2. Verschillende situaties
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor pensioenen die gecombineerd met de AOW worden uitbetaald heeft de pensioengerechtigde
veelal in het verleden een loonbelastingverklaring ingediend bij het desbetreffende
pensioenfonds. Op grond van die loonbelastingverklaring paste het pensioenfonds tot
1 januari 2001 de daarin vermelde tariefgroep toe en vanaf 1 januari 2001 al dan niet
de loonheffingskorting. Daarnaast is voor bepaalde groepen 65-plussers in artikel
34 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 en artikel 79 van de Uitvoeringsregeling
loonbelasting 2001 (hierna: URLB) geregeld dat zij geen loonbelastingverklaring hoeven
in te leveren en in welke tariefgroep zij werden ingedeeld, respectievelijk of al
dan niet de loonheffingskorting moet worden toegepast.
Door de ontkoppeling vervalt de gecombineerde uitbetaling van AOW en aanvullend pensioen
en is er sprake van meerdere inhoudingsplichtigen. De loonheffingskorting mag echter
slechts tegenover één inhoudingsplichtige geldend worden gemaakt.
Voor de situatie waarin het pensioenfonds tot de ontkoppeling rechtstreeks op grond
van de URLB rekening houdt met de loonheffingskorting is geen bijzondere regeling
nodig. In dat geval mag het fonds na de ontkoppeling namelijk niet langer de loonheffingskorting
toepassen, omdat er geen AOW-uitkering meer in het loon is begrepen (zie artikel 79,
eerste lid, onderdeel c en tweede lid, onderdeel a, van de URLB). De SVB past na de
ontkoppeling wel de loonheffingskorting toe, op grond van artikel 79, eerste lid,
onderdeel d en tweede lid, onderdeel b, van de URLB.
Ingeval het pensioenfonds tot de ontkoppeling op grond van een loonbelastingverklaring
de loonheffingskorting toepast, zou zonder nadere regeling een situatie kunnen ontstaan
waarin pensioengerechtigden zowel bij het pensioenfonds als de SVB een loonbelastingverklaring
moeten inleveren. Hierbij is van belang dat pensioengerechtigden er bij de ontkoppeling
van de pensioenen en de AOW gebaat bij zijn dat niet de pensioenfondsen, maar de SVB
de loonheffingskorting toepast. In verreweg de meeste gevallen (ruim 90%) is de AOW
namelijk voldoende om de loonheffingskorting geldend te maken. Bij een aanvullend
pensioen is dat veelal niet het geval. Verder kan de SVB, anders dan het pensioenfonds
dat geen AOW-uitkering meer uitbetaalt, in voorkomende gevallen rekening houden met
de aanvullende ouderenkorting, waardoor belastingplichtigen deze niet via een T-biljet
hoeven aan te vragen. Een en ander zou betekenen dat zonder een nadere regeling een
groot deel van de ca. 500.000 betrokken pensioengerechtigden twee formulieren moet
invullen.