Stcrt. 2017, 52985, datum inwerkingtreding 20-09-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Het vijfde en zesde lid zijn nieuw toegevoegd.
5 In afwijking van het derde lid, aanhef en onder b en c, kan bij de vaststelling van
de noodzaak tot betaling en de vaststelling of de prestatie door de wederpartij is
geleverd bij privaatrechtelijke betalingen de hoogte van het bedrag ten hoogste tien
procent met een maximum van € 1.000 inclusief btw afwijken van het bedrag waartegen
de goederen of diensten zijn besteld of de prestatie is geleverd, mits in de administratieve
organisatie is vastgelegd:
-
a. bij welke categorieën goederen en diensten, tot welk percentage en tot welk bedrag
de afwijking op basis van risico-inschatting wordt toegepast;
-
b. wat de onderbouwing van de risico-inschatting per categorie goederen en diensten is,
inclusief de onderbouwing van de beoogde doelmatigheidswinst, en deze waar mogelijk
te kwantificeren;
-
c. op welke wijze de verantwoordelijkheden, de monitoring en de periodieke evaluatie
van de risico-inschatting en de controle van de opzet en werking van de maatregelen,
bedoeld onder a en b, zijn ingericht.
6 Met de schriftelijke instemming van de Minister van Financiën kan worden afgeweken
van het percentage en het maximum bedrag, genoemd in artikel 3, vijfde lid, aanhef.
De Minister van Financiën verleent de instemming na overleg met de Auditdienst Rijk
en de Algemene Rekenkamer.
7 Onze Minister van Financiën schrijft het grensbedrag voor privaatrechtelijke betalingen,
voor.
8 De resultaten van de verificatie worden controleerbaar vastgelegd.
9 De vorderingenordonnateur draagt zorg voor een deugdelijke verificatie van het recht
op de vorderingen, voordat hij een vordering invorderbaar stelt.