2.1. Het model
Een cross-over kwalificatie is opgebouwd uit een basisdeel en een profieldeel die
samen de kwalificatie-eisen vormen voor het beginnend beroepsniveau. Het basisdeel
bestaat uit het beroepsgerichte basisdeel (de kerntaken en werkprocessen) en het algemene
basisdeel (de generieke eisen Nederlandse taal, rekenen en (bij de niveau-4 kwalificaties)
Engels). In het profieldeel staat informatie over eventuele certificaten.
De cross-over kwalificatie kent een aantal specifieke kenmerken:
-
– het is samengesteld uit onderdelen van bestaande kwalificaties
-
– het is samengesteld uit onderdelen uit tenminste twee verschillende domeinen
-
– het is niet mogelijk om een entree- of specialistenopleiding samen te stellen
-
– het bevat altijd één kwalificatie: het is geen dossier met meerdere profielen
Er zijn altijd keuzedelen gekoppeld aan de cross-over kwalificatie. Keuzedelen hebben
tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren bij de
toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding.
Het onderwijs dat gebaseerd is op het totaal van basisdeel + profieldeel + keuzedelen
is de beroepsopleiding. Het vormt de basis voor de onderwijsprogrammering binnen de
daarvoor geldende wettelijke studieduur.
Het model cross-over kwalificatie is geen onderwijsmodel. Het schrijft niet voor hoe
het onderwijs ingericht moeten worden.
In het model is een standaardtekst opgenomen waarin staat dat de cross-over kwalificatie
alleen aangeboden mag worden wanneer de onderwijsinstelling toestemming heeft van
de minister van OCW.
2.2. Voorblad en overzicht cross-over kwalificatie
2.2.1. Voorblad
Naam cross-over kwalificatie
De naamgeving is kort, weloverwogen en herkenbaar voor onderwijs, bedrijfsleven en
deelnemer. De naam is ook uniek in de kwalificatiestructuur. De naam van de cross-over
kwalificatie verwijst naar de beroepsbeoefenaar. Bijvoorbeeld: Allround Timmerman,
Patissier, Glazenier.
Crebonummer, Versie, Geldig vanaf
De Toetsingskamer vult het betreffende Crebonummer in, o.b.v. informatie van DUO.
Ook versie en geldig vanaf worden ingevuld door de Toetsingskamer.
2.2.2. Overzicht van de cross-over kwalificatie
In een tabel wordt per profiel weergegeven: naam van de cross-over kwalificatie, het
mbo-niveau c.q. het EQF-niveau en de typering van de kwalificatie. Deze gegevens worden
automatisch gegenereerd door DigiK. Hieronder volgt een nadere toelichting op de te leveren gegevens.
Niveau-aanduiding
Geef voor de cross-over kwalificatie het bijbehorende mbo-niveau aan.
In onderstaande tabel staat welk EQF-niveau correspondeert met welk mbo-niveau:
mbo 2
|
EQF 2
|
mbo 3
|
EQF 3
|
mbo 4
|
EQF 4
|
Typering kwalificatie
In onderstaande overzicht staat welk soort beroepsopleiding behoort bij het mbo-niveau
van een kwalificatie:
Naast de tabel genereert DigiK een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van
de cross-over kwalificatie.
2.3. Het samenstellen van een cross-over kwalificatie
Het basisdeel van de cross-over kwalificatie bestaat uit twee delen: het beroepsspecifieke
deel en het generieke deel. Het generieke deel bestaat uit de generieke kwalificatie-eisen
aan Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor mbo niveau 4) Engels.
Samen borgen deze twee delen de drievoudige kwalificering. Het beroepsspecifieke deel
beschrijft de kerntaken en de vakkennis, vaardigheden en houdingsaspecten die alle
beginnende beroepsbeoefenaren in het betreffende werkveld delen.
De cross-over kwalificatie bestaat altijd uit onderdelen van herziene kwalificaties
uit twee of meer opleidingsdomeinen. De kwalificatie bestaat uit kerntaken. Een kerntaak is opgebouwd uit complexiteit,
verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, vakkennis en vaardigheden, en werkprocessen.
Deze onderdelen hangen onderling samen. Bij het samenstellen van een cross-over kwalificatie
is een werkproces de kleinste eenheid die kan worden gebruikt. Het heeft de voorkeur
om onderdelen niet aan te passen wanneer dit niet nodig is. In principe worden onderdelen
een op een overgenomen uit de bestaande kwalificaties. Indien het hierdoor niet mogelijk
is om de context voldoende naar voren te laten komen, dan is beperkte aanpassing van
de onderdelen binnen een kerntaak mogelijk. Wanneer aanpassing gewenst is wordt altijd
beargumenteerd waarom gekozen is voor een aanpassing (het principe van pas toe of
leg uit).
De volgende paragrafen beschrijven welke eisen er gesteld worden aan de kwalificatie-onderdelen.
Per onderdeel is uitgewerkt welke aanpassing er mogelijk is.
2.3.1. Typering van de beroepengroep
De typering van de beroepengroep geeft op beknopte wijze de kern van de beroepengroep
weer. Dit gebeurt aan de hand van context, typerende beroepshouding en resultaat.
De typering is ook een kapstok voor het bewaken van de samenhang van de cross-over
kwalificatie.
Context: De werkomgeving en plaats waar de beginnende beroepsbeoefenaar zijn werkzaamheden
uitvoert. De tekst moet bondig zijn. Er mag geen additionele informatie, zoals handelingen
die de beroepsbeoefenaar verricht, vermeld worden.
Typerende beroepshouding: Beschrijf de houdingselementen en specifieke (gedrags-) kenmerken van de beginnend
beroepsbeoefenaar in de beroepengroep.
Resultaat van de beroepengroep: Wat is het resultaat van de beroepengroep wanneer het beroep op de juiste manier
is uitgevoerd? Beschrijf hier geen deelresultaten, maar probeer slechts het eindresultaat
dat kenmerkend is voor de beroepengroep te benoemen.
Deze onderdelen moeten herkenbaar terugkomen in de verdere uitwerking van de cross-over
kwalificatie:
Aanpassingsmogelijkheid: het is mogelijk om de typering van de beroepengroep aan te
passen.
2.3.2. Kerntaak
Een kerntaak is een belangrijk, redelijk autonoom deel van de beroepsuitoefening en
bestaat uit meerdere samenhangende werkprocessen die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening.
Houd bij het samenstellen van kerntaken rekening met de volgende eisen:
-
• De kerntaken behoren tot het wezen van de beroepengroep.
-
• Een kerntaak bestaat meerdere samenhangende werkprocessen.
-
• Een kerntaak is een serie handelingen die apart waarneembaar is in de beroepspraktijk.
-
• Aan de kerntaak zijn de essentiële vakkennis en vaardigheden voor de beroepengroep
gekoppeld.
-
• Vermijd zo veel mogelijk overlap tussen kerntaken.
-
• Gemiddeld genomen komt het niveau van alle onderdelen in de cross-over kwalificatie
overeen met het NLQF-niveau van de kwalificatie (zie bijlage 1 voor de NLQF-descriptoren).
Dat kan betekenen dat voor sommige vakkennis- en vaardigheidsitems afgeweken kan worden
van het gemiddelde niveau en op een hoger of lager niveau gevraagd kan worden. Het
kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een hogere schaal thuishoort
dan de gehele cross-over kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid
& zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.
-
• Een kerntaak is beschreven op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.
Een nieuwe kerntaak kan worden samengesteld wanneer:
-
• niet alle werkprocessen uit een bestaande kerntaak van toepassing zijn voor de kerntaak
in de cross-over kwalificatie
-
• er werkprocessen uit verschillende bestaande kerntaken worden samengevoegd tot een
nieuwe kerntaak
Let op: bij het samenstellen van een nieuwe kerntaak dienen alle onderdelen in onderlinge
samenhang te worden beschreven.
2.3.3. Complexiteit
Complexiteit is één van de aspecten die het niveau van de kerntaak bepalen. Complexiteit
wordt beschreven in een lopend verhaal en in de context van de kerntaak.
Complexiteit verwijst naar de aard van het werk, de aard van de vakkennis en vaardigheden
en de context waarbinnen handelingen uitgevoerd worden. Beschrijf beknopt:
-
• De aard van de werkzaamheden: wisselend of gestructureerd, lokaal of ook internationaal.
-
• De mate van standaardisering van werkzaamheden en de diversiteit ervan.
-
• De aard van de kennis en vaardigheden: Gaat het om basale of specialistische kennis?
Hoe breed is het domein van de kennis c.q. de vaardigheden waarover de beroepsbeoefenaar
dient te beschikken? Maak hierbij gebruik van de NLQF-descriptoren (zie bijlage 1).
-
• Overige complicerende factoren, zoals mate van afbreukrisico en kenmerkende beroepsdilemma’s.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de complexiteit te herschrijven zodanig dat het aansluit bij de gekozen
werkprocessen.
2.3.4. Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschrijft wat de mate van zelfstandigheid
en de aard van de verantwoordelijkheid is. Dit onderdeel is aan de hand van de NLQF-descriptoren
en in de context van de kerntaak beschreven.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te herschrijven zodanig dat
deze aansluit bij de gekozen werkprocessen.
2.3.5. Vakkennis en vaardigheden
De cross-over kwalificatie bevat een duidelijke en evenwichtige beschrijving van vakkennis
en vaardigheden van de beroepengroep (basistheorieën, principes, concepten, methodieken,
instrumenten) die voorwaardelijk zijn voor het succesvol uitoefenen van de werkprocessen
in een kerntaak.
Vakkennis en vaardigheden zijn actief beschreven in een volledige zin met werkwoord,
onderwerp en context. Hierbij is gebruik gemaakt van de beschrijvingswijze van het
NLQF. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de diepgang en de inhoud van de kennis
of vaardigheid:
Kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar bezit ....
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
1
|
Basale kennis
|
Eenvoudige feiten en ideeën
|
2
|
Basiskennis
|
+ Feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen
|
3
|
Kennis
|
+ Kernbegrippen, eenvoudige theorieën, methoden en processen
|
4
|
Brede en specialistische kennis
|
+ Abstracte begrippen, theorieën
|
Vaardigheden / Toepassen van kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar kan ...
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
1
|
Reproductie kennis
|
Eenvoudige herkenbare beroepstaken
|
2
|
+ Toepassen kennis
|
+ Gebruik standaardprocedures
|
3
|
+ Toepassen kennis
+ Signaleren beperkingen kennis
|
+ Taken die tactisch en strategisch inzicht vereisen
+ Combineren standaardprocedures
|
4
|
+ Toepassen kennis
+ Evalueert en integreert kennis
|
+ Ontwikkelen van strategieën
+ Analyseren en uitvoeren van redelijk complexe taken
|
Controlevraag: is de vakkennis en/of de vaardigheid noodzakelijk om het beroep als
beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen uitoefenen en in hoeverre komt het aan de orde
in de (actuele) beroepspraktijk?
-
• Het niveau van de gevraagde vakkennis en vaardigheden is door middel van de NLQF-descriptoren
aangegeven. Het NLQF-schema is daarbij richtinggevend. De regel is dat gemiddeld genomen het niveau van alle onderdelen in het dossier overeen moet komen met het
NLQF-niveau van de kwalificatie. Dat kan betekenen dat voor sommige vakkennis- en
vaardigheidsonderdelen afgeweken kan worden van het gemiddelde niveau. Er kan dan
een hoger of lager niveau gevraagd kan worden dan het niveau van de cross-over kwalificatie.
Het kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een hoger schaal
thuishoort dan de gehele kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid
& zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.
-
• Vakkennis en vaardigheden zijn op het goede abstractieniveau beschreven:
-
○ niet te abstract geformuleerd: niet in algemene termen en niet zonder context;
-
○ maar ook niet te gespecificeerde vakkennis en vaardigheden;
-
○ geen opsomming van afzonderlijke elementen, maar beschrijf categorieën, groepen van
vakkenniselementen en vaardigheden;
-
○ neem als richtlijn dat de vakkennis en vaardigheden niet binnen 5 jaar verouderd en
achterhaald zijn;
-
○ neem geen vaardigheden (en vakkennis) op die al in het werkproces genoemd zijn.
-
• Vakkennis en vaardigheden zijn zodanig concreet geformuleerd dat ze voldoende houvast bieden voor gebruikers voor de inhoudelijke
inrichting van het onderwijs, de examens en de beroepspraktijkvorming;
-
○ formuleer contextrijk zodat duidelijk wordt in de uitwerking wat de samenhang is met
de werkprocessen in de kerntaak en dat zichtbaar wordt hoe de kennis toegepast wordt
in het beroep;
-
○ formuleer vakkennis en vaardigheden zodanig dat op basis van alleen de vakkennis en
vaardigheden de gebruiker al een beeld krijgt van de aard van het beroep c.q. vakgebied.
-
• Bewaak het onderscheid tussen vakkennis en vaardigheden:
-
○ bij vakkennis gaat het om reproductie van of inzicht in theorieën, principes, concepten;
-
○ bij vaardigheid gaat het om het kunnen toepassen daarvan in een bepaalde beroepscontext.
-
• Bewaak het onderscheid én de samenhang tussen handelingen in de werkprocessen en vakkennis
en vaardigheden:
-
○ vakkennis en vaardigheden zijn voorwaardelijk voor het succesvol kunnen uitvoeren van de werkprocessen in de kerntaak. Daarom mag
er geen overlap zijn tussen werkproces (‘de beroepsbeoefenaar stelt een wapeningsconstructie af’) en de vakkennis en vaardigheden (‘de beroepsbeoefenaar kan een wapeningsconstructie afstellen’);
-
○ in de uitwerking van vakkennis en vaardigheden moet duidelijk zijn wat de relatie
is met de werkprocessen van de kerntaak. Dus niet bij het dossier Ondernemer Horeca
/ bakkerij ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving’, maar wel ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving voor horeca- en bakkerijbedrijven op het
gebied van veiligheid en ondernemersrecht’.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de vakkennis en vaardigheden te selecteren zodanig dat deze aansluiten
bij de gekozen werkprocessen. Indien dit niet toereikend is kan er op beperkte schaal
vakkennis en vaardigheden worden toegevoegd. Hierbij geldt pas toe of leg uit.
2.3.6. Werkproces
Een werkproces bestaat uit drie onderdelen: de omschrijving, het resultaat en het
gedrag.
Een omschrijving van een werkproces bestaat uit meerdere samenhangende handelingen
(nooit één handeling) en kent een begin en een eind, heeft een waarneembaar resultaat.
Het beschrijft wat een beginnend beroepsbeoefenaar doet en is uitvoerbaar in het onderwijs
en in het bedrijf, vormt een afgebakend geheel, d.w.z. de handelingen in een werkproces
gaan over één thema/onderwerp en overlappen niet met handelingen in een ander werkproces.
Een werkproces heeft een resultaat in termen van opbrengst of uitkomst waaraan de
beroepsbeoefenaar bijdraagt.
Gedragsomschrijvingen bevatten een norm die de gewenste houding van de beroepsbeoefenaar
beschrijft passend bij het werkproces (bijvoorbeeld: proactief, initiërend, klantgericht,
inlevend, samenwerkingsgericht etc.) en/of de adequate wijze van handelen (bijvoorbeeld:
volgens de richtlijnen, planmatig, gestructureerd etc.). Bij gedrag gaat het dus niet
om wat hij doet, maar om hoe hij het doet.
Aanpassingsmogelijkheid: indien het niet mogelijk is om de context voldoende naar
voren te laten komen, dan is beperkte aanpassing van de werkprocessen mogelijk.
2.3.7. Beroepsgerichte moderne vreemde talen en taal- en rekeneisen
Wanneer het voor het beroep noodzakelijk is om bepaalde talige of rekenkundige elementen
te beheersen zijn deze eisen altijd direct gerelateerd aan het beroep. Taal- en rekenvaardigheden
kunnen voorkomen bij ‘vakkennis en vaardigheden’ (met gebruikmaking NLQF) op kerntaakniveau.
Het kan voorkomen dat onder ‘gedrag’ een verduidelijking is gemaakt van hoe taal en/of
rekenen wordt ingezet in dat werkproces en bij complexiteit wanneer de inzet van talige
of rekenkundige vaardigheden een essentiële complicerende factor is bij een kerntaak.
In bijlage 3 is de uitwerking van (moderne vreemde) taal- en rekeneisen uitgebreider
beschreven.
2.3.8. Interne consistentie
Zorg voor interne consistentie van beschrijvingen binnen de cross-over kwalificatie
en vermijd herhalingen. Het is belangrijk dat de kwalificatie transparant is uitgewerkt
door onderdelen goed van elkaar te onderscheiden.
Bewaak de consistentie in de uitwerking van kerntaken en werkprocessen:
-
• In een beschrijving van een werkproces behoren geen gedragselementen en/of resultaten.
Onderscheid die drie goed in de uitwerking van het werkproces.
-
• Neem in de vakkennis en vaardigheden geen handelingen op die al in het werkproces
benoemd worden.
Het uitgangspunt is dat kwalificatie-eisen zo transparant mogelijk beschreven worden.
Dat betekent dat het onderdeel op de juiste plek en op het goede abstractieniveau
beschreven wordt.
In de cross-over kwalificatie is sprake van een opbouw van generiek naar specifiek.
Onder ‘typering van de beroepen’ worden in algemene termen de typerende beroepshouding,
context en resultaat beschreven. In de basis wordt dit gespecificeerd voor de beroepengroep
op het niveau van de afzonderlijke kerntaken.
De relatie werkproces -– resultaat – vakkennis en vaardigheden – gedrag is als volgt
samen te vatten:
-
• Het werkproces beschrijft wat de (beginnend) beroepsbeoefenaar doet (handelingen).
-
• Het werkproces moet resulteren in een ‘resultaat’.
-
• Dat resultaat wordt bereikt door de inzet van essentiële competenties (gedrag) en
het hanteren en toepassen van vakkennis en vaardigheden.