6. Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden
[Regeling vervallen per 01-01-2008]
Ingevolge het bepaalde in art. 49 INV1990 geschiedt aansprakelijkstelling bij beschikking.
De ontvanger maakt de beschikking bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving
onder vermelding van het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de grond
waarop de aansprakelijkheid berust. In het geval de aannemer een bezwaarschrift indient
tegen de naheffingsaanslag voor de betaling waarvan hij aansprakelijk is gesteld,
is de ontvanger ingevolge het bepaalde in art. 50, lid 3 INV1990 gehouden hem desgevraagd
de gegevens te verstrekken die redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor
het instellen van bezwaar of beroep.
De ontvanger zal zich ten aanzien van laatstbedoelde gegevens – met betrekking tot
de naheffingsaanslag – niet kunnen beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.
Anders is dit met betrekking tot de gegevens welke niet rechtsreeks verband houden
met de naheffingsaanslag. Gegevens of bescheiden met betrekking tot de aansprakelijkheid
zelve, de berekening van de omvang van de aansprakelijkheid alsmede met betrekking
tot de g-rekening, de door de C.B.A. geadministreerde depotrekening, andere belastingaanslagen
van de onderaannemer, de werknemers van de onderaannemer, overigens aansprakelijk
te stellen aannemers of bestuurders etc. worden in beginsel, met een beroep op het
bepaalde in art. 67, lid 1 INV1990, niet aan de aannemer verstrekt.
Dit laatste lijdt echter uitzondering, indien er van uit moet worden gegaan dat de
gevraagde gegevens of bescheiden, ingevolge de bepalingen inzake het bewijsrecht (art.
176 e.v. WRV), door de ontvanger zullen moeten worden verstrekt in het kader van de
te voeren civiele procedure. In dat geval wordt het verstrekken van de gevraagde gegevens
of bescheiden – in de betwistingsfase – geacht plaats te vinden in het kader van de
uitvoering van de INV1990 (art. 67, lid 1 INV1990).
In de kennisgeving van aansprakelijkheid ex art. 49, lid 2 INV1990 neemt de ontvanger,
naast de op grond van de wet te vermelden gegevens, in elk geval de volgende gegevens
op:
-
– de door de onderaannemer ter zake van het werk gerealiseerde omzet;
-
– het in die omzet begrepen casu quo naar aanleiding van die omzet berekende loonbestanddeel;
-
– de over dat loonbestanddeel verschuldigde loonheffing;
-
– de door de onderaannemer afgedragen en/of betaalde loonheffing terzake van het werk
(zie 1.2.);
-
– de in aanmerking te nemen vrijwarende betalingen van de aannemer (zie 1.3.).
Indien de aannemer met een uitdrukkelijk beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur
(WOB) feitelijke informatie verzoekt met betrekking tot de (onder andere fiscale)
aangelegenheden van de onderaannemer, dient dit verzoek in beginsel te worden afgewezen.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de WOB uitsluitend het algemene openbaarheidsbelang
en niet het specifieke belang van de aannemer bij de gevraagde gegevens dient. Het
verzoek dient overigens steeds te worden getoetst aan de uitzonderingsgronden als
vermeld in art. 10 WOB In een aantal gevallen zal de absolute uitzonderingsgrond ex
art. 10, lid 1, onderdeel c WOB, de verstrekking van de gevraagde gegevens reeds in
de weg staan. Bij de in het kader van art. 10, lid 2 WOB, te verrichten belangenafweging
worden enerzijds het algemene of publieke openbaarheidsbelang en anderzijds de door
de WOB beschermde belangen – waaronder mede begrepen de belangen van de Belastingdienst
bij de geheimhouding van gegevens en van de ontvanger als procespartij – betrokken.