– Een netwerk bestaat uit minimaal één mbo-instelling, drie vmbo-instellingen en twee
vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.
– Het netwerk moet aantoonbaar nieuw zijn en niet eerder subsidie hebben ontvangen
in het kader van Toptechniek in bedrijf.
– Aansluiting bij een bestaand Toptechniek in bedrijf-netwerk is vanwege de geografische
ligging van de participerende onderwijsinstellingen niet voor de hand liggend
|
Aanvraagdocumenten
|
– Invulformulier website DUS-I, met daarin:
○ Regionale visie
○ Samenwerking en draagvlak
○ Activiteiten
○ Begroting en financiering
|
1. Samenwerking en draagvlak
|
1. Uit de aanvraag moet blijken welke partners betrokken zijn, welke belangen zij
hebben en op welke wijze het samenwerkingsverband in die belangen voorziet. De aanvrager
moet vastleggen hoe de stuurgroep is samengesteld en welke scholen en strategische
partners daaraan deelnemen.
2. Uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van gedeeld eigenaarschap. Het gedeeld
eigenaarschap kan onder andere met behulp van een samenwerkingsovereenkomst worden
aangetoond.
3. In de aanvraag is aangegeven hoe de taken en verantwoordelijkheden tussen de partners
zijn verdeeld.
4. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe de samenwerking na afloop van de subsidieperiode
kan worden voortgezet.
5. Samenwerking tussen vmbo-bb, vmbo-kb en vmbo-g/tl en het mbo moet worden aangetoond.
Deze samenwerking is afgestemd op de regionale behoeftes.
|
2. Activiteiten
|
1. Uit de aanvraag blijkt welke activiteiten het netwerk gaat uitvoeren op hoofdlijnen
in 2017 – 2020 en hoe er voorzien gaat worden in verduurzaming na afloop van de subsidieperiode.
De activiteiten voor verduurzaming hebben bijvoorbeeld betrekking op het continueren
van doorlopende leerlijnen, inzet en professionalisering van docenten en projectleiders
en het intensiveren of bestendigen van het netwerk. De activiteit/activiteiten van
het nieuwe netwerk voor het schooljaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is/zijn
uitgewerkt.
|
3. Regionale spreiding
|
1. Werkgebied van de partnerschap. Dit criterium kan worden toegepast als er meer
aanvragen zijn die aan de kwalitatieve criteria voldoen, dan vanwege het subsidieplafond
kunnen worden toegekend en er zodoende een selectie gemaakt moet worden.
|
Een onvolledige aanvraag kan op grond artikel 2.3, eerste lid van de Kaderregeling en artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht nog worden aangevuld. Bij de verdeling van de subsidie geldt dan de datum waarop
de aangevulde aanvraag is ontvangen als de datum van ontvangst.
7. Vaststelling, betaling, besteding en verantwoording
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De subsidie voor bestaande netwerken wordt uiterlijk op 30 september 2017 direct vastgesteld.
De minister betaalt het subsidiebedrag voor bestaande netwerken in 2017 uiterlijk
in de maand oktober van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend in één keer
aan de penvoerder. De subsidie voor mogelijke nieuwe netwerken voor het schooljaar
2017–2018 wordt op uiterlijk 30 november 2017 direct vastgesteld. De minister betaalt
het subsidiebedrag aan de penvoerder van mogelijke nieuwe netwerken in 2017 uiterlijk
in de maand december. Het eventuele restant van het budget wordt in december 2017
evenredig verdeeld over de overige TiB-netwerken.
In de daaropvolgende jaren wordt de subsidie voor alle netwerken uiterlijk op 31 juli
vastgesteld. De minister betaalt het subsidiebedrag uiterlijk in de maand juni van
het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend. Indien de activiteiten zijn uitgevoerd
en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende
deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt
verstrekt. In afwijking van voorgaande betaalt de minister het subsidiebedrag voor
TiB-netwerken voor het kalenderjaar 2019 in twee keer. De eerste helft van het subsidiebedrag
wordt betaald in juni 2019, de tweede helft in januari 2020.
De minister kan het subsidiebedrag na 31 juli, maar uiterlijk op 31 augustus betalen,
indien de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen en de
subsidievaststelling daardoor vertraging oploopt.
Voor zover het subsidie tot € 25.000 betreft, geschiedt de verantwoording overeenkomstig
de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving. Voor zover het subsidie van € 25.000 of meer betreft, geschiedt
de verantwoording overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving.
Voor zover het een subsidie van € 25.000 of meer betreft toont de subsidieontvanger
aan de hand van het activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Hiervoor is een speciaal format beschikbaar op de website van DUS-I. Het ingevulde
format wordt binnen 10 weken na de subsidieperiode verstuurd naar DUS-I. De termijn
van tien weken vangt aan op de eerste dag van de zomervakantie, bedoeld in de Regeling
vaststelling schoolvakanties 2016–2019, voor de regio die in het betreffende kalenderjaar
als tweede zomervakantie heeft.
De minister kan de periode waarvoor de subsidie is verstrekt verlengen, indien het
desbetreffende netwerk door de uitbraak van COVID-19 of de maatregelen ter bestrijding
ervan redelijkerwijs niet in staat is de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt
binnen de oorspronkelijke termijn af te ronden. De minister kan de termijn voor de
uitvoering van de activiteiten verlengen tot uiterlijk 1 januari 2022.
8. Ondersteunende rol Platform Bèta Techniek
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
PBT (Voorheen Stichting Platform Bèta Techniek) biedt b/t-netwerken die op grond van
het beleidskader subsidie ontvangen de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen op
het gebied van regionale samenwerkingen. De reeds erkende b/t-netwerken zijn in het
verleden al ondersteund door PBT bij het opzetten en ontwikkelen van hun regionale
samenwerking en door gebruik te kunnen maken van een begeleidend kennisprogramma.
Ten behoeve van de ondersteuning vanuit PBT wordt de b/t-netwerken bij het indienen
van de aanvraag via de website van DUS-I gevraagd of zij akkoord gaan met het delen
van hun aanvraag met PBT. Het al dan niet instemmen met deze mogelijkheid betreft
geen subsidieverplichting en heeft geen gevolgen voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.
De ondersteuning door PBT is maatwerk, verschilt per type netwerk en bouwt voort op
de bestaande samenwerking tussen PBT en de netwerken. PBT ondersteunt, onder andere,
bij de inhoudelijke voorbereiding van de aanvraag, het formuleren van strategie en
ambities en het versterken van de positie van het netwerk in de regio. PBT zet zich
in om verbindingen te leggen tussen de b/t-netwerken en bijvoorbeeld het Techniekpact.
Daarnaast blijft PBT de netwerken faciliteren in hun kennisdeling, zodat zij van en
met elkaar kunnen leren en gezamenlijk een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie.
Aan de ondersteuning zijn geen kosten verbonden voor de subsidieontvanger.
9. Caribisch Nederland
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba bestaan op dit moment geen b/t-netwerken. Er kunnen
echter wel nieuwe TiB-netwerken ontstaan in Caribisch Nederland. Nieuwe TiB-netwerken
kunnen zich gedurende de looptijd van het Beleidskader melden (zie voorts onder punt
5).
Voor subsidieaanvragers uit Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gelden exact dezelfde
voorwaarden en aanvraagprocedure, met dien verstande dat het subsidiebedrag in USD
in plaats van in Euro’s wordt vastgesteld en verstrekt. Daarbij wordt de vaste wisselkoers
gehanteerd. Op het moment van publicatie van deze regeling geldt als vaste wisselkoers
van € 1 = USD 1,06. Het subsidiebedrag dat b/t-netwerken op Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba op grond van deze regeling kunnen aanvragen is te vinden in tabel 8:
Tabel 8. Maximale subsidiebedragen in USD
|
2017
|
2018
|
2019
|
Nieuwe vmbo-mbo-Toptechniek in Bedrijfnetwerken
|
65.720 USD
|
62.010 USD
|
58.300 USD
|
10. Administratieve lasten
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen
aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Bij de voorbereiding
van deze regeling is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten voor instellingen,
bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd
voor toetsing op administratieve lasten.
De administratieve lasten die gemoeid zijn met deze subsidie zijn beperkt. Het gaat
om de volgende administratieve lasten:
-
– Aanvraag voor subsidie door het b/t-netwerk, waarvoor zij het volgende dienen aan
te leveren:
-
○ een activiteitenplan;
-
○ een begroting.
-
– Aanvraag voor subsidie door een nieuw TiB-netwerk, waarvoor zij het volgende dienen
aan te leveren:
-
○ een plan van aanpak;
-
○ een activiteitenplan;
-
○ een begroting.
-
– Het opstellen van de jaarlijkse verantwoording; en
-
– Medewerking aan de evaluatie van de regeling.
De administratieve lasten voor het doen van een aanvraag voor bestaande netwerken
worden geraamd op basis van de verwachte tijd die het een netwerk kost om het activiteitenplan
samen te stellen en de aanvraag te doen. Deze lasten worden geraamd op maximaal 8
uur met een uurtarief van € 45. De geraamde kosten voor een aanvraag per bestaand
netwerk komen daarmee op € 360.
Een aanvraag voor een nieuw netwerk kost naar verwachting meer tijd, omdat deze netwerken
nog een plan van aanpak en regiovisie moeten samenstellen. De tijdsbesteding voor
het samenstellen van de regiovisie wordt geraamd op 2 werkdagen, in totaal 16 uur.
Naar verwachting vergt indiening van de aanvraag zelf zowel nieuwe als reeds bestaande
netwerken 4 uur. In totaal kost het doen van een aanvraag nieuwe netwerken naar verwachting
20 uur met een uurtarief van € 45. De administratieve lasten per nieuw netwerk komen
daarmee op een totaal van € 900. Naar verwachting zullen de administratieve lasten
verminderen gedurende de looptijd van de regeling, omdat het opstellen van een plan
van aanpak zal overgaan in het schrijven van een activiteitenplan.
Naast het doen van een aanvraag zijn er administratieve lasten verbonden aan de verantwoording.
Deze lasten zijn afhankelijk van de omvang van het subsidiebedrag en de daaraan verbonden
verantwoording. Deze kosten worden geraamd op 10 uur per netwerk. De geraamde kosten
komen daarmee op € 450.
Uitvoering
De regeling wordt namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerd
door Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen. DUS-I acht de regeling uitvoerbaar.
De aanvraag wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier
dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUS-I.
Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
Dit besluit treedt niet in werking op een vast verandermoment, maar op de dag na de
datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Voor de verduurzaming
van de netwerken die op grond van dit Beleidskader worden gefinancierd, is subsidieverlening
vanaf 2017 noodzakelijk. Omdat de subsidie die in 2017 wordt verstrekt is bestemd
voor het schooljaar 2017 – 2018, is het in het van belang dat dit besluit zo spoedig
mogelijk in werking treedt.