Stb. 2023, 237, datum inwerkingtreding 07-07-2023, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.
1 De ambtenaar in dienst van de Staat kan per kalenderjaar ten hoogste 24 van de vakantie-uren
waarop hij aanspraak heeft op grond van artikel 5, tweede lid, sparen ten behoeve van levensfaseverlof.
2 In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar in dienst van de Staat aan het einde
van elk kalenderjaar ten hoogste 59,7 van de vakantie-uren waarop hij aanspraak heeft
op grond van artikel 5, tweede lid, sparen ten behoeve van levensfaseverlof, op voorwaarde dat hij in dat kalenderjaar
ten minste 108 vakantie-uren heeft genoten.
4 Onverminderd artikel 8, tweede lid, kan het bevoegd gezag op aanvraag van de ambtenaar zijn aanspraak op vakantie-uren
met ten hoogste 28,8 uren verhogen, welke uren de ambtenaar spaart ten behoeve van
levensfaseverlof. Artikel 8, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 Het aantal op grond van dit artikel in totaal door een ambtenaar gespaarde en nog
niet op grond van artikel 8b opgenomen vakantie-uren bedraagt ten hoogste 1.800.