Het Europese Hof van Justitie heeft in het arrest van 12 december 2002, C-385/00 (De
Groot), beslist dat de door Nederland bij de voorkoming van dubbele belasting gehanteerde
voorkomingsbreuk onverenigbaar is met het EU-recht. In het besluit van 28 februari
2003, nr. IFZ2003/189M, V-N 2003/15.11, is vermeld dat daartoe het Besluit voorkoming
dubbele belasting 2001 zal worden aangepast en dat daarnaast een beleidsbesluit zal
worden uitgevaardigd over de gevolgen van de voorkomingsmethode onder de belastingverdragen
die een zelfstandige regeling van de vrijstellingsmethode bevatten. In het besluit
is tevens beschreven welke gevallen de Belastingdienst, vooruitlopend op definitieve
oordeelsvorming naar aanleiding van het door de Hoge Raad in deze zaak te wijzen arrest,
alvast kan afhandelen.
Op 7 mei 2004, nr. 34.782, V-N 2004/28.10, heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de
(vervolg)procedure De Groot. Belangrijkste uitkomst hiervan is dat de berekeningswijze
van de voorkoming van dubbele belasting – via een aangepaste evenredigheidsbreuk –
die ook tot uitgangspunt is genomen in het besluit van 28 februari 2003, door de Raad
is bevestigd. Verder heeft de Hoge Raad in het eveneens op 7 mei 2004, nr. 38.067,
V-N 2004/28.11, gewezen arrest nadere duidelijkheid gegeven over de betekenis van
het noemerinkomen in de evenredigheidsbreuk. Volgens de Hoge Raad moet een voorkomingsbreuk
worden gehanteerd waarvan het noemerinkomen is verminderd met de belastingvrije som
en met de persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten en aftrekbare giften als
bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, behoudens
voorzover in de werkstaat persoonlijke fiscale tegemoetkomingen zijn verleend.
De arresten van de Hoge Raad zullen uiteraard betrokken worden bij de verdere aanpassing
van de nationale regelgeving. Daarnaast zijn deze aanleiding om de lijst van persoonlijke
fiscale tegemoetkomingen voor welke de aanpassing van het noemerinkomen geldt, uit
te breiden. Daartoe dient dit besluit. Voor het overige blijft het besluit van 28
februari 2003 vooralsnog onverkort van toepassing.
In voorkomende gevallen kan op verzoek ambtshalve vermindering worden verleend met
inachtneming van paragraaf 9.3 van het besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735, zoals
laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M.
In aanmerking te nemen persoonlijke fiscale tegemoetkomingen (aftrekposten)
[Regeling vervallen per 09-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]
Indien aan alle overige vereisten van het besluit van 28 februari 2003 wordt voldaan,
kan het noemerinkomen bij de berekening van de voorkoming van dubbele belasting, vooruitlopend
op aanpassing van de nationale regelgeving, worden verminderd met de volgende persoonlijke
fiscale tegemoetkomingen c.q. aftrekposten.
Over jaren vóór 1 januari 2001
-
– de persoonlijke verplichtingen, behalve voor de in het jaar aftrekbare premies voor
lijfrenten als bedoeld in artikel 45a, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 voorzover deze betrekking hebben op een buitenlandse onderneming
-
– de buitengewone lasten
-
– de aftrekbare giften, en
-
– de belastingvrije som.
Het noemerinkomen wordt vermeerderd met de in aanmerking genomen negatieve persoonlijke
verplichtingen voorzover deze betrekking hebben op persoonlijke verplichtingen die
in mindering zijn gebracht op het noemerinkomen.
Over jaren vanaf 1 januari 2001
Voor wat betreft het noemerinkomen bij de voorkoming van dubbele belasting in box
1:
-
– de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, behalve voor de in het jaar in aftrek gebrachte
premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.129 van de Wet IB 2001 voorzover
deze betrekking hebben op een buitenlandse onderneming
-
– de uitgaven voor kinderopvang, en
-
– de persoonsgebonden aftrek.
Voor wat betreft het noemerinkomen (gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het
begin en het einde van het jaar) bij de voorkoming van dubbele belasting in box 3:
-
– het heffingvrije vermogen (inclusief verhoging voor minderjarige kinderen en de ouderentoeslag)
-
– de persoonsgebonden aftrek (nadat het bedrag is vermenigvuldigd met 25), en
-
– de schuldendrempel voorzover deze bij de berekening van de rendementsgrondslag in
aanmerking is genomen.
Bij de verrekening van buitenlandse bronbelasting in box 1 kan bij de toepassing van
de tweede limiet eveneens worden uitgegaan van het noemerinkomen uit dit besluit.
Premies voor lijfrenten
[Regeling vervallen per 09-08-2008 met terugwerkende kracht tot en met 18-07-2008]
De Hoge Raad heeft in het arrest van 7 mei 2004, nr. 38.067, V-N 2004/28.11, bepaald
dat een voorkomingsbreuk moet worden gehanteerd waarvan het noemerinkomen is verminderd
met de belastingvrije som en met de persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten
en aftrekbare giften. Het is echter niet vanzelfsprekend dat premies voor lijfrenten
in alle gevallen volledig ten laste moeten komen van het Nederlandse deel van het
inkomen. Achtergrond van de mogelijkheid tot het aftrekken van lijfrentepremies is
immers het uitstellen van de belastingheffing over een deel van het actieve inkomen.
In dat opzicht kan worden gezegd dat premies voor lijfrenten een band hebben met de
actieve inkomsten en met het land dat die actieve inkomsten mag belasten. Zo verleent
Nederland onder bepaalde voorwaarden aan buitenlandse belastingplichtigen aftrek van
lijfrentepremies over hun Nederlandse inkomen. In dit licht bezien ligt het niet voor
de hand om bij binnenlandse belastingplichtigen de aftrek van premies voor lijfrenten
die worden opgeroepen door buitenlands inkomen ook volledig aan het Nederlandse deel
van het inkomen toe te rekenen, terwijl Nederland voor de actieve inkomsten die hiermee
verband houden voorkoming van dubbele belasting verleent. Om praktische redenen is
er evenwel voor gekozen om het arrest van de Hoge Raad, behoudens één uitzondering,
vooralsnog te volgen. Dit betekent dat premies voor lijfrenten in mindering kunnen
worden gebracht op het noemerinkomen. De uitzondering betreft, vanwege de daarmee
gemoeide bedragen, de omzetting van de stakingswinst van een buitenlandse onderneming.
In een voorkomend geval zal een tegen de behandeling van een dergelijke lijfrente
gericht bezwaar worden afgewezen, zodat de kwestie (opnieuw) expliciet aan de Hoge
Raad kan worden voorgelegd. Bij de aanpassing van de nationale regelgeving zal de
behandeling van premies voor lijfrenten verder ten principale opnieuw worden bezien.