Bij de implementatie van de spaarrenterichtlijn zijn in de artikelen 4g en 4h van
de Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen (WIB)
eisen opgenomen met betrekking tot de identificatie van personen uit andere lidstaten
van de Europese Unie die rentebetalingen uit Nederland ontvangen. Met ingang van 1
januari 2004 moet een in Nederland gevestigde uitbetalende instantie de identiteit
en de woonplaats van de in een andere lidstaat wonende uiteindelijk gerechtigde bepalen
op basis van de gegevens die vermeld staan in het paspoort of op de officiële identiteitskaart.
De woonplaats kan ook worden vastgesteld op basis van een ander door de uiteindelijk
gerechtigde overgelegd bewijskrachtig document.
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat strekt ter implementatie
van de spaarrenterichtlijn heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) aandacht
gevraagd voor de problemen die zich met betrekking tot de identificatie kunnen voordoen
indien personen een bankrekening openen via het Internet. Het is in die situatie niet
nodig dat een persoon fysiek aan de balie van de desbetreffende instelling verschijnt.
In de nota naar aanleiding van het verslag bij genoemd wetsvoorstel is aangegeven,
dat ook in de hier bedoelde situatie een deugdelijke identificatie van de persoon
vereist blijft. In dat kader speelt de afgeleide identificatie, bedoeld in artikel
4 van de Wet identificatie bij dienstverlening (WID), een belangrijke rol. Gelet op
de gerechtvaardigde belangen van de banken en het uitgangspunt administratieve lasten
zoveel mogelijk te voorkomen, is bij de behandeling van het wetsvoorstel goedgekeurd
dat voor de vaststelling van de identiteit en de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde
bij het openen van een internetbankrekening ook de verstrekking van een gewaarmerkte
kopie van de in de artikelen 4g en 4h van de WIB genoemde documenten volstaat, mits
voor het overige is voldaan aan de voorwaarden voor afgeleide identificatie in artikel
4 van de WID. Als gevolg van deze goedkeuring hoeft de uiteindelijk gerechtigde niet
in alle gevallen in persoon te verschijnen bij de bancaire instelling waar de internetspaarrekening
wordt geopend.
Door de voorwaarde dat de uiteindelijke gerechtigde een gewaarmerkte kopie moet verstrekken
van de identificatiedocumenten stelt de WIB zwaardere eisen aan de identificatie dan
die welke gelden onder artikel 4 van de WID. Na inwerkingtreding van de wet die strekt
ter implementatie spaarrenterichtlijn is mij – mede uit contacten met de NVB – gebleken
dat de toepassing van deze voorwaarde in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is. Het
laten waarmerken van een kopie van een identificatiedocument werkt belemmerend bij
de ontwikkeling van het internetbankieren.
Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel dat strekt ter implementatie
van de spaarrenterichtlijn (Kamerstukken II 2003/2004, 29 041, nr. 7) is het punt
van de afgeleide identificatie aangekaart bij de Europese Commissie. Deze heeft zich
op het standpunt gesteld dat de lidstaten een eigen verantwoordelijkheid dragen voor
de opzet van de identificatie mits verzekerd is dat de identificatie op een deugdelijke
wijze geschiedt. Een afgeleide identificatie als bedoeld in artikel 4 van de WID voldoet
naar mijn mening aan de door de Europese Commissie gestelde eis van een deugdelijke
identificatie.