Stb. 2018, 514, datum inwerkingtreding 22-02-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.
Abusievelijk is voor het vierde en tiende lid een wijzigingsopdracht geformuleerd
die niet geheel juist is.
1 Indien bij een fusie als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet een tot een
fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij ophoudt te bestaan, de verkrijgende
rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid en al hetgeen in het kader
van de fusie is verkregen tot het vermogen van die fiscale eenheid gaat behoren, wordt
op verzoek van de moedermaatschappij de fiscale eenheid ten aanzien van de verdwijnende
dochtermaatschappij geacht niet te zijn verbroken en vinden vanaf het tijdstip van
fusie de hierna weergegeven bijzondere regelingen toepassing.
2 Het in aanmerking nemen van voorvoegingsrenten als bedoeld in artikel 15aha van de
wet van de verdwijnende dochtermaatschappij bij het bepalen van de winst van de fiscale
eenheid vindt plaats alsof er geen fusie heeft plaatsgevonden.
3 De verrekening als bedoeld in artikel 15ae van de wet van voorvoegingsverliezen van
de verdwijnende dochtermaatschappij met de belastbare winst van de fiscale eenheid
en de verrekening van een verlies van de fiscale eenheid met de voor het voegingstijdstip
van de verdwijnende dochtermaatschappij genoten belastbare winst van die dochtermaatschappij,
vindt plaats alsof er geen fusie heeft plaatsgevonden.
4 Bij ontvoeging van de verkrijgende rechtspersoon kunnen voorvoegingsrenten en voorvoegingsverliezen
van de verdwenen dochtermaatschappij en de voortgewentelde saldi aan renten en fiscale
eenheidsverliezen welke toerekenbaar zijn aan de verdwenen dochtermaatschappij op
verzoek van de verkrijgende rechtspersoon en onder nader door de inspecteur te stellen
voorwaarden worden meegegeven met de verkrijgende rechtspersoon voor zover deze de
activiteiten van de verdwenen dochtermaatschappij heeft voortgezet. De in de eerste
volzin bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing
en de invordering van belasting welke verschuldigd zou zijn of zou worden indien geen
ontvoeging van de verkrijgende rechtspersoon had plaatsgevonden.
5 De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen in het kader van
de fusie is verkregen in de plaats van een verdwijnende dochtermaatschappij.
6 Voor de toepassing van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, vindt de
overbrenging van vanwege een andere Mogendheid geheven belasting van de verdwenen
dochtermaatschappij van voor het tijdstip van fusie, plaats alsof de fusie niet heeft
plaatsgevonden
7 De overbrenging van deelnemingsverrekening of verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten
van de verdwenen dochtermaatschappij van voor het tijdstip van fusie, vindt plaats
alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden.
8 Aftrekbeperkingen uit hoofde van artikel 15ab, tweede lid, van de wet of artikel 7b blijven doorlopen alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden.
9 Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt gedaan uiterlijk bij de aangifte over
het boekjaar waarin de fusie heeft plaatsgevonden.
10 Met betrekking tot een verzoek als bedoeld in het vierde lid zijn de artikelen 15af,
derde lid, en 15ahb, vierde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.