Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw

[Regeling vervalt per 01-01-2025.]
Geraadpleegd op 11-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-12-2023 en zichtdatum 07-07-2024.
Geldend van 28-12-2023 t/m 31-12-2023

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 december 2014, nr. WJZ/14011574, tot kostenverevening reductie CO-emissies glastuinbouw (Regeling kostenverevening reductie CO-emissies glastuinbouw)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4 van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • CO2-jaarvracht: totale CO2-emissie van de inrichting in een kalenderjaar;

  • emissieaangifte: aangifte van de CO2-jaarvracht van de inrichting;

  • inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 15.51 van de wet;

  • inrichting regime A: inrichting die in een kalenderjaar 305 ton CO2 of meer emitteert;

  • inrichting regime B: inrichting die in een kalenderjaar minder dan 305 ton CO2 emitteert.

  • standaard CO2-emissiefactor voor aardgas: standaard CO2-emissiefactor voor aardgas in kilogram CO2/GJ aardgas die bij of krachtens artikel 16.12 van de Wet milieubeheer jaarlijks door de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gepubliceerd.

Artikel 2

  • 1 De minister houdt een register bij van inrichtingen.

  • 2 Degene die een inrichting drijft meldt zich voor registratie aan bij de minister.

  • 3 Bij beëindiging laat degene die de inrichting dreef zich uit het register uitschrijven.

Artikel 3

  • 1 Degene die een inrichting regime A drijft dient over het voorafgaande kalenderjaar bij de minister een emissieaangifte in.

  • 2 Degene die een inrichting regime B drijft dient eenmalig op het moment dat de inrichting een kalenderjaar in werking is een emissieaangifte in over dat kalenderjaar.

  • 3 Degene die een inrichting drijft, bepaalt de CO2-jaarvracht over 2022 en volgende jaren overeenkomstig de in de bijlage opgenomen berekeningsmethode.

  • 4 Bij niet tijdige indiening van de emissieaangifte stelt de minister de CO2-jaarvracht ambtshalve vast.

  • 5 Degene die een inrichting drijft bewaart gedurende tenminste vijf jaren na indiening de gegevens en uitgevoerde berekeningen die ten grondslag liggen aan de CO2-jaarvracht en de facturen en andere schriftelijke afleveringsbewijzen van gas, elektriciteit en warmte.

Artikel 4

  • 1 De minister stelt op basis van de jaarlijkse emissieaangiften van inrichtingen regime A en de eenmalig door inrichtingen regime B ingediende emissieaangiften de door de inrichtingen gezamenlijk in een kalenderjaar geëmitteerde hoeveelheid CO2 vast.

  • 2 Het bedrag (P) per ton geëmitteerde CO2als bedoeld in artikel 3 van het besluit is: het gewone gemiddelde van de laatste prijs in euro, zoals waargenomen op alle handelsdagen van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande jaar, van de termijncontracten van broeikasgasemissierechten voor levering in december van dat jaar, op de koolstofbeurs in de Europese Unie met het hoogste handelsvolume van die contracten in die maanden.

  • 3 De formule wordt toegepast bij de afrekening van de verschuldigde vergoeding vanaf het jaar 2021.

Artikel 5

  • 2 De in 2012, 2013 en 2014 bij het Productschap Tuinbouw ingediende emissieaangiften worden overgedragen aan de minister.

Artikel 6

Archiefbescheiden van het Productschap Tuinbouw betreffende zaken die op basis van deze regeling worden behartigd door de minister, worden overgedragen aan de minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1955 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kostenverevening reductie

CO2-emissies glastuinbouw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 december 2014

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken

S.A.M. Dijksma

Bijlage

Methode voor de bepaling van de CO2-jaarvracht over 2015 en volgende jaren

  • 1. De CO2-jaarvracht van de inrichting wordt bepaald door de CO2-emissie behorende bij het totale gasverbruik van de inrichting (Eg) en behorende bij warmte afgenomen van een inrichting waarop de titels 15.13 en 16.2 van de wet niet van toepassing zijn (Ew).

  • 2. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan het totale gasverbruik (Eg) wordt:

    • a. tot en met 2021 berekend volgens de formule:

      An x 31.65 x 56.8 / 1.000.000;

    • b. vanaf 2022 berekend volgens de formule:

      An x 31.65 x standaard CO2-emissiefactor voor aardgas / 1.000.000.

    Hierbij staat An als bedoeld in onderdelen a en b, voor de in het betrokken kalenderjaar verbruikte hoeveelheid gas in normaal kubieke meters.

  • 3. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan de warmte afgenomen van een inrichting waar de titels 15.13 en 16.2 van de wet niet op van toepassing zijn (Ew), wordt berekend op basis van de door de toeleverancier van de warmte aangeleverde gegevens over:

    • het totale gasverbruik van de installatie(s);

    • de totale elektriciteitsproductie van de installatie(s);

    • de totale warmte productie van de installatie(s);

    • de geleverde hoeveelheid warmte aan de inrichting waarvan de jaarvracht bepaald moet worden.

    Indien bovengenoemde gegevens niet beschikbaar zijn, wordt de Ew in ton CO2 bepaald op basis van een gecertificeerde meting van de toegeleverde hoeveelheid warmte in Gigajoule (GJ) vermenigvuldigd met de factor 0,055 ton CO2 /GJ.

  • 4. Het gasverbruik van een inrichting wordt bepaald op basis van de jaarfactuur van de energiemaatschappij en op basis van andere schriftelijke afleveringsbewijzen van gas.

Naar boven