Subsidiebeleidskader mensenrechtenfonds 2017–2020
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
1.1. Relevantie voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Mensenrechten vormen het fundament van menselijke waardigheid, vrijheid en ontwikkeling
en staan aan de basis van open en vrije samenlevingen overal ter wereld. Zonder de
bevordering en bescherming van deze rechten kan er geen sprake zijn van een democratie
en een rechtsstaat. Nederland heeft een rijke traditie als het gaat om de inzet voor
mensenrechten in binnen- en buitenland. Deze inzet is een morele plicht en een rechtsplicht.
Bovendien leidt de naleving van mensenrechten tot een stabiele en welvarende wereld
waar ook Nederland baat bij heeft. Binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid is een
aantal beleidsprioriteiten met bijbehorende doestellingen opgesteld. Deze prioriteiten
zijn uitgebreid opgenomen in de beleidsbrief ‘Respect en Recht voor ieder mens’.
Het Mensenrechtenfonds subsidieert organisaties die zich inzetten voor mensenrechten
wereldwijd. De binnen dit fonds beschikbare middelen zijn bestemd voor de financiering
van activiteiten ter ondersteuning van de prioriteiten uit bovengenoemde beleidsbrief.
Onderdeel van het Mensenrechtenfonds is dit subsidiebeleidskader Mensenrechtenfonds
2017–2020 (hierna: MRF 2017–2020). Dit subsidiebeleidskader is bedoeld voor het subsidiëren
van activiteiten die betrekking hebben op de volgende thema’s:
-
• Mensenrechtenverdedigers
-
• Gelijke rechten voor lesbiennes, homo´s, biseksuelen, transgenders en personen met
een intersekseconditie (LHBTI)
-
• Ernstigste schendingen
-
• Vrijheid van meningsuiting
-
• Internetvrijheid
-
• Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
-
• Mensenrechten en bedrijfsleven
-
• Straffeloosheid van internationale misdrijven
Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat deze selectie van thema’s waarop
het MRF 2017–2020 zich richt niet volledig overeenkomt met alle prioriteiten in de
beleidsbrief ‘Respect en recht voor ieder mens’. In het kader van het MRF 2017–2020
is een nadere selectie gemaakt. Bovendien zijn ook binnen de geselecteerde thema’s
algemene doelstellingen geformuleerd waarop projecten zich moeten richten om in aanmerking
te kunnen komen voor subsidie uit het MRF 2017–2020.
1.2. Opbouw van dit kader
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
In dit subsidiebeleidskader worden in hoofdstuk 2 allereerst de financiële middelen
en het tijdpad geschetst. Hoofdstuk 3 bevat een algemene toelichting op de selectiecriteria
en het selectieproces. In hoofdstuk 4 worden de algemene en specifieke doelstellingen
die worden beoogd met het verstrekken van subsidies uit de beschikbare middelen uitgewerkt,
waarna hoofdstuk 5 is gewijd aan de formele vereisten aan de aanvraag en verdere procedure.
In de laatste twee hoofdstukken worden de verschillende drempelcriteria en inhoudelijke
criteria uiteen gezet.
Bij dit subsidiebeleidskader behoort een zevental appendices. Dit betreft onder meer
het aanvraagstramien en het logframe. Deze worden gepubliceerd op de website: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/inhoud/subsidies-maatschappelijke-organisaties/mensenrechtenfonds.
2. Financiële middelen, verdeling daarvan en tijdpad projecten
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
2.1. Beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Het totaal beschikbare subsidieplafond voor het MRF 2017–2020 bedraagt EUR 19 miljoen.
Een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020 zal minimaal EUR 500.000 en maximaal
EUR 2 miljoen bedragen. De looptijd van een project kan variëren tussen de twee en
vier jaar, mits binnen het tijdvak van 23 januari 2017 tot en met 31 december 2021
en met dien verstande dat projecten niet later dan 30 november 2018 mogen beginnen.
2.2. Verdeling beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats door behandeling van de aanvragen
op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat de totaal beschikbare middelen
al op voorhand zijn gespreid over de thema’s waarop het MRF 2017–2020 zich richt en
dat de volgorde van binnenkomst dus per thema zal worden bepaald. Om in aanmerking
te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020 dient een aanvraag
betrekking te hebben op één van deze thema’s. Zie hierover verder hoofdstuk 4.
De verdeling van de beschikbare middelen over de thema’s is als volgt:
Thema
|
Beschikbaar bedrag
|
Mensenrechtenverdedigers
|
EUR 2.900.000
|
Gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transgenders en personen met
een intersekseconditie (LHBTI)
|
EUR 3.200.000, waarvan EUR 1.100.000 beschikbaar is voor activiteiten gericht op Rusland
en Centraal Azië
|
Ernstigste mensenrechtenschendingen (doodstraf en foltering)
|
EUR 2.000.000
|
Vrijheid van meningsuiting
|
EUR 4.350.000, waarvan EUR 1.450.000 beschikbaar is voor activiteiten gericht op het
faciliteren van juridische bijstand, verzekeringen en veiligheidstrainingen van (Nederlandse)
journalisten in nood in het buitenland
|
Internetvrijheid
|
EUR 2.900.000
|
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
|
EUR 2.100.000
|
Mensenrechten en bedrijfsleven
|
EUR 2.100.000
|
Straffeloosheid van internationale misdrijven
|
EUR 2.000.000
|
2.3. Gelijktijdig binnengekomen aanvragen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Indien gelijktijdig binnengekomen aanvragen bij toekenning het subsidieplafond voor
een thema zouden overschrijden, dan komt van die aanvragen, voor zover ze voldoen
aan de maatstaven die in dit subsidiekader zijn neergelegd, de aanvraag die daaraan
het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee of meer
van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking
van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.
2.4. (voorlopige) uitputting van de middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Binnen ieder thema zullen de aanvragen op volgorde van binnenkomst worden beoordeeld.
Vanaf het moment dat de middelen op basis van de beoordeling van eerder binnengekomen
aanvragen op grond van drempelcriteria en inhoudelijke criteria lijken te worden uitgeput,
zullen later binnengekomen aanvragen nog niet in behandeling worden genomen. Slechts
indien blijkt dat eerdere aanvragen alsnog afvallen (op basis van de organisatietoets,
zie 3.5) zullen de latere aanvragen in behandeling worden genomen, vanzelfsprekend
per thema op volgorde van binnenkomst.
2.5. Resterende middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Het is mogelijk dat na goedkeuring van één of meer aanvragen op een thema nog middelen
resteren, maar dat dit restant minder bedraagt dan EUR 500.000 (het minimumbedrag
voor een aanvraag). Hierdoor zal er geen volgend project meer op dat thema kunnen
worden goedgekeurd. Projecten zullen namelijk niet gedeeltelijk worden gefinancierd.
Deze resterende middelen zullen worden overgeheveld naar een eventuele volgende subsidieronde
onder het Mensenrechtenfonds.
2.6. Oda en non-oda
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
De voorliggende beleidsregels gelden zowel voor activiteiten ter bevordering van de
naleving van mensenrechten die volgens de OESO-DAC-criteria toerekenbaar zijn aan ODA-uitgaven, als voor activiteiten ter bevordering van de
naleving van mensenrechten die die daaraan niet toerekenbaar zijn. Volledigheidshalve
zij opgemerkt dat er in het kader van het MRF 2017–2020 geen landenlijst wordt gehanteerd,
d.w.z. dat de activiteiten in alle landen mogen worden uitgevoerd, met een minimum
van twee verschillende landen. Ook worden er inhoudelijke eisen gesteld aan de keuze
voor de landen, zie criterium I.3.
2.7. Termijn voor indiening
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf het moment van publicatie van het MRF 2017–2020
tot en met uiterlijk 31 augustus 2018, 23:59 uur CET. Binnen 13 weken na ontvangst
van een aanvraag zal op de aanvraag worden besloten.
De genoemde uiterste datum voor indiening laat onverlet dat, aangezien aanvragen worden
beoordeeld op basis van volgorde van binnenkomst, de voor de onderscheiden thema’s
beschikbare middelen voor die tijd kunnen zijn uitgeput. Indien de middelen voor een
thema zijn uitgeput, wordt een aanvraag voor dat thema afgewezen.
3. Selectiecriteria- en proces
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
3.1. Voor wie is het MRF 2017–2020 bedoeld?
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Subsidies in het kader van het MRF 2017–2020 zijn bedoeld voor projecten van zelfstandige
maatschappelijke organisaties met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk, die
op resultaatgerichte wijze werken aan de bescherming en bevordering van mensenrechten.
Onder maatschappelijke organisatie wordt in dit kader verstaan een niet op winst gerichte
en niet door een overheidsinstantie opgerichte of aan een overheidsinstantie statutair
of feitelijk verbonden organisatie die beschikt over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk
recht.
Organisaties kunnen zelfstandig een subsidieaanvraag indienen of deel uitmaken van
een alliantie. Een alliantie is een samenwerkingsverband van twee of meer maatschappelijke
organisaties in bovenstaande zin, die een gezamenlijk project uitvoeren waarbij alle
partijen een bijdrage leveren aan het totaal. Zij sluiten daartoe een samenwerkingsovereenkomst.
De penvoerder dient in een dergelijk geval namens de alliantie een aanvraag in voor
het project van de alliantie als geheel. De penvoerder is, indien de aanvraag wordt
gehonoreerd, verantwoordelijk voor de uitvoering van het project van de alliantie.
Aanvragers kunnen voor de uitvoering van (onderdelen van) het project gebruik maken
van andere organisaties zonder winstoogmerk of van bedrijven. Een dergelijke samenwerking
betreft geen samenwerking in het kader van een samenwerkingsverband zoals hiervoor
bedoeld, maar samenwerking met bijvoorbeeld een lokale organisatie die enkele onderdelen
van het project lokaal uitvoert.
3.2. Thematische minimumvereisten
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020
dient minimaal 80% van de totale middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de
activiteiten zich te richten op de algemene doelstelling van het gekozen thema, zoals geformuleerd in hoofdstuk 4 van dit beleidskader. De
overige middelen dienen (met uitzondering van het percentage overhead) evenzeer gericht
te zijn op de promotie en bescherming van mensenrechten, maar hoeven zich niet uitsluitend
te richten op de algemene doelstelling van het gekozen thema uit dit beleidskader.
Voornoemd percentage wordt vastgesteld aan de hand van het logframe, waarbij het gaat
om een optelsom van de middelen die aan de basis liggen van de activiteiten, outputs
en outcomes op het terrein van de beoogde algemene doelstelling.
3.3. Formele vereisten
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020
dient een aanvraag te voldoen aan de formele vereisten zoals vermeld in hoofdstuk
5.
3.4. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Zowel aanvrager/penvoerder en alle mede-indieners, als het project waarvoor subsidie
wordt gevraagd, dienen ten minste te voldoen aan de drempelcriteria (D.1 t/m D.13, zie hoofdstuk 6) om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie
in het kader van het MRF 2017–2020. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de
drempelcriteria zal de aanvraag worden afgewezen en niet verder worden beoordeeld.
Drempelcriteria zijn criteria met betrekking tot het soort organisatie, de financiële
onafhankelijkheid, de bezoldiging van het management en bestuur, evenals criteria
met betrekking tot het project.
3.5. Inhoudelijke criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Indien voldaan is aan de drempelcriteria zal beoordeeld worden of in voldoende mate
wordt voldaan aan de inhoudelijke criteria (I.1 t/m I.9).
Om voor subsidieverlening in het kader van het MRF 2017–2020 in aanmerking te kunnen
komen dient de kwaliteit van een aanvraag goed te zijn. Dit wordt uitgedrukt in een score. De minimaal te behalen score bedraagt
80% van de maximaal te behalen totaalscore, waarbij bovendien voor enkele individuele
criteria ook een minimum aantal punten moet worden behaald (dit wordt aangegeven in
het aanvraagstramien). Beoogd wordt op deze manier de aanvragen te selecteren die
niet slechts van voldoende kwaliteit zijn, maar die zich ook daadwerkelijk in positieve
zin onderscheiden bij de bevordering en bescherming van mensenrechten.
3.6. Organisatorische capaciteit
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020
dient de aanvrager/penvoerder in staat te zijn tot een adequaat financieel beheer
en dient hij door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor
subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten
te kunnen waarborgen. Deze capaciteit wordt alleen getoetst van die aanvragers wier aanvraag aan de drempeltoets
voldoet en op grond van de uitkomsten van de beoordeling volgens de inhoudelijke criteria
in aanmerking kan komen voor subsidie. Deze aanvragers worden daarna door het Ministerie
van Buitenlandse Zaken in de gelegenheid gesteld om de voldoende kwaliteit van hun
organisatorische capaciteit aan te tonen. Indien deze kwaliteit voldoende blijkt,
komt hun aanvraag in aanmerking voor subsidie. Zo niet, dan wordt de aanvraag afgewezen.
Ook indien de gevraagde aanvullende informatie niet of niet tijdig wordt aangeleverd,
wordt de aanvraag alsnog afgewezen. Meer informatie hierover kunt u vinden in het
aanvraagstramien.
3.7. Aanvraagstramien verplicht
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Voor het indienen van een aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het door de
ministers daartoe vastgestelde aanvraagstramien waarin de criteria nogmaals zijn opgenomen
en van een toelichting zijn voorzien. Het aanvraagstramien kan worden gevonden op
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/inhoud/subsidies-maatschappelijke-organisaties/mensenrechtenfonds.
Aanvragen die niet volgens dit stramien zijn opgesteld worden vooralsnog niet in behandeling
genomen. De aanvrager krijgt in dat geval de gelegenheid het verzuim te herstellen
conform art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Indien de aanvrager niet binnen de gegeven termijn het verzuim herstelt, wordt de
aanvraag definitief niet in behandeling genomen.
In dit kader wordt nadrukkelijk gewezen op art. 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien gebruik wordt gemaakt van art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt als datum van ontvangst van de aanvraag aangemerkt de datum waarop de aanvulling
is ontvangen.
Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen
is niet voldoende, tenzij in het aanvraagstramien uitdrukkelijk is aangegeven dat
daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van het aanvraagstramien
niet worden ingevuld, loopt de aanvrager het risico op een minder aantal punten of
zelfs afwijzing van de aanvraag.
3.8. Vereisten na subsidieverlening
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om voor subsidieverlening in aanmerking te komen dient de organisatie conform de IATI
standaard te rapporteren. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de BZ
publicatierichtlijnen getiteld ‘How to use the IATI standard’? Voor organisaties die nog niet conform IATI standaard kunnen rapporteren geldt dat
zij in de gelegenheid zullen worden gesteld dit alsnog mogelijk te maken binnen een
nader via een verplichting in de subsidieverleningsbeschikking vast te stellen termijn.
4. De thema’s
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Voor een verdere toelichting op het Nederlandse mensenrechtenbeleid wordt in algemene
zin verwezen naar de beleidsbrief ‘Respect en recht voor ieder mens’ en recente Mensenrechtenrapportages.
Zoals hiervoor vermeld is voor het MRF 2017–2020 een aantal thema’s geselecteerd.
Voor elk thema is een algemene doelstelling omschreven (zie hierna). Om in aanmerking
te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het MRF 2017–2020 dient de aanvraag,
zoals ook aangegeven in hoofdstuk 2, zich te richten op één van deze thema’s en daarbinnen
op de voor dat thema geformuleerde algemene doelstelling. Hiervoor dient minimaal 80% van de begrote middelen te zijn beoogd voor activiteiten
die aan de basis liggen van outputs en outcomes op het terrein van de algemene doelstelling van dat thema. Deze algemene doelstellingen moeten steeds worden begrepen binnen
de kaders van de beleidsbrief.
De mate waarin een project daarbinnen eveneens bijdraagt aan de specifieke doelstellingen wordt meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag volgens de criteria opgenomen
in I.2. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat deze specifieke doelstellingen steeds
binnen de algemene doelstellingen vallen.
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema Mensenrechtenverdedigers
is het wereldwijd beschermen en steunen van mensenrechtenverdedigers.
De specifieke doelstelling is:
Lesbiennes, homo’s biseksuelen, transgenders en personen met een intersekse conditie
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema LHBTI’s is het wereldwijd
bevorderen van gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transgenders
en personen met een intersekseconditie (LHBTI).
De specifieke doelstellingen zijn:
-
• bestrijding van discriminatie en geweld op basis van seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit
en/of
-
• afschaffing van de strafbaarstellingen van homoseksualiteit
en/of
-
• bevordering van sociale acceptatie van LHBTI’s
en/of
-
• bestrijden van de krimpende ruimte voor organisaties die zich inzetten voor gelijke
rechten van LHBTI’s.
Ernstigste mensenrechtenschendingen
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema Ernstigste mensenrechtenschendingen
is tweeledig, namelijk 1) de bestrijding van de doodstraf in landen waar deze straf
feitelijk wordt opgelegd en ten uitvoer wordt gelegd en/of 2) het wereldwijd tegengaan
van foltering.
De specifieke doelstelling is:
Vrijheid van meningsuiting
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van dit thema is het bevorderen van
vrijheid van meningsuiting, inclusief persvrijheid.
De specifieke doelstellingen zijn:
-
• het bevorderen van de persvrijheid in landen die ‘not free, or partly free’ scoren
in de ‘Freedom of the Press Ranking’ van Freedom House
en/of
-
• het voorkomen van geweld tegen journalisten en het voorkomen van straffeloosheid van
geweld tegen journalisten
en/of
-
• het bevorderen van duurzame financiële onafhankelijkheid van media in landen die in
aanmerking komen voor ODA fondsen volgens de OESO-DAC criteria.
en/of
-
• het bevorderen van implementatie van multilaterale afspraken in nationale structuren;
te denken valt daarbij aan de Sustainable Development Goals (in het bijzonder SDG
16.10).
In aanvulling op de beleidsbrief ‘Respect en recht voor ieder mens’ wordt er voor
het Nederlandse beleid ten aanzien van dit thema ook verwezen naar de kabinetsreactie
op de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Adviesraad
Internationale Vraagstukken over buitenlands internetbeleid.
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema Internetvrijheid is het
bevorderen van naleving van mensenrechten online en/of het verbeteren van online vrijheid
en veiligheid van mensenrechtenverdedigers overal ter wereld.
De specifieke doelstellingen zijn:
-
• het bevorderen van de ontwikkeling en de beschikbaarheid van technologische hulpmiddelen
voor mensenrechtenverdedigers
en/of
-
• het bevorderen van juridische expertise op het gebied van internetvrijheid en van
de beschikbaarheid van die expertise voor mensenrechtenverdedigers
en/of
-
• het bevorderen van onderzoek naar de impact van wetgeving op internetvrijheid inclusief
het stimuleren van verspreiding en/of toepassing van de resultaten
en/of
-
• het bevorderen van de ontwikkeling van beleid, wet- en regelgeving die gunstig is
voor internetvrijheid
en/of
-
• het stimuleren van betrokkenheid van de private sector bij het bevorderen van internetvrijheid.
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema Vrijheid van godsdienst
en levensovertuiging is de bevordering van een ieders vrijheid om haar of zijn religieuze
of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven.
Mensenrechten en bedrijfsleven
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van het thema Mensenrechten en bedrijfsleven
is het waarborgen van het naleven/garanderen van mensenrechten in wereldwijde waardeketens
door de bevordering en de implementatie van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en/of het hierop gebaseerde Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten waarin is duidelijk gemaakt hoe Nederland deze standaard omzet in eigen beleid.
De specifieke doelstellingen zijn:
-
• Het in landen die in aanmerking komen voor ODA fondsen volgens de OESO-DAC criteria
stimuleren van ontwikkeling en/of monitoring van Nationale Actieplannen Bedrijfsleven
en Mensenrechten (NAP) of andere vormen van coherent beleid op dit gebied door de
desbetreffende overheid
en/of
-
• De bevordering van ‘access to remedy’ voor slachtoffers van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen,
zoals gedefinieerd in de derde pijler van de Guiding Principles.
Straffeloosheid van internationale misdrijven
|
De algemene doelstelling van het toekennen van de middelen ten behoeve van dit thema is het bestrijden van
straffeloosheid van internationale misdrijven te weten genocide, oorlogsmisdrijven
en misdaden tegen de menselijkheid.
De specifieke doelstellingen zijn:
-
• het versterken van nationale capaciteit voor opsporing en vervolging van internationale
misdrijven,
en/of
-
• het bevorderen van bewustwording onder de bevolking van het belang van opsporing en
vervolging van internationale misdrijven,
en/of
-
• het versterken van de positie van slachtoffers van internationale misdrijven,
en/of
-
• het bevorderen van het vergaren en documenteren van bewijs met betrekking tot internationale
misdrijven.