Besluit vaststelling premieregeling reserve-personeel bij de gronddienst van de Koninklijke Luchtmacht

Geraadpleegd op 08-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-05-2018 en zichtdatum 05-07-2024.
Geldend van 27-07-1961 t/m heden

Besluit van 10 november 1954, houdende vaststelling van een premieregeling voor reserve-personeel bij de gronddienst van de Koninklijke Luchtmacht

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog van 20 September 1954, Nr P. 268 C/DG;

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 12 October 1954, nr 27);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 4 November 1954, Nr P. 268 G/DG;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder maand:

de periode, gerekend van een datum tot de overeenkomstige datum van de volgende kalendermaand.

Artikel 2

  • 1 Een militair of gewezen militair, die een verbintenis als bedoeld in artikel 1, in artikel 5, eerste of derde lid - in het laatste geval hetzij voor de eerste maal, hetzij na verlenging voor een tweede maal - of in artikel 6, tweede lid, van het Besluit verbintenissen gronddienst Luchtmacht, ten volle heeft volbracht, dan wel wiens zodanige verbintenis door een niet van zijn handelen of nalaten afhankelijke oorzaak is geëindigd binnen het tijdvak waarvoor zij is aangegaan, heeft voor elke maand welke hij krachtens de bedoelde - eventueel verlengde - verbintenis, anders dan ter voldoening aan de in artikel 1 onder 1° van het vorengenoemde besluit bedoelde verplichting, in werkelijke dienst heeft doorgebracht, aanspraak op een geldelijke uitkering.

  • 2 De in lid 1 bedoelde geldelijke uitkering bedraagt voor een maand:

    • a. f 166,- indien de militair of gewezen militair op de laatste dag van die maand een officiersrang bekleedde;

    • b. f 116,- in alle andere dan de onder a bedoelde gevallen.

  • 3 Indien een verbintenis door de in het eerste lid genoemde oorzaak niet ten volle wordt volbracht, wordt voor de berekening van de in dat lid bedoelde geldelijke uitkering een gedeelte van een maand aangemerkt als een volle maand.

Artikel 3

Een uitkering als bedoeld in artikel 2 wordt uitbetaald binnen twee weken nadat daarop aanspraak is ontstaan, tenzij de belanghebbende te kennen geeft, dat hij aan uitbetaling op een later tijdstip of aan uitbetaling in termijnen de voorkeur geeft, in welk geval zulks kan plaats vinden met toepassing van door Onze Minister van Defensie ter zake gestelde regelen.

Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 10 November 1954

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

Uitgegeven de dertigste November 1954.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Naar boven