Stb. 2016, 549, datum inwerkingtreding 23-02-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Fiscaal geruisloze voortzetting fiscale eenheid bij beëindiging fiscale eenheid ingevolge
artikel 15, tiende lid, onderdelen d, e, f of g, van de wet
1 Ingeval sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, tiende lid, onderdelen
d, e, f of g, van de wet en direct aansluitend aan het ontvoegingstijdstip een nieuwe
fiscale eenheid tot stand komt, wordt een maatschappij voor de toepassing van de artikelen
15ab, 15ae, 15af, 15ag, 15ai en 15aj van de wet en artikel 7b geacht niet te zijn ontvoegd indien:
-
a. die maatschappij deel uitmaakt van de aansluitende fiscale eenheid, en
-
b. de voorgaande fiscale eenheid ten aanzien van die maatschappij niet zou zijn beëindigd
indien de bij die voorafgaande fiscale eenheid of de aansluitende fiscale eenheid
betrokken topmaatschappij en de eventueel betrokken tussenmaatschappijen in Nederland
zouden zijn gevestigd en als moedermaatschappij, onderscheidenlijk dochtermaatschappij,
deel zouden hebben uitgemaakt van de fiscale eenheid.
2 De aansluitende fiscale eenheid, bedoeld in het eerste lid, treedt voor de toepassing
van de artikelen 15ab, tweede lid, 15ad, 15ai, 15aj, zevende lid, en 20, tweede lid,
van de wet en artikel 7b in de plaats van de voorafgaande fiscale eenheid. Bij de toepassing van artikel 15ai
van de wet geldt het in de plaats treden niet voor zover afrekening als gevolg van
toepassing van de artikelen 15, tiende lid, en 15ai van de wet heeft plaatsgevonden.
3 Indien bij een voortzetting van de fiscale eenheid als bedoeld in het eerste lid de
moedermaatschappij is gewijzigd, kunnen bij een latere ontvoeging uit de aansluitende
fiscale eenheid niet meer verliezen van de voorafgaande fiscale eenheid achterblijven
bij de nieuwe moedermaatschappij dan mogelijk zou zijn geweest wanneer de moedermaatschappij
niet was gewijzigd. Voor de toepassing van de eerste volzin worden de verliezen van
de voorafgaande fiscale eenheid geacht bij de moedermaatschappij van die fiscale eenheid
te zijn opgekomen, tenzij op het moment van voortzetting van de fiscale eenheid met
overeenkomstige toepassing van artikel 15af van de wet aannemelijk wordt gemaakt dat
de verliezen aan een andere maatschappij zijn toe te rekenen.
4 Indien bij een voortzetting van de fiscale eenheid als bedoeld in het eerste lid tevens
een maatschappij van de aansluitende fiscale eenheid deel gaat uitmaken die geen deel
uitmaakte van de voorafgaande fiscale eenheid, worden voor de toepassing van artikel
15ae van de wet de maatschappijen die ook deel uitmaakten van de voorafgaande fiscale
eenheid als bestaande fiscale eenheid beschouwd.
5 Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een fiscale
eenheid als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet eindigt als gevolg van een
ontvoeging van de moedermaatschappij en direct aansluitend aan het ontvoegingstijdstip
een nieuwe fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet tot stand
komt tussen twee of meer dochtermaatschappijen van die fiscale eenheid waarbij de
ontvoegde moedermaatschappij als topmaatschappij fungeert.