Wet van 24 december 1992 tot wijziging van de Wet op de accijns in verband met de
afschaffing van de fiscale grenzen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wetgeving inzake accijnzen dient te
worden aangepast aan de Richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende
de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan
en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari 1992; PbEG L 76), betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en
alcoholhoudende dranken (92/83/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316), betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën
(92/81/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316), tot wijziging van de Richtlijnen 72/464/EEG en 79/32/EEG betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten
(92/78/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316), betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven van alcohol en
alcoholhoudende dranken (92/84/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316), betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale
oliën (92/82/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316), inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten (92/79/EEG
van 19 oktober 1992; PbEG L 316) en inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten
dan sigaretten (92/80/EEG van 19 oktober 1992; PbEG L 316);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: