Bijlage Protocol scholing 2014
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
1. Definitie van scholing
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Voor het Protocol wordt de volgende definitie van scholing gehanteerd:
‘Opleiding of scholing is het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis
en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak,
functie of (zelfstandig) beroep onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten.
Het dient zowel voor het uitoefenen als het verkrijgen van één of meerdere (deel)kwalificatie(s)
voor een taak, functie of beroep’.
In dit Protocol worden onder het begrip scholing alle kwalificerende instrumenten
begrepen, die een werkzoekende dient te volgen om zijn (toekomstige) functie uit te
kunnen oefenen.
2. Doelgroep Protocol
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
UWV past het Protocol Scholing toe als de vraag zich voordoet of inzet van scholing
voor een werkzoekende in het kader van zijn re-integratie – en daarmee werkhervatting
– noodzakelijk is aangewezen. Dit geldt als algemeen uitgangspunt. Het Protocol Scholing
is daarom altijd van toepassing op alle werkzoekenden met een AG-, ZW- of een WW-uitkering die scholing willen gaan volgen.
3. Beoordeling noodzakelijke scholing
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Op basis van het Protocol Scholing bepaalt UWV of de scholing noodzakelijk is. Deze
noodzaak wordt getoetst aan de hand van een drietal indicatoren:
-
A. Het bepalen van de arbeidsmarktrelevantie van de scholing. De stappen die hierbij
doorlopen worden, zijn opgenomen in paragraaf 4. De uitkomst van dit oordeel kent
twee mogelijkheden: de scholing is arbeidsmarktrelevant of de scholing is niet arbeidsmarktrelevant.
-
B. Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving komt in paragraaf 5 aan de
orde. Daarin wordt de scholing getoetst aan het wettelijk kader en het UWV-beleid.
-
C. Het beoordelen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering.
Dit gebeurt in paragraaf 6. In deze paragraaf zijn de indicatoren opgenomen hoe wordt
bepaald of de voorgenomen scholing haalbaar is voor de werkzoekende met een AG- of
ZW-uitkering. UWV toetst de schoolbaarheid van een werkzoekende met een WW-uitkering
niet. Ook niet in het geval het om een werkzoekende gaat met een WW-uitkering van
55 jaar en ouder.
Alleen als aan alle drie genoemde indicatoren is voldoen, kan gesteld worden dat de
scholing noodzakelijk. De uitkomst van de beoordeling op de indicatoren kan zijn dat
de scholing óf noodzakelijk is óf niet noodzakelijk. Is de scholing noodzakelijk dan
kan een werkzoekende de scholing volgen en hoeft zich, gedurende de looptijd van de
scholing, niet beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Is de scholing niet noodzakelijk,
dan geldt deze vrijstelling niet.
4. Onderdeel A: De beoordeling van de arbeidsmarktrelevantie van de scholing
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
4.1. Arbeidsmarktrelevantie van de scholing bij WW-gerechtigden
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
UWV beoordeelt op welke wijze een WW-gerechtigde zo effectief mogelijk naar werk is
te begeleiden. Hierbij sluit UWV aan op de al verworven competenties en vaardigheden
van de WW-gerechtigden. Mocht inzet van scholing aangewezen zijn, dan dient de arbeidsrelevantie
van de scholing als volgt te worden vastgesteld:
4.1.1. Arbeidsmarktrelevantie staat vast
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Voor WW-gerechtigden, die van een werkgever een baan in het vooruitzicht hebben gekregen,
maar waar als voorwaarde aan is gekoppeld dat hij eerst een in de ogen van de werkgever
relevante scholing moet volgen, wordt deze scholing arbeidsmarkt relevant geacht.
De werkgever maakt zijn intentie duidelijk door middel van een arbeidsovereenkomst
of een verklaring waaruit blijkt:
-
• dat hij de werkzoekende in dienst zal nemen;
-
• per de eerste van de maand volgend op de einddatum van de scholing;
-
• voor dezelfde duur als de scholing, met een ondergrens van zes maanden.
Scholingsvoucher voor werkzoekenden met WW-uitkering van 55 jaar en ouder
Binnen de doelgroep WW-gerechtigden nemen de werkzoekende van 55 jaar en ouder een
aparte plaats in. Als UWV aan hen – of aan hun toekomstige werkgever – een scholingsvoucher
heeft toegekend op basis van de Regeling scholing en plaatsing oudere werklozen – dan is de scholing arbeidsmarktrelevant.
4.1.2. Arbeidsmarktrelevantie moet worden aangetoond
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
WW-gerechtigden die niet aan de in paragraaf 4.1.1. genoemde criteria voldoen moeten
zelf de arbeidsmarktrelevantie van hun voorgenomen scholing aan kunnen tonen. Hij
maakt inzichtelijk tot welk beroep of functie de scholing opleidt en welke vacatures
hij kan vervullen. Kan hij de arbeidsmarktrelevantie niet aantonen, dan staat deze
niet vast, waarmee de noodzaak tot het volgen van een scholing evenmin is vastgesteld.
Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen arbeidsmarktrelevant is, volgt
onderdeel B van het Protocol: de toets van de scholing.
Als een scholing op grond van voorafgaande stappen niet arbeidsmarktrelevant is, staat
het de werkzoekende vrij om toch de scholing te volgen, alleen volgt er dan geen vrijstelling
van de sollicitatieverplichtingen. De werkzoekende dient zich derhalve beschikbaar
te stellen voor de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van de noodzaak tot het volgen
van een scholing. Van de werkzoekende wordt verwacht dat hij voorrang geeft aan werkhervatting
boven het kunnen blijven volgen van de scholing.
4.2. Arbeidsmarktrelevantie van de scholing bij AG- of ZW-gerechtigden
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
UWV beoordeelt op welke wijze een AG- of ZW-gerechtigde zo effectief mogelijk naar
werk is te begeleiden. Hierbij sluit UWV aan op de al verworven competenties en vaardigheden
van de WW-gerechtigden. Mocht inzet van scholing aangewezen zijn, dan dient de arbeidsrelevantie
van de scholing als volgt te worden vastgesteld:
Arbeidsmarktrelevantie staat vast
-
– Voor AG- of ZW-gerechtigden, die van een werkgever een baan in het vooruitzicht hebben
gekregen, maar waar als voorwaarde aan is gekoppeld dat de voorgedragen kandidaat
eerst een in de ogen van de werkgever relevante scholing volgt, wordt deze scholing
arbeidsmarktrelevant geacht. De werkgever maakt zijn intentie duidelijk door middel
van een arbeidsovereenkomst of een verklaring waaruit blijkt:
-
• dat hij de werkzoekende in dienst zal nemen;
-
• per de eerste van de maand volgend op de einddatum van de scholing;
-
• voor dezelfde duur als de scholing met een ondergrens van zes maanden.
Arbeidsmarktrelevantie moet worden aangetoond
Indien er geen concrete vacature bij een werkgever in zicht is, kan scholing aan de
orde komen bij aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt in de beoogde
functie of beroep. De werkzoekende met een ZW- of AG-uitkering en/of het re-integratiebedrijf
dat de klant naar werk begeleidt, dient de arbeidsmarktrelevantie van de scholing
aan te tonen. De werkzoekende of het re-integratiebedrijf maakt inzichtelijk tot welk
beroep of functie de scholing opleidt en welke vacatures de werkzoekende kan vervullen.
Kan hij de arbeidsmarktrelevantie niet aantonen, dan staat deze niet vast, waarmee
de noodzaak tot het volgen van een scholing evenmin is vastgesteld.
Indien er twijfel bestaat over passende functies op de regionale arbeidsmarkt en heroriëntatie
noodzakelijk is, kan het voorkomen dat UWV daarbij extern advies nodig heeft. In dat
geval kan de dienst Assessment Noodzaak Scholing worden ingezet.
Uitkomst
Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen arbeidsmarktrelevant is, volgt
onderdeel B van het Protocol: de toets van de scholing.
|
|
Als een scholing op grond van voorafgaande stappen niet arbeidsmarktrelevant is, staat het de werkzoekende vrij om toch de scholing te volgen,
alleen dient de werkzoekende zich wel beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt.
Er is geen sprake van de noodzaak tot het volgen van een scholing. Immers aan de indicator
arbeidsmarktrelevantie is niet voldaan.
|
5. Onderdeel B: Toets scholing aan wet- en regelgeving
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
In dit onderdeel van het Protocol wordt vastgesteld of de scholing voldoet aan de
regelgeving.
De scholing die UWV inzet ten behoeve van haar werkzoekenden moet aan de onderstaande
voorwaarden voldoen:
-
– De scholing moet bestaan uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden
volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden
worden getoetst;
-
– Een scholing als bedoeld in art 76 WW duurt maximaal één jaar voor de werkzoekenden met een WW-uitkering. UWV kan in individuele
gevallen een scholing van een langere duur toestaan, doch niet meer dan twee jaar;
Ook voor AG- of ZW- gerechtigden sluit UWV aan bij dit beleid. Uitzondering hierop
zijn de scholingsactiviteiten die op basis van de Subsidieregeling jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen plaatsvinden. Voor deze scholingen is door het Ministerie van SZW een maximale duur
van 2,5 jaar vastgesteld.
-
– De scholing bestaat in overwegende mate uit het verrichten van activiteiten, die niet
productie als doel hebben.
Voldoet een scholing aan bovengenoemde voorwaarden, dan voldoet het aan de vereiste
wet- en regelgeving.
Uitkomst
Voor WW-gerechtigden:
– De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het paragraaf 4 vermelde vast én
– De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5
dan is er sprake van een noodzakelijke scholing. Paragraaf 6 is niet van toepassing.
Voldoet de scholing niet aan de wettelijke vereisten, dan is er géén sprake van een
noodzakelijke scholing.
|
|
Voor ZW- en AG-gerechtigden:
– De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het in paragraaf 4 vermelde vast én
– De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5
dan moet conform paragraaf 6 de schoolbaarheid van de werkzoekende worden vastgesteld.
Voldoet de scholing niet aan de wettelijke vereisten, dan is er géén sprake van een
noodzakelijke scholing.
|
6. Onderdeel C: De beoordeling van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een
AG- of ZW-uitkering
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Indien is vastgesteld dat de scholing arbeidsmarkt relevant is én voldoet aan het
wettelijk kader, moet vervolgens worden beoordeeld of deze scholing ook haalbaar is
voor de werkzoekende met een ZW- of AG-uitkering.
De toets op de schoolbaarheid wordt uitgevoerd door de instantie die de scholing financiert.
UWV financiert in principe geen scholing voor werkzoekenden met een WW-uitkering,
en toetst dus niet of de werkzoekende schoolbaar is. Dit uitgangspunt geldt eveneens
voor een WW-gerechtigde van 55 jaar en ouder.
De beoordeling van de schoolbaarheid leidt tot de volgende mogelijke uitkomsten:
-
– De werkzoekende is schoolbaar; er kan scholing worden ingezet.
-
– De werkzoekende is alleen schoolbaar met de inzet van een aangepaste scholing.
-
– De werkzoekende is alleen met de inzet van een bijzondere scholingsinstelling schoolbaar.
-
– De werkzoekende is niet schoolbaar voor de specifieke scholing. Dan moet gekeken worden
of er andere functies/beroepen mogelijk zijn, waarvoor geen scholing nodig is of scholing
kan worden ingezet, die wel haalbaar is voor de betreffende werkzoekende.
-
– De werkzoekende is in het geheel niet schoolbaar. Scholing is voor de betreffende
werkzoekende niet mogelijk c.q. haalbaar.
-
– UWV heeft extern advies (Assesment Noodzaak Scholing) nodig bij het vaststellen van
de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering, wat vervolgens
weer kan leiden tot de hierboven genoemde uitkomsten.
Bij het vaststellen van de schoolbaarheid worden drie indicatoren onderscheiden: de
motivatie voor de scholing, de cognitieve vaardigheden van de werkzoekende, en persoonlijke
belemmeringen. Hieronder worden deze indicatoren nader besproken.
Indicator 1. Motivatie
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Motivatie is erg belangrijk voor het welslagen van een scholing. Indien de werkzoekende
niet gemotiveerd is voor het volgen van scholing, heeft scholing geen zin. Er zal
dan eerst aandacht moeten zijn voor de motivatie. Overigens speelt dit aspect natuurlijk
ook al aan het begin van de re-integratieactiviteiten.
Indicator 2. Cognitieve vaardigheden
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Vastgesteld moet worden of de scholing aansluit bij de cognitieve vaardigheden van
de werkzoekende. Hierbij moet ook gecheckt worden of voldaan wordt aan de formele
instroomeisen van de scholing. Op basis van de capaciteiten van de werkzoekende kan
gekozen worden voor theoretisch of meer praktijkgericht onderwijs. Indien er onzekerheid
bestaat over de cognitieve vaardigheden, kan hiervoor extern advies (Assesment Noodzaak
Scholing) worden ingezet.
Bij het vaststellen van de cognitieve vaardigheden wordt ook gekeken worden naar de
scholingen, die de werkzoekende in het recente verleden heeft gevolgd. Het niet afronden
van scholingen is mogelijk een signaal voor belemmeringen in de persoonlijke situatie,
die het risico op uitval vergroten. Deze belemmeringen zijn nader uitgewerkt onder
indicator 3.
Indicator 3. Belemmeringen in de persoonlijke situatie
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
De persoonlijke belemmeringen, die hieronder worden onderscheiden, zijn ontleend aan
het Protocol Zeer Moeilijk Plaatsbaar (ZMP). De belemmeringen, die gelden voor ZMP,
waardoor de werkzoekenden moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt, vormen vaak
ook belemmeringen om succesvol een scholing te volgen. Het benoemen van de belemmeringen
in het kader van schoolbaarheid heeft echter een andere functie: wanneer een belemmering
wordt geconstateerd, moet bekeken worden of door middel van aanpassingen in de inrichting
van de scholing, scholing toch tot de mogelijkheden behoort. Het gaat hierbij o.a.
onder meer om de volgende mogelijke aanpassingen:
-
– Aanpassingen in het aantal dagdelen of duur van het traject.
-
– Aanpassingen in de wijze waarop onderwijs wordt gegeven.
-
– Extra begeleiding gedurende de scholing.
-
– Psychische begeleiding.
In complexe gevallen heeft UWV de optie om extern advies in te zetten, om de schoolbaarheid
vast te stellen voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering.
a. Medische beperkingen (fysiek en/of psychisch) en de beleving daarvan door de werkzoekende
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
-
– Aanwezigheid van objectief vaststelbare medische beperkingen, waardoor het volgen
van een onderwijstraject lastig is (bijvoorbeeld auditief/visuele beperkingen). Bekeken
moet worden of met aanpassingen tijdens de scholing (bijvoorbeeld een doventolk, aantal
dagdelen) wel onderwijs gevolgd kan worden.
-
– Aanwezigheid van medische beperkingen, die in de beleving van de werkzoekende onderwijs
volgen moeilijk maakt. Het gaat hierbij vooral om werkzoekenden, die zich door de
jaren heen zo vereenzelvigd hebben met hun (op enig moment wel aanwezige) belemmeringen/beperkingen,
dat zij het in de huidige situatie heel moeilijk vinden om oog te hebben voor wat
zij nog wel kunnen.
-
– Aanwezigheid van een negatieve prognose voor de ontwikkeling van de medische aandoening,
waarmee rekening dient te worden gehouden.
-
– Aanwezigheid van een ernstige verslavingsproblematiek. Met deze problematiek moet
mogelijk voorafgaand of tijdens de scholing rekening worden gehouden.
b. Rolidentificatie in uitkeringssituatie
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Binnen de uitkeringssituatie heeft de werkzoekende zijn eigen zinvolle bezigheden/daginvulling
opgebouwd:
Om succesvol deel te kunnen nemen aan scholing zal de werkzoekende bereid moeten zijn
om tijd vrij te maken, zodat de scholing gevolgd kan worden en huiswerk gemaakt kan
worden. Eventueel kan extra begeleiding worden ingezet.
c. Schuldenproblematiek
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
Het gaat hier om werkzoekenden, die te maken hebben met een dusdanige schuldenproblematiek,
dat zij moeilijkheden ondervinden om zich te concentreren op en/of te motiveren voor
het volgen van een scholing. De werkzoekende zal eerst of gelijktijdig een schuldsaneringtraject
moeten volgen, wil scholing succesvol kunnen zijn.
d. Problemen in de sociale situatie en de beleving daarvan door de werkzoekende.
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
-
– Sociale druk vanuit de omgeving van de werkzoekende om geen activiteiten te ontplooien,
die kunnen leiden tot werk. De omgeving kan betrekking hebben op de familie en vriendenkring,
maar ook op de directe buurt waarin iemand woont.
-
– Een thuissituatie, die het succesvol volgen van een scholing belemmert. Bijvoorbeeld
de aanwezigheid van kleine kinderen of inwonende familieleden.
-
– De belemmeringen kunnen mogelijk verholpen worden door extra begeleiding tijdens de
scholing.
e. Problemen in de relatie werkzoekende en scholing/gedragsfactoren.
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
-
– Problemen met sociale vaardigheden in werk- en scholingssituaties (gezagsverhoudingen,
zelfstandig werken).
-
– Realiteitsprobleem in verwachtingenpatroon van eigen functioneren op het werk (te
hoge of juist te lage ambities en verwachtingen).
Door het inzetten van kwalificerende interventies kunnen deze belemmeringen mogelijk
worden opgeheven. UWV financiert uitsluitend kwalificerende interventies voor werkzoekenden
voor wie het ook scholing inkoopt, dus met een AG- of ZW-uitkering.
Uitkomst
Voor de AG- of ZW-uitkeringsgerechtigde:
– De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het in paragraaf 4 vermelde vast én
– De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5 én
– de schoolbaarheid is vastgesteld
dan is de scholing noodzakelijk. Is de AG- of ZW-uitkeringsgerechtigde niet schoolbaar,
danis er géén sprake van een noodzakelijke scholing. Immers aan de indicator schoolbaarheid
is niet voldaan.
|
|
N.B. UWV toetst de schoolbaarheid niet voor een WW-uitkeringsgerechtigde
|
A. Bepalen arbeidsmarktrelevantie
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
B. Toets scholing aan wet- en regelgeving
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
C. Vaststellen schoolbaarheid werkzoekende
[Regeling vervallen per 18-05-2016]
(alleen voor een werkzoekende met een AG-ZW uitkering, voor werkzoekenden met een
WW-uitkering wordt de schoolbaarheid vastgesteld door de instantie die de scholing
inzet)