Problemen bij tenuitvoerlegging van een last tot plaatsing
[Regeling vervallen per 30-04-2009]
Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) kan de rechter gelasten dat degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend,
voor een termijn van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
Dit kan alleen als hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene
veiligheid van personen of goederen.
Onder een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden verstaan: daartoe aangewezen of
erkende ziekenhuizen, verpleeginrichtingen of zwakzinnigeninrichtingen, of afdelingen
daarvan, die voor de toepassing van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten op behandeling van psychiatrische patiënten zijn ingericht, alsmede psychiatrische
afdelingen van academische ziekenhuizen.
Het komt voor dat personen aan wie de rechter een last als bedoeld in artikel 37 WvSr heeft opgelegd, PZ-passanten, maanden moeten wachten in een huis van bewaring voordat
plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt gerealiseerd. De redenen daarvoor
kunnen variëren van de gevaarlijkheid van betrokkene en beveiligingstechnische problemen
die daarmee gepaard gaan, tot een weigering door het psychiatrisch ziekenhuis met
een beroep op de bestaande wachtlijst. Overigens betekent het enkele feit dat de rechter
deze maatregel heeft opgelegd dat het zorgkantoor (bureau van de zorgverzekeraars)
een plicht heeft om de betrokkene op te laten nemen.
Sinds 1 december 2000 (Wet van 22 juni 2000, Stb. 292) kan de officier van justitie
op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 10, tweede lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) ten aanzien van patiënten die op grond van een uitspraak van de strafrechter
in een psychiatrisch ziekenhuis moeten worden geplaatst, een psychiatrisch ziekenhuis
een bevel tot opneming geven, indien de opneming niet wordt gerealiseerd.
Aangezien het geven van een bevel een middel is dat dwingend ingrijpt in de personele
organisatie van instellingen in de geestelijke gezondheidszorg, is het, mede gezien
het capaciteitsgebrek in die sector, niet opportuun een bevel te geven, indien andere
mogelijkheden tot plaatsing nog niet zijn uitgeput. Plaatsing van PZ-passanten dient
zoveel mogelijk in overleg met de betrokken instanties te worden gerealiseerd en van
de bevoegdheid een bevel te geven dient terughoudend gebruik te worden gemaakt. In
dat licht bezien is het wenselijk dat de psychiater die de rechter van advies dient
als bedoeld in artikel 37, tweede lid, WvSr, al in die fase contact opneemt met het psychiatrische ziekenhuis dat de betrokkene
naar alle waarschijnlijkheid zal moeten opnemen. Deze werkwijze is ook praktijk bij
machtigingen op grond van de Wet Bopz. Het geeft het ziekenhuis meer tijd en gelegenheid een (snelle) opname te bewerkstelligen.
Dat neemt niet weg dat een officier van justitie onder omstandigheden van de bevoegdheid
tot het geven van een bevel gebruik zal moeten maken. In deze gewijzigde Aanwijzing
is neergelegd wanneer dat aan de orde is.
Het OM moet terughoudendheid betrachten om ten aanzien van vreemdelingen de PZ-maatregel
te vorderen zoals dat ook geldt voor het vorderen van TBS. De tenuitvoerlegging van
de maatregel is mede gericht op resocialisatie in de Nederlandse maatschappij. Voor
personen die na ommekomst van de maatregel uit Nederland worden verwijderd, is een
dergelijke behandeling derhalve vanuit die optiek niet zinvol. Bovendien kan wanneer
de PZ-maatregel ten uitvoer moet worden gelegd het belang van een tijdige behandeling
in het land van herkomst gefrustreerd worden.