Regeling houdende nadere regels ten aanzien van machines

Geraadpleegd op 30-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003 en zichtdatum 28-06-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-08-2003

Regeling houdende nadere regels ten aanzien van machines

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

Gelet op de artikelen 4, vijfde en zesde lid, 5, derde lid, 12, eerste lid, eerste zin, en 16, tweede lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de artikelen 3 en 12, derde lid, van het Besluit machines, artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwet en artikel 1, tweede lid, onderdeel 3°, van het Warenwetbesluit machines;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de besluiten:

het Besluit machines en het Warenwetbesluit machines;

b. machine, keuringsinstantie en richtlijn:

hetgeen de besluiten daaronder verstaan.

Artikel 2

Als categorieën machines en veiligheidscomponenten als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van het Besluit machines en in artikel 1, tweede lid, sub 3° van het Warenwetbesluit machines, waarop de besluiten niet van toepassing zijn, worden aangewezen:

  • a.

    • 1º. liften die permanent bepaalde stopplaatsen van gebouwen en bouwwerken bedienen, met behulp van een kooi die langs vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende geleiders beweegt, en die bestemd is voor vervoer van

      • -

        personen,

      • -

        personen en goederen,

      • -

        uitsluitend goederen indien de kooi toegankelijk is, d.w.z. waarin een persoon zonder moeite kan binnengaan, en uitgerust is met bedieningsorganen die in de cabine of binnen het bereik van een zich aldaar bevindend persoon gesitueerd zijn;

    • 2º. transportmiddelen voor personenvervoer die gebruik maken van tandradvoertuigen;

    • 3º. mijnliften;

    • 4º. toneelhefwerktuigen; en

    • 5º. bouwliften, bestemd voor het heffen van personen of personen en goederen.

  • b. machines die uitsluitend de fysieke energie van de mens als krachtbron hebben en daarvan rechtstreeks gebruik maken, behalve machines die worden gebruikt voor het hijsen of heffen van lasten;

  • c. machines voor medisch gebruik die rechtstreeks in aanraking komen met de patiënt;

  • d. vast opgestelde en verplaatsbare attractietoestellen;

  • e. stoomketels en drukvaten;

  • f. machines speciaal ontworpen en in gebruik gesteld voor nucleair gebruik, die bij defecten het verspreiden van radioactiviteit kunnen veroorzaken;

  • g. radioactieve bronnen die in een machine zijn ingebouwd;

  • h. vuurwapens;

  • i. reservoirs voor opslag en leidingen voor het vervoer van benzine, dieselolie, ontvlambare vloeistoffen en gevaarlijke stoffen;

  • j. transportmiddelen, dat wil zeggen voertuigen en aanhangwagens daarvan die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water, alsmede transportmiddelen die zijn ontworpen voor het vervoer van goederen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water, behalve de voertuigen die worden gebruikt in de mijnbouwindustrie.

  • k. zeeschepen en mobiele offshore-een-heden alsmede uitrustingen aan boord van zulke schepen of eenheden;

  • l. kabelinstallaties, met inbegrip van kabelsporen, voor openbaar of niet-openbaar personenvervoer;

  • m. landbouw- en bosbouwtrekkers als omschreven in artikel 1, eerste lid van de Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/297/EEG;

  • n. machines die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor militaire doeleinden of het handhaven van de orde.

Artikel 3

  • 1 Als certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen worden aangemerkt de in Bijlage VI, onderdeel 4, van de richtlijn bedoelde verklaring van EG-typeonderzoek, en de in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de richtlijn genoemde verklaring van geschiktheid van het dossier.

  • 3 Met de in het eerste lid genoemde certificaten van goedkeuring worden gelijkgesteld de in het buitenland afgegeven EG-typeverklaring, en de in het buitenland afgegeven verklaring van geschiktheid van het dossier.

  • 4 Met het in het tweede lid genoemde merk van goedkeuring wordt gelijkgesteld een in het buitenland aangebrachte CE-markering.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 8 van het Besluit machines genoemde CE-markering voldoet aan de voorschriften van artikel 10 van de richtlijn en wordt op de daar omschreven wijze aangebracht.

  • 2 De dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures als bedoeld in de besluiten worden gesteld in de Nederlandse taal, of in een andere door de keuringsinstantie aanvaarde taal.

Artikel 5

  • 1 Als bevoegd tot het aanbrengen van de CE-markering op machines worden ingevolge artikel 5, derde lid van de Wet op de gevaarlijke werktuigen verklaard de in Nederland gevestigde fabrikant van de machine alsmede de in Nederland gevestigde gemachtigde van de niet in Nederland gevestigde fabrikant of, bij ontstentenis daarvan, degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de machine.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde bevoegdverklaring worden de volgende voorwaarden verbonden:

    • a. De fabrikant of één der andere in het eerste lid genoemde personen neemt bij het beoordelen van de conformiteit en het aanbrengen van markeringen de bij of krachtens de wet en het besluit gestelde regels in acht.

    • b. De fabrikant of één der andere in het eerste lid genoemde personen verschaft aan de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie op diens verzoek alle in artikel 4, tweede lid, bedoelde bescheiden.

Artikel 6

De vergoeding voor het uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot de keuring van machines of het onderzoeken van technische dossiers door de keuringsinstantie bedraagt ten hoogste € 160 exclusief BTW per uur, daarbij de reis-, verblijfkosten of andere met de keuring verband houdende kosten niet inbegrepen.

Artikel 7

Het merk van afkeuring van een machine of veiligheidscomponent bestaat uit een metalen plaat waarop duidelijk en onuitwisbaar vermeld is:

Bijlage 33793.png
schaal 1:1

Het merk van afkeuring wordt door middel van stevig metaaldraad en een loodzegel aan de machine of de veiligheidscomponent bevestigd.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot 17 maart 1993.

's-Gravenhage, 22 juni 1993

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

B. de Vries

De

Staatssecretaris

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H.J. Simons

Naar boven