Het exameninstrumentarium is voorzien van een beoordelingsvoorschrift dat een zo objectief
mogelijke beoordeling waarborgt. Dit betekent dat:
– het beoordelingsvoorschrift is voorzien van richtlijnen die leiden tot een onafhankelijke
beoordeling;
– de prestatie-indicatoren of vergelijkbare beoordelingscriteria herleidbaar in het
beoordelingsvoorschrift zijn opgenomen en een correct antwoordmodel of beoordelingsschema
beschikbaar is;
– de beoordelaar eruit kan opmaken welke (deel)waardering aan een prestatie van een
student toegekend moet worden;
– de beoordelaar eruit kan opmaken welke eindwaardering gegeven moet worden;
– de beoordelaar de gegeven waarderingen conform het beoordelingsvoorschrift herleidbaar
kan onderbouwen. Uit de beoordelingsrichtlijnen blijkt dat de beoordeling in elk geval
plaatsvindt:
– per deelkwalificatie bij eindtermgerichte opleidingen;
– per kerntaak bij opleidingen gericht op de beroepsgerichte kwalificatiestructuur
of op de herziene kwalificatiestructuur, en
– per keuzedeel van de opleiding van de examenkandidaat bij opleidingen waarvan het
eerste studiejaar is gestart op of na 1 augustus 2016.
De beoordeling wordt gebaseerd op de prestatie-indicatoren of vergelijkbare beoordelingscriteria
uit het kwalificatiedossier en (bij opleidingen waarvan het eerste studiejaar is gestart
op of na 1 augustus 2016) ook uit het keuzedeeldocument. Als een examen(onderdeel)
niet is behaald, wordt op het niveau van de prestatie-indicator of vergelijkbare beoordelingscriteria
verantwoord wat de oorzaak daarvan is.
|