Stcrt. 2007, 180, datum inwerkingtreding 20-09-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 21-08-2007.
1 De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar
gesteld bij of krachtens:
De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en de
artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Visserijwet 1963; de Wet op de openluchtrecreatie;
de Plantenziektenwet; de Veewet; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; het Besluit
gebruik meststoffen; artikel 45 Luchtverkeersreglement; het Binnenvaartpolitiereglement;
de Binnenschepenwet; de Wegenverkeerswet 1994; artikel 2, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering
motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen);
Artikel 8a van de Politiewet 1993 en de artikelen 141, 157, 158, 161, 162, 163, 173,
173a, 173b, 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311,
314, 315 , 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, 447e
en de artikelen 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht;
2 De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Nijmegen en de
opsporingsbevoegdheid geldt mede voor de gemeenten in de politieregio Gelderland-Zuid
waarmee Stadstoezicht Nijmegen een handhavingscontract heeft afgesloten.