Stb. 2019, 260, datum inwerkingtreding 18-07-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.
1 Uit hoofde van de ambtsaanvaarding wordt aan de Rijksvertegenwoordiger eenmalig een
verhuiskostenvergoeding toegekend, bestaande uit:
-
a. een bedrag voor de kosten verbonden aan het vervoer van de betrokkene en zijn gezinsleden
naar de nieuwe woning, welk bedrag zo nodig wordt vermeerderd met een bedrag voor
reis- en verblijfkosten, welke de betrokkene en eventueel een of meer van diens gezinsleden
vooraf heeft gemaakt ter bezichtiging van de woonruimte;
-
b. een bedrag voor de kosten van vervoer van de bagage en van de inboedel van de betrokkene
naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken en de
verschuldigde invoerrechten;
-
c. een vast bedrag ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast aan
een werknemer kan worden verstrekt voor andere uit de verhuizing voortvloeiende kosten.
2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezinsleden verstaan de echtgenoot
of geregistreerde partner of degene met wie betrokkene ongehuwd samenleeft en een
gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van
de Algemene nabestaandenwet en de kinderen, stief- en pleegkinderen van hemzelf en/of
van zijn echtgenoot of geregistreerde partner of degene met wie betrokkene ongehuwd
samenleeft en een gezamenlijke huishouding voert, voor zover zij met hem samenwonen.
3 Indien de Rijksvertegenwoordiger na benoeming de ambtswoning nog niet kan betrekken
heeft hij aanspraak op een vergoeding voor tijdelijke huisvesting. Ook heeft hij dan
aanspraak op een verhuiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid.
4 Indien de Rijksvertegenwoordiger in verband met zijn benoeming is verhuisd, op zijn
nieuwe adres is ingeschreven in een basisadministratie als bedoeld in artikel 2 van
de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES en zijn verhuizing leidt tot dubbele
woonlasten, heeft hij gedurende ten hoogste drie jaar na zijn benoeming aanspraak
op een tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten.
5 De Rijksvertegenwoordiger heeft ten laste van het Rijk, wegens niet herbenoeming of
eervol ontslag, aanspraak op een verhuiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste
lid, met dien verstande dat het bedrag onder c, zes procent van de jaarlijkse bezoldiging
bedraagt.
6 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de hoogte van de bedragen, bedoeld
in het eerste lid, onder a en b, de vergoeding voor tijdelijke huisvesting, bedoeld
in het derde lid, en de tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten, bedoeld
in het vierde lid, en de voorwaarden voor de aanspraak op deze bedragen, de vergoeding
en de tegemoetkoming.