Bijlage 1. Beleidskader vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Hoofdstuk 1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
In de beleidsagenda’s van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking staan veiligheid en rechtvaardigheid centraal.
Onze veiligheid staat onder druk. Het meest evident en relevant voor Nederland zijn
de oplaaiende conflicten in de ring rond Europa. Conflicten vormen een bedreiging
voor mensenrechten en internationaal recht. Rechtvaardigheid gaat onder andere over
rechten van vrouwen en gendergelijkheid, ofwel ongelijke machtsverhoudingen tussen
mannen en vrouwen, maar ook om ongelijkheid in sociaal, politiek, religieus of etnisch
opzicht of vanwege sekse of seksuele geaardheid. Een structureel veranderende wereld
vraagt om keuzes en innovatief gebruik van de bestaande middelen; het beleidskader
Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019 beoogt daartoe een bijdrage te leveren. Dit
beleidskader is een nadere uitwerking van het internationale genderbeleid zoals onder
andere verwoord in de Kamerbrief Internationaal Genderbeleid van november 2011, het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019 en de Kamerbrief
Vrouwen, vrede en veiligheid van maart 2016.
Dit document is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de beleidstheorie, de uitgangspunten,
de reikwijdte en de prioriteitsgebieden van de Vrouwen, vrede en veiligheid agenda
omschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de beoordelingsprocedure en bepaalt welke organisaties
in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van Vrouwen, vrede en veiligheid
2016–2019. Hoofdstuk 4 beschrijft de criteria die worden gehanteerd om de aanvragen
te selecteren die in aanmerking komen voor subsidie. Hoofdstuk 5 gaat over monitoring
en evaluatie.
Hoofdstuk 2. Beleidstheorie
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
2.1. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Op 31 oktober 2000 nam de VN-Veiligheidsraad (‘de Raad’) resolutie 1325 aan over Vrouwen,
vrede en veiligheid. Voor het eerst erkende de Raad expliciet de waardevolle rol die
vrouwen spelen bij het voorkomen en oplossen van conflicten. Er volgden op resolutie
1325 nog verschillende resoluties over deelonderwerpen. Deze resoluties roepen VN-lidstaten
en strijdende partijen op om deelname van vrouwen aan vredesprocessen zeker te stellen,
vrouwenrechten in de context van conflict te respecteren, (seksueel) geweld tegen
vrouwen in conflictsituaties te voorkomen en te bestraffen en vrouwen te betrekken
bij het ontwikkelen van strategieën om terrorisme en gewelddadig extremisme te bestrijden.
Er is de afgelopen 15 jaar veel bereikt aan normstelling, maar de uitvoering moet
beter. De ambities van de verschillende resoluties staan in schril contrast met de
werkelijkheid. In conflictgebieden is de situatie van vrouwen nauwelijks verbeterd
en soms zelfs verslechterd. Vrouwen vormen in toenemende mate het doelwit van extremistische
ideologieën, die burgerrechten en vrijheden, vooral die van vrouwen en meisjes, verder
inperken. Seksueel geweld en de slavernij van vrouwen en meisjes wordt niet alleen
ingezet als oorlogswapen door groepen als ISIS, maar tevens gebruikt om gemeenschappen
te ontwrichten alsook als propagandamiddel om hun extremistische ideologie te verspreiden.
Nederland draagt bij aan de uitvoering van de Vrouwen, vrede en veiligheid agenda
via diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, vredesmissies en operaties. Het kabinet
werkt langs twee sporen. Het eerste spoor is samenwerking met maatschappelijke partners
in het Nationaal Actieplan (NAP) Vrouwen, vrede en veiligheid. Het tweede spoor is
de systematische integratie in alle aspecten van het buitenlands en veiligheidsbeleid,
zoals verwoord in de Kamerbrief Vrouwen, vrede en veiligheid.
Het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid is opgesteld en wordt uitgevoerd
door de overheid (de ministeries van BZ, Defensie, OCW en V&J en de Politie), ruim
50 Nederlandse maatschappelijke organisaties (ontwikkelingsorganisaties, diaspora
organisaties en vrouwenrechtenorganisaties) en kennisinstellingen. Deze samenwerking
is in die vorm uniek in de wereld. De meerwaarde van samenwerking is het netwerk van
partnerorganisaties wereldwijd. Het partnerschap is een goede bron van informatie,
ideeën en nieuwe initiatieven. Door de activiteiten van overheid en maatschappelijk
middenveld op elkaar af te stemmen, versterken ze elkaar en behalen we meer en duurzamer
resultaat. Het subsidiekader Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019 financiert activiteiten
in doellanden in het kader van het Nationaal Actieplan.
2.2. Uitgangspunten
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Dit beleidskader richt zich op de aanpak van genderongelijkheid en de onderliggende
ongelijke machtsverhoudingen. Integratie van de relevante resoluties in het buitenlands
beleid betekent dat we ons bewust zijn van deze verhoudingen. De impact van conflict
is voor mannen en vrouwen vaak niet gelijk. Vrouwen hebben vaak minder zeggenschap
over vraagstukken van vrede en veiligheid. Bevorderen van gelijkwaardige deelname
van vrouwen is een kwestie van rechtvaardigheid. Het leidt bovendien tot duurzame
vrede en inclusieve wederopbouw na conflict.
Het uitgangspunt is dat vrouwen niet alleen slachtoffer zijn in conflicten, maar een
waardevolle bijdrage leveren aan alle aspecten van vrede en veiligheid, zoals het
voorkomen en oplossen van gewelddadige conflicten en het voorkomen en aanpakken van
radicalisering en extremisme. Door onderdeel uit te maken van leger en politie en
door deel te nemen aan vredesonderhandelingen en politieke besluitvorming op alle
niveaus kunnen vrouwen hun eigen positie en die van hun gemeenschap verbeteren en
bijdragen aan duurzame vrede en stabiliteit. Er zijn echter nog talrijke structurele
belemmeringen voor gelijkwaardige en betekenisvolle participatie van vrouwen bij alle
aspecten van vrede en veiligheid.
2.3. Doelstelling
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
De doelstelling van dit beleidskader is gelijk aan de doelstelling in het Nationaal
Actieplan: het stimuleren van structurele verandering van normen, wetten en instituties,
zodat vrouwen en mannen gelijke kansen en rechten hebben en volwaardig kunnen deelnemen
aan het voorkomen van conflicten, conflictresolutie, vredesopbouw en wederopbouw.
De inspanningen dragen bij aan het realiseren van de voorwaarden voor vrouwen in conflictgebieden
om zelf hun belangen te behartigen.
2.4. Subdoelstelling, benadering en activiteiten
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Het kader financiert interventies van ondertekenaars van het Nationaal Actieplan Vrouwen,
vrede en veiligheid (en hun partners) die via een specifieke, strategische, context-
en resultaatgerichte landenbenadering bijdragen aan gelijke kansen, rechten en veiligheid
voor vrouwen en meisjes in de acht doellanden.
De inhoudelijke focus van de te financieren programma’s dient te zijn gerelateerd
aan de beleidstheorie in het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid. Het
kader richt zich op drie onderling samenhangende subdoelen: (1) bescherming van vrouwen
en meisjes in conflict- en post-conflictsituaties, (2) het bestrijden van gender normen,
die obstakels voor duurzame vrede zijn en (3) het creëren van gelijke deelname van
vrouwen aan conflictpreventie en -oplossing, vredesopbouw, hulpverlening en wederopbouw.
Resultaten worden bereikt door drie benaderingen waaronder verschillende activiteiten
mogelijk zijn: (1) het faciliteren van capaciteitsontwikkeling en het bieden van middelen om de emancipatie en participatie van vrouwen en mannen
die streven naar genderbewuste benaderingen van vredesprocessen te ondersteunen, (2)
het bestrijden van attitudes en overtuigingen die uitsluiting van vrouwen bestendigen
en (3) het beïnvloeden van de uitvoering van wetten en beleid die belemmeringen voor
de participatie en de bescherming van vrouwen vergroten. Deze drie benaderingen zijn
nauw met elkaar verbonden. Bijvoorbeeld subdoelstelling (3) kan worden bereikt door
specifieke kennis, vaardigheden en toegang tot voldoende middelen te bieden aan vrouwen
om deel te nemen aan vredesbesprekingen. Subdoelstelling (1) kan worden bereikt door
invloed uit te oefenen op de ontwikkeling en uitvoering van wetten en beleid dat gericht
is op het voorkomen van (seksueel) geweld in (post) conflictsituaties.
De activiteiten onder de beleidstheorie in het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede
en veiligheid kunnen worden ingedeeld in drie types van interventies: (1) het delen
van kennis, (2) belangenbehartiging en (3) gezamenlijke programma’s. De samenhang
tussen de drie types van interventies in een doelland wordt bewaakt in de landengroep.
Dit kader richt zich op de financiering van deze activiteiten, met name de gezamenlijke
programma’s. In de aanvraag dient per doelland de relatie tussen de subdoelstellingen
en de benaderingen te worden toegelicht.
2.5. Wie komen voor subsidie in aanmerking?
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Alle ondertekenaars van het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid die voldoen
aan de in dit kader genoemde drempelcriteria kunnen als penvoerder of als mede-indiener
voor subsidie in aanmerking komen. Ondertekenaars van het Nationaal Actieplan Vrouwen,
vrede en veiligheid zijn Nederlandse organisaties actief op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking.
Zij voeren specifieke activiteiten uit op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten.
Mede-indieners zijn ofwel ondertekenaars van het Nationaal Actieplan, ofwel ngo’s
uit het doelland of de regio.
Ondertekenaars kunnen niet zelfstandig een aanvraag indienen, maar alleen samen met
ten minste twee mede-indieners, namens welke een penvoerder een aanvraag indient voor
het programma als geheel. De penvoerder is, indien de aanvraag wordt gehonoreerd,
jegens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verantwoordelijk
voor de uitvoering van het programma.
Een organisatie kan slechts éénmaal als penvoerder in aanmerking komen voor een subsidie
in het kader van dit subsidiekader. Een penvoerder kan daarnaast slechts éénmaal in
een andere alliantie – waar een andere organisatie als penvoerder optreedt – participeren
als mede-indiener. Een mede-indiener die in geen enkele aanvraag als penvoerder optreedt,
kan maximaal in twee allianties als mede-indiener optreden.
2.6. Onze aanpak
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid wordt uitgevoerd in partnerschap
met meerdere stakeholders, die vanuit verschillende mandaten en verschillende rollen
bijdragen aan hetzelfde doel. De ondertekenaars van het Nationaal Actieplan en hun
lokale partners zijn goed gepositioneerd om op te treden aan de basis, in (post)conflictsituaties
waar ze programma’s uitvoeren, informatie delen en overheden op verschillende niveaus
beïnvloeden. De overheidspartners zijn goed uitgerust om te werken op diplomatiek
niveau, op missies en in samenwerkingsverbanden met het maatschappelijk middenveld
in conflict en post-conflict landen. Kennisinstellingen zijn onmisbaar in het vullen
van lacunes in de kennis over gender en conflict.
Binnen het Nationaal Actieplan is samenwerking een belangrijk middel om onze gezamenlijke
doelstelling te bereiken, met respect voor elkaars onderscheidende functies, rollen
en mandaten. Sociale verandering en gendergelijkheid kunnen niet worden bereikt door
middel van een enkel programma of een activiteit met een kort tijdsbestek; het vereist
een lange-termijn strategie en de inzet van alle ondertekenaars. Daarom zullen we
ons werk in de meeste van de doellanden in ons tweede Nationaal Actieplan Vrouwen,
vrede en veiligheid voortzetten. De doellanden van het subsidiekader Vrouwen, vrede
en veiligheid (2016–2019) zijn Afghanistan, Colombia, de Democratische Republiek Congo,
Irak, Jemen, Libië, Syrië en Zuid-Sudan. Het ministerie zal maximaal één aanvraag
per doelland honoreren. Bij de selectie van aanvragen is kwaliteit leidend. Alleen
aanvragen die kwalitatief als voldoende worden gewaardeerd kunnen worden gefinancierd.
Indien overhoopt alle aanvragen t.b.v. één bepaald doelland niet aan de minimale kwaliteitseisen
voldoen, wordt er t.b.v. dat doelland geen subsidie verleend en wordt het beschikbare
budget niet volledig uitgeput.
De doellanden vormen de kern van inzet van de samenwerking binnen het Nationaal Actieplan
Vrouwen, vrede en veiligheid. Per doelland is een landengroep actief. In deze landengroepen
werken ondertekenaars samen met lokale partners en ambassades in de betreffende landen.
Onafhankelijk van dit subsidiekader wordt in de landengroep een gendersensitieve context,
actor en conflictanalyse opgesteld. Deze analyse identificeert de verschillende veiligheidsbehoeften
van mannen en vrouwen, de diepere oorzaken van conflicten en hun relatie met genderongelijkheid,
alsook de machtsverhoudingen binnen het land. Per landengroep wordt een strategie
uitgewerkt om de doelstellingen van de beleidstheorie van het Nationaal Actieplan
te bewerkstelligen. De ambassades zijn nauw betrokken bij het werk in de landengroepen,
zowel bij het uitwerken als bij het uitvoeren van de landenstrategie. Daarnaast zijn
de ambassades betrokken bij het monitoren en waar relevant ondersteunen van de uitvoering
van de geselecteerde programma’s.
Penvoerders dienen daarnaast als onderdeel van hun subsidieaanvraag ook een gendersensitieve
context, actor en conflictanalyse op te nemen die al dan niet in samenspraak met de
landengroep tot stand is gekomen.
Hoofdstuk 3. Beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
3.1. Criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient een aanvraag te voldoen aan
bepaalde drempelcriteria en kwaliteitscriteria:
-
1. Drempelcriteria: criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Indien een
aanvraag niet voldoet aan één of meer drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen
en niet verder beoordeeld.
-
2. Kwaliteitscriteria: criteria met betrekking tot de kwaliteit van de beleidstheorie
en de uitwerking daarvan in een programmavoorstel, inclusief criteria met betrekking
tot de financiële effectiviteit (de verhouding tussen resultaten en budget).
3.2. Aanvragen voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Aanvragen voor een subsidie in het kader van Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019
worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels tot en
met 15 augustus 2016 aan de hand van het hiertoe door de Minister vastgestelde aanvraagstramien. Zie voor de vereisten aan de aanvraag in detail het aanvraagformulier.
Een aanvraag richt zich op één van de doellanden Afghanistan, Colombia, de Democratische
Republiek Congo, Irak, Jemen, Libië, Syrië en Zuid-Sudan en bestaat uit:
-
A. Een beleidstheorie die in ieder geval de volgende elementen omvat:
-
1. Een gendersensitieve context-, actor- en conflictanalyse van het doelland, die de
volgende vragen beantwoordt:
-
• Wat zijn de sociale, economische en politieke factoren die de gendergelijkheid op
de gekozen thema (s) in het doelland kunnen belemmeren of faciliteren, en wat zijn
de belangrijkste problemen en onderliggende oorzaken die de aanleiding hiervoor vormen?
-
• Op wat voor manier engageren lokale, regionale, nationale en internationale actoren
zich met mannen, vrouwen en gender minderheden?
-
• Proberen deze actoren positieve verandering in de probleemgebieden en de geselecteerde
thema(s) te bewerkstelligen of blokkeren zij juist positieve verandering? Op welke
wijze?
-
• Beschrijf de invloed die actoren hebben om verandering te bewerkstelligen
-
• Beoordeel de legitimiteit van de verschillende actoren.
-
• Geef een oordeel over de specifieke rol (positief en negatief) die de verschillende
actoren spelen.
-
• Wat zijn de belangrijkste kwesties, diepere oorzaken en factoren die leiden tot het
conflict? En in welke mate beïnvloeden deze hoofdoorzaken vrouwen, mannen, en genderminderheden
verschillend?
-
• Welke rol worden mannen, vrouwen en genderminderheden verwacht te spelen/ zijn in
staat om te spelen in het ontwerpen, implementeren, monitoren en evalueren van interventies?
-
2. Een landspecifieke uitwerking van de beleidstheorie van het Nationaal Actieplan in
de vorm van een korte- en middellange-termijn doelstelling(en) en een visie daarop,
inclusief vooronderstellingen, en interventies voor de korte en middellange termijn.
-
3. Een samenwerkingsovereenkomst tussen penvoerder en de mede-indieners met daarin een
beschrijving van de diverse rollen en meerwaarde van penvoerder, mede-indieners en
lokale organisaties binnen het programma, en een toelichting op de overeenkomst waarin
duidelijk een gelijkwaardige en complementaire relatie blijkt tussen de verschillende
alliantieleden. De overeenkomst bevat (in ieder geval) afspraken over (i) de wijze
waarop elk van de partijen bijdraagt aan de werkzaamheden van de alliantie, (ii) de
wijze waarop de besluitvorming in de alliantie plaatsvindt, (iii) de wijze waarop
de kosten en de risico’s worden gedeeld over de alliantieleden en (iv) de wijze waarop
de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister is
gewaarborgd en (v) de manier waarop de alliantie samenwerkt met de Nederlandse ambassade
in het doelland en het de landengroep van het NAP.
-
4. Meetbare outcome indicatoren ten behoeve van monitoring en bijstelling.
-
B. Een programmavoorstel dat in ieder geval de volgende elementen omvat:
-
1. Een concrete, realistische uitwerking van de beleidstheorie in het gekozen doelland
en een nauwkeurige beschrijving van de gekozen strategische interventies om het gewenste
doel te bereiken (input, output en outcome), gerelateerd aan de beleidstheorie van
het Nationaal Actieplan en gebaseerd op de genderspecifieke context-, actor- en conflictanalyse
van het land.
-
2. Het voorstel laat zien wie penvoerend is, hoe de alliantie samenwerkt en welke lokale
organisaties betrokken zullen worden bij de uitvoering van het programma.
-
3. Een risico-analyse en maatregelen om de omschreven risico’s te mitigeren.
-
4. Een M&E-raamwerk dat duidelijk verwijst naar de beleidstheorie en de daarin gepresenteerde
indicatoren, inclusief een beschrijving van de geraamde benodigde technische assistentie
voor ontwikkeling en versterking van een M&E kader op landenniveau. De penvoerder
geeft aan welke monitoring- en evaluatiemethodes worden gebruikt om voortgang op het
behalen van de doelstellingen te monitoren en lessen te leren.
-
C. Een begroting voor de gehele looptijd van het programma, inclusief kostenraming voor
de benodigde technische assistentie voor ontwikkeling en versterking van een M&E-kader.
De begroting is opgesteld conform het sjabloon in annex 4. In de begroting wordt een
bedrag gereserveerd voor de reiskosten t.b.v. deelname van lokale partners aan het
jaarlijkse beleidsoverleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De begroting
is voorzien van een Memorie van Toelichting.
3.3. Beoordeling
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
De beoordeling vindt plaats in twee fasen, resulterend in een besluit over de selectie
van programma’s die in aanmerking komen voor subsidie. De eerste fase bestaat uit
een toets op de drempelcriteria. De tweede fase bestaat uit een inhoudelijke beoordeling
van de beleidstheorie en van de uitwerking daarvan in het programmavoorstel.
De bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze
regelgeving en in overeenstemming met de maatstaven die in deze beleidsregels zijn
neergelegd.
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen
vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van
deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen
die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste in aanmerking voor subsidie.
De Minister besluit tot subsidieverlening in overeenstemming met deze rangorde, volgens
de verdelingswijze zoals nader uitgewerkt in paragraaf 3.5. De criteria worden beschreven
in hoofdstuk 4.
3.4. Beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Het gereserveerde bedrag bedraagt € 15 miljoen. Deze middelen zijn beschikbaar voor
subsidiëring van activiteiten in de periode van 1 november 2016 tot en met 31 december
2019.
Het subsidiekader Vrouwen, vrede en veiligheid hanteert een programmatische aanpak
waarbij de penvoerder en zijn mede-indieners ‘grants’ kan/kunnen doorgeven aan lokale
organisaties in de doellanden op basis van vooraf goedgekeurde jaarplannen.
3.5. Verdeling van de beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Om voor subsidie in het kader van Vrouwen, vrede en veiligheid 2016–2019 in aanmerking
te kunnen komen zal allereerst aan de drempelcriteria moeten worden voldaan en zal
in voldoende mate moeten worden voldaan aan de maatstaven met betrekking tot de kwaliteit
van de beleidstheorie en de kwaliteit van het programmavoorstel, inclusief de begroting.
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen
vindt plaats via een subsidietender: de kwaliteit van de subsidieaanvragen wordt inhoudelijk
beoordeeld volgens de maatstaven van deze beleidsregels. De aanvragen die het beste
voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking, binnen het raam
van artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende
zijn beoordeeld volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze
aanvragen plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen volgens
de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Het streven is om per doelland
alleen de aanvraag die het beste voldoet aan de criteria te honoreren. Wanneer er
voor één of meerdere landen geen voorstellen binnenkomen die minimaal voldoende scoren
op beleidstheorie en/of programmavoorstel, behoudt de minister de mogelijkheid om
geen activiteiten in de desbetreffende landen te financieren.
De subsidie per programma bedraagt € 2 miljoen voor de doellanden Afghanistan, Colombia,
DRC, Libië, Irak en Syrië. De subsidie per programma bedraagt € 1,5 miljoen voor de
doellanden Jemen en Zuid-Sudan.
3.6. Uitvoering en planning van de besluitvorming
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Voor de beoordeling van de aanvragen stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken een
commissie samen met onafhankelijke experts van binnen en buiten het Ministerie. Experts
die lid zijn van de commissie mogen niet zelf een aanvraag indienen of bij de opstelling
van aanvragen betrokken zijn.
Besluitvorming over de tijdig ontvangen aanvragen vindt plaats op uiterlijk 15 oktober
2016.
Hoofdstuk 5. Monitoring en evaluatie
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Reguliere monitoring van de voortgang vindt plaats op basis van de goedgekeurde beleidstheorie
en het programma inclusief de begroting. Het afleggen van verantwoording over de besteding
van de verkregen middelen per programma vindt jaarlijks plaats op basis van open data
conform de IATI-standaarden. Van de penvoerder wordt verwacht de IATI-ontwikkelingen
te volgen en hun verantwoording conform in te richten. De penvoerder stelt jaarlijks
een financiële rapportage op.
Meten, analyseren en monitoren van de outcome van het Nationaal Actieplan 1325 is
een moeilijke taak en een belangrijke verantwoordelijkheid. Om de outcomes van de
activiteiten in onze doellanden te evalueren, ontwikkelen de penvoerders een landenspecifieke
monitoring en evaluatie (M&E) op basis van een aantal vooraf gedefinieerde specifiek,
meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdgebonden (SMART) indicatoren die aansluiten
bij de beleidstheorie. In de begroting van het programma wordt door de penvoerders
een reservering gemaakt voor monitoring en evaluatie op landenniveau.
Om te leren van ervaringen, om de wisselwerking met het beleid van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken te versterken en om tussentijdse terugkoppeling van de resultaten
van monitoring en evaluatie naar de uitvoering mogelijk te maken, vindt jaarlijks
een beleidsoverleg plaats met alle penvoerders, alliantiepartners en hun lokale partners.
Dit beleidsoverleg geeft organisaties ook de mogelijkheid om onderling ervaringen
uit te wisselen. Tijdens dit overleg vinden per doelland ook landensessies plaats
met de landengroepen van het Nationaal Actieplan Vrouwen, vrede en veiligheid. De
opzet en inhoud van dit overleg zal door het ministerie in nauwe samenwerking met
de penvoerders worden uitgewerkt.