Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Geraadpleegd op 05-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 03-07-2024.
Geldend van 27-09-2006 t/m 01-09-2010

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder tunnelveiligheidsdossier: het dossier, bedoeld in artikel 10 van de wet.

  • 2 Het begrip voorval omvat mede ongeluk of incident.

Artikel 2

  • 1 Naar aanleiding van een verzoek om advies over een tunnelveiligheidsplan als bedoeld in artikel 6, derde lid, aanhef en onder a, van de wet stelt de voorzitter van de commissie voor de desbetreffende tunnel een werkgroep samen uit de leden van de commissie.

  • 2 De voorzitter, dan wel de plaatsvervangende voorzitter, zit een werkgroep voor.

  • 3 De voorzitter en de andere leden van een werkgroep zijn niet rechtstreeks betrokken of betrokken geweest bij de desbetreffende tunnel, bij alternatieven daarvoor of bij een besluit met betrekking tot de desbetreffende tunnel.

  • 4 Indien een lid van een werkgroep niet meer voldoet aan het vereiste, gesteld in het derde lid, ontheft de voorzitter van de commissie hem van zijn lidmaatschap van de werkgroep.

  • 5 Een werkgroep bereidt de door de commissie uit te brengen adviezen, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet, met betrekking tot de desbetreffende tunnel voor.

  • 6 De commissie brengt binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om advies en alle daarbij behorende benodigde gegevens en bescheiden advies uit.

  • 7 De commissie en een werkgroep kunnen zich bij hun werkzaamheden doen bijstaan door deskundigen die geen lid van de commissie zijn.

Artikel 3

De commissie brengt over elk kalenderjaar aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verslag uit van haar werkzaamheden en bevindingen. De Minister van Verkeer en Waterstaat maakt het verslag openbaar.

Artikel 4

Risicoanalyses, bedoeld in artikel 6, eerste lid, eerste volzin, van de wet, worden uitgevoerd overeenkomstig het RWS-QRA-model voor wegtunnels, versie 1.0 (Rijkswaterstaat, Bouwdienst, registratienummer 4818-2006-0091) en de Leidraad Scenarioanalyse Ongevallen in Tunnels, deel 1: wegtunnels, versie mei 2004 (ISBN 90-77374-03-5).

Artikel 5

Het tunnelveiligheidsplan, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet, wordt opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig de Leidraad Tunnelveiligheidsplan, versie december 2005 (Rijkswaterstaat, Bouwdienst).

Artikel 6

  • 1 Het veiligheidsbeheerplan, bedoeld in artikel 7 van de wet, wordt opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig de Leidraad Veiligheidsbeheerssysteem, versie februari 2005 (Rijkswaterstaat, Bouwdienst).

  • 2 Het veiligheidsbeheerplan, bedoeld in artikel 7 van de wet, bevat ten minste:

    • a. een beschrijving van de organisatie, de personele en materiële middelen en de instructies ten behoeve van het gebruik, inspectie en onderhoud van de tunnel;

    • b. een calamiteitenbestrijdingsplan waarin ook rekening gehouden is met mensen met een beperkte mobiliteit en met gehandicapten en chronisch zieken;

    • c. een beschrijving van de wijze van voortdurende terugkoppeling van ervaring ten behoeve van de verslaglegging en analyse van significante voorvallen;

    • d. een beschrijving van de uitgangspunten en randvoorwaarden bij het gebruik van de tunnel, zoals aangegeven in de leidraad, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7

De veiligheidsbeambte werkt mee aan de afstemming tussen het calamiteitenbestrijdingsplan, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b, en de aanvalsplannen van de hulpverleningsdiensten. Hij neemt kennis van de rampbestrijdingsplannen van de desbetreffende gemeenten, voor zover de tunnel betreffende.

Artikel 8

  • 1 In of bij de aanvraag voor de in artikel 8 van de wet bedoelde vergunning worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. naam, post- en e-mailadres en telefoonnummer van de tunnelbeheerder;

    • b. de kadastrale aanduiding en de ligging van de tunnel;

    • c. de naam en de aard van de tunnel.

  • 2 Bij de aanvraag worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. het tunnelveiligheidsplan, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet;

    • b. het advies van de commissie over het tunnelveiligheidsplan en dat over het bouwplan waarvoor bouwvergunning aangevraagd zal worden;

    • c. het veiligheidsbeheerplan, bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • d. het advies van de veiligheidsbeambte over het openstellen voor het verkeer van de tunnel.

  • 3 Op verzoek van het bevoegde college van burgemeester en wethouders verstrekt de aanvrager tevens nadere gegevens en bescheiden voor zover die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn.

Artikel 9

De veiligheidsbeambte controleert regelmatig of de tunnelconstructies en -voorzieningen worden onderhouden en waar nodig hersteld.

Artikel 10

  • 1 Van elk significant voorval in een tunnel stelt de tunnelbeheerder een toelichtend verslag op en zendt dat binnen één maand aan de veiligheidsbeambte, het bevoegde college van burgemeester en wethouders en de hulpverleningsdiensten.

  • 2 Indien de tunnelbeheerder een door een ander opgesteld onderzoeksverslag ontvangt met een analyse van de omstandigheden van een voorval in een tunnel of de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken, zendt hij dat verslag binnen één maand na ontvangst aan de veiligheidsbeambte, het bevoegde college van burgemeester en wethouders en de hulpverleningsdiensten.

  • 3 De veiligheidsbeambte werkt mee aan de evaluatie van significante voorvallen als bedoeld in het eerste en het tweede lid.

  • 4 De tunnelbeheerder draagt er zorg voor dat in overleg met de veiligheidsbeambte acties in noodsituaties uitgevoerd en geëvalueerd worden.

Artikel 11

  • 1 De veiligheidsbeambte gaat na of het bedieningspersoneel en de hulpverleningsdiensten geoefend zijn en werkt mee aan de organisatie van de regelmatig te houden oefeningen.

  • 2 De tunnelbeheerder draagt ervoor zorg dat met betrekking tot een tunnel ten minste eenmaal in de vier jaar een realistische oefening en in elk tussenliggend jaar een gedeeltelijke of simulatieoefening wordt uitgevoerd.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan, indien in een beheersgebied van een regionaal brandweerkorps twee of meer tunnels van één tunnelbeheerder liggen en voor zover het een realistische oefening betreft, volstaan worden met het houden van één oefening in ten minste één van die tunnels.

  • 4 De veiligheidsbeambte, de hulpverleningsdiensten en de tunnelbeheerder evalueren gezamenlijk de oefeningen.

Artikel 12

  • 1 Het tunnelveiligheidsdossier bevat alle voor de veiligheid betreffende de tunnel van belang zijnde gegevens en oorspronkelijke bescheiden, alsmede de desbetreffende digitale documenten, waartoe in elk geval behoren de documenten, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8, en de documenten betreffende het bepaalde in artikel 11, met inbegrip van latere wijzigingen daarvan, alsmede:

    • a. de planologische besluiten ten aanzien van de tunnel;

    • b. de bouwaanvraag en de bouwvergunning;

    • c. een lijst van de uitgevoerde oefeningen en een analyse van de lering die hieruit getrokken is.

  • 2 Een ieder die gegevens en oorspronkelijke bescheiden, bedoeld in het eerste lid, ontvangen heeft of onder zich heeft, verstrekt deze met bekwame spoed aan de tunnelbeheerder, die deze opneemt in het tunnelveiligheidsdossier.

  • 3 Van elk in het tunnelveiligheidsdossier opgenomen document verstrekt de tunnelbeheerder een kopie aan de veiligheidsbeambte.

  • 4 De commissie en betrokken overheidsinstanties kunnen het tunnelveiligheidsdossier te allen tijde inzien. Op hun verzoek verstrekt de tunnelbeheerder hen kopieën van bescheiden.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag nadat zij in de Staatscourant is geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven