Uitgangspunten
[Regeling vervallen per 01-11-2011]
Het voorgaande is voor het openbaar ministerie aanleiding geweest om een samenhangend
stelsel van richtlijnen voor strafvordering te formuleren. De richtlijnen zijn ontwikkeld
voor die delicten waar het gebrek aan uniformiteit in strafvordering het meest voelbaar
is; delicten die veel voorkomen of maatschappelijk gevoelig liggen. Het kader en de
bijbehorende richtlijnen zijn van toepassing op meerderjarige natuurlijke personen
die worden verdacht van commune, economische of milieu- of verkeersdelicten, voorzover
in de bundel Polaris-richtlijnen opgenomen.
Door het gebruik van richtlijnen bij de beoordeling van strafzaken wordt het uitgangspunt
van denken bepaald aangaande de passende sanctie. Doel van richtlijnen is dit uitgangspunt
landelijk uniform te maken, ongeacht de plaats of de persoon van de beoordelaar. De
beoordeling van een strafzaak geschiedt in twee fasen. Tijdens de eerste fase bepaalt
de beoordelaar aan de hand van de richtlijnen welke sanctie passend zou zijn in soortgelijke
strafzaken, gezien de gepleegde feiten en de geobjectiveerde beoordelingscriteria.
De tweede fase van de beoordeling vergt het inzicht en de ervaring van de beoordelaar
om te bepalen of het gevonden uitgangspunt van denken passend is in de specifieke
strafzaak die ter beoordeling voorligt. Dat hierbij in voorkomende gevallen gemotiveerd
van de richtlijnen kan worden afgeweken spreekt voor zich.
De toegankelijkheid van de richtlijnen is verbeterd door een eenvormige structuur
van alle richtlijnen; door de vaste opbouw is in één oogopslag de kern van de richtlijn
voor de beoordelaar duidelijk. In de richtlijnen wordt uitgegaan van het delict in
zijn meest eenvoudige verschijningsvorm. Door middel van geobjectiveerde beoordelingsfactoren
met gestandaardiseerde invloed op strafmaat en modaliteit wordt een eenduidige normstelling
bereikt voor de sanctie die in een dergelijke situatie geïndiceerd is. De richtlijnen
vormen één samenhangend geheel, hetgeen gerealiseerd is door enerzijds de ‘ernst’
van de verschillende delicten ten opzichte van elkaar te positioneren, anderzijds
door de factoren die een rol spelen bij de beoordeling telkens op eenzelfde wijze
te hanteren. De richtlijnen in het stelsel zijn in concrete bewoordingen geformuleerd
en geven een eenduidige indicatie voor de strafmodaliteit, de hoogte van een transactieaanbod,
strafbeschikking of de formulering van de eis ter terechtzitting.
De praktijk van de strafrechtspleging is dynamisch. Door maatregelen voor het beheer
en onderhoud van het richtlijnenstelsel te nemen is zorg gedragen voor blijvende actualiteit
en consistentie van het stelsel. Nadat de richtlijnen zijn geautomatiseerd kan systematisch
gevolgd worden in hoeverre de richtlijnen nog aansluiten bij het vigerend rechtsgevoel.
Voor het beheer en onderhoud van het richtlijnenstelsel zijn vaste OM-medewerkers
aangewezen.
In beginsel zijn lokale beleidsoverwegingen of lokale waarderingen van delicten strijdig
met de idee van eenduidig strafvorderingsbeleid. De strafvorderingsrichtlijnen binnen
dit stelsel spreken zich eenduidig uit over de strafmaat en modaliteit ten aanzien
van de diverse delicten. In het licht van de rechtsgelijkheid is het niet wenselijk
afwijkende sancties te hanteren in het kader van plaatselijke projecten. Verhoogde
inspanning ten aanzien van de opsporing, al dan niet gecombineerd met een aangepast
vervolgingsbeleid, zijn middelen die binnen een plaatselijk project kunnen leiden
tot intensievere bestrijding. Een afwijkend uitgangspunt in de strafvordering mag
dat niet zijn.
De richtlijnen hebben ten doel een beredeneerde indicatie van de modaliteit en strafmaat
te geven bij de beoordeling van strafbare feiten. Het is mogelijk dat de richtlijnen
voor de beoordeling van een specifieke casus tekort schieten, omdat bepaalde, voor
dat geval relevante, factoren niet in de richtlijn zijn opgenomen. Dit kan zich voordoen
als gevolg van de afwijkende verschijningsvorm van het delict, maar ook naar aanleiding
van de persoon van de verdachte. Het gebruik van richtlijnen uniformeert en expliciteert
de beoordeling; het uitgangspunt van denken wordt landelijk uniform gebaseerd op de
gepleegde feiten en de geobjectiveerde beoordelingscriteria. In geval de beoordelaar
afwijkt van dat uitgangspunt dient die afwijking dan ook gemotiveerd te worden. Die
motivering draagt bij aan de explicitering van de beoordeling, maar is tevens van
belang voor evaluatie en onderhoud van de richtlijnen.
Puntensysteem
[Regeling vervallen per 01-11-2011]
Binnen de richtlijnen wordt gewerkt met een puntensysteem. Er wordt gewerkt met ‘strafpunten’
en ‘sanctiepunten’. De ‘strafpunten’ zijn een maat voor de ernst van het feit of het
complex van feiten. De ‘sanctiepunten’ zijn bepalend voor de strafmaat die de richtlijn
indiceert.
Het beoordelingsproces start met de bepaling van de basisdelicten. Dat zijn de delicten
in hun meest eenvoudige verschijningsvorm, zonder bijkomende strafverzwarende of -verminderende
omstandigheden. Aan de hand van het basisdelict wordt het aantal ‘basispunten’ toegekend;
het aantal strafpunten dat bij dat basisdelict behoort.
Vervolgens wordt op grond van ‘beoordelingsfactoren’ die behoren bij het betreffende
basisdelict het aantal strafpunten verhoogd of verlaagd. Indien er sprake is van een
feitencomplex worden de strafpunten van de afzonderlijke feiten gesommeerd om tot
een totaal aantal strafpunten voor de gehele zaak te komen.
Het totaal aantal strafpunten is een maat voor de geïndiceerde sanctie. Als gevolg
van het afnemend nut van een steeds zwaardere sanctie is het niet altijd wenselijk
een cumulatie van delicten in een rechtevenredige cumulatie van straf te laten resulteren.
Dit effect van ‘afnemend strafnut’ kan zowel een rol spelen bij het veelvuldig plegen
van een relatief licht vergrijp, als bij een cumulatie van strafverzwarende factoren,
maar ook bij het eenmaal plegen van een zwaar vergrijp. Volgens een schijvensysteem
wordt het aantal strafpunten omgerekend in sanctiepunten.
Na berekening van het aantal sanctiepunten kan de geïndiceerde sanctie worden bepaald,
waarbij één sanctiepunt overeen komt met een vastgestelde hoeveelheid geld, met een
taakstraf of gevangenisstraf van een zekere duur of met een andere sanctie. De ‘strafmaat’
wordt rechtstreeks bepaald aan de hand van het aantal berekende sanctiepunten.
De ‘modaliteit’ van de beoordeling wordt afgeleid van het aantal sanctiepunten, maar
kan ook worden geïndiceerd als gevolg van een factor als recidive. Zo kan er ingeval
van meermalen recidive, wanneer de dader voldoet aan de definitie van stelselmatige
dader en er verder geen contra-indicaties zijn, ongeacht het aantal sanctiepunten
worden gekozen voor de vrijheidsbenemende maatregel plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige daders.