Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu

[Regeling vervallen per 21-06-2008.]
Geraadpleegd op 30-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2006 en zichtdatum 18-07-2024.
Geldend van 21-04-2006 t/m 16-12-2006

Vaststelling Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

b. project:

samenstel van activiteiten met een bovenprovinciaal, nationaal of internationaal belang, die gericht zijn op milieu of duurzame ontwikkeling en naar hun aard een eenmalig karakter hebben;

c. werkprogramma:

samenstel van activiteiten met een bovenprovinciaal, nationaal of internationaal belang, die gericht zijn op milieu of duurzame ontwikkeling en naar hun aard een voortschrijdend karakter hebben;

d. projectsubsidie:

subsidie voor een project;

e. programmasubsidie:

subsidie voor een werkprogramma.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

De minister kan ter ondersteuning van maatschappelijk initiatief op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling subsidie verlenen voor projecten en werkprogramma’s.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening worden vóór 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitvoering van het project of het werkprogramma, blijkens de in de aanvraag aangegeven tijdplanning, begint, ingediend bij SenterNovem, t.a.v. secretariaat SMOM, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

  • 2 De minister kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van milieu of duurzame ontwikkeling geboden is, afwijking toestaan van de termijnen, genoemd in het eerste lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Een project of werkprogramma heeft een maximale looptijd van drie aaneengesloten jaren.

  • 2 De minister kan, indien dat naar zijn oordeel in het belang van duurzame ontwikkeling geboden is, een langere looptijd van een project of werkprogramma, dan genoemd in het eerste lid toestaan.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van het werkelijke tekort en bedraagt niet meer dan het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde maximum-bedrag.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Het subsidieplafond voor het jaar 2006 voor het verlenen van projectsubsidies bedraagt € 3.431.000.

  • 2 Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, is ten hoogste € 1.000.000 voor projectsubsidies als bedoeld onder artikel 6, tweede lid, onder a, beschikbaar.

  • 3 Het subsidieplafond voor het jaar 2006 voor het verlenen van programmasubsidies bedraagt € 500.000.

Hoofdstuk 2. Projectsubsidies

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Voor een projectsubsidie komen uitsluitend in aanmerking rechtspersonen zonder winstoogmerk die hun domicilie in Nederland hebben.

  • 2 Voor een projectsubsidie komen uitsluitend in aanmerking:

    • a. projecten die gericht zijn op het bevorderen van een duurzame bedrijfsvoering bij de overheid en de semi-overheid;

    • b. projecten die anderszins bijdragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de kosten betreffende de uitvoering van een project, alsmede, voorzover van toepassing, de kosten die gemoeid zijn met de verstrekking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van het Besluit milieusubsidies.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Aanvragen met betrekking tot projectsubsidie worden gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 De minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een project als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling, voor zover deze van toepassing zijn, ten minste de volgende aspecten:

    • a. de mate waarin het project gebaseerd is op een duidelijke probleemanalyse op het gebied van duurzame bedrijfsvoering, het project betrekking heeft op een op die probleemanalyse afgestemde doelgroep, op die doelgroep afgestemde middelen worden ingezet die naar verwachting zullen bijdragen aan een oplossing van het geanalyseerde probleem en is voorzien in een adequate evaluatie van het project;

    • b. de mate waarin het project bijdraagt aan milieuverbetering of duurzame ontwikkeling;

    • c. de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande soortgelijke activiteiten;

    • d. de spreiding van de projecten over de verschillende thema’s, doelgroepen en actoren;

    • e. de aansluiting bij bestaande structuren, netwerken en activiteiten;

    • f. de mate waarin het project duurzame bedrijfsvoering bij de overheid en de semi-overheid stimuleert;

    • g. de mate waarin het project gericht is op het vergroten van de bewustwording binnen en buiten de overheid en de semi-overheid met betrekking tot duurzame bedrijfsvoering en op kennisoverdracht;

    • h. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het, naar het oordeel van de minister, geschatte resultaat van het project;

    • i. de mate waarin het project het aanbod van minder milieubelastende producten en diensten stimuleert door de vraag naar deze producten en diensten te vergroten.

  • 2 De minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een project als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b, bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling, voor zover deze van toepassing zijn, ten minste de volgende aspecten:

    • a. de mate waarin het project gebaseerd is op een duidelijke probleemanalyse op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling, het project betrekking heeft op een op die probleemanalyse afgestemde doelgroep, op die doelgroep afgestemde middelen worden ingezet die naar verwachting zullen bijdragen aan een oplossing van het geanalyseerde probleem en is voorzien in een adequate evaluatie van het project;

    • b. de mate waarin het project betrekking heeft op milieu of duurzame ontwikkeling;

    • c. de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande soortgelijke activiteiten;

    • d. de spreiding van de projecten en werkprogramma’s over de verschillende actoren, terreinen en doelgroepen;

    • e. de mate van aansluiting op bestaande structuren, netwerken en activiteiten;

    • f. de mate van vernieuwing of aansluiting van het project bij actuele maatschappelijke ontwikkelingen;

    • g. de mate waarin het project bijdraagt aan het verduidelijken of onder de aandacht brengen van opvattingen uit de samenleving, het ondersteunen van opinievorming, het activeren van initiatieven, het organiseren van oplossingen en het ontwikkelen en bepleiten van alternatieven op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling;

    • h. de mate waarin bij een project burgers en andere maatschappelijke actoren worden betrokken, het project aansluit bij de agenda van deze actoren, dan wel initiatieven van deze actoren worden gefaciliteerd;

    • i. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het, naar het oordeel van de minister, geschatte resultaat van het project.

Hoofdstuk 3. Programmasubsidies

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Voor een programmasubsidie komen uitsluitend in aanmerking rechtspersonen zonder winstoogmerk met domicilie in Nederland en een bovenprovinciaal werkterrein.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de kosten betreffende de uitvoering van een werkprogramma, de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de evaluatie, bedoeld in artikel 15, alsmede, voorzover van toepassing, de kosten die gemoeid zijn met de verstrekking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van het Besluit milieusubsidies.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Bij de subsidieverlening kan de minister bepalen dat het subsidiebedrag door hem wordt bijgesteld, rekening houdend met de arbeidskostenontwikkeling in de gepremieerde en gesubsidieerde sector.

  • 2 Met het oog op de toepassing van het eerste lid kan de minister bij de subsidieverlening tevens bepalen welk deel van het subsidiebedrag in aanmerking zal worden genomen voor een bijstelling in verband met de arbeidskostenontwikkeling.

  • 3 Indien een subsidie met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 Aanvragen met betrekking tot programmasubsidie worden gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

De minister betrekt bij de beoordeling of en in welke mate een werkprogramma bijdraagt aan de in artikel 2 bedoelde doelstelling, voorzover deze van toepassing zijn, tenminste de volgende aspecten:

  • a. de mate waarin een werkprogramma gebaseerd is op een duidelijke visie op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling met een daarop gebaseerde probleemanalyse en waarin dat werkprogramma naar verwachting zal bijdragen aan een oplossing van het geanalyseerde probleem;

  • b. de mate van continuïteit ten opzichte van eerdere aan de organisatie verleende programmasubsidies;

  • c. de uitkomsten van uitgevoerde evaluaties;

  • d. de mate waarin het werkprogramma betrekking heeft op milieu of duurzame ontwikkeling;

  • e. de meerwaarde van het werkprogramma ten opzichte van andere soortgelijke activiteiten;

  • f. de spreiding van projecten en werkprogramma’s over de verschillende actoren, terreinen en doelgroepen;

  • g. de mate waarin het werkprogramma bijdraagt aan het verduidelijken of onder de aandacht brengen van opvattingen uit de samenleving, het ondersteunen van opinievorming, het activeren van initiatieven, het organiseren van oplossingen en het ontwikkelen en bepleiten van alternatieven op het gebied van milieu of duurzame ontwikkeling;

  • h. de mate waarin bij een werkprogramma burgers en andere maatschappelijke actoren worden betrokken, het werkprogramma aansluit bij de agenda van deze actoren, dan wel initiatieven van deze actoren worden gefaciliteerd.

  • i. de mate van aansluiting op bestaande structuren, netwerken en activiteiten;

  • j. de verhouding tussen de gevraagde subsidie en het, naar het oordeel van de minister, geschatte resultaat.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

  • 1 De ontvanger van een programmasubsidie is verplicht een evaluatie uit te voeren volgens een model dat verkrijgbaar is bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 21-06-2008]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 1999

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk

Naar boven