Wet van 10 juni 1981, houdende benoeming van een voogd en regeling van de voogdij
over de minderjarige Koning
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter voldoening aan het bepaalde in de artikelen 32 en 33 der Grondwet, voor het geval van erfopvolging door de troonopvolger die minderjarig is, nog bij
Ons leven bij een wet de voogdij van de minderjarige Koning moet worden geregeld en
de voogd of voogden moeten worden benoemd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: