Bijlage Subsidieprogramma Fonds Duurzaam Water (FDW)
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Paragraaf 1. : Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
1.1. Beleidskader FDW
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het in dit besluit omschreven subsidieprogramma is onderdeel van het beleidskader
FDW (hierna beleidskader), waarin naast subsidieverstrekking ook andere instrumenten
worden ingezet. Het beleidskader is beschikbaar op de FDW website van RVO.nl (http://english.rvo.nl/fdw).
Door middel van het beleidskader kan een bijdrage worden geleverd aan de uitvoering
van de agenda voor hulp, handel en investeringen van het huidige kabinet (‘Wat de
wereld verdient’, april 2013).
Problemen op het gebied van waterveiligheid en waterzekerheid zijn complex van aard
en er is vaak sprake van verschillende belangen. Hierdoor kunnen problemen veelal
niet door één organisatie worden opgelost of kunnen oplossingen niet door één organisatie
worden gefinancierd. Het beleidskader stimuleert het aangaan van publiek private partnerschappen
(PPP’s). Door in partnerschap te werken en gebruik te maken van de toegevoegde waarde
van overheden, ondernemingen, NGO’s en kennisinstellingen kunnen innovatieve en duurzame
oplossingen gevonden worden voor water-gerelateerde problemen. Partnerschappen bieden
bovendien kansen voor de Nederlandse watersector en kunnen helpen bij het opbouwen
van lokaal MKB.
1.2. Beleidsuitgangspunten FDW
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Vanuit het beleidskader wordt gezocht naar initiatieven die substantieel bijdragen
aan een systeemdoorbraak. Hiervoor is noodzakelijk dat resultaten opschaalbaar zijn
of een sectorale impact hebben en er aandacht is voor de enabling environment en verdienmodellen
gericht op de allerarmsten.
De onderstaande beleidsuitgangspunten, waaronder duurzaamheid en gender, staan centraal.
De mate waarin, en de manier waarop deze aspecten worden geïntegreerd is afhankelijk
van de context. De voorkeur zal uitgaan naar initiatieven waarin deze aspecten een
belangrijke rol spelen.
De beleidsuitgangspunten zijn:
Ontwikkelingsfocus:
Inclusieve groene groei door het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid
in ontwikkelingslanden.
Het verbeteren van de levensomstandigheden van kwetsbare groepen.
Het integreren van het thema gender, bij voorkeur door vrouwen te betrekken bij besluitvorming,
planning en uitvoering, bijvoorbeeld door ze in te zetten als change agents en activiteiten
die bijdragen aan de sociale en economische empowerment van vrouwen of de randvoorwaarden
hiervoor.
Ondersteunde initiatieven zijn gebaseerd op een gedegen equity en gender analyse.
Duurzaamheid:
Het gaat uitsluitend om interventies die tot een duurzaam resultaat leiden. Voor de
invulling van het begrip duurzaam wordt gebruik gemaakt van het FIETS kader waarin
onderscheid wordt gemaakt in duurzaamheid op Financieel, Institutioneel, Ecologisch
(milieu en klimaat), Technisch en Sociaal vlak.
-
– Waar er sprake is van een verdienmodel is deze gebaseerd op een goede analyse (incl.
willingness to pay). Het verdienmodel functioneert met kwetsbare groepen (zoals de
allerarmsten) als (deel van de) markt of doelgroep.
-
– Van initiatieven wordt verwacht dat ze een positieve bijdrage levert aan duurzaam
gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het terugdringen van afvalstromen, het behoud
van ecosystemen, het helpen terugdringen van klimaatverandering (mitigatie) of het
versterken van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie).
-
– Integrale aandacht voor waterbeheer aspecten van de beoogde interventies is noodzakelijk
om duurzaamheid te waarborgen. Een goede analyse van de impact van het project op
de (natuurlijke) omgeving is hiervoor essentieel.
-
– Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is het van belang dat ondersteuning gebaseerd
is op lokale vraag. Het betrekken van lokale belanghebbenden en de doelgroep is daarbij
van groot belang.
-
– Om kansen op systeemdoorbraak te verhogen kan complementariteit van het project met
de bilaterale waterprogramma’s van toegevoegde waarde zijn.
-
– Interventies voldoen te allen tijde aan de regels met betrekking tot Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (zie OESO richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen,
versie 2011).
Partnerschappen:
De aanpak van de problematiek waarop FDW zich richt vergt inzet van publiek private
partnerschappen. Dergelijke partnerschappen kunnen kansen en problemen aanpakken die
de individuele partij overstijgen en zich bevinden op het snijvlak van het publieke
en private domein. Een substantiële rol van de lokale publieke partij uit het doelland
is van belang voor het rechtvaardigen van een publiek-private samenwerking en voor
het welslagen van initiatieven. Voor goed functionerende partnerschappen is het van
belang dat heldere afspraken worden gemaakt over de verschillende taken, rollen en
verantwoordelijkheden.
Nederlandse kennis en kunde:
Daar waar het meerwaarde voor de te bereiken doelen heeft wordt de inzet van Nederlandse
kennis en kunde verlangd.
1.3. Doelstelling subsidieprogramma FDW
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het doel van het subsidieprogramma is bijdragen aan inclusieve, groene groei door
het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in ontwikkelingslanden via publiek
private partnerschappen (PPP’s). Uitgangspunt daarbij is dat het zich richt op kansen
en knelpunten die juist door inzet van publiek private partnerschappen succesvol opgepakt
kunnen worden.
Gezien de te adresseren thema’s en de samenwerking tussen publieke en private partijen
in partnerschappen kan de doelstelling bereikt worden via interventies die zich richten
op het realiseren van randvoorwaardelijke vereisten. Hierbij kan gedacht worden aan
institutionele capaciteitsversterking of interventies op basis van verdienmodellen
daar waar de markt het laat afweten of risico’s te groot zijn. Een combinatie van
deze twee typen interventies is ook mogelijk. Voor beide typen interventies moet duidelijk
zijn dat er een meerwaarde is van de samenwerking van de publieke en private sector
in een PPP.
Aan de doelstelling dient via één of meer van de volgende drie thema’s te worden bijgedragen:
-
1. Duurzame toegang tot schoon drinkwater en sanitatie (inclusief afval en industrieel
afval);
-
2. Efficiënt watergebruik, met name in de landbouw;
-
3. Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s.
Integratie van de verschillende thema’s is mogelijk en kan zelfs bijdragen aan het
verhogen van de duurzaamheid van de activiteiten.
Het subsidieprogramma kent twee subsidiemogelijkheden: de FDW-projectsubsidie (paragraaf
3) en de FDW-voucher (paragraaf 4).
1.4. Uitvoerder
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de uitvoering
van het subsidieprogramma opgedragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO.nl). RVO.nl zal het subsidieprogramma uitvoeren namens de minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking op grond van een aan RVO.nl verleend mandaat.
1.5. Administratieve lasten
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de aanvrager bij het subsidieprogramma
te maken krijgt is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij
is rekening gehouden met de indiening van een aanvraag, de beheerfase, de afronding
van het project, waarna de aanvrager een verzoek tot vaststelling van de subsidie
moet indienen, en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt
dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 0,4% bedraagt.
Paragraaf 3. : FDW-projectsubsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
3.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Een FDW-projectsubsidie beoogt PPP’s te ondersteunen bij het uitvoeren van projecten
die aansluiten op de doelstellingen van FDW.
3.2. Omvang van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het maximale subsidiepercentage van de subsidiabele projectkosten en het maximale
subsidiebedrag zijn afhankelijk van het thema waar de aanvraag zich op richt. De maximale
subsidiepercentages per thema zijn weergegeven in tabel 1.
De omvang van de aangevraagde subsidie is niet lager dan € 500.000.
Aanvragen die zijn ingediend onder het thema ‘Verbeterd stroomgebied beheer en veilige
delta’s’, maar hier na analyse niet onder vallen, zullen, indien zij (waar nodig)
niet tijdig voor de deadline voor het indienen van aanvragen worden aangepast, niet
in aanmerking komen voor subsidie.
Tabel 1: maximum subsidiepercentage, maximum subsidiebedrag, minimum eigen bijdrage
en minimale ondernemingsbijdrage per thema1).
Thema
|
Maximum subsidie-percentage
|
Maximum subsidiebedrag
|
Minimum eigen bijdrage
|
Minimale ondernemings-bijdrage
|
Duurzame toegang tot schoon drinkwater en sanitatie (inclusief afval)
|
60%
|
€ 3 miljoen
|
40%
|
20%
|
Efficiënt watergebruik met name in de landbouw
|
60%
|
€ 3 miljoen
|
40%
|
20%
|
Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s
|
70%
|
€ 3 miljoen
|
30%
|
10%
|
Ad 1) De genoemde percentages hebben betrekking op het projectbudget van de aanvraag.
3.3. Eigen bijdrage
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het deel van de projectkosten dat niet door subsidie wordt gefinancierd komt uit middelen
van het PPP (eigen middelen of middelen verkregen van derden); de eigen bijdrage.
De hoogte van de minimaal vereiste eigen bijdrage wordt per thema weergegeven in Tabel
1. Een minimum percentage van de subsidiabele projectkosten moet afkomstig zijn uit
middelen van ondernemingen die als projectpartner in de aanvraag zijn opgenomen. De
hoogte van dit percentage is per thema weergegeven in Tabel 1. Bij aanvraag van de
projectsubsidie maakt het project aannemelijk dat het PPP de eigen bijdrage kan financieren.
De eigen bijdrage mag afkomstig zijn uit verschillende financieringsbronnen zoals
andere subsidies, leningen en giften of investeringen door derden in projectpartners
of het partnerschap, echter mag niet afkomstig zijn van een reeds eerder verkregen
subsidie of bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien de eigen bijdrage
wordt gefinancierd uit een lening of investering zal deze bijdrage worden gezien als
de bijdrage uit de middelen van de PPP-partner die de lening of investering ontvangt.
Individuele leden van de doelgroep van het FDW-project zijn geen partner in een PPP
namens welke een aanvraag voor een projectsubsidie wordt gedaan en hun economische
groei of door hen aangegane leningen kunnen niet als ‘eigen bijdrage’ gekapitaliseerd
worden. Tevens kan de eigen bijdrage niet worden ingevuld met in de toekomst binnen
het project te genereren inkomsten.
Een hogere eigen bijdrage dan minimaal vereist wordt aangemoedigd en werkt positief
door in de beoordeling van de aanvragen.
3.4. Subsidiabele projectkosten
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Een projectsubsidie bestaat uit een bijdrage in de kosten direct verbonden met de
uitvoering van het project. Kosten komen alleen in aanmerking voor subsidie indien
deze rechtstreeks aan de uitvoering van het project zijn toe te rekenen en indien
wordt voldaan aan de verplichtingen gesteld in de beschikking tot subsidieverlening.
De kosten die voor subsidie in aanmerking komen bestaan uit kosten voor kapitaalgoederen
(hardware) en technische assistentie (TA). In de subsidieverleningsbeschikking zal
worden opgenomen dat kosten voor hardware en kosten voor technische assistentie, met
uitzondering van kosten gemaakt voor uitvoer van de inceptiefase, pas subsidiabel
zijn na afronding van de inceptiefase van het project. De inceptiefase is afgerond
indien alle voor deze fase geplande activiteiten zijn uitgevoerd en resultaten zijn
behaald. Op verzoek van het PPP kan RVO.nl hiervan afwijken. Hiervoor beoordeelt RVO.nl
het verzoek en de ingediende rapportage en bijbehorende bijlagen van de inceptiefase.
In relatie tot technische assistentie (TA) wordt voor FDW de standaardmethode ‘Loonkosten
plus vaste-opslag-systematiek’ gebruikt om de hoogte van de tarieven van projectpartners
te bepalen. Hierbij wordt uitgegaan van een opslag van 50% op de loonkosten.
Onder subsidiabele kosten voor kapitaalgoederen (hardware) wordt verstaan:
-
– investeringen in duurzame kapitaalgoederen noodzakelijk voor het uitvoeren van het
project;
-
– investeringen in nieuwe gemeenschappelijke infrastructuur of verbetering van bestaande
infrastructuur, met uitzondering van regulier onderhoud;
-
– kosten voor heffingen noodzakelijk voor aanschaf van de kapitaalgoederen, uitgezonderd
btw.
Onder subsidiabele kosten voor technische assistentie (TA) wordt verstaan:
-
– kosten voor projectmanagement. Hieronder vallen kosten voor activiteiten zoals het
organiseren van bijeenkomsten, opstellen van business plannen, rapporteren etc.;
-
– kosten voor monitoring en (externe) evaluatie van het project;
-
– projectmatige operationele kosten, namelijk aantoonbare kosten voor het in stand houden
van (delen van) het door het project opgeleverde product of de door het project opgeleverde
dienst gedurende de overeengekomen projectperiode;
-
– kosten voor activiteiten die individuele organisaties overstijgen en direct bijdragen
aan de doelstellingen van de aanvraag zoals een multi-stakeholder dialoog, marktontwikkeling,
gemeenschappelijke waterbeheer risicoanalyse, versterken institutionele capaciteit
e.d.;
-
– kosten voor kwaliteits- of IMVO certificatie (bijvoorbeeld ISO certificering en milieu
certificering), vergunningen, marketing, advieskosten;
-
– kosten voor overige technische assistentie. Hieronder vallen kosten voor kennisoverdracht
en training voor medewerkers binnen het PPP en voor derde partijen.
De volgende kostenposten zijn niet subsidiabel:
-
– kosten gemaakt vóór de startdatum en na de einddatum van het project. De startdatum
van het project mag niet vóór de indieningsdatum van de aanvraag liggen;
-
– kosten voor aanvraag van de subsidie;
-
– financieringskosten en rentevergoedingen;
-
– kosten gemaakt voor aankoop, huur of leasen van bestaande gebouwen;
-
– kosten gemaakt voor aankoop, huur of leasen van land;
-
– kosten voor onderzoek en ontwikkeling (R&D), uitgezonderd demonstratie activiteiten;
-
– operationele kosten, met uitzondering van projectmatige operationele kosten;
-
– omzetbelasting zoals btw/VAT (tenzij de uitvoerende organisatie kan aantonen dat er
geen vrijstelling kan worden gekregen);
-
– kosten gemaakt door derden, dat wil zeggen kosten die niet worden gemaakt door projectpartners
in het PPP;
-
– kosten veroorzaakt door inflatie en schommelingen in wisselkoers;
-
– loonkosten van medewerkers in dienst bij lokale publieke partners uit het doelland.
3.5. Extern advies
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De Ambassades van het Koninkrijk der Nederlanden geven advies over de kwaliteit van
de aanvragen. Hierbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de aansluiting bij het Meerjarig
Strategisch Plan (MJSP) van de ambassade en de inbedding in de lokale context.
RVO.nl kan tijdens de beoordeling advies inwinnen bij externe experts.
RVO.nl legt de resultaten van de beoordeling van de aanvragen voor aan een door de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingestelde onafhankelijke
adviescommissie FDW. De commissie adviseert de Minister over de uitkomsten van de
beoordeling door RVO.nl.
3.6. Aanvraag indienen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
-
– De aanvraag dient via het digitale formulier op de website van de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland ingediend te worden. Eventueel kunt u de aanvraag schriftelijk
(USB-stick) en/of per e-mail, rechtsgeldig ondertekend, indienen bij de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland; Bezoekadres: Prinses Beatrixlaan 2, Den Haag; Postadres:
Postbus 93144, 2509 AC Den Haag; e-mailadres: fdw@rvo.nl.
-
– Uiterste termijn van indiening is voor de eerste openstelling 27 februari 2017, 15.00
uur, voor de tweede openstelling 5 februari 2018, 15.00 uur. Aanvragen dienen op deze
tijdstippen door RVO te zijn ontvangen.
-
– De aanvraag wordt opgesteld in de Engelse taal met gebruikmaking van een daartoe door
de Minister vastgesteld (digitaal) formulier en voorzien van de daarin genoemde bijlagen,
dat beschikbaar is gesteld op www.english.rvo.nl/fdw. Het gaat in ieder geval om een
verklaring van ontvangst van het RVO.nl-advies op de concept note en de volgende bijlagen:
-
– Partner formulieren
-
– Projectplan
-
– Logframe en planning
-
– Project budget
-
– Financial sustainability and revenu model
-
– Financiële jaarrekeningen en verklaringen projectpartners
-
– Monitoring & Evaluatie indicatoren
-
– De aanvrager en deelnemers aan het PPP dienen te verklaren dat zij op de hoogte zijn
van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over maatschappelijk verantwoord
ondernemen en de ILO-Verklaring inzake fundamentele principes en rechten op het werk,
en dat zij hiernaar handelen. Ook dienen zij op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst
en geen activiteiten onder het project uit te voeren die op deze lijst benoemd staan.
-
– In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een
aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum
waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken
voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de aanvrager (penvoerder)
het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling
te vragen in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen
op volledigheid. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld,
maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend.
3.7. Verdeling van de beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Na ontvangst van de aanvragen toetst RVO.nl de aanvraag op ontvankelijkheid. Aanvragen
die voldoen aan alle formele vereisten zijn ontvankelijk en worden in behandeling
genomen en beoordeeld op drempelcriteria. Slechts de aanvragen die voldoen aan alle
drempelcriteria worden (nader) inhoudelijk op rangschikkingscriteria beoordeeld.
Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO.nl verificatieactiviteiten uitvoeren
ter controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan
door verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit
van de aanvraag verzameld worden. Hiervoor kan RVO.nl contact zoeken met de partijen
in het aanvragende PPP en relevante stakeholders.
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking. De aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving
en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
De verdeling van de beschikbare middelen vindt per openstelling plaats op basis van
rangschikking van de aanvragen op kwaliteit.
De rangschikking geschiedt per thema op basis van:
-
• toekenning van punten als uitkomst van de beoordeling op de rangschikkingscriteria;
-
• de toekenning van extra punten aan activiteiten in partnerlanden voor ontwikkelingssamenwerking
en focuslanden voor buitenlandse handel (BH)(zie annex 1 bij deze beleidsregels).
De beschikbare subsidie wordt eerst toegekend aan de aanvragen die als eerste gerangschikt
zijn binnen een FDW-thema. Vervolgens komen de aanvragen die daaronder gerangschikt
zijn voor subsidie in aanmerking in volgorde van rangschikking per thema zolang het
subsidiebudget niet is uitgeput.
Indien onvoldoende subsidie beschikbaar is om alle aanvragen die van voldoende kwaliteit
gebleken zijn (zie hierna onder Puntenverdeling en bonuspunten) te honoreren, krijgen bij een gelijke rangschikkingspositie aanvragen die zich richten
op het thema ‘Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s’ prioriteit boven aanvragen
die zich richten op het thema ‘Efficiënt watergebruik met name in de landbouw’, die
weer prioriteit krijgen boven aanvragen die zich richten op het thema ‘Duurzame toegang
tot schoon drinkwater en sanitatie’.
3.7.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Een aanvraag wordt afgewezen indien aan één of meerdere van de onderstaande minimale
eisen niet wordt voldaan:
3.7.2. Rangschikkingscriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Aanvragen moeten een minimale score voor de verschillende rangschikkingscriteria behalen
(zie tabel 2) om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Aanvragen die daaraan
voldoen zullen aan de hand van de beoordeling op onderstaande criteria, na toekenning
van eventuele bonuspunten, gerangschikt worden.
Puntenverdeling en bonuspunten
Aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria en ten minste het minimale aantal punten
op de rangschikkingscriteria scoren zullen worden gerangschikt aan de hand van de
beoordelingsscore en eventueel toegekende bonuspunten. In totaal zijn er 1.000 punten
te verdienen in de toets op de rangschikkingscriteria. In onderstaande tabel 2 staat
per rangschikkingscriterium het maximum aantal te verdienen punten en het aantal punten
dat minimaal behaald moet worden om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
Tabel 2: verdeling punten en minimum te behalen punten rangschikkingscriteria
|
Criterium
|
Maximum
|
Minimum
|
a
|
Beleidsbijdrage
|
250
|
200
|
b
|
Het partnerschap
|
200
|
140
|
c
|
Interventiestrategie
|
200
|
140
|
d
|
Duurzaamheid
|
250
|
160
|
e
|
Operationele invulling van het project
|
100
|
60
|
|
Totaal aantal punten
|
1.000
|
700
|
Naast de 1.000 punten die te verdienen zijn voor de kwaliteitscriteria worden 50 extra
punten toegekend aan aanvragen voor activiteiten in één van de 14 daarvoor kwalificerende
partner- of focuslanden voor het beleid van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
zoals opgenomen in annex 1 bij deze beleidsregels.
3.8. Beslissing subsidieaanvraag en uitvoering
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Naast het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen als er niet voldaan wordt aan het bepaalde
in deze beleidsregels en/of indien het beschikbare budget ontoereikend is gelet op
de plaats op de rangschikking per thema van de aanvraag.
3.8.1. Verlening en verplichtingen van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Binnen 22 weken na de uiterste indieningsdatum voor de aanvragen beslist RVO.nl namens
de Minister op de aanvraag.
Bij de verlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen opgenomen.
Voortgangsrapportages en monitoring projectresultaten:
De subsidieontvanger dient bij afronding van de inceptiefase van het project en vervolgens
eenmaal per 12 maanden te rapporteren over de gerealiseerde activiteiten, resultaten
en kosten. De voortgangsrapportages worden binnen 4 weken na afloop van de rapportageperiode
bij RVO.nl ingediend. De rapportages dienen in het Engels te worden opgesteld volgens
het beschikbaar gestelde model (zie http:english.rvo.nl/FDW).
Gezamenlijk met de voortgangsrapportage wordt tevens gerapporteerd op monitoring indicatoren
zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking en het door het partnerschap te ontwikkelen
‘Monitoring en Evaluatie plan’. Deze omvat expliciet monitoring op bijdragen aan de
beleidsdoelstellingen. De in de subsidiebeschikking vastgelegde indicatoren zijn een
selectie van indicatoren, zoals genoemd in annex 2 bij deze beleidsregels, die relevant
zijn voor het project. Daarbij wordt bij de oplevering van de rapportage na afronding
van de inceptiefase gerapporteerd op de baseline situatie en projectdoelstellingen,
waarna jaarlijks een update op de indicatoren wordt verstrekt. Rapportage op de indicatoren
volgt het daarvoor bestemde format dat wordt aangeboden door RVO.nl.
Gedurende de gehele uitvoeringsperiode kan RVO.nl uit eigen beweging contact opnemen
met elke partner in het PPP voor het opvragen van informatie over het project.
Als onderdeel van de monitoringindicatoren rapporteert de subsidieontvanger jaarlijks
op de uitkomsten van een duurzaamheidscheck waarbij gerapporteerd wordt over het functioneren
van de door het project geïnstalleerde of gerehabiliteerde hardware. Indien deze hardware
niet meer volledig functioneel is dient door het PPP een analyse naar de oorzaken
en een management response daarop opgesteld te worden. De interventiestrategie moet
worden aangepast zodat de functionaliteit blijvend wordt hersteld. Indien aan het
einde van de projectperiode minder dan 100% van deze hardware volledig operationeel
is kan dit leiden tot aanpassing van de subsidie.
Projecten met een totaal projectbudget boven € 5.000.000 moeten door een onafhankelijke
partij geëvalueerd worden op de gerealiseerde projectresultaten. De kosten voor een
externe evaluatie moeten in het budget zijn opgenomen. Het eindconcept en het eindrapport
moeten te zijner tijd bij RVO.nl worden ingediend. Tevens is een externe evaluator
betrokken bij het opstellen van een monitoring en evaluatieplan voor het project.
Duurzaamheidscompact:
Bij afronding van het project dient aan RVO.nl een ondertekend duurzaamheidscompact
overlegd te worden. Doel van het duurzaamheidscompact is het verzekeren van het volledig
en blijvend functioneren van de diensten en middelen die door het project zijn opgeleverd.
Het duurzaamheidscompact moet ten minste ondertekend zijn door de hoofdaanvrager en
de belanghebbende partijen met betrekking tot de diensten en middelen geleverd door
het project. De subsidieontvanger rapporteert jaarlijks op de stand van zaken rond
de ontwikkeling van het duurzaamheidscompact.
Het duurzaamheidscompact wordt gebaseerd op de richtlijnen die RVO.nl beschikbaar
stelt op de website http://english.rvo.nl/FDW
Internationale normen:
De subsidieontvanger is verplicht het project uit te voeren volgens de OESO richtlijnen
voor Multinationale Bedrijven en de ILO-Verklaring inzake fundamentele principes en
rechten op het werk.
Belastingontwijking:
Van projectpartners wordt geëist dat zij geen gebruik maken van kunstmatige constructies
om hun winsten of te betalen bronheffingen te verlagen in relatie tot het project.
Onder ‘kunstmatige constructies’ vallen alle (juridisch legale) constructies die geheel
of gedeeltelijk gericht zijn op het ontlopen van belastingen.
3.8.2. Bevoorschotting en vaststelling van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Inceptiefase implementatie:
Het voltooien van de inceptiefase van het project is essentieel voor de verdere uitvoering
van het subsidieproject. Indien de inceptiefase niet, niet tijdig of niet volledig
is gerealiseerd, kan dit gevolgen hebben voor continuering van de subsidieverstrekking
en kan de subsidiebeschikking worden gewijzigd of zelfs worden ingetrokken.
Voorschotten:
Bij de subsidieverstrekking zal worden bepaald op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.
Gedurende het project bedragen de voorschotten in totaal niet meer dan 90% van de
verleende subsidie.
In de subsidieverleningsbeschikking zal worden bepaald dat na afronding en goedkeuring
van de inceptiefase van het project de voorschotten gefaseerd, eens per drie maanden,
worden verstrekt. Van dit regime kan worden afgeweken na een door RVO.nl goedgekeurd
verzoek van het PPP of op initiatief van RVO.nl, bijvoorbeeld indien de projectvoortgang
achterblijft bij de planning.
Subsidievaststelling:
De aanvrager moet binnen zes maanden na afronding van de activiteiten de inhoudelijke
en financiële eindrapportage aanleveren, evenals de aanvraag tot vaststelling van
de subsidie. Deze eindrapportage dient te worden ingediend overeenkomstig het beschikbaar
gestelde model. RVO.nl beslist binnen 13 weken over de subsidievaststelling. Een fysieke
inspectie ter plaatse kan onderdeel uitmaken van de beoordeling van de aanvraag tot
subsidievaststelling. In dat geval kan RVO.nl de beslistermijn verlengen tot 22 weken.
Informatie na vaststelling:
Ook na vaststelling van de subsidie kan RVO.nl de aanvrager verzoeken informatie te
verstrekken over de impact van het project.
Paragraaf 4. : FDW-vouchers
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
4.1. Doelstelling
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Ter ondersteuning van ontwikkeling van initiatieven voor FDW-projectsubsidie kan onder
voorwaarden een aanvraag voor subsidie in de vorm van een voucher worden ingediend
bij RVO.nl. De voucher is een ‘waardebon’ die na oplevering van een dienst of product
door een door de voucher-aanvrager ingehuurde organisatie of expert kan worden verzilverd
bij RVO.nl.
De voucher kan worden gebruikt ter beantwoording van een relevante kennisvraag, nodig
voor het opstellen van een FDW-subsidieaanvraag. Ook kan de voucher worden ingezet
voor opdrachten aan derden ter ondersteuning bij ontwikkeling van de interventiestrategie
zoals de business case of een pro-poor-, duurzaamheids- en genderanalyse en -strategie.
FDW-vouchers kunnen niet worden ingezet voor het laten opstellen van (onderdelen van)
de aanvraag voor FDW-projectsubsidie.
Organisaties die een FDW-voucher verzilveren bij RVO.nl zijn voor de aan de voucher
gerelateerde aanvraag voor FDW-projectsubsidie uitgesloten als projectpartner.
4.2. Doelgroep
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Vouchers kunnen uitsluitend worden aangevraagd door NGO’s en kleine ondernemingen
die onderdeel zijn van een potentiële PPP.
Vouchers kunnen uitsluitend worden verzilverd door opdrachtnemers die volwaardig rechtssubject
zijn en ingeschreven staan in de Kamer van Koophandel.
4.3. Aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Vouchers kunnen uitsluitend worden aangevraagd met het daarvoor bestemde aanvraagformulier
en de daarin genoemde bijlagen. Het uiterste tijdstip waarop aanvragen voor de tweede
openstelling moeten zijn ontvangen door RVO.nl is 8 december 2017.
RVO.nl toetst de aanvraag op de voorwaarden en het beoordelingscriterium.
RVO.nl neemt binnen 2 weken een beslissing op de aanvraag. Bij toekenning wordt de
voucher verstrekt aan de aanvrager.
4.4. Verdeling van de beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Aanvragen worden beoordeeld en vouchers worden verstrekt in volgorde van datum van
ontvangst van de aanvraag voor de voucher. Indien honorering van alle aanvragen die
op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden
wordt de volgorde van verstrekking en de verdeling van middelen vastgesteld door middel
van loting.
4.4.1. Voorwaarden
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Vouchers kunnen door RVO.nl worden verstrekt aan de aanvrager indien wordt voldaan
aan de onderstaande voorwaarden:
-
– De voucher wordt aangevraagd voor het laten uitvoeren van een opdracht die aansluit
bij de doelstelling van de FDW-voucher.
-
– De voucher wordt aangevraagd ter ondersteuning van een aanvraag voor FDW-projectsubsidie
waarvoor RVO.nl een advies op de concept note heeft afgegeven. Hoe dit advies te verkrijgen
is, is omschreven in het beleidskader FDW, zie http://english.rvo.nl/fdw.
-
– Per te ontwikkelen FDW-project kunnen maximaal twee vouchers worden verstrekt met
een totale waarde van maximaal € 10.000. De waarde van een voucher is gelijk aan of
lager dan het door de opdrachtnemer geoffreerde bedrag.
-
– Het is aannemelijk dat de opdracht of dienst die wordt (mede)gefinancierd via een
voucher afgerond en verwerkt kan worden in de FDW-projectsubsidieaanvraag vóór de
indieningstermijn voor FDW-projectsubsidie.
-
– De opdracht wordt ná aanvraag van de voucher uitgevoerd
-
– De offerte voor opdracht of dienst dient in het Engels te worden ingediend.
4.4.2. Beoordelingscriterium
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De voucher wordt ingezet ter ondersteuning van een kansrijke aanvraag van de FDW-projectsubsidie.
Dit wordt beoordeeld aan de hand van een voorlopige toets van het nader te ontwikkelen
project aan de criteria voor een FDW-projectsubsidie.
4.4.3. Verzilveren voucher
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
-
– Na oplevering van de dienst of het product door de opdrachtnemer en acceptatie hiervan
door de aanvrager draagt de aanvrager de voucher over aan de opdrachtnemer.
-
– De voucher kan door de opdrachtnemer worden verzilverd bij RVO.nl. Hiervoor wordt
gebruik gemaakt van het daartoe bestemde formulier dat beschikbaar is op http://english.rvo.nl/fdw
-
– Een opdrachtnemer kan maximaal 10 vouchers per kalenderjaar bij RVO.nl verzilveren.
-
– De voucher kan tot en met 5 maart 2018 verzilverd worden.
Annex 1. : Landenlijst
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Basis wordt gevormd door DGGF landenlijst. In navolging van het instrument DRIVE staat
FDW III dicht voor Eritrea, Gambia, Jemen en Zimbabwe. In tegenstelling tot DRIVE
worden landen Benin, Burundi, Suriname, Zuid Sudan en Libië opengesteld onder de volgende
voorwaarden:
-
– Alleen werken met decentrale overheid en/of parastatals;
-
– Geldstromen (subsidie) niet via de overheid (overheid mag dus geen penvoerder zijn);
-
– Geen internationale reizen/scholarships voor overheidsfunctionarissen.
Voor alle landen geldt dat goede checks and balances met betrekking tot (anti)corruptie
van toepassing zijn en dat project interventies direct ten goede moeten komen aan
de lokale bevolking (doelgroep). Voor Benin, Burundi, Suriname, Zuid Sudan en Libië
worden deze voorwaarden extra benadrukt.
50 bonuspunten voor de 14 landen waarmee Nederland een hulp- of overgangsrelatie heeft.
(excl. Jemen) (*).