Stb. 2016, 168, datum inwerkingtreding 30-04-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
Voorheffingen; vaststelling hoogte van bedrag aan te verrekenen loonbelasting ingevolge
compensatieregeling uit verdragen met België en Duitsland
1 Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar
de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting
toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel 27, paragraaf
1, van het in artikel 9.2, negende lid, onderdeel a, van de wet genoemde verdrag wordt
aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse inkomstenbelasting
en premie voor de volksverzekeringen als bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen
dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn geweest indien hij de in artikel 27,
paragraaf 1, van dat verdrag bedoelde beloningen uit Nederland zou hebben verkregen,
verminderd met de verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet, van de gecombineerde
heffingskorting waarop zijn partner recht zou hebben gehad, indien hij bedoelde beloningen
daadwerkelijk uit Nederland zou hebben verkregen en Nederland daarover belasting en
premie zou hebben geheven.
2 Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar
de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting
toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel XII van het
protocol bij het in artikel 9.2, negende lid, onderdeel b, van de wet genoemde verdrag
wordt aangemerkt als ingehouden Nederlandse loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse
inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen als bedoeld in de Wet financiering
sociale verzekeringen dat de belastingplichtige verschuldigd zou zijn geweest indien
hij de in artikel XII van dat protocol bedoelde beloningen uit Nederland zou hebben
verkregen, verminderd met de verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet, van de
gecombineerde heffingskorting waarop zijn partner recht zou hebben gehad, indien hij
bedoelde beloningen daadwerkelijk uit Nederland zou hebben verkregen en Nederland
daarover belasting en premie zou hebben geheven.
3 Indien de belastingplichtige een partner heeft ten aanzien van wie in het kalenderjaar
de in artikel 8.8 van de wet bedoelde maximering van de gecombineerde heffingskorting
toepassing vindt, wordt bij de berekening van hetgeen ingevolge artikel 27, paragraaf
2, van het in het eerste lid bedoelde verdrag wordt aangemerkt als ingehouden Nederlandse
loonbelasting, het bedrag aan Nederlandse inkomstenbelasting dat de belastingplichtige
verschuldigd zou zijn geweest indien de in artikel 27, paragraaf 2, van dat verdrag
bedoelde beloningen uitsluitend in Nederland zouden zijn belast, verminderd met de
verhoging, bedoeld in artikel 8.9 van de wet, van de gecombineerde heffingskorting,
waarop zijn partner recht zou hebben gehad indien uitsluitend in Nederland over de
bedoelde beloningen belasting zou zijn geheven.
4 De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde verminderingen zijn niet van toepassing
voorzover de partner van de belastingplichtige:
-
a. uit hoofde van hoofdstuk 8 van de wet recht heeft op verhoging van de gecombineerde
heffingskorting; of
-
b. recht zou hebben gehad op de gecombineerde heffingskorting als bedoeld in hoofdstuk
8 van de wet indien beloningen die hij heeft genoten krachtens regelen als bedoeld
in hoofdstuk VII van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet zouden zijn vrijgesteld
van de heffing van inkomstenbelasting of premie voor de volksverzekeringen als bedoeld
in de Wet financiering sociale verzekeringen.