Besluit huurprijzen woonruimte

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 05-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 03-07-2024 en zichtdatum 03-07-2024.
Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Besluit van 18 april 1979 tot uitvoering van de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, 10, vierde lid, 15, eerste en tweede lid, en 18, vierde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, drs. M.P.A. van Dam, van 7 september 1977, nr. 0902932, Centrale Afdeling Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 7, eerste lid, 9, eerste lid, 10, vierde lid, 15, eerste en tweede lid, en 18, vierde lid, van de Huurprijzenwet woonruimte (Wet van 18 januari 1979, Stb. 1979, 15);

De Raad van State gehoord, advies van 22 november 1978, nr. 13;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 12 april 1979, nr. 0221927, Centrale Afdeling Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 2 Onder een woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, wordt een woonruimte verstaan als bedoeld in artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, welke wordt bewoond door maximaal twee personen of welke wordt bewoond door drie of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben. Onder woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, wordt in dit besluit niet mede begrepen een woonwagen of een combinatie van een standplaats en een woonwagen.

  • 3 Onder woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt, wordt in dit besluit niet mede begrepen een standplaats.

  • 4 Wanneer een huurder van een woonruimte, zijnde één of twee personen of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben een deel van die woonruimte onderverhuurt aan één ander huishouden, geldt in afwijking van het tweede lid, dat het gedeelte dat de hoofdhuurder bewoont een zelfstandige woning blijft vormen, indien:

    • a. de gehele woning gedurende een aaneengesloten periode van twee jaar, voorafgaand aan de onderverhuring, slechts door het eerst genoemde huishouden is bewoond; en,

    • b. het inwonende huishouden een huurovereenkomst heeft voor het gehuurde met de hoofdhuurder.

Artikel 2

  • 2 Een woonruimte met een waardering die bij aanvang van de huurovereenkomst boven de grens ligt, bedoeld in het eerste lid, komt tot beëindiging van de huurovereenkomst, niet door een mindering van punten voor de WOZ-waarde onder de grens, bedoeld in het eerste lid, te vallen.

Artikel 4

  • 1 Het bedrag van de bij wijze van voorschot aan de Staat verschuldigde vergoeding, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, en het bedrag van de vergoeding, bedoeld in dat lid, wordt vastgesteld op:

    • a. indien de verzoeker dan wel de partij die niet de verzoeker is een huurder is: € 25,

      dan wel

    • b. indien de verzoeker dan wel de partij die niet de verzoeker is een verhuurder is: € 500.

  • 2 Indien de huurcommissie in drie achtereenvolgende kalenderjaren onderscheidenlijk tweemaal, driemaal of viermaal of meer op een verzoek uitspraak heeft gedaan en daarbij, gelet op de strekking van het verzoekschrift, heeft geoordeeld dat de verhuurder de in het ongelijk gestelde partij is, wordt in het eerste lid, onderdeel b, voor € 500 onderscheidenlijk € 700, € 1.400, en € 1.750 gelezen.

Artikel 4a

Het bedrag van de aan de Staat verschuldigde vergoeding, bedoeld in artikel 8 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, wordt vastgesteld op:

  • a. indien de verzoeker dan wel de partij die niet de verzoeker is een huurder is: € 25,

    dan wel

  • b. indien de verzoeker dan wel de partij die niet de verzoeker is een verhuurder is: € 500.

Artikel 5

  • 1 De in artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bedoelde waardering van de kwaliteit van woonruimte vindt plaats:

    • a. voor woonruimte, welke een zelfstandige woning vormt, overeenkomstig het in bijlage I, onder A, van dit besluit vervatte waarderingsstelsel en de daarbij gegeven toelichting;

    • b. voor een woonruimte, welke niet een zelfstandige woning vormt, overeenkomstig het in bijlage I, onder B, van dit besluit vervatte waarderingsstelsel en de daarbij gegeven toelichting en de bij bijlage I, onder A, gegeven toelichting voor zover deze mede op bijlage I, onder B, van toepassing is;

    • c. voor een woonwagen of een standplaats overeenkomstig het in bijlage I, onder C, van dit besluit vervatte waarderingsstelsel en de daarbij gegeven toelichting.

  • 2 De huurcommissie, het college van burgemeester en wethouders en de rechter kan, indien de aard van de woonruimte daartoe aanleiding geeft, de kwaliteit van woonruimte beoordelen in afwijking van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 6

  • 2 Teneinde huurder en verhuurder inzicht te bieden in het beleid van de huurcommissie inzake de in het eerste lid bedoelde categorieën en de daarbij behorende verlaging van de in rekening te brengen huurprijs die de huurcommissie doorgaans redelijk zal achten, stellen het bestuur en de zittingsvoorzitters op basis van door hen geformuleerde regels een geschrift op, genaamd gebrekenboek. Het gebrekenboek is openbaar en ligt bij de huurcommissie ter inzage.

  • 3 In het gebrekenboek, bedoeld in het tweede lid, wordt voor ieder van de in bijlage II, onder 1, categorieën A, B en C, van dit besluit bedoelde omstandigheden aangegeven welke de door de huurcommissie ten laagste uit te spreken in rekening te brengen huurprijs zal zijn.

  • 4 Indien de huurcommissie de in bijlage II, onder 1, van dit besluit beschreven categorieën heeft onderverdeeld naar de mate van de ernst waarin de bewoonbaarheid naar haar oordeel wordt geschaad, is het derde lid op die onderverdeling van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien zich tegelijkertijd twee of meer omstandigheden voordoen als bedoeld in bijlage II, onder 1, categorieën A, B en C, van dit besluit wordt voor de toepassing van het eerste lid door de huurcommissie ten laagste als de in rekening te brengen huurprijs die zij redelijk acht, vermeld de huurprijs, behorend bij de omstandigheid waarvan door het bestuur en de zittingsvoorzitters in het gebrekenboek de laagste in rekening te brengen huurprijs is aangegeven.

Artikel 8a

  • 1 De maximale huurprijs wordt met 35% vermeerderd indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en de huurovereenkomst betreffende die woonruimte is afgesloten na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur.

  • 2 Indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en de huurovereenkomst betreffende die woonruimte is afgesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur, wordt de waardering voor een zelfstandige woonruimte in bijlage I, onder A, met 50 punten vermeerderd en de waardering voor een onzelfstandige woonruimte in bijlage I, onder B, met 10 punten vermeerderd.

  • 3 De maximale huurprijsgrens wordt met 15% vermeerderd indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeentelijk monument of een door gedeputeerde staten aangewezen provinciaal monument.

  • 4 De maximale huurprijs, behorende bij de kwaliteit van een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014, wordt met 10% vermeerderd indien die woonruimte na 1 juli 2024 voor het eerst in gebruik wordt genomen als woonruimte en de bouw van deze woonruimte, of de verbouw van een ruimte met een andere gebruiksfunctie dan een woonfunctie naar een woonruimte met een woonfunctie, voor 1 januari 2028 is gestart. De vermeerdering geldt voor twintig jaar vanaf de dag van ingebruikname.

  • 5 De maximale huurprijs wordt met 5% vermeerderd indien:

    • a. die woonruimte behoort tot een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet,

    • b. de woonruimte behoort tot een woning die is gebouwd voor 1965; en

    • c. de woonruimte niet bestaat of deel uitmaakt van een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet of van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeentelijk monument of een door gedeputeerde staten aangewezen provinciaal monument.

  • 6 Voor het bepalen of een woonruimte onder de in artikel 7:247 van het Burgerlijk Wetboek genoemde grens valt, wordt gerekend met de huurprijsgrens die geldt voor de woonruimte voordat de huurprijsvermeerdering, bedoeld in het eerste, derde, vierde of vijfde lid is toegepast.

Artikel 12

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de maximale huurprijsgrenzen vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden elk jaar op 1 januari de op 31 december daaraan voorafgaande krachtens dit besluit geldende maximale huurprijsgrenzen gewijzigd overeenkomstig artikel 27, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, met dien verstande dat de op basis daarvan berekende bedragen naar boven worden afgerond op hele eurocenten.

Artikel 12a

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 2 zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur blijft van toepassing op huurovereenkomsten die voor die datum zijn gesloten.

Artikel 12b

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Bijlage I, onder A, onderdeel 4.4 (nieuw) vervalt met ingang van 1 januari 2025.

  • 2 Bijlage I, onder A, onderdeel 11.1 (nieuw), onder a, vervalt met ingang van 1 januari 2039.

  • 3 Bijlage I, onder A, onderdeel 11.2 (nieuw), vervalt met ingang van 1 januari 2042.

  • 4 In de toelichting bij Bijlage I, onder A, vervalt paragraaf 4.4 (nieuw) met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 13

Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de uitvoering van dit besluit.

Artikel 14

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit huurprijzen woonruimte.

  • 2 Het treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk , 18 april 1979

Juliana

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

G. Ph. Brokx

Uitgegeven de zesentwintigste april 1979

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Bijlage I. bij het Besluit huurprijzen woonruimte:

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

A. Het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt

1. Oppervlakte van vertrekken

 

Oppervlakte van vertrekken

1 punt per m2

2. Oppervlakte van overige ruimten

Oppervlakte privé overige ruimte(n), niet zijnde verkeersruimten (o.a. berging, zolder, garage)

0,75 punt per m2

3. Verkoeling en verwarming

 

Vertrekken:

 

Verwarming per vertrek

2 punten

verwarming per overige ruimte en verkeersruimte

1 punt (maximaal 4 punten)

Extra voorziening:

 

Verkoelingsfunctie per vertrek (mits deze voorziening tevens een verwarmingsfunctie heeft)

1 punt (maximaal 2 punten bij meerdere vertrekken met verkoelingsfunctie)

4. Energieprestatie

 

4.1. Waardering op basis van energielabel, Energie-index EI of bouwjaar

NTA 8800 energielabel (afgegeven na 1 januari 2021) of NEN 7120 energielabel (afgegeven voor 1 januari 2021)

Energie-index (EI)

Geen energielabel of energielabel/EI dat niet meer geldig is

Eengezinswoning

Meergezinswoning / Duplexwoning

A++++

n.v.t.

n.v.t.

62

58

A+++

n.v.t.

n.v.t.

57

53

A++

EI < 0,6

n.v.t.

52

48

A+

0,6 < EI ≤ 0,8

n.v.t.

47

43

A

0,8 < EI ≤ 1,2

2002 en later

41

37

B

1,2 < EI ≤ 1,4

2000 t/m 2001

34

30

C

1,4 < EI ≤ 1,8

1992 t/m 1999

22

15

D

1,8 < EI ≤ 2,1

1984 t/m 1991

14

11

E

2,1 < EI ≤ 2,4

1979 t/m 1983

–5

–5

F

2,4 < EI ≤ 2,7

1977 t/m 1978

–9

–9

G

EI > 2,7

1976 of ouder

–15

–15

4.2. Uitzondering minpunten voor monumenten

Indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een rijksmonument, een provinciaal monument of een gemeentelijke monument als bedoeld in artikel 8a worden voor deze rubriek geen minpunten toegekend. Voor energielabel E, F en G en daaraan gelijkgestelde Energie-indexen en bouwjaren, geldt in afwijking van de bovenstaande tabellen in dat geval een toekenning van nul punten.

4.3 Energieprestatievergoeding

In de gevallen waarin een energieprestatievergoeding als bedoeld in artikel 237 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is overeengekomen, wordt in afwijking van bovenstaande tabel het volgende aantal punten toegekend:

Eengezinswoning

Meergezinswoning/duplexwoning

32

28

4.4 Overgangsrecht kleine woningen

Indien de energieprestatie is bepaald met de van toepassing zijnde NTA 8800 in de periode 1 januari 2021 – 1 juli 2024 geldt een afwijkende waardering indien de gebruikersoppervlakte gelijk of minder is dan 40m2. Voor de oppervlakte die volgens de tabellen onder rubriek 4.4.1 en 4.4.2 moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van een energielabel met toepassing van NTA 8800. Deze waardering bedraagt:

4.4.1. Woningen met een gebruikersoppervlakte < 25m2

NTA 8800 energielabel

Eengezinswoning

Meergezinswoning / Duplexwoning

A++++

62

62

A+++

62

62

A++

60

56

A+

55

51

A

49

45

B

42

38

C

36

32

D

32

28

E

–5

–5

F

–9

–9

G

–15

–15

4.4.2. Woningen met een gebruikersoppervlakte ≥ 25m2 en < 40 m2

NTA 8800 energielabel

Eengezinswoning

Meergezinswoning / Duplexwoning

A++++

62

62

A+++

57

53

A++

52

48

A+

47

43

A

41

37

B

34

30

C

22

15

D

14

11

E

–5

–5

F

–9

–9

G

–15

–15

5. Keuken

 

5.1. Lengte aanrecht

 

Minder dan 1 m

0 punten

1 tot 2 m

4 punten

2 m en meer

7 punten

5.2. Voorzieningen (tot maximaal het aantal punten extra dat voor de lengte van het aanrecht is verkregen):

 

Inbouw afzuiginstallatie

0,75 punt

Inbouw kookplaat inductie

1,75 punten

Inbouw kookplaat keramisch

1 punt

Inbouw kookplaat gas

0,5 punt

Inbouw koelkast

1 punt

Inbouw vrieskast

0,75 punt

Inbouw oven elektrisch

1 punt

Inbouw oven gas

0,5 punt

Inbouw magnetron

1 punt

Inbouw vaatwasmachine

1,5 punten

Extra kastruimte boven het minimum (per 60cm breedte, met een minimum van 60cm hoogte)

0,75 punt

Éénhandsmengkraan

0,25 punt

Thermostatische mengkraan

0,5 punt

Kokendwaterfunctie (al dan niet apart of in aanvulling op de kraan)

+ 0,5 punt

6. Sanitair

 

6.1. Algemene voorzieningen

 

Toilet

Aparte toiletruimte

In badkamer

3 punten

2 punten

Hangend toilet

Aparte toiletruimte

In badkamer

3,75 punten

2,75 punten

Wastafel

1 punt (tot een maximum van 1 punt per vertrek of overige ruimte m.u.v. de badkamer)

Meerpersoonswastafel (minimale breedte van 70cm en met twee kranen)

1,5 punten (tot een maximum van 1,5 punt per vertrek of overige ruimte m.u.v. de badkamer)

Douche

4 punten

Bad

6 punten

Bad/douche

7 punten

6.2. Voorzieningen in de bad- of doucheruimte (tot maximaal het aantal punten extra dat reeds voor douche, bad en bad/douche is verkregen)

 

Bubbelfunctie van het bad

1,5 punten

Gemonteerde volledige afscheiding van de douche

1,25 punten

Handdoekenradiator

0,75 punt

Ingebouwd kastje met in- of opgebouwde wastafel

1 punt

Kastruimte (minimale breedte van 40 cm, en minimale hoogte van 40 cm)

0,75 punt (tot een maximum van 0,75)

Stopcontact

0,25 punt (tot een maximum van 0,5 per (meerpersoons)wastafel)

Éénhandsmengkraan

0,25 punt

Thermostatische mengkraan

0,5 punt

7. Woonvoorzieningen voor gehandicapten

 

Per € 332 van de kosten die de verhuurder aan de voorziening heeft besteed

1 punt

8. Buitenruimten

Maximaal 15 punten te behalen

Privé buitenruimte(n)

2 punten + 0,35 punt per m2

Gemeenschappelijke buitenruimte

0,75 per m2, gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

indien in het geheel géén punten in deze rubriek (geen buitenruimte):

af: 5 punten

9. Gemeenschappelijke vertrekken, overige ruimten en voorzieningen

 

Gemeenschappelijke vertrek

1 punt per m2 gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

Gemeenschappelijke overige ruimte

0,75 punt per m2 gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

10. Gemeenschappelijke parkeerruimte

Type

Omschrijving:

 

Type I

Parkeerplek in afgesloten parkeergarage behorende tot het complex

9 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

Type II

Parkeerplek buiten behorende tot het complex met dak

6 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

Type III

Parkeerplek buiten behorende tot het complex zonder dak

4 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

11. Punten voor de WOZ-waarde

11.1. WOZ-puntenberekening

– de voor de woning laatstelijk vastgestelde waarde op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken of 85% van de taxatiewaarde indien er geen WOZ-waarde is vastgesteld, en anders een minimumwaarde van € 73.607.

 

Bij:

– 1 punt per € 14.543 voor WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2023, taxatiewaarden en minimumwaarden.

 

– 1 punt per € 14.146 voor WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2022.

 

– die waarde, gedeeld door het aantal m2 van de vertrekken, de overige ruimten en parkeerplekken, bedoeld in de rubrieken 1,2 en10 voor zover het parkeerplek type I betreft en:

 

a. indien sprake is van een woning tot 40 m2 gebouwd in het kalenderjaar 2018, 2019, 2020, 2021 of 2022 die is gelegen in een gemeente, gelegen in het COROP-gebied Amsterdam of Utrecht, vervolgens gedeeld door

 

– € 97 voor WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2023, taxatiewaarden en minimumwaarden.

– € 94 voor WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2022.

 

bij: een aantal punten gelijk aan de uitkomst van de berekening.

 

b. in alle andere gevallen dan bedoeld onder a, vervolgens gedeeld door:

 

– € 229 bij WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2023, taxatiewaarden en minimumwaarden.

– € 222 bij WOZ-beschikkingen met waardepeildatum 1 januari 2022.

 

bij: een aantal punten gelijk aan de uitkomst van de berekening.

11.2. Uitzonderingsregel

Indien een woning is gebouwd in het kalenderjaar 2015, 2016, 2017, 2018 of 2019 en het totaal aantal punten na saldering van de punten van de onderdelen 1 tot en met 10 en 12, 110 of meer is, worden minimaal 40 punten toegekend.

11.3. CAP op de WOZ

Het aandeel van de punten voor de WOZ-waarde in de waardering van de woning is niet groter dan 33 procent. Deze beperking geldt niet voor woningen als bedoeld in onderdeel 11.1, onder a, en niet voor woningen waarvan de waardering zonder die beperking lager is dan 187 punten. Wanneer een woning zonder die beperking een waardering heeft van meer dan 186 punten en door deze beperking een waardering krijgt die lager is dan 187 punten, geldt een waardering van 186 punten voor de woning.

11.4. Indexering

Bij ministeriële regeling worden elk jaar, met ingang van 1 januari, de bedragen, genoemd in 11.1., aangepast met de gemiddelde wijziging van de eigenwoningwaarden die wordt gebruikt voor de berekening van de factor iw, bedoeld in artikel 10.3, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat het op basis daarvan berekende bedrag naar boven wordt afgerond op hele euro’s. Bij deze ministeriële regeling worden tevens elk jaar de waardepeildata geactualiseerd naar de twee meest recent beschikbare waardepeildata.

12. Bijzondere voorzieningen

 

Uitsluitend bij zorgwoningen

bij: 35% van de ingevolge de onderdelen 1 tot en met 11.1 toegekende punten.

Aanbelfunctie met video- en audioverbinding waarbij de voordeur automatisch kan worden geopend vanuit de woning.

0,25 punt

Laadpaal t.b.v. elektrisch opladen

2 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

Toelichting behorende bij bijlage I, onder A, het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt

Inleiding

Deze toelichting op het woningwaarderingsstelsel vormt een integraal onderdeel van dat stelsel.

Het woningwaarderingsstelsel heeft op zelfstandige woonruimte betrekking, in het navolgende kortweg als «woning» aangeduid. Hierbij zij opgemerkt dat in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zelfstandige woningen worden omschreven als woningen met een eigen toegang welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. Dit betekent dat de woonruimte in elk geval dient te beschikken over minimaal 1 vertrek, een kookgelegenheid, een wasgelegenheid, en een toilet. Als niet wordt voldaan aan deze eisen dient de woonruimte als onzelfstandig te worden beschouwd en conform bijlage I, onder B, te worden beoordeeld.

Binnen het in artikel 234 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven begrip zelfstandige woning zal redelijkerwijs ook begrepen kunnen worden de zogenaamde onvrije woning, te weten een woning waarbij de bewoner voor wezenlijke voorzieningen niet afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen, maar waarbij verscheidene vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke verkeersruimte. Indien deze vertrekken afsluitbaar zijn en bereikbaar via een gemeenschappelijke verkeersruimte waarover anderen niet krachtens zakelijk of persoonlijk recht bij uitsluiting zeggenschap hebben, wordt deze woning als zelfstandige woning gewaardeerd.

Daarnaast geldt dat een zelfstandige woonruimte wordt bewoond door maximaal twee personen of door een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Er is doorgaans sprake van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden indien sprake is van een koppel met een relatie of een gezin. In dit geval is zonder meer geen sprake van kamerverhuur en wordt dus een zelfstandige woonruimte verhuurd. Daarnaast kan het voorkomen dat – ook al vormen huurders geen gezin of hebben zij geen affectieve relatie – toch sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Hier zal echter slechts bij uitzondering sprake van zijn, zoals bij een duurzame (bijvoorbeeld religieuze) woongroep.

Voor toepassing van bovenstaande definities geldt dat wordt uitgegaan van het gebruik zoals dat is overeengekomen tussen verhuurder en huurder(s). Dit betekent dat een huurders die zonder toestemming van de verhuurder de huurwoning onderverhuren of iemand anders laten intrekken, niet eenzijdig kunnen zorgen voor een andere classificatie van de huurwoning. Indien de verhuurder echter instemt met de wijziging van het gebruik, kan dit wel een effect hebben op de classificatie en dus de toepassing van het WWS.

Tot het gehuurde behorende vertrekken, verkeersruimten, overige ruimten en voorzieningen, die buiten de woning, doch tot het woongebouw behoren, worden overeenkomstig dit woningwaarderingsstelsel gewaardeerd, mits het mogelijk is het gebruik ervan door derden uit te sluiten.

Alleen die onderdelen worden in punten gewaardeerd, die tot de onroerende zaak behoren. Door de bewoner onverplicht en voor eigen rekening aangebrachte verbeteringen worden niet met punten gewaardeerd, tenzij de verhuurder voor deze verbeteringen een vergoeding aan de huurder heeft verstrekt.

In het geval van aangrenzende vertrekken of overige ruimten, die met elkaar in verbinding staan, zoals bij een open keuken, worden deze als één vertrek of overige ruimte gewaardeerd indien zich tussen die twee vertrekken of overige ruimten een opening bevindt die breder is dan 50% van de muur, waarin deze opening zich bevindt. Het moet hierbij gaan om een niet afsluitbare opening, die over een breedte van minimaal 0,85 meter een minimumhoogte heeft van 2 meter. De muur wordt gemeten in het vertrek of overige ruimte waarin de tussenwand het smalst is. Deze figuur schetst de rekenmethode waarbij X de opening betreft en Y de relevante breedte betreft:

Bijlage 272137.png

Als zich in de opening een (deur)omlijsting bevindt, wordt in afwijking van bovenstaande rekenregel in ieder geval gesproken van twee ruimten.

Het waarderen vindt plaats met inachtname van artikel 11, 12, 13, 14, 15 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Dit houdt in dat het waarderen plaatsvindt naar de toestand van de woonruimte op de peildatum van wanneer de puntentelling wordt uitgevoerd door de huurcommissie of gemeente.

De waardering in punten per rubriek wordt na saldering afgerond op 0,25 punt waarbij een achtste (1/8) punt naar boven wordt afgerond.

1. Oppervlakte en vertrekken

Vertrekken moeten voldoen aan de volgende eisen:

  • De vloer moet begaanbaar zijn.

  • De muren/wanden dienen uit «vast» materiaal te bestaan.

  • De ruimte dient over tenminste 80 procent van de lengte (de langste zijde) ten minste 1,50 m breed te zijn.

  • De ruimte dient een oppervlakte te hebben van minimaal 4 m2.

  • De ruimte dient over ten minste 50% van de oppervlakte of over een oppervlakte van 11

  • m2 een vrije hoogte te hebben van ten minste 2,10 m (gemeten vanaf de vloer tot het zichtbare plafond (onder het zichtbare plafond aanwezige balken blijven buiten de meting).

  • De ruimte dient te zijn voorzien van minimaal 0,5 m2 aan de buitenlucht grenzend transparant oppervlak (raam of deur).

  • De ruimte dient te beschikken over direct met de buitenlucht verbonden ventilatie.

  • Er moet ten minste één stopcontact en één lichtpunt aanwezig zijn.

In afwijking van bovenstaande eisen is een ruimte die uitsluitend als keuken dient en een badkamer of doucheruimte altijd een vertrek.

Vertrekken worden gewaardeerd met één punt per vierkante meter. Meting van de oppervlakte van vertrekken vindt plaats van muur tot muur, op een hoogte van 1,50 meter boven de vloer, inclusief de oppervlakte van alle tot de woning behorende losse en vaste kasten. Deze meethoogte geldt ook als de oppervlakte afwijkt van die op vloerniveau. Als oppervlakte van een vertrek met een (ten dele) hellend of verlaagd plafond geldt dat gedeelte waarboven het plafond ten minste 1,50 meter hoog is.

De vloeroppervlakte onder aanrechten, toestellen, badkuip, wastafel, toilet, douchebak, moederhaard, cv-ketel, boilerinstallatie wordt meegeteld. De oppervlakte die wordt ingenomen door verticale koven, schoorsteenkanalen, ventilatie-kanalen of stand- of grondleidingen wordt niet meegeteld. Van de oppervlakte onder een open dan wel gesloten vaste trap geldt dat gedeelte waar de ruimte tussen vloer en onderkant trap tenminste 1,50 m hoog is. Zolderruimten slechts als vertrek gewaardeerd worden, indien deze bereikbaar zijn via een vaste trap en indien de vloer begaanbaar en het dak beschoten is.

De oppervlakte per vertrek wordt afgerond op twee decimalen. De afronding van de oppervlakte van alle vertrekken samen vindt plaats op hele vierkante meters na saldering van de oppervlakte van alle vertrekken; bij 0,5 m2 of meer wordt afgerond naar boven, bij minder dan 0,5 m2 naar beneden.

Voorbeeld:

Kamer : lengte 3,76 m x breedte 4,12 m = 15,4912 m2, afgerond : 15,49 m2

Keuken: lengte 2,95 m x breedte 3,81 m = 11,2395 m2, afgerond : 11,24 m2

Totaal : 26,73 m2 Afronding op hele m2 : 27 m2

Dit vertaalt zich dan naar 27 x 1 punt (per m2) = 27 punten

2. Oppervlakte van overige ruimten

Overige ruimten moeten voldoen aan de volgende eisen:

  • De vloer moet begaanbaar zijn.

  • De ruimte dient een oppervlakte te hebben van minimaal 2 m2.

  • De ruimte voldoet niet aan de eisen voor een vertrek (zie vaste toelichting onder 1) of een verkeersruimte (o.a. gangen, hallen, overlopen), zijnde:

    • ° een ruimte die dient voor het bereiken van een andere ruimte;

    • ° geen ruimte om duurzaam in te verblijven

Onder overige ruimten, voor zover zij niet voldoen aan de eisen voor een vertrek, worden onder andere verstaan: bijkeukens, bergingen, wasruimten, schuren, zolders en kelders. Parkeerruimte die exclusief tot één adres behoort (privé-garage), wordt gewaardeerd als overige ruimte. Gemeenschappelijke garages met daarin parkeerplek(ken) (gemeenschappelijke parkeerruimten) worden gewaardeerd onder rubriek 10. Een toiletruimte wordt gewaardeerd als overige ruimte als het voldoet aan de voorwaarden van een overige ruimte.

Overige ruimten worden gewaardeerd met driekwart punt per vierkante meter.

Meting van de oppervlakte vindt plaats van muur tot muur, op een hoogte van 1,50 meter boven de vloer, inclusief de oppervlakte van alle losse en vaste tot de woning behorende kasten, alsmede de moederhaard, cv.-ketel en boilerinstallatie, exclusief de oppervlakte die wordt ingenomen door verticale koven, schoorsteenkanalen, ventilatiekanalen of stand- of grondleidingen. Van de oppervlakte onder een vaste (open of gesloten) trap, geldt dat gedeelte waar de ruimte tussen vloer en onderkant trap tenminste 1,50 m hoog is. De oppervlakte die door een in ingeschoven toestand liggende inschuifbare of opvouwbare trap wordt ingenomen, wordt niet meegeteld. Bij een zolder wordt daarnaast als voorwaarde gesteld dat het dak beschoten is en dat de zolderruimte via een tot woning behorende trap bereikbaar is. Indien aan deze voorwaarden niet is voldaan, tellen die ruimten bij de woningwaardering niet mee.

Indien geen vaste trap aanwezig is, wordt het aantal punten van de vloeroppervlakte van de zolderruimte met vijf verminderd, doch niet met meer punten dan voor de oppervlakte van de zolderruimten wordt gegeven.

De oppervlakte per overige ruimte wordt afgerond op 2 decimalen. De afronding van de oppervlakte van alle overige ruimte samen vindt plaats op hele vierkante meters na saldering van de oppervlakte van de afzonderlijke overige ruimten; bij 0,5 m2 of meer wordt naar boven afgerond, bij minder dan 0,5 m2 naar beneden. Waardering in punten vindt na saldering en afronding plaats.

Voorbeeld:

Garage : lengte 3,16 m x breedte 6,12 m = 19,3392 m2, afgerond : 19,34 m2

Bijkeuken: lengte 2,11 m x breedte 2,87 m = 6,0557 m2, afgerond : 6,06 m2

Totaal : 25,40 m2 Afronding op hele m2 : 25 m2.

Dit vertaalt zich dan naar 25 x 0,75 punt (per m2) = 18,75 punten.

3. Verkoeling en verwarming

Per verwarmd vertrek wordt, ongeacht de verwarmingswijze, een waardering van twee punten toegepast, voor zover de verwarming tot de onroerende zaak en zijn onroerende aanhorigheden behoort. Alleen vertrekken die met oppervlaktepunten als vertrek zijn gewaardeerd, worden in dit kader meegeteld.

Per verwarmde overige ruimte en verkeersruimte wordt, ongeacht de verwarmingswijze, een waardering van één punt toegepast, voor zover de verwarming tot de onroerende zaak en zijn onroerende aanhorigheden behoort. Hiervoor geldt een maximum van vier punten.

Tot slot kunnen voor woningen die zonder koeling voldoende koel kunnen blijven of voor voorzieningen met verkoelingsfunctie (mits deze voorzieningen ook kunnen worden gebruikt als verwarming) maximaal twee punten extra worden behaald. Per vertrek met verkoelingsfunctie geldt één punt. Of een woning zonder verkoelingsfunctie voldoende koel kan blijven dient te worden bepaald met de bepalingsmethode NTA 8800 en blijkt uit een NTA energielabel waarin het risico voor oververhitting als «laag» is aangegeven. Voorzieningen met verkoelingsfunctie dienen tot de onroerende zaak en zijn onroerende aanhorigheden te behoren. Mobiele airco’s, zijn hierdoor uitgesloten. Deze voorzieningen moeten voorts aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Alleen vertrekken komen in aanmerking voor een waardering door een verkoelingsfunctie. Er kan één punt worden behaald per vertrek, met een totaal maximum van twee punten.

  • Een verkoelingsvoorziening moet tevens kunnen verwarmen. Dit betekent dat een vertrek met verkoelingsvoorziening (die ook kan verwarmen) ook als verwarmd vertrek geldt en aanspraak kan maken op bijbehorende waardering.

  • Er moet een geldige NTA 8800 berekening (energielabel) beschikbaar zijn waarin de koelfunctie meegenomen is; een verouderd label waar de koeling nog niet was meegenomen is dus niet meer van toepassing.

  • Centrale koelsystemen zoals omkeerbare warmtepompen, passieve koeling door een bodemlus of een WKO systeem moeten voorzien zijn van vloerkoeling, lage temperatuur radiatoren of radiatorconvectoren.

  • Een ander onroerend aanhorig koelsysteem dan hierboven beschreven – zoals een vaste airco – moet een productgebonden energielabel hebben van minimaal A+ (bepaald volgens de Europese Ecodesign-richtlijn) en een minimaal vermogen kunnen leveren van 100 W/m2 bij een werkingstemperatuur tot 35 graden Celsius.

Voor deze rubriek wordt, in tegenstelling tot de gegeven definities van afzonderlijke vertrekken onder de inleiding, een open keuken als afzonderlijk verwarmd vertrek beschouwd en krijgt dus twee punten indien er verwarming aanwezig is. Onder een open keuken wordt hier verstaan een keuken die in open verbinding staat met een ander vertrek, terwijl zich tussen de keuken en het andere vertrek een opening bevindt, die breder is dan 50% van de tussenmuur. Zowel de open keuken als het vertrek of overige ruimte waarmee de open verbinding bestaat, wordt voor deze rubriek individueel gewaardeerd met punten indien deze verwarmd zijn.

4. Energieprestatie

4.1. Waardering op basis van energielabel, Energie-index EI of bouwjaar

Onder energieprestatie wordt voor de toepassing van dit onderdeel van de puntenwaardering verstaan: de voor een woning geldig vastgesteld energielabel. Bij de vaststelling van de energieprestatie wordt gebruik gemaakt van de forfaitaire waarde voor de energiebesparende maatregel op gebiedsniveau die in NTA 8800 is opgenomen.

Daar waar een geldig energielabel ontbreekt, wordt de waardering van de energieprestatie bepaald op basis van het bouwjaar van de woning. Dit leidt tot een waardering van de energieprestatie op grond van de in het bouwjaar vigerende bouwnormen. Het niet aanwezig zijn van een energielabel leidt daardoor in het algemeen tot een lager aantal punten dan wanneer een energielabel wel is verstrekt. Immers, het waarderen van de energieprestatie uitgaande van het bouwjaar van de woning houdt geen rekening met het feit dat de energieprestatie van veel woningen door het treffen van energiebesparende voorzieningen in de loop der tijd verbetert. Die verbeteringen komen in een energielabel wel tot uitdrukking.

De Huurcommissie kan afwijken van de aangegeven puntenwaardering voor de energieprestatie horend bij een betere energielabelklasse dan A++++. Een dergelijke afwijking is uitsluitend mogelijk indien de gemaakte kosten om deze energieprestatie te bereiken, aanmerkelijk afwijken van hetgeen als gangbaar wordt beschouwd, of indien de energieprestatie aanmerkelijk beter is dan hetgeen als gangbaar bij een energielabelklasse A ++++ wordt beschouwd.

Voor de puntentoekenningen in de tabellen wordt onderscheid gemaakt tussen eengezinswoningen meersgezinswoning (duplexwoningen).

  • Eengezinswoning: een woning waarbij er geen andere woningen boven of onder de woning in kwestie bestaan. Hieronder vallen onder andere vrijstaande woningen, aaneen gebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen en voorts rijtjeshuizen.

  • Meergezinswoningen of duplexwoningen zijn alle woningen die geen eengezinswoning zijn.

4.2. Uitzondering minpunten voor monumenten

Indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een rijksmonument, een provinciaal monument of een gemeentelijke monument als bedoeld in artikel 8a worden voor deze rubriek geen minpunten toegekend. Voor energielabel E, F en G en daaraan gelijkgestelde Energie-indexen en bouwjaren, geldt in afwijking van de bovenstaande tabellen in dat geval een toekenning van nul punten.

4.3. Energieprestatievergoeding

Voor zeer energiezuinige woningen die zelf (gedeeltelijk) in hun energieverbruik voorzien, door bijvoorbeeld zonnepanelen, kan bij het verhuren een energieprestatievergoeding (EPV) worden afgesproken. De woning zal dan moeten voldoen aan de eisen voor een EPV. In dit geval is het aantal punten op basis van het puntenstelsel voor energieprestatie lager. Om te voorkomen dat in de gevallen waarin een energieprestatievergoeding is overeengekomen een ongewenste overstimulans ontstaat doordat, de opwekking van energie voor de huurder tevens wordt verdisconteerd in de huurprijs, wordt voor deze woningen een correctiefactor toegepast op het aantal punten voor de energieprestatie. In die gevallen wordt de energieprestatie met 32 punten voor een ééngezinswoning en 28 punten voor meergezins- en duplexwoningen.

4.4. Overgangsrecht voor kleine woningen

Voor de oppervlakte die volgens de tabellen onder rubriek 4 moet worden bepaald, wordt uitgegaan van de gebruikersoppervlakte van de woning die wordt bepaald bij de verstrekking van een energielabel met toepassing van NTA 8800. Dit is met name relevant voor de tabellen 4.4.1. en 4.4.2.

De tabellen 4.4.1 en 4.4.2 bevatten een extra puntentoekenning om rekening te houden met hogere kosten om de energieprestatie te bereiken bij woningen met een oppervlakte tot 40 m2. Dit is een vorm van overgangsrecht. De tabellen 4.4.1 en 4.4.2 vervallen per 1 januari 2025.

Daar waar op de peildatum van de puntentelling door de gemeente of Huurcommissie een geldig energielabel ontbreekt, wordt volstaan met de waardering van de energieprestatie die een woning geacht wordt minimaal te realiseren op grond van de in het bouwjaar vigerende bouwnormen. Daardoor leidt het niet aanwezig zijn van een energielabel tot een lager aantal punten dan wanneer een energielabel wel is verstrekt. Immers, het waarderen van de energieprestatie uitgaande van het bouwjaar van de woning houdt geen rekening met het feit dat de energieprestatie van veel woningen door het treffen van energiebesparende voorzieningen in de loop der tijd verbetert. Die verbeteringen komen in een energielabel wel tot uitdrukking.

5. Keuken

Om te voldoen aan het vereiste basisniveau dient de keuken te beschikken over:

  • aan- en afvoer van water en ten minste één vast aansluitpunt voor koken op gas of elektriciteit;

  • een aanrechtblad met een aaneengesloten lengte van minimaal 1 m (lengte incl. spoelbak, incl. kookplaat);

  • twee inbouwkasten met een breedte van minimaal 50 cm; en

  • waterdichte afwerking boven het aanrechtblad en in de kookhoek vanaf de vloer tot een hoogte van minimaal 1,50 m.

Indien de keuken niet voldoet aan het basisniveau, worden geen punten toegekend. Een spoelbak in een keuken die voldoet aan het basisniveau, krijgt geen waardering.

5.1. Lengte aanrecht

De waardering van de keukeninstallatie wordt bepaald naar de lengte van het aanrecht waarbij er sprake moet zijn van een waterdicht keukenblad. De aanrechtlengte dient over het midden van het bovenblad te worden gemeten; daarbij worden ingebouwde spoelbakken en kookplaten meegeteld.

De lengte van een niet direct aan het aanrecht aansluitend werkblad of van een blad dat is samengesteld uit een ander materiaal mag bij de lengte worden meegeteld.

Indien er sprake is van een hoekaanrecht wordt de lengte van het aanrecht bepaald door (zie figuur):

Bijlage 272138.png
  • 1. De lange zijde van het langere aanrechtdeel te meten (zie horizontale blauwe lijn).

  • 2. Vervolgens die lengte te salderen met de lange zijde van het kortere aanrechtdeel (zie verticale blauwe lijn).

De lengte van een kookeiland wordt bepaald door de lengte van de lange zijde.

5.2. Voorzieningen

Extra punten kunnen worden toegekend op basis van de rubriek voor voorzieningen. Dit kan tot maximaal vier punten extra indien het aanrecht op basis van rubriek 5.1. een lengte heeft tussen de 1 en 2 m en tot maximaal zeven punten indien het aanrecht op basis van rubriek 5.1. een lengte heeft van 2 m of meer. Bij een afzuiginstallatie gaat het om een luchtafvoer met afzuiging naar buiten de woning of op basis van recirculatie met actieve koolstof- en vetfilters. Een afzuiginstallatie kan zowel een afzuig- of recirculatiekap boven de kookinstallatie zijn, alsmede een in het aanrecht geïntegreerd afzuigsysteem. Wanneer een object twee voorzieningen heeft, bijvoorbeeld een ingebouwde combi magnetron/oven of een gecombineerde koel- en vrieskast, worden beide voorzieningen in dit object gewaardeerd conform de rubriek. Voor de meting van keukenkasten wordt uitgegaan van de buitenmaat.

6. Sanitair

6.1. Algemene voorzieningen

De waardering van het sanitair wordt bepaald op grond van de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen.

Aan het toilet met waterspoeling, geplaatst in een daartoe bestemde ruimte, worden, indien het toilet binnen het woongebouw is gelegen, drie punten toegekend. Toiletten buiten toiletruimten en badkamers komen niet in aanmerking voor waardering.

Als douche moet worden meegeteld iedere door de verhuurder aangebrachte installatie voor het nemen van een stortbad. Baden worden met zes punten gewaardeerd, ongeacht de lengte van het bad, met dien verstande dat een volwassen persoon er in normale zithouding in kan plaatsnemen. Indien een bad tevens is voorzien van een (hand)douche, dient het douche-garnituur niet afzonderlijk geteld te worden. Indien in de badruimte behalve het bad tevens een afzonderlijke douche is aangebracht, geldt een waardering van zeven punten.

Als wastafels worden alle bakken geteld voor wassen en spoelen, die op de waterleiding en op het huisriool zijn aangesloten, met uitzondering van die waarboven een douche is aangebracht. Een bad, de spoelbakken in een keukenaanrecht, een bidet of lavet tellen niet mee als wastafel, douche of bad.

6.2. Voorzieningen in de bad- of doucheruimte

Extra punten kunnen worden toegekend op basis van de rubriek voor voorzieningen. Er kan maximaal het extra aantal punten worden toegekend dat reeds voor douche, bad en/of bad/douche is verkregen. Anders gezegd: maximaal een verdubbeling van de toegekende punten voor douche, bad en/of bad/douche.

Punten onder de rubriek extra voorzieningen worden enkel toegekend indien deze zich bevinden in een bad- of doucheruimte. Bad- of doucheruimten moeten voldoen aan de volgende eisen en hebben:

  • een waterdichte vloerafwerking;

  • over ten minste 50% van de oppervlakte een vrije hoogte van 2,00 m. (gemeten vanaf de vloer tot het zichtbare plafond);

  • een waterdichte afwerking tot 1,50 m hoogte voor badruimte en 1,80 m voor doucheruimte;

  • een wastafel inclusief (tweehands-)mengkraan en een spiegel; en

  • een douche of bad met aansluitpunten voor warm en koud water en voorzien van een warm- en koudwaterkraan of een mengkraan.

In het geval van een gemonteerde volledige afscheiding van de douche vindt de waardering van 1,25 punten plaats wanneer de doucheruimte beschikt over een onroerend aanhorige afscheiding (en bijvoorbeeld geen douchegordijn) met een waterdichte afwerking aan alle zijden van de douche.

7. Voorzieningen als bedoeld in artikel 255, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (woonvoorzieningen voor gehandicapten)

Per € 332 van door de verhuurder aan ingrepen in of aan de woonruimte ten behoeve van een gehandicapte bestede kosten kan, voor zover deze kosten in een redelijke verhouding staan tot de geboden kwaliteit, één punt worden toegekend. Om de bestede kosten in of aan de woonruimte ten behoeve van een gehandicapte in de puntentelling te betrekken, is het nodig dat het gaat om:

  • maatwerkvoorzieningen: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie of beschermd wonen en opvang; of

  • woningaanpassingen: een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte, als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of

  • gesubsidieerde voorzieningen of ingrepen op grond van een andere wettelijke regeling.

Onder «gehandicapte» wordt verstaan een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt.

Extra punten worden voor deze woonvoorzieningen, woningaanpassingen of ingrepen toegekend indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  • De ingreep moet hebben plaatsgevonden op of ná 01-04-1994.

  • De ingreep moet voor een deel zijn gesubsidieerd (en niet volledig.

  • De ingreep dient voor een gehandicapte te zijn aangebracht.

Indien de huurovereenkomst met de gehandicapte is beëindigd vervalt de toepassing van deze rubriek, tenzij de nieuwe huurder tevens gehandicapt is.

Met deze waardering verkrijgt de verhuurder in een dergelijk geval een redelijke rendementswaarborg voor het door hem geïnvesteerde vermogen (derhalve de kosten van de ingrepen, verminderd met de eigen bijdrage van de huurder en de financiële tegemoetkoming van gemeente of (bij dure woonvoorzieningen) enige instantie die ingevolge een wettelijke regeling die tegemoetkoming verleent).

8. Buitenruimten

Algemeen

Indien de woning in het geheel geen privé-buitenruimte, geen gemeenschappelijke buitenruimte of loggia heeft, wordt een aftrek toegepast van vijf punten.

Balkons, dakterrassen en loggia’s voldoen aan de volgende eisen en komen dan pas in aanmerking voor waardering. Balkons, loggia’s en dakterrassen zijn:

  • voorzien van een beloopbare afwerking, zoals vlonders, tegels e.d.;

  • rondom voorzien van een afscheiding die tevens dient als valbeveiliging; en

  • via een deur of schuifpui toegankelijk.

Franse balkons worden in dit kader niet als buitenruimte beschouwd. Een Frans balkon is een opening in de gevel met naar binnen draaiende deuren, voorzien van een balustrade direct tegen het kozijn of de gevel. Zeembalkons worden, zolang zij voldoen aan de hiervoor aangegeven eisen van een balkon, wel gewaardeerd als buitenruimte.

De oppervlakten voor privé en gemeenschappelijke buitenruimten worden afzonderlijk berekend. Indien sprake is van meerdere buitenruimten die allen tot dezelfde categorie behoren, zijnde allen gemeenschappelijk of privé, dan worden de oppervlaktes van die buitenruimtes bij elkaar opgeteld. Voor afronden wordt gebruik gemaakt van dezelfde methodiek als beschreven bij rubriek 1 en 2.

De punten voor privé en gemeenschappelijke buitenruimten worden vervolgens gesaldeerd. Voor de rubriek buitenruimten (rubriek 8) kan in totaal maximaal vijftien punten worden toegekend.

Privé-buitenruimten

Privé-buitenruimten zijn tot de woning behorende buitenruimten, waarvan de bewoners van de desbetreffende woning krachtens de huurovereenkomst het exclusieve gebruiksrecht en toegang tot hebben. Dit kunnen onder meer voor-, zij- of achtertuinen, balkons, platjes of terrassen zijn. Wanneer zich binnen de privé-buitenruimte een parkeerplek bevindt, geldt de parkeerplek en de weg daar naartoe als privé-buitenruimte. Gemeenschappelijke parkeerruimte wordt volgens rubriek 10 gewaardeerd.

Van deze buitenruimten wordt de gehele onbebouwde oppervlakte gemeten, gemeten loodrecht op de voor-, achter- of zijgevel. Bij balkons wordt gemeten vanaf de binnenzijde van het balkonhek.

Voor privébuitenruimten worden in ieder geval twee punten toegekend, en daarna per vierkante meter 0,35 punt. Voorbeeld: 10 vierkante meter privébuitenruimte levert dus 5,5 punt op (2 + 10 x 0,35).

Gemeenschappelijke buitenruimten

Gemeenschappelijke buitenruimten zijn tot het woongebouw behorende buitenruimten waar de bewoners van tenminste twee adressen in het woongebouw krachtens de huurovereenkomst exclusieve toegang en gebruiksrecht toe hebben. De huurder(s) moet(en) daarnaast toegang hebben tot de gemeenschappelijke buitenruimte zonder gebruikmaking van vertrekken, overige ruimten of verkeersruimten die uitsluitend ter beschikking staan aan de verhuurder of aan (een) andere huurder(s). Er geldt een minimumafmeting van 2 m x 1,5 m x 1,5 m (respectievelijk hoogte, breedte, diepte). Deze buitenruimten worden op dezelfde wijze gemeten als privé-buitenruimten. Gedeelde buitenruimte die als parkeerplek bedoeld is, wordt gewaardeerd volgens rubriek 10.

Per vierkante meter geldt een waardering van driekwart punt. Dat wordt daarna gedeeld door het aantal adressen dat toegang heeft tot de buitenruimte.

Voorbeeld: een woongebouw met een gemeenschappelijk dakterras van 30 m2 waartoe drie adressen toegang hebben, wordt gewaardeerd met: (0,75 x 30) / 3 = 7,5 punten.

9. Gemeenschappelijke vertrekken, overige ruimten en voorzieningen

Gemeenschappelijke vertrekken en overige ruimten zijn tot het woongebouw behorende binnenruimten waar de bewoners van tenminste twee adressen in het woongebouw krachtens de huurovereenkomst exclusieve toegang en gebruiksrecht toe hebben. De huurder(s) moet(en) daarnaast toegang hebben tot de gemeenschappelijke binnenruimte zonder gebruikmaking van vertrekken, overige ruimten of verkeersruimten die uitsluitend ter beschikking staan aan de verhuurder of aan (een) andere huurder(s).

Met vertrekken en overige ruimten wordt onder deze rubriek aangesloten bij definities en de meetmethoden als gegeven onder rubriek 1 en 2.

  • 1. Bepaal of het een vertrek of een overige ruimte is en bereken de oppervlaktepunten:

    • Gemeenschappelijke vertrekken worden met één punt per m2 gewaardeerd.

    • Gemeenschappelijke overige ruimten worden met driekwart punt per m2 gewaardeerd.

  • 2. Bepaal de punten voor verkoeling en verwarming conform rubriek 3;

  • 3. Bepaal eventueel van toepassing zijnde extra punten conform rubriek 5, 6 en/of 7;

  • 4. Saldeer de punten uit de hierboven genoemde stappen; en

  • 5. Deel dit aantal punten door het aantal adressen dat toegang heeft tot de gemeenschappelijke binnenruimten.

Voorbeeld: (A) een gemeenschappelijke binnenruimte met keuken van 20 m2, en daarnaast (B) een gedeelde toiletruimte van 2 m2. Tot beiden hebben 4 adressen toegang.

  • 1. Ruimte A voldoet aan de eisen van een vertrek en wordt gewaardeerd met 20 x 1 punt (oppervlakte) conform rubriek 1. Ruimte B voldoet aan de eisen van een overige ruimte en wordt gewaardeerd met 1,5 (2 x 0,75) punt conform rubriek 2.

  • 2. Vertrek A is verwarmd middels een radiator en krijgt daarvoor 2 punten conform rubriek 3. De toiletruimte is onverwarmd en ontvangt daarvoor geen punten.

  • 3. In vertrek A wordt voldaan aan de minimumeisen van een keuken conform rubriek 5. Voor deze rubriek wordt 10 punten toegekend (7 voor het aanrecht, en 3 voor de voorzieningen). De toiletruimte B krijgt 4,75 punt (3,75 voor het hangend toilet in een aparte toiletruimte en 1 voor de wastafel).

  • 4. Saldering levert op: 20 + 1,5 + 2 + 10 + 4,75 = 38,25.

  • 5. Delen door het aantal adressen levert op: 38,25 punten / 4 = 9.5625 per adres.

  • 6. Afronden geschiedt op een kwart punt per adres op 9,50.

10. Gemeenschappelijke parkeerruimten

In deze rubriek worden alleen parkeerplekken gewaardeerd die zich in een gemeenschappelijke parkeerruimte bevinden. Een gemeenschappelijke parkeerruimte is een ruimte die toegankelijk is voor bewoners van tenminste twee adressen die daar exclusief gebruiksrecht op hebben, waarin zich tenminste één parkeerplek bevindt (zoals een gemeenschappelijke parkeergarage onder een wooncomplex of een gemeenschappelijke parkeerplaats buiten met één of meerdere parkeerplekken). Er worden punten voor een parkeerplek toegekend als deze als onroerende aanhorigheid gekwalificeerd kan worden. Hiervan is in ieder geval sprake indien de parkeervoorziening onlosmakelijk verbonden is met de woonruimte (bijvoorbeeld wanneer de parkeerplek direct in verbinding staat met de woonruimte of tot het adres of complex behoort, zoals bij een gemeenschappelijke oprit of gemeenschappelijke garage). In dat geval wordt de parkeervoorziening altijd gewaardeerd volgens deze rubriek. Een parkeerruimte waartoe bewoners van één adres krachtens de huurovereenkomst exclusieve toegang tot en gebruiksrecht op hebben, wordt gewaardeerd volgens rubriek 2 (binnen, bijvoorbeeld een garagebox behorende tot de woning) of rubriek 8 (buiten, bijvoorbeeld een oprit exclusief behorende tot de woning). De ruimte tussen parkeerplekken geldt als verkeersruimte.

Indien de parkeerplek niet onlosmakelijk verbonden is met de woonruimte moet deze volgens deze rubriek worden gewaardeerd wanneer de parkeerplek volgens verkeersopvatting onderdeel of krachtens de huurovereenkomst deel uitmaakt van de gehuurde woning. Hiervan is sprake als in de huurovereenkomst is afgesproken dat de parkeerplek tot de onroerende zaak behoort, én als de woonruimte en parkeerplek verhuurd zijn zonder dat ze van elkaar contractueel te scheiden zijn.

De parkeerplek mag niet openbaar te gebruiken zijn, maar moet bij een complex of adres horen ter exclusief privégebruik door de bewoner(s), krachtens de huurovereenkomst.

  • Een parkeerplek is een afgebakend vak en heeft een oppervlakte van minimaal 12 m2 waar een gangbare personenauto in zijn geheel op past.

  • Een laadpaal (rubriek 12) moet bestemd zijn voor het elektrisch opladen van een gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, fiets met trapondersteuning of gehandicaptenvoertuig.

    • 1. Bepaal tot welk type de parkeerplek(ken) horen.

    • 2. Indien er sprake is van een laadpaal voor exclusief gebruik door de bewoners, geldt twee punten extra per parkeerplek met laadpaal.

    • 3. Bij meerdere parkeerplekken worden de punten bij elkaar opgeteld.

    • 4. Daarna wordt dit puntentotaal gedeeld door het aantal adressen dat gebruik kan maken van de parkeerplek(ken). Indien sprake is van een privé parkeerplek voor één adres, wordt gedeeld door 1.

Voorbeeld:

Tien adressen delen vijf type II-parkeerplekken met laadpaal en twee type III-parkeerplekken zonder laadpaal.

  • 1. Vijf parkeerplekken type II (zes punten) + elke een laadpaal (twee punten) en twee parkeerplekken type III (vier punten) = 5 x (6+2)+ 2 x 4 = 48 punten.

  • 2. 48 / 10 adressen = 4,8 punten per adres.

  • 3. Afronden geschiedt op een kwart punt per adres op 4,75 punten.

11. Punten voor de WOZ-waarde

Onder WOZ-waarde wordt voor de toepassing van dit onderdeel van de puntenwaardering verstaan: de voor een woning laatstelijk vastgestelde waarde op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Indien de WOZ-waarde betrekking heeft op een gebouwd eigendom in aanbouw als bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de Wet waardering onroerende zaken, wordt bij de puntentoekenning uitgegaan van de waarde van de woning als ware de bouw voltooid. Daarbij wordt uitgegaan van de geobjectiveerde stichtingskosten die op grond van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken ten grondslag heeft gelegen aan de beschikking op grond van die wet.

Indien er nog geen WOZ-waarde bekend is, bijvoorbeeld wanneer nieuwe woonruimten zijn gevormd en het nog enkele maanden duurt voordat de gemeente een WOZ-beschikking vervaardigt voor deze woonruimten, kan als alternatief 85% van de taxatiewaarde van de woning worden gebruikt als benadering van de WOZ-waarde. Hiervoor geldt dat louter een door een Register-Taxateur opgesteld (hybride)taxatierapport voldoet. De verhuurder draagt de verantwoordelijkheid voor het opstellen van dit rapport. Deze taxatiewaarde geldt slechts totdat er een WOZ-waarde is vastgesteld. Bij een vastgestelde WOZ-waarde, vervalt de taxatiewaarde voor toepassing van deze rubriek. In geval van een tijdelijke woning hanteert de register-taxateur de objectafbakeningsvoorschriften en waarderingsvoorschriften van hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken met uitzondering van de voorschriften op grond van artikel 17, vierde lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. In plaats van de voorschriften van artikel 18, eerste en tweede lid, gaat de register-taxateur uit van de staat van de woning na oplevering. Onder tijdelijke woning wordt voor deze rubriek een woning verstaan die voor een bepaalde tijd op een tijdelijke locatie (met toegelaten functie wonen of tijdelijke afwijking Omgevingsplan) mogen worden gebouwd. Dit zijn woningen die voldoen aan de eisen die gelden voor nieuwbouw óf die getoetst zijn aan tijdelijke woningen zoals gedefinieerd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (termijn van ten hoogste vijftien jaar).

Wanneer er geen WOZ-waarde beschikbaar is en de verhuurder ook geen gebruik heeft gemaakt van de hierboven genoemde mogelijkheid van een taxatierapport wordt een minimum WOZ-waarde gehanteerd die jaarlijks wordt geïndexeerd met de gemiddelde wijziging van de eigenwoningwaarden.

Voor de toepassing van de WOZ-waarde geldt een cohortensystematiek. Dit betekent dat de peildatum van de WOZ-waarde bepaalt met welke getallen er dient te worden gerekend volgens deze rubriek. Dit is nodig omdat de rekencijfers jaarlijks worden geïndexeerd. Hiermee wordt voorkomen dat reeds met nieuwe geïndexeerde rekencijfers moet worden gerekend terwijl er nog geen nieuwe WOZ-beschikking is afgegeven. Daarnaast voorkomt dit dat het puntentotaal verandert door indexatie van rekencijfers. Door dit te koppelen aan de peildatum van de afgegeven WOZ-beschikking, kan een verhuurder jaarlijks wanneer hij de WOZ-beschikking krijgt, berekenen wat zijn WOZ-punten zijn conform deze rubriek. Indien de woning geen afwijkende waardeontwikkeling heeft dan wat landelijk gemiddeld is, zal de woning niet in punten doen af- of toenemen. In de rubriek is op jaartal van de peildatum van de WOZ-beschikking aangegeven met welke cijfers moet worden gerekend. Hierna volgen twee rekenvoorbeelden, één met peildatum 1 januari 2022 en één met peildatum 1 januari 2023.

 

Rekenvoorbeeld 1

Rekenvoorbeeld 2

Peildatum WOZ-waarde

1 januari 2022

1 januari 2023

WOZ-waarde

€360.000,–

€390.000,–

Rekenmethode

1 punt per €14.146,–

1 punt per €14.543,–

Resultaat

25,4488901456 punten

(€360.000,– / €14.146,–)

26,817025373 punten

(€390.000,– / €14.543,–)

 

Totale oppervlakte vertrekken en overige ruimten

70 m2

70 m2

WOZ-waarde, gedeeld door de oppervlakte

€360.000,– / 70 m2= €5.142,86,–

€390.000,– / 70 m2 = €5.571,43

Rekenmethode

1 punt per €222,–

1 punt per €229,–

Resultaat

23,166036036 punten

(€5.142,86,– / €222,–)

24,3293886463 punten

(€5.571,43 / €229,–)

 

Totaal aan WOZ-punten

25,4488901456 punten + 23,166036036 punten

= 48,6149261786 punten, afgerond 48,50 punten.

26,817025373 punten + 24,3293886463 punten = 51,1464140193 punten, afgerond 51,25 punten.

Indien sprake is van een woning tot 40 m2 gebouwd in het kalenderjaar 2018, 2019, 2020, 2021 of 2022 en die is gelegen in een gemeente, gelegen in het COROP-gebied Amsterdam of Utrecht, geeft onderdeel 11.1 onder a een berekeningsmethodiek die leidt tot een hoger puntenaantal.

Indien een woning is gebouwd in het kalenderjaar 2015, 2016, 2017, 2018 of 2019 en ten aanzien daarvan het totaal aantal punten na saldering van de punten van de onderdelen 1 tot en met 8 en 12 minimaal 110 punten betreft, leidt de berekeningsmethodiek tot een aantal punten voor de WOZ-waarde dat minimaal 40 punten bedraagt. De specifieke berekeningsmethodiek, zoals opgenomen in 11.1 en 11.2, voor woningen gebouwd in het kalenderjaar 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021 of 2022 is ook van toepassing indien in de genoemde kalenderjaren sprake is van verbouw waarna de woning voldoet aan de op dat moment geldende energieprestatie-eisen, bedoeld in het toen geldende artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, voor nieuwbouwwoningen.

Met «gebouwd in het kalenderjaar» wordt hier bedoeld het jaar waarin een woning als bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing wanneer er sprake is van verbouw.

Afronding van de oppervlakte op hele vierkante meters vindt plaats na saldering van de oppervlakte van alle vertrekken ,de overige ruimten- en parkeerplek type I (rubriek 10);

bij 0,5 m2 of meer wordt afgerond naar boven, bij minder dan 0,5 m2 naar beneden.

Het aandeel van de punten voor de WOZ-waarde in de waardering van een woning is niet groter dan 33% (cap op de WOZ). Deze regel wordt toegepast in het volgende rekenvoorbeeld.

Rekenvoorbeeld 3: door toepassing van de cap op de WOZ wordt het aantal punten in rubriek 11 verlaagt van 134 naar 66. Het totale puntenaantal blijft boven de 187 punten.

 

Punten in Rubriek 11

Punten in de overige rubrieken

Totaal puntenaantal

Te liberaliseren?

Zonder toepassing van de cap op de WOZ

134 (= 50%)

134 (= 50%)

268 punten

(= 100%)

Ja

Met toepassing van de cap op de WOZ

66 (= 33%)

134 (= 67%)

200 punten

(= 100%)

Ja

De cap op de WOZ geldt niet voor woningen waarvan de waardering zonder die beperking lager is dan 187 punten. Deze regel wordt toegepast in het volgende rekenvoorbeeld.

Rekenvoorbeeld 4: de cap op de WOZ wordt niet toegepast, omdat het puntenaantal lager is dan 187 (namelijk 160). De WOZ-punten mogen een groter aandeel hebben dan 33%.

 

Punten in Rubriek 11

Punten in de overige rubrieken

Totaal puntenaantal

Te liberaliseren?

Zonder toepassing van de cap op de WOZ

80 (= 50%)

80 (= 50%)

160 punten

(= 100%)

Nee

Omdat de woning minder dan 187 punten heeft, wordt de cap op de WOZ niet toegepast. Het puntenaantal blijft 160.

Nee

Indien met toepassing van 11.3 het puntenaandeel voor de WOZ-waarde wordt beperkt op ten hoogste 33%, wordt het aantal punten voor de WOZ-waarde afgerond naar beneden op hele punten. Wanneer een woning zonder die beperking een waardering heeft van meer dan 186 punten en door deze beperking een waardering krijgt die lager is dan 187 punten, geldt een waardering van 186 punten voor de woning.

Rekenvoorbeeld 5: door toepassing van de cap op de WOZ krijgt de woning een puntenaantal lager dan 187 punten (namelijk 162 punten). Daarom geldt een waardering van 186 punten.

 

Punten in Rubriek 11

Punten in de overige rubrieken

Totaal puntenaantal

Te liberaliseren?

Zonder toepassing van de cap op de WOZ

109 ( = 50%)

109 (= 50%)

218 punten

(= 100%)

Ja

Met toepassing van de cap op de WOZ

53,7 ( = 33%), afgerond 53

109 ( = 67%)

162 punten

(= 100%)

Nee

De nieuwe waardering is lager dan 187, dus geldt:

186 punten

Nee

12. Bijzondere voorzieningen

Zorgwoning

Onder een zorgwoning wordt voor de toepassing van dit onderdeel van de puntenwaardering verstaan: een in een woongebouw gelegen woonruimte die een zelfstandige woning vormt, waarbij woongebouw en woning geschikt en bestemd zijn voor mensen met een fysieke beperking, hetgeen in ieder geval blijkt uit een drempelloze toegankelijkheid en doorgankelijkheid, en waarbij de op deze woonruimte betrekking hebbende overeenkomst van huur en verhuur ten minste mede omvat:

  • a. de aanwezigheid van technische voorzieningen in het gebouw die het mogelijk maken dat een individuele persoonsalarmering verbinding kan maken met de noodalarmcentrale in zowel de woning als het complex waarvan de woning deel uitmaakt; en

  • b. het gebruik van de tot het woongebouw of zijn binnendoor bereikbare onroerende aanhorigheden ten minste behorende gemeenschappelijke ruimten voor maaltijden of recreatie, en die voor dit gebruik zijn ingericht.

De drempelloze toegankelijkheid en doorgankelijkheid moet in ieder geval blijken uit een minimale breedte van 1,2 m van alle gangen waar de bewoners doorheen moeten om de eigen woning en andere relevante ruimten in het complex te kunnen bereiken. Ook moeten er voorzieningen zijn (liften of hellingbanen) bij drempels van 0,02 m of hoger.

Indien er sprake is van een zorgwoning wordt het puntentotaal van de waardering volgens de rubrieken 1 tot en met 11 van het woningwaarderingsstelsel met 35% verhoogd. Deze verhoging wordt gegeven vanwege het medegebruik door de huurders van dergelijke woningen van de in het woongebouw en de daarbij behorende onroerende aanhorigheden aanwezige voorzieningen, hetwelk in de waardering van de kwaliteit van de zorgwoning volgens de rubrieken 1 tot en met 11.1 onvoldoende tot zijn recht komt.

Overige bijzondere voorzieningen

Onder een aanbelfunctie met video- en audioverbinding waarbij de voordeur automatisch kan worden geopend vanuit de woning, wordt het volgende verstaan: een systeem dat tweewegcommunicatie mogelijk maakt met beeld en geluid tussen degene die aanbelt en een aanwezige in de woonruimte. Daarbij dient er tevens sprake te zijn van de mogelijkheid tot het openen van de voordeur vanuit de woonruimte die toegang geeft tot het complex waarvan de woning onderdeel uitmaakt.

Een laadpaal moet bestemd zijn voor het elektrisch opladen van een gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, fiets met trapondersteuning of gehandicaptenvoertuig.

Slotopmerking

Het puntentotaal per woning wordt na eindsaldering (met inbegrip van de bij zorgwoningen geldende toeslag) afgerond op hele punten. Bij 0,5 punten of meer wordt afgerond naar boven op hele punten, bij minder dan 0,5 punten wordt afgerond naar beneden op hele punten.

De punten die conform deze bijlage worden gehaald resulteren in een maximale huurprijs waarbij de bedragen zijn gegeven in de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte. Op deze maximale huurprijs kan daarnaast sprake zijn van een prijsopslag op grond van artikel 8a van dit besluit. Er geldt een opslag voor monumenten, voor woningen in beschermde dorps- en stadsgezichten en voor nieuwbouw. Als meerdere opslagen van toepassing zijn, worden deze percentages bij elkaar opgeteld alvorens daarmee de huurprijs vermeerderd wordt.

B. Waarderingsruimte voor woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt

1. Oppervlakte van vertrekken

 

Oppervlakte privévertrek(ken)

1 punt per m2

Oppervlakte gemeenschappelijk(e) vertrek(ken) op hetzelfde adres

1 punt per m2, te delen door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

2. Oppervlakte van overige ruimten

Oppervlakte privé overige ruimte(n), niet zijnde verkeersruimten (o.a. berging, zolder, garage)

0,75 punt per m2

Oppervlakte gemeenschappelijke overige ruimte(n) op hetzelfde adres, niet zijnde verkeersruimten (o.a. berging, zolder, garage)

0,75 punt per m2, te delen door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

3. Verkoeling en verwarming

Vertrekken:

 

Verwarming per privévertrek

2 punten

Verwarming per gemeenschappelijk vertrek op hetzelfde adres

2 punten, te delen door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Overige ruimten en verkeersruimten:

 

Verwarming per privé overige ruimte en verkeersruimte

1 punt

Verwarming per gemeenschappelijke overige ruimte en verkeersruimte op hetzelfde adres

1 punt, te delen door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Extra voorziening:

 

Verkoelingsfunctie per privévertrek (mits deze voorziening tevens een verwarmingsfunctie heeft)

1 punt (maximaal 2 punten bij meerdere privévertrekken met verkoelingsfunctie)

Verkoelingsfunctie per gemeenschappelijk vertrek op hetzelfde adres (mits deze voorziening tevens een verwarmingsfunctie heeft)

1 punt (maximaal 2 punten bij meerdere gemeenschappelijke vertrekken met verkoelingsfunctie) te delen door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

4. Energieprestatie

4.1. Waardering op basis van energielabel, Energie-index EI of bouwjaar

Energieprestatie

Energie-index (EI)

Indien geen energielabel of EI beschikbaar is, wordt gewaardeerd met het bouwjaar

Punten per m2 die volgens rubriek 1 zijn toe te rekenen aan de huurder

A++++

n.v.t.

n.v.t.

1 punt

A+++

n.v.t.

n.v.t.

0,95 punt

A++

EI < 0,6

n.v.t.

0,85 punt

A+

0,6 < EI ≤ 0,8

n.v.t.

0,75 punt

A

0,8 < EI ≤ 1,2

2002 en later

0,65 punt

B

1,2 < EI ≤ 1,4

2000 t/m 2001

0,50 punt

C

1,4 < EI ≤ 1,8

1992 t/m 1999

0,35 punt

D

1,8 < EI ≤ 2,1

1984 t/m 1991

0,20 punt

E

2,1 < EI ≤ 2,4

1979 t/m 1983

– 0,05 punt

F

2,4 < EI ≤ 2,7

1977 t/m 1978

– 0,10 punt

G

EI > 2,7

1976 of ouder

– 0,15 punt

4.2. Uitzondering minpunten voor monumenten

Indien de woonruimte bestaat uit of deel uitmaakt van een rijksmonument, een provinciaal monument of een gemeentelijke monument als bedoeld in artikel 8a worden voor deze rubriek geen minpunten toegekend. Voor energielabel E, F en G en daaraan gelijkgestelde Energie-indexen en bouwjaren, geldt in afwijking van de bovenstaande tabellen in dat geval een toekenning van nul punten.

5. Keuken

5.1. Lengte aanrecht

De hieronder weergegeven punten dienen te worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Minder dan 1 m

0 punten

1 tot 2 m

4 punten

2 tot 3 m

7 punten

3 m en meer

10 punten

5 m en meer (indien er minimaal 8 onzelfstandige woonruimten toegang en gebruiksrecht hebben tot deze keuken)

13 punten

5.2. Voorzieningen (tot maximaal het aantal punten extra dat voor de lengte van het aanrecht is verkregen):

De hieronder weergegeven punten dienen te worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Inbouw afzuiginstallatie

0,75 punt

Inbouw kookplaat inductie

1,75 punten

Inbouw kookplaat keramisch

1 punt

Inbouw kookplaat gas

0,5 punt

Inbouw koelkast

1 punt

Inbouw vrieskast

0,75 punt

Inbouw oven elektrisch

1 punt

Inbouw oven gas

0,5 punt

Inbouw magnetron

1 punt

Inbouw vaatwasmachine

1,5 punten

Extra kastruimte boven het minimum (per 60 cm breedte, met een minimum van 60 cm hoogte)

0,75 punt

Éénhandsmengkraan

0,25 punt

Thermostatische mengkraan

0,5 punt

Kokend waterfunctie (al dan niet apart of in aanvulling op de kraan)

+ 0,5 punt

6. Sanitair

6.1. Algemene voorzieningen

De hieronder weergegeven punten dienen te worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Toilet

Aparte toiletruimte

In badkamer

3 punten

2 punten

Zwevend toilet

Aparte toiletruimte

In badkamer

3,75 punten

2,75 punten

Wastafel

1 punt (tot een maximum van 1 punt per vertrek of overige ruimte m.u.v. de badkamer)

Op een adres met minimaal 8 of meer onzelfstandige woonruimten geldt het bovengenoemde maximum niet voor maximaal één ruimte.

Meerpersoonswastafel (minimale breedte van 70cm en met twee kranen)

1,5 punten (tot een maximum van 1,5 punt per vertrek of overige ruimte m.u.v. de badkamer)

Op een adres met minimaal 8 of meer onzelfstandige woonruimten geldt het bovengenoemde maximum niet voor maximaal één ruimte.

Douche

3 punten

Bad

5 punten

Bad/douche

6 punten

6.2. Voorzieningen in de bad- of doucheruimte (tot maximaal het aantal punten extra dat reeds voor douche, bad en bad/douche is verkregen)

De hieronder weergegeven punten dienen te worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Bubbelfunctie van het bad

1,5 punten

gemonteerde volledige afscheiding van de douche

1,25 punten

Handdoekenradiator

0,75 punt

Ingebouwd kastje met in- of opgebouwde wastafel

1 punt (de wastafel wordt apart gewaardeerd)

Kastruimte (minimale breedte van 40 cm, en minimale hoogte van 40 cm)

0,75 punt (tot een maximum van 0,75 punt)

Stopcontact

0,25 punt (tot een maximum van 0,5 punt per wastafel)

Éénhandsmengkraan

0,25 punt

Thermostatische mengkraan

0,5 punt

7. Woonvoorzieningen voor gehandicapten

Per € 332 van de kosten die de verhuurder aan de voorziening heeft besteed

1 punt, te delen door het aantal gehandicapten dat toegang en gebruiksrecht heeft

8. Buitenruimten

Maximaal 15 punten te behalen

Privé buitenruimte(n)

2 punten + 0,35 punt per m2

Gemeenschappelijke buitenruimte(n) op hetzelfde adres

0,75 punt per m2, gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft

Gemeenschappelijke buitenruimten gedeeld met meerdere adressen

0,75 punt per m2, gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

9. Gemeenschappelijke binnenruimten gedeeld met meerdere adressen

Gemeenschappelijke vertrek

1 punt per m2 gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

Gemeenschappelijke overige ruimte

0,75 punt per m2 gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

10. Gemeenschappelijke parkeerruimte

Type

Omschrijving:

 

Type I

Parkeerplek in afgesloten parkeergarage behorende tot het complex

9 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

Type II

Parkeerplek buiten behorende tot het complex met dak

6 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

Type III

Parkeerplek buiten behorende tot het complex zonder dak

4 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft, en daarna gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres

11. Punten voor de WOZ-waarde

11.1. WOZ-puntenberekening

De WOZ-waarde of 85% van de taxatiewaarde, indien er geen WOZ-waarde is vastgesteld, van het adres waar de onzelfstandige woonruimte onderdeel van is, per m2 gebruiksoppervlakte is meer dan 10% hoger dan de gemiddelde WOZ-waarde per m2 gebruiksoppervlakte van woningen in het COROP-gebied waarbinnen de woonruimte is gelegen.

14 punten

De WOZ-waarde of 85% van de taxatiewaarde, indien er geen WOZ-waarde is vastgesteld, van het adres waar de onzelfstandige woonruimte onderdeel van is, per m2 gebruiksoppervlakte is maximaal 10% hoger of lager dan de gemiddelde WOZ-waarde per m2 gebruiksoppervlakte van woningen in het COROP-gebied waarbinnen de woonruimte is gelegen.

12 punten

De WOZ-waarde of 85% van de taxatiewaarde, indien er geen WOZ-waarde is vastgesteld, van het adres waar de onzelfstandige woonruimte onderdeel van is, per m2 gebruiksoppervlakte is meer dan 10% lager dan de gemiddelde WOZ-waarde per m2 gebruiksoppervlakte van woningen in het COROP-gebied waarbinnen de woonruimte is gelegen.

10 punten

11.2. Indexering

Bij ministeriële regeling worden de gemiddelde WOZ-waarden per m2 gebruiksoppervlakte van woningen in het COROP-gebied, genoemd in 11.1, vastgesteld. Deze gemiddelden worden elk jaar, met ingang van 1 januari, aangepast met de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakte gemiddelde wijziging van de eigenwoningwaarden van elk COROP-gebied, met dien verstande dat het op basis daarvan berekende bedrag naar boven wordt afgerond op hele euro's.

 

12. Bijzondere voorzieningen

Uitsluitend bij zorgwoningen

bij: 35% van de ingevolge de onderdelen 1 tot en met 11 toegekende punten.

Aanbelfunctie met video- en audioverbinding waarbij de voordeur automatisch kan worden geopend vanuit de woning

0,25 punt

Laadpaal t.b.v. elektrisch opladen

2 punten gedeeld door het aantal adressen dat toegang en gebruiksrecht heeft.

13. Aftrekpunten

Wanneer de totale oppervlakte van vertrekken onder rubriek 1 minder is dan 8 m2

– 4 punten

Indien de verhuurder van de onzelfstandige woonruimte zijn hoofdverblijf heeft in de woning waar de onzelfstandige woonruimte onderdeel van is en de onzelfstandige woonruimte of het sanitair waartoe de huurder toegang en gebruiksrecht heeft, uitsluitend via een woon- of slaapvertrek van de verhuurder te bereiken is

– 4 punten

Bij een ruitoppervlakte in het (hoofd)woonvertrek van minder dan 0,75 m2

– 4 punten

Wanneer het laagste raamkozijn van het (hoofd)woonvertrek meer dan 1,60 m boven de vloer is

– 4 punten

Toelichting behorende bij bijlage I, onder B, het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een onzelfstandige woonruimte vormt

Inleiding

Deze toelichting op het woningwaarderingsstelsel vormt een integraal onderdeel van dat stelsel en heeft betrekking op onzelfstandige woonruimte.

De toelichting behorende tot bijlage I, onder A, het waarderingsstelsel voor woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, is voor onzelfstandige woonruimten van overeenkomstige toepassing, tenzij hiervan wordt afgeweken. Dit betekent dat de toelichting onder bijlage I, onder A, voor alle rubrieken van overeenkomstige toepassing is. De in de hieronder opgenomen toelichting onder specifieke rubrieken geldt in aanvulling of in afwijking van de toelichting onder bijlage I, onder A. Dat wordt in dat geval aangegeven.

Punten die moeten worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten worden evenredig over het aantal woonruimten binnen de gehele woning verdeeld, ongeacht de grootte van de afzonderlijke onzelfstandige woonruimten. Wanneer op een adres slechts een aantal onzelfstandige woonruimten gebruik mogen maken van een gemeenschappelijk vertrek, ruimte of voorziening, en dus niet alle aanwezige onzelfstandige woonruimten, worden de punten enkel gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat krachtens de huurovereenkomst toegang en gebruiksrecht heeft tot dat vertrek, die ruimte of die voorziening(en).

1. Oppervlakte van vertrekken

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor de oppervlakte van vertrekken worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op één adres dat toegang en gebruiksrecht heeft.

Voorbeeld: huurder A huurt één onzelfstandige woonruimte. Het totale privévertrek van A beslaat 10 m2. Daarnaast is de oppervlakte van de gemeenschappelijke woonkamer op het adres 40 m2. Huurder A deelt deze woonkamer met drie andere huurders van onzelfstandige woonruimten op dit adres. Het aantal m2 dat volgens rubriek 1 aan de huurder is toe te rekenen is 10 m2+ (40 m2/4) = 20 m2.

2. Oppervlakte van overige ruimten

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor de oppervlakte van overige ruimten worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op één adres dat toegang en gebruiksrecht heeft.

3. Temperatuurregulering

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor verwarming/verkoeling van gemeenschappelijke vertrekken, overige ruimten en (enkel in het geval van verwarming) verkeersruimten op hetzelfde adres worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op één adres dat toegang en gebruiksrecht heeft.

4. Energieprestatie

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

Voor de waardering van de energieprestatie van de onzelfstandige woonruimte(n) wordt de energieprestatie toegepast van de gehele woning (het adres) waar de onzelfstandige woonruimten onderdeel van uitmaken. Voor de waardering van de energieprestatie worden de punten per m2 die volgens rubriek 1 zijn toe te rekenen aan de huurder van de betreffende onzelfstandige woonruimte gebruikt om de punten onder deze rubriek te berekenen.

In het voorbeeld bij rubriek 1 kan 20 m2 worden toegerekend aan huurder A. Het energielabel van de woning is A. Dit maakt het aantal punten in deze rubriek 20 m2 x 0,65 = 13 punten.

5. Keuken

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor keuken worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft hiertoe. Ook geldt dat een aanrecht tot 3 meter gewaardeerd kan worden tot 10 punten, in afwijking van het maximum van 7 punten (tot 2 meter) onder de bijlage I, onder A. Daarnaast geldt er voor adressen met 8 of meer onzelfstandige woonruimten met toegang tot en gebruiksrecht op de keuken waarin het betreffende aanrecht zich bevindt, dat er 13 punten worden toegekend wanneer dit aanrecht 5 meter of langer is.

Voorbeeld: op een adres zijn vier onzelfstandige woonruimten. Er is één keuken, waarvoor 10 punten worden toegekend (7 voor het aanrecht, en 3 voor de voorzieningen). Omdat de keuken wordt gedeeld door vier onzelfstandige woonruimten, geldt 10/4 = 2,5 punt per onzelfstandige woonruimte.

6. Sanitair

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor sanitair worden gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten dat toegang en gebruiksrecht heeft hiertoe. Ook geldt een andere waardering voor douche, bad, bad/douche dan het geval is onder bijlage I, onder A. Daarnaast geldt er voor adressen met 8 of meer onzelfstandige woonruimten dat er voor maximaal één ruimte, naast de badkamer, een ruimte mag zijn met meer dan één wastafel die voor waardering in aanmerking komt.

Voorbeeld: op een adres zijn vier onzelfstandige woonruimten. Er is één badkamer met een douche (3 punten), met gemonteerde afscheiding (1,25 punt) en handdoekradiator (0,75 punt). Daarnaast beschikt elke huurder over een eigen toilet (3 punten) in de onzelfstandige woonruimte. De badkamer levert in totaal 5 punten op (3 + 1,25 + 0,75). De badkamer wordt gedeeld door vier onzelfstandige woonruimten, dus 5/4 = 1,25 punt per onzelfstandige woonruimte. De vier onzelfstandige woonruimten hebben elk hun eigen toilet, dus dit puntenaantal hoeft niet nader gedeeld te worden. In dit voorbeeld geldt daarom dat elke huurder 1,25 + 3 = 4,25 punten krijgt voor de rubriek sanitair.

7. Voorzieningen als bedoeld in artikel 255, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (woonvoorzieningen voor gehandicapten)

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

Wanneer er meerdere gehandicapten op een adres wonen die gezamenlijk gebruik maken van de woonvoorzieningen voor gehandicapten, worden deze punten gedeeld door het aantal gehandicapten dat toegang en gebruiksrecht heeft tot deze voorzieningen.

8. Buitenruimten

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

Gemeenschappelijke buitenruimten kunnen zich bevinden op hetzelfde adres of worden gedeeld met meerdere adressen binnen hetzelfde woongebouw.

Voorbeeld: in een woongebouw bevinden zich vijf adressen. Op één van deze adressen bevinden zich vier onzelfstandige woonruimten. Huurder A huurt één van deze onzelfstandige woonruimten, bestaande uit een kamer met een klein balkon (lengte 2 m en breedte 0,5 m). Daarnaast is er een balkon (lengte 3 m en breedte 1,5 m), dat huurder A deelt met de drie andere huurders van onzelfstandige woonruimten op dit adres. Tot slot beschikt het woongebouw over een gemeenschappelijk dakterras (lengte 8m en breedte 6,5m).

De woning van A beschikt over een privé-buitenruimte van 2 m x 0,5 m = 1 m2. Dit resulteert in 2 punten + 0,35 punt x 1 m2 = 2,35 punten.

Op het adres van huurder A is een balkon van 3 m x 1,5 m = 4,5 m2. Dit resulteert in 0,75 punt x 4,5 m2= 3,375 punt. Het balkon wordt gedeeld door vier onzelfstandige woonruimten op hetzelfde adres, dus 3,375 punt/4 = 0,84375 punt.

Tot slot is er een dakterras van 8 m x 6,5 m = 52 m2. Dit resulteert in 0,75 punt x 52 m2 = 39 punten. Het dakterras wordt gedeeld door vijf adressen, dus 39 punten/5 = 7,8 punt. Op het adres van huurder A zijn vier onzelfstandige woonruimten, dus 7,8 punt/4 = 1,95 punt.

Voor huurder A resulteert dit in 2,35 punt + 0,84375 punt + 1,95 punt = 5,14375 punten, afgerond 5,25 punten.

9. Gemeenschappelijke binnenruimten gedeeld met meerdere adressen

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor een gemeenschappelijke binnenruimte worden na verdeling over de meerdere adressen nog gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres.

Voorbeeld: (A) een gemeenschappelijke binnenruimte met keuken van 20 m2, en daarnaast (B) een gedeeld toilet van 2 m2. Tot beiden hebben vier adressen toegang. Op één van deze adressen zijn vier onzelfstandige woonruimten.

Vertrek A voldoet aan de eisen van een vertrek en wordt gewaardeerd met 20 m2 x 1 punt (= 20 punten) conform rubriek 1. Ruimte B voldoet aan de eisen van een overige ruimte en wordt gewaardeerd met 2 m2 x 0,75 punten (= 1,5 punt) conform rubriek 2.

Vertrek A is verwarmd middels een radiator en krijgt daarvoor 2 punten conform rubriek 3. Het toilet is onverwarmd en ontvangt daarvoor geen punten.

In vertrek A wordt voldaan aan de minimumeisen van een keuken conform rubriek 5. Voor deze rubriek wordt 10 punten toegekend (7 voor het aanrecht, en 3 voor de voorzieningen). De toiletruimte B krijgt 4,75 punt (3,75 voor het hangend toilet en 1 voor de wastafel).

Saldering levert op: 20 + 1,5 + 2 + 10 + 4,75 = 38,25 punten.

Delen door het aantal adressen levert op: 38,25 punten / 4 = 9,5625 punten per adres.

Vervolgens wordt gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op het adres, dus 9,5625/4 = 2,390625 punten per onzelfstandige woonruimte.

Afronden geschiedt op een kwart punt per onzelfstandige woonruimte op 2,50 punten.

10. Gemeenschappelijke parkeerruimte

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

De punten voor een parkeerplaats worden na eventuele verdeling over de meerdere adressen nog gedeeld door het aantal onzelfstandige woonruimten op dat adres.

Voorbeeld: in een woongebouw bevinden zich tien adressen. Op één van deze adressen zijn vier onzelfstandige woonruimten. Huurder A huurt één van deze onzelfstandige woonruimte. Bij het woongebouw horen vijf type-III parkeerplaatsen.

De vijf parkeerplaatsen leveren 5 x 4 = 20 punten op. De parkeerplaatsen worden gedeeld door tien adressen, dus 20/10 = 2 punten per adres. Op het adres van A zijn vier onzelfstandige woonruimten, dus voor A resulteert dit in 2/4 = 0,50 punt in de rubriek parkeerruimte.

11. Punten voor de WOZ-waarde

In aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A, geldt het volgende:

Onder gebruiksoppervlakte in deze rubriek wordt verstaan: de oppervlakte van een verblijfsobject in gehele vierkante meters als bedoeld onder «kenmerken», te vinden per woning op de officiële website van het WOZ-waardeloket. Het gaat hierbij om de gebruiksoppervlakte van de gehele woning (het adres) waar de onzelfstandige woonruimten onderdeel van uitmaken.

Punten worden bepaald aan de hand van de gemiddelde WOZ-waarde per m2 gebruiksoppervlakte van woningen in het COROP-gebied. Deze gemiddelden worden elk jaar, met ingang van 1 januari, aangepast met de gemiddelde wijziging van de eigenwoningwaarden van elk COROP-gebied. In de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte zijn de COROP-gebieden weergegeven alsmede de daarbij behorende gemiddelde WOZ-waarde per m2 gebruiksoppervlakte van woningen. In deze regeling zijn twee verschillende kolommen weergegeven: één voor de gemiddelden waar nog geen nieuwe WOZ-beschikking voor is afgegeven en één voor de gemiddelden waar wel een nieuwe WOZ-beschikking is afgegeven. De kolommen geven op basis van de peildatum van de WOZ-beschikking weer met welk bedrag moet worden gerekend.

12. Bijzondere voorzieningen

Geen toelichting in aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A.

13. Aftrekpunten

Bij de bepaling van de ruitoppervlakte van het (hoofd)woonvertrek is de oppervlakte van het zichtbare glas bepalend. Dit betekent dat het glas dat zich in de sponning bevindt niet bijdraagt aan het bepalen van de ruitoppervlakte.

Slotopmerking

Geen opmerking in aanvulling op de toelichting onder bijlage I, onder A.

C. Het waarderingsstelsel voor woonwagens en standplaatsen

I. Basiswaardering woonwagens en standplaatsen

A. Woonwagens:

Woonwagens met een lengte tot en met 9.1 meter zonder sanitair : 38 punten

Woonwagens met een lengte tot en met 11.1 meter zonder sanitair: 44 punten

of met sanitair: 52 punten

Woonwagens met een lengte tot en met 13 meter zonder sanitair: 49 punten

of met sanitair: 57 punten

Woonwagens met een lengte tot en met 15 meter zonder sanitair: 55 punten

of met sanitair: 63 punten

Aanbouw extra slaapvoorziening : 11 punten

Boven de aangegeven puntentotalen kunnen voor extra kwaliteit van keuken en sanitair extra punten worden toegekend (zie toelichting bij bijlage I, onder A). Boven de aangegeven puntentotalen kunnen tevens extra punten worden toegekend voor woonvoorzieningen ten behoeve van een gehandicapte, als bedoeld in artikel 255, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

B. Standplaatsen:

Standplaatsen kleiner dan 145 m2 met berging en sanitair : 39 punten

of met berging maar zonder sanitair: 23 punten

Standplaatsen van 145 m2 tot 170 m2 met berging en sanitair : 46 punten

of met berging maar zonder sanitair: 30 punten

Standplaatsen vanaf 170 m2 met berging en sanitair : 53 punten

of met berging maar zonder sanitair: 37 punten

Boven de aangegeven puntentotalen kunnen voor extra kwaliteit van sanitair extra kwaliteitspunten worden toegekend (zie toelichting bij bijlage I, onder A,). Bij standplaatsen, groter dan 200 m2, kunnen voor het aspect privé buitenruimte ten hoogste 10 extra kwaliteitspunten worden toegekend (zie toelichting, onder I, punt 7). Boven de aangegeven puntentotalen kunnen tevens extra punten worden toegekend voor woonvoorzieningen ten behoeve van een gehandicapte, als bedoeld in artikel 255, eerste lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

II. Woonomgeving:

Maximaal 25 punten bij te tellen bij de basiswaardering van de standplaats.

III.

[Red: Vervallen.]

IV. Hinderlijke situaties:

Ten hoogste 40 punten af te trekken van de basiswaardering van de standplaats.

Toelichting behorende bij bijlage I, onder C, het waarderingsstelsel voor woonwagens en standplaatsen

Inleiding

In verband met het streven om te komen tot een minder gedetailleerd waarderingsstelsel is de kwaliteitsbepaling van woonwagens en standplaatsen toegespitst op een viertal onderdelen: de basiswaardering, de woonomgeving, de veroudering en de aanwezigheid van hinderlijke situaties.

De basiswaardering van woonwagens is verricht op basis van de karakteristieken van standaard Vrom-woonwagens zonder extra slaapvoorziening (zoals beschreven in artikel 9 van de inmiddels vervallen Regeling geldelijke steun huurwoonwagens). Het waarderingsstelsel voor zelfstandige woonruimte is daarbij uitgangspunt geweest. Allereerst is er een onderscheid gemaakt in woonwagens met en woonwagens zonder sanitair. Binnen deze groepen worden de wagens naar lengte onderverdeeld, waarbij zij opgemerkt dat er geen woonwagens worden gebouwd met een lengte van minder dan 9.1 meter en voorzien van sanitair. Bij standplaatsen is de primaire verdeling toegepast naar standplaatsen voorzien van berging en sanitair en naar standplaatsen met alleen een berging. Binnen deze verdeling zijn de standplaatsen in drie groepen naar oppervlak onderverdeeld.

Naar afmeting en basisvoorzieningen zijn woonwagens in grote lijnen te onderscheiden in:

  • - woonwagens van 9.1 meter zonder sanitair;

  • - woonwagens van 11.1 meter zonder of met sanitair;

  • - woonwagens van 13 meter zonder of met sanitair;

  • - woonwagens van 15 meter zonder of met sanitair.

Bij standplaatsen zijn de volgende soorten te onderscheiden:

  • - standplaatsen met een oppervlakte tot 145 m2 met berging en sanitair of alleen met berging;

  • - standplaatsen met een oppervlakte van 145 tot 170 m2 met berging en sanitair of alleen met berging;

  • - standplaatsen met een oppervlakte vanaf 170 m2 met berging en sanitair of alleen met berging.

Bij de toepassing van het waarderingsstelsel wordt de basiswaardering van de woonwagen verlaagd met de punten als gevolg van veroudering. In verband met het kenmerk van verplaatsbaarheid van een woonwagen zijn voor het bepalen van de kwaliteit van de wagen de aspecten woonomgeving en hinderlijke situaties, die plaatsgebonden zijn, buiten de waardering van de wagen gehouden.

De basiswaardering van de standplaats wordt verhoogd met de waarderingspunten voor woonomgeving en verlaagd met de punten als gevolg van verouderingsaftrek en eventuele hinderlijke situaties.

Hierna is per aspect onderbouwd hoe de basiswaardering per soort wagen en standplaats tot stand is gekomen. Voor de huurcommissie en de rechter kan deze toelichting tevens als leidraad dienen in uitzonderingssituaties. Daarbij vindt de afronding van de oppervlakte op hele vierkante meters plaats na saldering van de oppervlakte van de afzonderlijke ruimten; bij 0,5 m2 of meer wordt naar boven afgerond, bij minder dan 0,5 m2 naar beneden. Waardering in punten vindt na saldering en afronding plaats.

In de samenvatting van deze toelichting is de onderbouwing van de basiswaardering in een overzicht verwerkt.

I. De basiswaardering woonwagen en standplaats

1. Oppervlakte van vertrekken (alleen voor wagens): 1 punt per m2.

De maten en de puntenaantallen zijn, zoals hiervoor reeds is vermeld, gerelateerd aan de standaardafmetingen van de zogenaamde VROM-huurwagens. Meting van de oppervlakte geschiedt met inachtneming van de richtlijnen die zijn neergelegd in bijlage I van dit besluit. De standaardlengten bij wagens zijn 9,1 m, 11,1 m, 13 m en 15 m bij een standaardbreedte van 3,5 m.

Dit geeft afgerond het volgende resultaat:

woonwagens

zonder sanitair

met sanitair

lengte woonwagen in m

9,1

11,1

13

15

11,1

13

15

1. opp. vertrekken

26 p

31 p

35 p

40 p

31 p

35 p

40 p

Bij woonwagens met een lengte groter dan 15 m en/of breder dan 3,5 m. kan gekozen worden voor een afwijkende basiswaardering.

Voor de aangebouwde extra slaapvoorziening geldt een waardering van 11 punten uitgaande van een genormeerde afmeting van 3 m * 3,5 m.

2. Oppervlakte van overige ruimten: 3/4 punt per m2.

Onder overige ruimten wordt verstaan: bergingen, schuren, garages, zolders en kelders. Bij woonwagens komen deze voorzieningen niet of slechts sporadisch voor. Derhalve is dit aspect bij de basiswaardering van woonwagens buiten beschouwing gelaten.

Bij de standplaats is er per definitie sprake van overige ruimten in het voorzieningengebouw. De gemiddelde afmeting buitenwerks gemeten van een berging met sanitair is 3m * 5m of 15 m2. Het oppervlak van een afzonderlijke berging is de helft daarvan. Uitgegaan is van een waardering van respectievelijk 10 en 5 punten (afgerond).

3. Verwarming:

Woonwagens en voorzieningengebouwen op standplaatsen zijn niet voorzien van ruimteverwarming. Derhalve is bij de waardering geen rekening gehouden met dit aspect. Voorzover sprake is van stadsverwarming of anderszins geschiedt de waardering van dit aspect analoog aan de waardering bij zelfstandige woonruimte.

4. Warmte-isolatie:

Bij de woonwagens zou bij een individuele waardering met gebruikmaking van het waarderingsstelsel voor zelfstandige woningen, maximaal 15 punten voor warmte-isolatie kunnen worden toegekend:

Dubbelglas 0,4 punt per m2

Spouwisolatie 1 punt

Vloerisolatie 2 punten

Dakisolatie 2 punten

Gevelisolatie aan de buitenzijde 6 punten

Rekening houdend met de beperkte afmetingen van woonwagens vergeleken met woningen, is uitgegaan van 11 punten voor de 15 m-wagen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt of er wel of geen inpandig sanitair aanwezig is. De reden hiervoor is dat dit onderscheid niet wezenlijk is in relatie tot de warmte-isolatie.

Voor de warmte-isolatie bij woonwagens geldt de navolgende waardering:

lengte woonwagen in m.

9 .1

11.1

13

15

4. Warmte-isolatie

8 p

9 p

10 p

11 p

Voor het aspect warmte-isolatie bij standplaatsen is uitgegaan van een beperkte waardering :

voor sanitaire ruimte en berging : 3 punten

voor alleen een berging : 0 punten

5. Keuken:

De waardering van de keukeninstallatie wordt bij woningen bepaald naar de lengte van het aanrecht. Voor woonwagens is voorgeschreven een keukenblok van tenminste 1,5 meter. Bij de basiswaardering is derhalve voor alle woonwagens voor dit aspect uitgegaan van 4 punten.

Indien de keukenuitrusting en/of -afwerking het kwaliteitsniveau overschrijdt dat bij woonwagens gangbaar is, kunnen extra kwaliteitspunten (maximaal 4 punten) worden toegekend boven de basiswaardering.

6. Sanitair:

Bij de waardering van het sanitair is in de basiswaardering tenminste rekening gehouden met 8 punten. Uitgegaan is van de standaard uitrusting bestaande uit: toilet (3 punten), wastafel (1 punt) en douche (4 punten).

Indien het sanitair en/of de afwerking van de bad- of doucheruimte een kwaliteitsniveau heeft dat het bij woonwagens en/of standplaatsen gangbare overschrijdt, kunnen extra kwaliteitspunten (maximaal 8 punten) worden toegekend boven de basiswaardering.

7. Privé-buitenruimten en woonvorm:

De aspecten privé-buitenruimten en woonvorm zijn alleen van toepassing bij de waardering van de standplaats.

Ten aanzien van de privé-buitenruimte is uitgegaan van de extrapolatie van de waardering van de privé-buitenruimten bij woningen. De oppervlakte van de standaard standplaats wordt verminderd met een genormeerde oppervlakte van 60 m2 voor de ruimte die gemiddeld door de wagen en het voorzieningengebouw wordt ingenomen. Hierdoor wordt het aantal punten en de huurprijs van de standplaats niet afhankelijk van de omvang en de situering van de daarop geplaatste wagen. Hiermee wordt voorkomen dat bij zodanige plaatsing buitenruimten ontstaan die smaller zijn dan 1,5 m en dus niet meegewaardeerd mogen worden.

Dit geeft het volgende resultaat:

  • - standplaats met een oppervlakte, kleiner dan 145 m2: 6 punten

  • - standplaats met een oppervlakte van 145 tot 170 m2: 10 punten

  • - standplaats met een oppervlakte, groter dan 170 m2: 15 punten 1

Voor de vrijstaande danwel de hoek- of tussenwoning worden respectievelijk 17, 15 en 12 punten toegekend. Bij de waardering van de woonvorm is er een relatie gelegd tussen de waardering van de woonvorm (vrijstaande, hoek- of tussenperceel) en de afmeting van de standplaats.

Aangenomen mag worden dat er een samenhang is tussen de afmeting van de standplaats en de situering (vrijstaand, hoek- of tussenperceel). Reden waarom de aspecten privé-buitenruimte en woonvorm beschouwd zijn als één geheel.

Dit geeft het volgende resultaat:

Standplaatsen met een oppervlakte, kleiner dan 145m2: 6 punten voor de privé-buitenruimte vermeerderd met 12 punten voor de woonvorm = 18 punten.

Standplaatsen met een oppervlakte van 145m2 tot 170 m2: 10 punten voor de privé-buitenruimte vermeerderd met 15 punten voor de woonvorm = 25 punten.

Standplaatsen met een oppervlakte, groter dan 170m2: 15 punten 2voor de privé-buitenruimte vermeerderd met 17 punten voor de woonvorm = 32 punten.

II. Woonomgeving: bijtelling van maximaal 25 punten

Vanwege de woonomgeving kunnen maximaal 25 punten worden toegekend.

III.

[Red: Vervallen.]

IV. Hinderlijke situaties: maximale aftrek 40 punten

Er kunnen zich gevallen voordoen van zeer grote hinder in de woonomgeving, die het woongenot zeer nadelig beïnvloeden. Indien deze hinder zo groot is, dat de waardering van de woonomgeving daaraan geen recht doet, kan een aftrek worden toegepast van maximaal 40 punten. De aftrek is alleen van toepassing bij de waardering van standplaatsen.

Samenvattend overzicht

In onderstaand overzicht zijn de afzonderlijke aspecten verwerkt, die geleid hebben tot de basiswaardering uitgedrukt in punten.

woonwagens

standplaatsen

zonder sanitair

met sanitair

met sanitair en berging

met berging

lengte woonwagen in m.

9.1

11.1

13

15

11.1

13

15

   

1. Vertrekken

26

31

35

40

31

35

40

extr slaapvoorz.

2. Overige ruimten

10

5

3. Verwarming

4. Warmte-isolatie

8

9

10

11

9

10

11

3

0

5. Keuken

4

4

4

4

4

4

4

6. Sanitair

8

8

8

8

7. Privé-buitenruimten en woonvorm.

 

18/25/32

18/25/32

I. Basiswaardering

38

44

49

55

52

57

63

39/46/531

23/30/371

II. Woonomgeving.

pm

pm

III. Verouderingsaftr.

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

pm

IV. Hinderl. situaties

pm

pm

totaal

                 

1 Respectievelijk voor standplaatsen met een oppervlakte, kleiner dan 145m2, of met een oppervlakte van 145m2 tot 170m2 danwel met een oppervlakte, groter dan 170m2.

Bijlage II. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

1. Categorieën van omstandigheden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit huurprijzen woonruimte

Categorie A. Zeer ernstige gebreken aan en tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte

1. Er is geen aansluiting van de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, op het openbaar vuilwaterriool als bedoeld in paragraaf 3.7.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, of op een alternatief verwerkingssysteem voor huishoudelijke afvalstoffen.

2. Er is geen mogelijkheid tot toevoer van verse lucht en afvoer van binnenlucht van de toiletruimte, het vertrek waarin de kookgelegenheid zich bevindt, het hoofdwoonvertrek, het slaapvertrek of de badruimte, als bedoeld in de paragrafen 3.3.2 en 3.3.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

3. Er is geen daglichttoetreding in het hoofdwoon- of slaapvertrek, als bedoeld in paragraaf 3.3.6 van het Besluit bouwwerken leefomgeving 2012.

4.

  • a. Er is in de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, niet een toiletruimte als bedoeld in paragraaf 3.5.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving die is voorzien van een toiletpot die is aangesloten op de voorziening voor afvalwater en faecaliën, en van een waterspoelinrichting die is aangesloten op de drinkwatervoorziening;

  • b. Er is ten behoeve van de woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt, niet een toiletruimte als bedoeld onder a.

5.

  • a. Er is in de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, niet een aparte badruimte waarin een bad, douche of wastafel aanwezig is dat, onderscheidenlijk die, is aangesloten op de voorziening voor afvalwater en faecaliën en voorzien van een kraan die is aangesloten op de drinkwatervoorziening;

  • b. Er is ten behoeve van de woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt, niet een aparte badruimte.

6. Er is in de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt niet een opstelplaats voor een aanrecht en een opstelplaats voor een kooktoestel als bedoeld in paragraaf 3.5.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, voorzien van een aanrecht met een spoelbak die is aangesloten op de voorziening voor afvoer van afvalwater en fecaliën en van een kraan die is aangesloten op de drinkwatervoorziening.

7. De toegang tot de woonruimte welke een zelfstandige woning vormt, of de toegang van een op de gemeenschappelijke ruimte uitkomend vertrek van de woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt, is niet afsluitbaar.

8. De woonruimte is, als gevolg van de toestand waarin de fundering van de woning, het chassis van de woonwagen, de bodem van de standplaats voor de woonwagen, de muren van de woning, de wanden van de woonwagen, het dak, de trappen, de vloeren, de schoorstenen, de balkons, de galerijen of de balustrades zich bevinden, door het daarmee gepaard gaande gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de bewoners ongeschikt voor bewoning.

Categorie B. Ernstige gebreken aan en tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte

1. Met betrekking tot de woonruimte geldt een plicht tot het treffen van voorzieningen op grond van een besluit krachtens artikel 13 van de Woningwet, dan wel een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, onder a, 5.1, eerste lid, onder a, of 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet, of 13 van de Woningwet, voor zover de desbetreffende voorzieningen nog niet zijn getroffen en voor zover de aan de plicht tot het treffen van die voorzieningen ten grondslag liggende gebreken of tekortkomingen het woongenot van de gehuurde woonruimte ernstig schaden.

2. In keuken, woon- of slaapvertrekken is als gevolg van de bouwkundige staat van de woonruimte sprake van condensatie, doorslaand of optrekkend vocht, waardoor zich zodanige schimmelvorming of houtrot in balken of vloerdelen voordoet, dat de bruikbaarheid van deze vertrekken ernstig is aangetast.

3. De bruikbaarheid van de woonruimte is ernstig belemmerd tengevolge van lekkage van de buitenschil van de woonruimte waardoor hemelwater de woonruimte binnendringt.

4. Vanwege de bouwkundige staat van het afvoerkanaal voor de hoofdverwarming is sprake van een zodanig gebrekkige afvoer van de rook- of verbrandingsgassen, dat de bewoonbaarheid van de woonruimte ernstig wordt geschaad.

5. Er is door verzakking een zodanige scheefstand van buitenmuren van de woning of van buitenwanden van de woonwagen dan wel sprake van een zodanige helling van vloeren of van een zodanige toestand van plafonds of binnenwanden, dat de bewoonbaarheid van de woonruimte ernstig wordt geschaad.

6. Het rioleringssysteem functioneert niet of zodanig, dat de bewoonbaarheid van de woonruimte ernstig wordt geschaad.

7. Er treedt vanwege het feit dat de direct boven de bodem liggende vloer niet afsluit, een voortdurende en zodanige stankoverlast binnen de woonruimte op dat de bewoonbaarheid ernstig wordt geschaad.

8. Er is sprake van een zodanige cumulatie van onderhoudsgebreken, zoals: zeer slechte toestand van het buitenschilderwerk bij alle gevels, ernstige houtrot in kozijnen en ramen, slechte staat van voeg- en metselwerk van de gevels, ernstig kierende buitendeuren en -ramen en zeer slechte staat van het dak, goten, overstekken en schoorstenen, dat de bewoonbaarheid van de woonruimte ernstig wordt geschaad.

Categorie C. Overige ernstige gebreken aan en tekortkomingen ten aanzien van de woonruimte zelf:

De woonruimte vertoont een gebrek dat of een tekortkoming die:

  • a. niet behoort tot de gebreken of tekortkomingen, bedoeld in de categorieën A en B, en

  • b. ernstig het woongenot schaadt, waarvan bijvoorbeeld sprake is bij:

    • onvoldoende mogelijkheid tot ventilatie van toilet, kookgelegenheid, bad- of doucheruimte of woon- of slaapvertrek waardoor ernstige stank- en vochtoverlast ontstaat;

    • een verwarmingsinstallatie die onvoldoende warmte-afgifte in een of meer verwarmde vertrekken van de woonruimte levert zodat adequate verwarming voor het gebruik waartoe dat vertrek of die vertrekken bestemd is of zijn, niet mogelijk is;

    • voortdurende ernstige geluidsoverlast van tot de woonruimte of het woongebouw behorende technische installaties;

    • ernstige lekkage in de woonruimte van aan- of afvoerleidingen van water;

    • onvoldoende daglichttoetreding in het hoofdwoonvertrek;

    • slechte staat van binnenmuren en plafonds in de vorm van ernstige scheurvorming of loslatend tot het gehuurde behorend pleisterwerk;

    • onvoldoende geluidsisolatie van woningscheidende binnenmuren, binnenwanden, vloeren of plafonds;

    • gevolgschade aan het gehuurde van een inmiddels opgeheven gebrek als bedoeld in deze bijlage, voorzover die het woongenot ernstig schaadt;

    • ernstige vocht- of schimmelplekken als gevolg van optrekkend of doorslaand vocht.

2. Aanvullende bepalingen met betrekking tot woonwagens en standplaatsen ten aanzien van de categorieën van omstandigheden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit huurprijzen woonruimte

  • 1. De combinatie huurwoonwagen op een huurstandplaats wordt in afwijking van artikel 1 van het besluit voor wat betreft het voorzieningenniveau als bedoeld onder 1, categorie A, aangemerkt als zelfstandige «woning».

  • 2. Het niet of onvoldoende tegengaan van het binnendringen van ratten en muizen als bedoeld in paragraaf 3.3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving vormt een zeer ernstig gebrek aan en tekortkoming ten aanzien van de woonruimte.

  • 3. Indien er sprake is van de combinatie eigen woonwagen op een huurstandplaats, zijn de artikelen 1, 4 en 5 van onderdeel 1, categorie A, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Onderhoudsgebreken of tekortkomingen als bedoeld in artikel 8 van onderdeel 1, categorie A, of als bedoeld in onderdeel 1, categorie B of C, aan de eigen woonwagen kunnen niet van invloed zijn op de huurprijs van de standplaats.

  • 5. Maatgevend voor de beoordeling is het tijdstip waarop de huurovereenkomst is ingegaan. Indien partijen in onderling overleg wijziging in de situatie hebben gebracht, geldt de gewijzigde situatie als uitgangspunt.

Bijlage III. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 01-07-2024]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bijlage IV. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Lijst van zeer ernstige tekortkomingen van woonruimte welke een zelfstandige woning vormt.

Bijlage IVa. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

Lijst van zeer ernstige tekortkomingen van woonwagens en standplaatsen.

Bijlage V. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Lijst van gebreken van woonruimte welke een zelfstandige woning vormt

Bijlage Va. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

Lijst van gebreken van woonwagens en standplaatsen

Bijlage VI. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Schema van redelijke huuraanpassingen voor woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt

Bijlage VII. bij het Besluit huurprijzen woonruimte

[Vervallen per 30-11-1999]

Ernstige gebreken of tekortkomingen van woonruimte welke niet een zelfstandige woning vormt, die een huurverhoging niet toelaten
  1. bij standplaatsen met een oppervlakte, groter dan 200 ㎡, kunnen voor het aspect privé-buitenruimte ten hoogste 10 extra kwaliteitspunten worden toegekend. ^ [1]
  2. bij standplaatsen met een oppervlakte, groter dan 200 ㎡, kunnen voor het aspect privé-buitenruimte ten hoogste 10 extra kwaliteitspunten worden toegekend. ^ [2]
Naar boven