Beperking toegankelijkheid
Het Natura 2000-gebied ‘Westerschelde & Saeftinghe’ is belangrijk als foerageer- en
slaapgebied voor diverse vogelsoorten. Ook als broedgebied is het gebied voor diverse
vogelsoorten van grote betekenis. Zowel binnendijks als op de schorren en De Bol,
het hooggelegen zandige deel van het Hooge Platen-complex, broeden tal van vogels,
waarbij met name de kustbroedvogels genoemd moeten worden. Daarnaast fungeren de schorren,
de binnendijkse gebieden, zoals de inlagen, en de hoogst gelegen gedeelten van het
intergetijdengebied, waaronder De Bol, als hoogwatervluchtplaats. Voor het in stand
houden en ontwikkelen van de vogelfuncties op slikken, platen en schorren is het voorkomen
van verstoring van groot belang. De diversiteit en omvang van de schorren zijn kenmerkend
voor het Natura 2000-gebied ‘Westerschelde & Saeftinghe’. Vooral dankzij het Verdronken
Land van Saeftinghe is het schorareaal hier verreweg het grootste in het Deltagebied.
De gradiënt in saliniteit en getijdeninvloed in het estuarium komt tot uiting in verschillen
in de schorbegroeiingen: in het oostelijk deel worden de meer brakke schorplanten
aangetroffen als Heen en Echt lepelblad en in het westelijk deel de meer zilte schorplanten
als Gesteelde zoutmelde en Zeealsem.
In het belang van de instandhouding en ontwikkeling van de natuurwaarden van de schorren
is het gewenst betreding te reguleren.
Enkele (delen van) platen in het Natura 2000-gebied ‘Westerschelde & Saeftinghe’,
zoals het Hooge Platen-complex, de Rug van Baarland en de Platen van Valkenisse, fungeren
tevens als belangrijk rust-, werp-, en zooggebied voor de gewone zeehond. Rust in
deze gebieden is van cruciaal belang, in het bijzonder in de zoogperiode (juni-augustus).
De toegankelijkheid van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe als geheel
of van een aantal deelgebieden wordt met dit besluit beperkt voor zover dit noodzakelijk
is voor de bescherming van de natuurwaarden.
Toelichting op de verbodsbepalingen
In artikel 1 is een toegangsbeperking voor burgerluchtvaartverkeer opgenomen. Laagvliegen kan
door silhouetwerking en geluid tot substantiële verstoring van de in het gebied aanwezige
vogels of zeehonden leiden. Het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is dan
ook gesloten voor burgerluchtvaart, tenzij gevlogen wordt boven 1000 voet (300 meter),
conform de ‘gedragscode verantwoord vliegen’.
Daarnaast is vliegen met een modelvliegtuig/modelluchtvaartuig, waaronder ook een
drone (Unmanned aircraft systems (UAS) of Remotely piloted aircraft systems (RPAS))
wordt gerekend, volgens artikel 1 zowel buitendijks als binnendijks boven het Natura 2000-gebied niet toegestaan. Het
gebruik van modelvliegtuigen/modelluchtvaartuigen, kan door de silhouetwerking, die
vergelijkbaar is met die van roofvogels, tot verstoring leiden van broedende, rustende
en/of foeragerende vogels.
Tenslotte is in artikel 1 het kitesurfen in het gebied gereguleerd. Kitesurfers kunnen verstorend werken als
ze in de nabijheid van broed-, rust- en/of foerageergebied, dan wel hoogwatervluchtplaats
voor vogels komen of als ze rust-, werp- en/of zooggebieden voor de gewone zeehond
te dicht naderen. Om ruimte te bieden voor kitesurfen zijn enkele kitesurfzones aangewezen.
Deze zijn gelegen buiten de voor verstoring gevoelige gebieden. Om duidelijkheid te
bieden voor de gebruikers over de ligging en omvang van deze zones zijn ze op de bij
dit besluit behorende kaart aangegeven en zijn de exacte coördinaten in bijlage 1
van dit besluit vermeld.
De toegankelijkheid van in artikel 2 genoemde schorren is beperkt vanwege de kwetsbaarheid van de schorvegetaties en het
voorkomen van vogels. De schorren liggen boven gemiddeld hoog water en stromen bij
vloed incidenteel onder. De toegangsbeperking geldt ook voor de in de schorren gelegen
geulen en prielen. Een uitzondering op het verbod geldt voor het zuidwestelijk deel
van het Verdronken Land van Saeftinghe. Dit deel, inclusief de geul het Speelmansgat,
blijft toegankelijk. Het schor is hier vrij te betreden. In het Speelmansgat mag worden
gevaren, geankerd en worden drooggevallen.
De toegangsbeperkingen voor de schorren op basis van dit besluit komen, met uitzondering
van het Hellegatschor, overeen met de reeds geldende toegangsregels, welke door de
terreinbeheerders worden gehanteerd.
In de in artikel 3 genoemde gebieden is het vanwege de kwetsbaarheid van zeehonden voor verstoring niet
toegestaan zich daar te bevinden. Deze gebieden zijn van groot belang als rust-, werp-,
en zooggebied voor de gewone zeehond. De aan de Platen van Valkenisse grenzende Geul
Zimmerman is van belang als voedselgebied. Door beperking van de toegankelijkheid
van deze gebieden wordt gewaarborgd dat een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan
de gunstige staat van instandhouding van deze beschermde soort.
Uitgezonderd van het verbod is het langsvaren in een aan de plaat grenzende waterzone
bij de twee deelgebieden van het Hooge Platen-complex. Ankeren, aanleggen aan de plaatrand,
snelvaren en waterskiën is echter in deze zones niet toegestaan. Van deze activiteiten
gaat een grotere verstoring uit. Ook mogelijk toekomstige vergelijkbare vormen van
waterrecreatie waar verstoring van uit gaat, zijn in deze zones niet toegestaan. Bij
twijfel over de verstorende effecten van een nieuwe vorm van waterrecreatie kan contact
opgenomen worden met het bevoegd gezag voor vergunningverlening, zijnde het College
van gedeputeerde staten van Zeeland.
De gewone zeehond komt niet alleen voor in de met dit besluit genoemde niet toegankelijke
gebieden. Ook op andere platen binnen het Natura 2000-gebied ‘Westerschelde & Saeftinghe’,
die wel toegankelijk zijn, worden zeehonden gesignaleerd. Met dit besluit wordt een
zonering van het gebruik tot stand gebracht. Door gerichte monitoring wordt informatie
verkregen over de omvang en verspreiding van de zeehondenpopulatie in dit dynamische
gebied, maar ook in de andere Deltawateren. Deze informatie, tezamen met gegevens
over veranderingen in de morfologie, kan aanleiding zijn dit besluit aan te passen.
De niet toegankelijke delen van de Platen van Valkenisse vormen, tezamen met de ten
noorden van de Geul Zimmerman gelegen slikken en het aangrenzende Schor van Waarde,
één aangrenzend rust- en foerageergebied voor vogels.
Binnen het Hooge Platen-complex ligt ook De Bol, een hoger gelegen zandige plaat,
die bij hoog water niet tot nauwelijks wordt overspoeld. De zuidelijke rand van De
Bol grenst aan diep water en is zeer geschikt als zeehondenrustgebied. De overige
delen fungeren als broedgebied voor kustbroedvogels als dwergstern, visdief, grote
stern en strandplevier, en als hoogwatervluchtplaats. De Bol vormt één van de belangrijkste
broedplaatsen in het Deltagebied van kustbroedvogels en is van cruciaal belang voor
de instandhouding van genoemde soorten.
Het noordwestelijke deel van de Verdronken Zwarte Polder, genoemd in artikel 4, wordt door kustbroedvogels als strandplevier en dwergstern gebruikt als broedplaats.
In de broedtijd van 15 april tot en met 15 juli wordt dit deel van het gebied afgeschermd
voor recreatie en is het niet toegankelijk. Het bieden van rust in de broedtijd is
essentieel voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling voor deze kustbroedvogels.
De in artikel 5 genoemde Plaat van Baarland vormt gedurende vrijwel het gehele jaar een zeer belangrijk
foerageergebied voor tal van vogelsoorten. De hogere delen en de tegen de dijk gelegen
schorren fungeren tijdens hoog water als hoogwatervluchtplaats. Aan de oostzijde van
de Plaat van Baarland is sprake van dagrecreatie. Hier bevindt zich een strandje,
een dijkpaviljoen en een kitesurflocatie.
In de door de gedeputeerde staten van Zeeland in 2006 verleende vergunning ex artikel van de 19d Nb-wet 1998 voor het periodiek opspuiten van het strandje is als voorwaarde opgenomen dat er
ter bescherming van de natuurwaarden een zonering in het gebruik tot stand wordt gebracht
en dat de Plaat van Baarland krachtens een besluit op grond van artikel 20 van de Nb-wet 1998 niet toegankelijk wordt. Met onderhavig besluit wordt invulling gegeven aan deze
voorwaarde. Activiteiten die plaats vinden in het water, zoals zwemmen, varen en/of
ankeren tijdens de hoogwaterperiode, kunnen in dit gebied gewoon doorgang vinden.
Het in artikel 6 genoemd Schor en Slik Ossenisse is van belang als foerageergebied voor tal van vogels.
Op de hogere delen van het schor is sprake van schorontwikkeling. Deze hogere delen
vervullen bij opkomend water een functie als hoogwatervluchtplaats voor vogels. Ter
bescherming van de vogelfuncties en de schorontwikkeling is het van belang dat het
gebied gedurende het gehele jaar niet toegankelijk is.
Uitgezonderd van dit verbod is het gebruik van het zandige Puttenstrandje dat in het
zomerhalfjaar (15 mei tot en met 15 september) gebruikt wordt om te zonnen en te zwemmen.
Het strandje is te bereiken via de Noordnol. Uitzwermen van recreanten vanaf het Puttenstrandje
over drooggevallen slik en de slikrand zorgt voor verstoring van foeragerende vogels
en is niet toegestaan. Activiteiten die plaats vinden in het water, zoals zwemmen,
varen en/of ankeren tijdens de hoogwaterperiode, kunnen in dit gebied gewoon doorgang
vinden.
De strekdammen aan weerszijden van het Slik en Schor Ossenisse, de Noordnol en de
Zuidnol, vormen met name in het winterhalfjaar bij hoog water een belangrijke functie
als hoogwatervluchtplaats voor vogels. Grote groepen vogels, die bij laag water op
de nabijgelegen slikken en platen foerageren, overtijen hier. Betreding van de strekdammen
leidt tot grote verstoring van de rustende vogels. Het afsluiten van de Noordnol en
de Zuidnol in de periode 16 september tot en met 14 mei zorgt voor de voor de vogels
noodzakelijke rust en draagt bij aan de instandhouding van de verschillende vogelsoorten.
In de door de gedeputeerde staten van Zeeland in 2009 verleende vergunning ex artikel van de 19d Nb-wet 1998 voor de versterking van de zeedijk ter plaatse, in samenhang met de verleende vergunning
ex artikel 19d van de Nb-wet 1998 voor een verblijfsrecreatieve ontwikkeling binnendijks,
is als voorwaarde opgenomen dat er ter bescherming van de natuurwaarden een zonering
in het gebruik van het buitendijks gelegen slik en schor en de Noordnol en de Zuidnol
tot stand werd gebracht. Met onderhavig besluit wordt invulling gegeven aan deze zonering.
Het in artikel 7 genoemde gebied Hoofdplaat Nummer Een is een buitendijks gebied dat is ontstaan bij
een in het verleden uitgevoerde dijkversterking. Het gebied vervult een belangrijke
functie als broedgebied voor kustbroedvogels zoals strandplevier en dwergstern. Rust
is tijdens de periode van 15 april tot en met 15 juli van groot belang voor het broedsucces.
In deze periode is het niet toegestaan het gebied te betreden. Wandelen en fietsen
op en over het buitendijks gelegen fietspad en het wandelen op en over het pad vanaf
het fietspad naar de dijkovergang halverwege het gebied, blijft het gehele jaar toegestaan.
Met name loslopende honden van wandelaars die gebruik maken van het fiets- en wandelpad,
kunnen jaarrond zorgen voor zeer grote verstoring van (broed)vogels. Het aanlijnen
voorkomt dat honden uitzwermen over de rest van het gebied.
In het kader van het opstellen van het beheerplan voor de Deltawateren vindt een brede,
integrale afweging plaats van de verschillende belangen in het gebied van het Natura
2000-gebied ‘Westerschelde & Saeftinghe’. De in dit besluit opgenomen beperking van
de toegankelijkheid van gebieden is in lijn met de in het beheerplanproces voorgenomen
maatregelen ter realisering van de instandhoudingsdoelstellingen.
Vergunningplicht
Er is een aanzienlijk menselijk medegebruik van het Natura 2000-gebied ‘Westerschelde
& Saeftinghe’. Een aantal kenmerkende natuuraspecten (ontwikkeling bodemleven, voldoende
rust voor vogels, voldoende rust voor zeehonden) staat onder druk en zal zonder maatregelen
in de toekomst mogelijk verder onder druk komen. Het is dan ook van belang dat de
toegang tot deze gebieden, vooral de gebieden waar de zeehonden en vogels verblijven,
wordt verboden, dan wel beperkt.
Conform artikel 20, lid 3, van de Nb-wet 1998 is het verboden in strijd met de beperkingen die voortvloeien uit de aanwijzing tot
gesloten gebied zich te bevinden in een dergelijk gebied. Slechts daar waar noodzakelijk,
bijvoorbeeld voor beheer en onderhoud, faunabeheer of onderzoek en monitoring, wordt
betreden en/of bevaren, het vliegen beneden 1000 voet (circa 300 meter), het laten
vliegen van drones boven gesloten gebied door of namens de overheid en/of de terreinbeherende
organisatie, is dit toegestaan conform artikel 20, lid 4, van de Nb-wet 1998.
Overige zaken zijn gereguleerd middels een vergunning ex artikel 19d van de Nb-wet 1998, dan wel middels het beheerplan. Het zich bevinden in, het betreden, het bevaren
van of droogvallen binnen een op grond van artikel 20 van de Nb-wet 1998 aangewezen gebied binnen de in dit besluit bepaalde gesloten periodes wordt gezien
als een handeling die per definitie leidt tot een kans op een verslechtering dan wel
significante verstoring van de habitats respectievelijk soorten waarvoor de beperking
van toegankelijkheid van het gebied heeft plaatsgevonden. Dergelijke handelingen zijn
dientengevolge steeds vergunningplichtig ex artikel 19d van de Nb-wet 1998. Indien de effecten van de activiteit op de te beschermen waarden binnen het gesloten
gebied niet voldoende kunnen worden ondervangen door het stellen van voorschriften
in de vergunning, dan kan de vergunning worden geweigerd. Dit vloeit voort uit het
feit dat met het aanbrengen van een toegangsbeperking op het gebied wordt beoogd een
extra mate van bescherming voor de waarden binnen dit gebied te bewerkstelligen naast
de basisbescherming die voortvloeit uit de betreffende aanwijzing tot Natura 2000-gebied.
De noodzaak tot betreden en/of bevaren van het beperkt toegankelijke gebied dient
door de aanvrager in de aanvraag voor een vergunning, conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998, voldoende te worden gemotiveerd.
Ingevolge artikel 20, lid 4, van de Nb-wet 1998 gelden de toegangsbeperkingen niet voor de eigenaar of gebruiker van het betreffende
gebied ten aanzien van het verbod zich binnen het gebied te bevinden indien bedoeld
gebruiksrecht zich daarover uitstrekt. Indien en voor zover de eigenaar of gebruiker
binnen het gebied activiteiten ontplooit, die verder gaan dan louter het zich bevinden
binnen het gebied, geldt onverkort het bepaalde van deze regeling en artikel 19d Nb-wet 1998. De begrippen ‘eigenaar’ en ‘gebruiker’ zijn gedefinieerd in artikel 1 van de Nb-wet 1998; kortheidshalve wordt hier naar deze definities verwezen.