Antwoord
[Regeling vervallen per 28-04-2010]
Nee, deze buitengerechtelijke verklaring heeft niet tot gevolg, dat er door de terugoverdracht
geen schenking is. Het geheven schenkingsrecht wordt niet teruggegeven.
Op grond van artikel 53 Successiewet 1956 kan een aanslag onder meer worden verminderd
als er door de uitoefening van een op de wet berustend terugvorderingrecht of van
een wilsrecht, voortspruitende uit een tijdens de verkrijging reeds bestaande of ontstane
rechtsverhouding wijziging wordt gebracht in het verkregene. Dit doet zich voor als
de nietigheid van de schenking wordt ingeroepen en de oude toestand wordt hersteld.
Artikel 6:228 BW bewerkstelligt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder
invloed van dwaling of bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten,
vernietigbaar is. Vernietiging kan door rechtelijke uitspraak, maar ook door een buitengerechtelijke
verklaring. (artikelen 3:49 en 3:50 BW). Een buitengerechtelijke verklaring staat
niet op zich. Er zal sprake moeten zijn van een (mogelijk) vernietigbare rechtshandeling.
In zijn arrest van 12 juli 2002, nr. 35.820 (BNB 2002/313) is de Hoge Raad ingegaan
op de vraag of de Belastingdienst zich kan mengen in de vraag of sprake is van dwaling.
Het betrof de toepassing van artikel 19 Wet op belastingen van rechtsverkeer. Het
Hof had feitelijk vastgesteld dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat zowel
verkoper als koper in de veronderstelling verkeerden (en konden verkeren) dat de interne
reorganisatie onbelast voor de overdrachtsbelasting kon gebeuren. Het Hof achtte aannemelijk
(gemaakt) dat anders de transactie niet tot stand zou zijn gekomen. Er was reële grond
voor vernietiging aanwezig. De Belastingdienst is daarbij geen contractpartij en kon
zich niet beroepen op artikel 6:228, tweede lid, BW.
Naar mijn mening is in het voorgelegde geval geen sprake van dwaling. Er is niet gebleken
dat aftrek van de gift voor de inkomstenbelasting door K een voorwaarde was voor de
schenking. Een onjuiste voorstelling van zaken heeft zich niet voorgedaan. Er kan
dus geen sprake zijn van dwaling. In dit geval zijn achteraf ontbindende voorwaarden
gecreëerd.