Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland

Geraadpleegd op 30-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2024 en zichtdatum 28-06-2024.
Geldend van 04-03-2024 t/m heden

Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland

Inleiding

De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) is het accreditatieorgaan voor het Nederlands hoger onderwijs. De NVAO accrediteert associate degree, bachelor- en masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs en beoordeelt instellingen voor hoger onderwijs in een instellingstoets. Voor deze beoordelingen stelt de NVAO een accreditatiekader op.

Het accreditatiekader bevat de standaarden en beslisregels voor de erkenning ITK, de accreditatie nieuwe opleiding, de accreditatie bestaande opleiding en het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs (BKKI). Daarnaast bevat het kader de vereisten waaraan panels voor de genoemde beoordelingen moeten voldoen en beschrijft het de indeling van opleidingen in het visitatierooster. Het kader is een uitwerking van de in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) opgenomen kwaliteitsaspecten. Het volgt tevens de Europese afspraken over inrichting van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs zoals vastgelegd in de European Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area (ESG) van 2015.

Het accreditatiekader volgt de lijn van de kaders die de NVAO in 2016 en 2018 heeft opgesteld. Het is gebaseerd op het vertrouwen in de bewezen, hoge kwaliteit van het Nederlands hoger onderwijs. Het eigenaarschap van docenten, studenten en bestuurders voor de kwaliteit van het onderwijs staat daarom centraal in dit kader. De criteria voor accreditatie zijn niet veranderd. Er zijn wel twee belangrijke wijzigingen aangebracht ten opzichte van eerdere kaders.

  • 1. Het kader maakt onderscheid tussen opleidingen van instellingen met en zonder erkenning ITK. Dit onderscheid is als volgt vormgegeven: voor alle opleidingen gelden dezelfde standaarden voor de beoogde en gerealiseerde leerresultaten, de onderwijsleeromgeving en de toetsing. De beoordeling van opleidingen van een instelling zonder erkenning ITK omvat aanvullend een aantal aspecten bij standaard 1 en 2 en twee extra standaarden. Dit draagt bij aan de consistentie van de beoordelingen.

  • 2. Dit kader beperkt zich tot de standaarden van kwaliteit waaraan opleidingen en instellingen moeten voldoen. De procedures voor het aanvragen en het verloop van de verschillende beoordelingen zijn alleen op hoofdlijnen aangegeven. De NVAO neemt de verdere uitwerking van de procedures op in nader uitvoeringsbeleid.

Het kader is gebaseerd op respect voor de autonomie van de instellingen, die primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit. De visie en doelstellingen van de instelling of de opleiding zijn het startpunt van de beoordeling en worden niet inhoudelijk beoordeeld.

Het kader biedt de instellingen de mogelijkheid zelf de beoordeling van bestaande opleidingen ter hand te nemen. Zij kunnen hiertoe zelf een panel samenstellen en een secretaris aanzoeken en deze ter goedkeuring voorleggen aan de NVAO.

De NVAO heeft bij de totstandkoming dit kader ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties voor bekostigde en niet-bekostigde instellingen, evaluatiebureaus, studentenorganisaties en werkgeversorganisaties.

1. Panelsamenstelling

Inleiding

Alle beoordelingen die in dit kader zijn beschreven, worden verricht door een commissie van deskundigen zoals in de wet omschreven (artikel 5.2, lid 2, sub b en c van de WHW). De deskundigen zijn onafhankelijke en deskundige experts (peers). In het accreditatiekader wordt deze commissie aangeduid als ‘het panel’. In alle panels is een student-lid opgenomen.

Panels worden ondersteund door een onafhankelijke secretaris die beschikt over de in dit kader genoemde deskundigheden. Bij de (verzwaarde) toets nieuwe opleiding en de instellingstoets bewaakt een procescoördinator van de NVAO de correcte procesgang en oordeelsvorming conform het kader. De procescoördinator verzorgt de contacten tussen het panel en de instelling. Een onafhankelijke secretaris stelt de rapportage op van de beoordelingen.

De NVAO of de organisatie of adviseur die een beoordeling coördineert, draagt zorg voor training van de panelvoorzitter. De panelleden worden voorafgaand aan het locatiebezoek door de procescoördinator of secretaris voorgelicht over het kader en de procedure van de beoordeling, over de taak van het panel en over de van panelleden verwachte attitude tijdens de beoordeling.

1.1. Procedure voor de goedkeuring van panels

Voor de instellingstoets kwaliteitszorg en de (verzwaarde) toets nieuwe opleiding stelt de NVAO zelf een panel samen. Voor de beoordeling van bestaande opleidingen, de tussentijdse toets na drie jaar voor nieuwe opleidingen en de beoordeling van het voldoen aan voorwaarden, beoordeelt de NVAO een voorstel van de instelling voor de panelsamenstelling en de secretaris.

Instellingen dienen voor de goedkeuring van de panelsamenstelling en de secretaris een aanvraag in bij de NVAO. De aanvraag geeft onderbouwd aan welke deskundigheden de panelleden hebben. De aanvraag gaat vergezeld van getekende onafhankelijkheidsverklaringen van de panelleden en de secretaris. De aanvraag dient tijdig voor de geplande beoordeling te zijn ingediend bij de NVAO. De NVAO stelt hiervoor een termijn vast.

1.2. Eisen voor onafhankelijkheid

Voor alle panelleden en secretarissen gelden dezelfde eisen voor onafhankelijkheid. Dit zijn de volgende:

  • zij hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de beoordeling geen directe of indirecte banden gehad met de instelling of opleiding die zij beoordelen die kunnen leiden tot belangenverstrengeling of de schijn daarvan;

  • zij zijn niet in dienst van de organisatie die, al dan niet in opdracht van een instelling, de beoordeling organiseert en hebben geen zakelijke belangen in de desbetreffende organisatie;

  • zij hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de beoordeling geen werk verricht ten behoeve van de te beoordelen opleiding of instelling dat onderwerp is van de beoordeling.

Uitsluitend voor secretarissen geldt dat zij wel in dienst mogen zijn van de organisatie die de beoordeling organiseert.

Beoordeling door de NVAO

De beoordeling van onafhankelijkheid van panelleden is de verantwoordelijkheid van de NVAO en onderdeel van de goedkeuring van panels voor bestaande opleidingen. De NVAO voert deze beoordeling uit op basis van informatie die de panelleden, secretarissen en betrokken instellingen aanreiken. Panelleden en secretarissen verklaren daartoe dat zij voldoen aan de eisen voor onafhankelijkheid en geven daarnaast aan of er andere zaken zijn die relevant zijn voor hun onafhankelijkheid.

De NVAO vraagt aan panelleden en secretarissen die zij zelf benoemt voor de (verzwaarde) toets nieuwe opleiding of instellingstoets om, voorafgaand aan hun benoeming, te verklaren dat zij voldoen aan de eisen voor onafhankelijkheid. De NVAO vraagt hen daarbij andere zaken aan te geven die relevant zijn voor hun onafhankelijkheid. De NVAO vraagt aan de betrokken instelling om aan te geven of er zaken zijn die hierop betrekking kunnen hebben.

De NVAO beoordeelt op deze manier of er voldoende waarborgen zijn dat het panel als geheel en de secretaris onafhankelijk hun taak zullen uitvoeren.

1.3. Eisen van deskundigheid

Panels voor de instellingstoets kwaliteitszorg

De peers voor de instellingstoets kwaliteitszorg zijn gezaghebbend op bestuurlijk niveau of binnen de ontwikkeling van het hoger onderwijs, auditdeskundig of vertegenwoordigen het maatschappelijk veld. Het panel beschikt gezamenlijk over onderstaande expertises:

  • bestuurlijke deskundigheid;

  • hoger onderwijsdeskundigheid, bij voorkeur ook wat betreft ontwikkelingen buiten Nederland;

  • deskundigheid op het gebied van de inrichting en effectiviteit van kwaliteitszorgsystemen;

  • recente ervaring in het (internationale) maatschappelijk veld of het werkveld waar de instelling in opereert;

  • recente ervaring als student in het hoger onderwijs.

Het panel bestaat uit ten hoogste vijf leden, inclusief ten minste één student-lid.

Panels voor de beoordeling van opleidingen

De peers voor opleidingsbeoordelingen zijn onafhankelijk, gezaghebbend in hun vakgebied en

beschikken gezamenlijk over onderstaande deskundigheden:

  • actuele kennis van het desbetreffende vakgebied;

  • uitgebreide en recente ervaring met het verzorgen van onderwijs en toetsing in hetzelfde type onderwijs (hbo/wo associate degree/bachelor/master);

  • in staat zijn om de opleiding te vergelijken in internationaal perspectief;

  • recente ervaring in het (internationale) werkveld van het vakgebied;

  • ervaring met peer review in het hoger onderwijs;

  • recente ervaring als student in het hoger onderwijs;

  • indien van toepassing: kennis van een specifiek didactisch concept;

  • indien van toepassing: deskundigheid op het vlak van het aangevraagde bijzonder kenmerk.

Het panel bestaat uit ten minste vier leden. Ten minste één student uit het hoger onderwijs maakt deel uit van het panel.

Secretarissen

De secretaris beschikt over de volgende deskundigheden:

  • heeft grondige kennis van het accreditatiekader en van de regels en richtlijnen die gelden voor de beoordeling van opleidingen in het hoger onderwijs;

  • is in staat het proces van beoordeling en oordeelsvorming conform het kader te bewaken en begeleiden, met inbegrip van:

    • het vooroverleg van het panel;

    • de kalibratie van het panel met betrekking tot de interpretatie van de standaarden, beslisregels en oordelen in het accreditatiekader;

    • de beoordeling van gerealiseerde leerresultaten conform de richtlijnen die de NVAO hiervoor geeft;

  • is in staat formeel correct en voor een breed publiek leesbaar te rapporteren over beoordelingen.

De secretaris zal periodiek moeten laten zien dat hij/zij bekwaam en vaardig is in het bewaken en begeleiden van visitatieprocessen, het accreditatiekader goed kent en kwalitatief goede rapporten opstelt.

2. Accreditatie nieuwe opleiding

Inleiding

Een instelling die een nieuwe opleiding wil laten accrediteren, vraagt bij de NVAO de toets nieuwe opleiding aan. In deze plantoets beoordeelt een panel van onafhankelijke deskundigen een in redelijke mate van detail uitgewerkt plan voor de opleiding. Dit plan moet voldoende informatie bevatten om het panel in staat te stellen te beoordelen of de opleiding aan de basiskwaliteit voldoet. Op grond van haar rol als ‘poortwachter’ van het stelsel van geaccrediteerd hoger onderwijs stelt de NVAO zelf de panels voor de toets nieuwe opleiding samen en coördineert de beoordeling.

Een locatiebezoek maakt deel uit van de beoordeling. Na afloop van de beoordeling stelt het panel een adviesrapport op waarin het per standaard een gemotiveerd oordeel geeft en dit onderbouwt vanuit de bevindingen tijdens de beoordeling. Tevens neemt het panel een gemotiveerd eindoordeel op in het rapport. Een positieve uitkomst van de toets nieuwe opleiding leidt tot de toekenning van de accreditatie nieuwe opleiding. Deze accreditatie is zes jaar geldig. De NVAO kan aan de accreditatie nieuwe opleiding voorwaarden verbinden. De opleiding moet in dat geval binnen de door de NVAO gestelde termijn aantonen dat zij aan deze voorwaarden voldoet, anders kan de accreditatie worden ingetrokken.

2.1. Beoordelingskader

Beoogde leerresultaten

Standaard 1: De beoogde leerresultaten passen bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding en zijn afgestemd op de verwachtingen van het beroepenveld en het vakgebied en op internationale eisen.

De beoogde leerresultaten beschrijven aantoonbaar het niveau (associate degree, bachelor of master) zoals gedefinieerd in het Nederlands kwalificatieraamwerk en de oriëntatie (hbo of wo) van de opleiding. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Voor zover van toepassing zijn de beoogde leerresultaten tevens in overeenstemming met relevante wet- en regelgeving.

Aanvullende aspecten voor instellingen zonder erkenning ITK

Aangezien de volgende aspecten in de instellingstoets worden beoordeeld, dienen deze voor opleidingen in een instelling zonder erkenning ITK aanvullend te worden beoordeeld:

  • De uitgangspunten voor de inrichting van de opleiding passen bij de onderwijsvisie en het profiel van de instelling.

  • De beoogde leerresultaten worden periodiek geëvalueerd.

Onderwijsleeromgeving

Standaard 2: Het programma, de onderwijsleeromgeving en de kwaliteit van het docententeam maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde leerresultaten te realiseren.

De beoogde leerresultaten zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Hierbij wordt rekening gehouden met de diversiteit van de toegelaten studenten. De docenten zijn zowel inhoudelijk als didactisch voldoende deskundig om de opleiding te verzorgen en geven begeleiding. De onderwijsleeromgeving bevordert dat studenten op actieve wijze deelnemen aan de vormgeving van het eigen leerproces (student-centred).

Indien het onderwijs in een andere taal dan het Nederlands wordt verzorgd, motiveert de opleiding deze keuze. Dit geldt ook indien de opleiding een anderstalige opleidingsnaam hanteert. Docenten beschikken over voldoende beheersing van de taal waarin zij doceren.

Voorzieningen worden niet beoordeeld, tenzij deze specifiek voor de betreffende opleiding zijn getroffen.

Het bovenstaande houdt in dat bij alle opleidingsbeoordelingen, in instellingen met en zonder erkenning ITK, de volgende aspecten worden meegewogen:

  • De opleiding hanteert toelatingseisen die realistisch zijn met het oog op de beoogde leerresultaten.

  • Studenten ontvangen een passende begeleiding. De informatievoorziening van de opleiding is adequaat.

  • De inrichting van de leeromgeving bevordert de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs, mede voor studenten met een functiebeperking.

Aanvullende aspecten voor instellingen zonder erkenning ITK

Aangezien de volgende aspecten in de instellingstoets worden beoordeeld, dienen deze voor opleidingen in een instelling zonder erkenning ITK aanvullend te worden beoordeeld:

  • De inrichting van de leeromgeving past bij de onderwijsvisie van de instelling.

  • De omvang van het personeelsbestand is toereikend.

  • In het geval dat de opleiding in een andere taal dan het Nederlands wordt aangeboden, draagt het personeelsbeleid ertoe bij dat docenten in staat zijn in die taal te doceren.

Toetsing

Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing.

De beoordeling is valide, betrouwbaar en voldoende onafhankelijk. De eisen zijn helder voor de studenten. De kwaliteit van de tentaminering en examinering wordt voldoende gewaarborgd en voldoet aan de wettelijke deugdelijkheidsvereisten. De toetsen ondersteunen het eigen leerproces van de student. De examencommissie oefent haar wettelijke taken en bevoegdheden uit.

Eindoordeel (gewogen en gemotiveerd).

Gerealiseerde leerresultaten

Standaard 4 wordt in de regel niet beoordeeld in een toets nieuwe opleiding. Het panel beoordeelt deze standaard alleen als er naar de mening van de NVAO sprake is van bestaand onderwijs en er eindwerken zijn om de gerealiseerde leerresultaten te kunnen beoordelen.

Standaard 4: De opleiding toont aan dat de beoogde leerresultaten zijn gerealiseerd.

Het realiseren van de beoogde leerresultaten blijkt uit de uitkomsten van toetsen, de eindwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren.

2.2. Aanvulling voor instellingen zonder erkenning ITK

Als een instelling geen erkenning ITK heeft, beoordeelt het panel tevens de standaarden 5 en 6:

Voorzieningen

Standaard 5: De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma.

De huisvesting van de opleiding en de voorzieningen passen bij de beoogde leerresultaten en de onderwijsleeromgeving.

Kwaliteitszorg

Standaard 6: De opleiding kent een expliciete en breed gedragen kwaliteitszorg, bevordert de kwaliteitscultuur en is gericht op ontwikkeling.

De opleiding organiseert effectieve periodieke feedback die de realisatie van de beoogde leerresultaten ondersteunt. Bij bestaande opleidingen vinden geëigende verbeteringen plaats naar aanleiding van de uitkomsten van de vorige beoordeling. Hierbij worden passende evaluatie- en meetactiviteiten ingezet. De uitkomsten van deze evaluatie vormen aantoonbaar de basis voor ontwikkeling en verbetering. De opleiding legt intern verantwoording af over de bijdrage van de opleiding aan het realiseren van de strategische doelen van de instelling. Kwaliteitszorg verzekert realisatie van de beoogde leerresultaten. Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissies, medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. De ontwerpprocessen en de erkenning en borging van de kwaliteit van de opleiding zijn in overeenstemming met de ESG. De opleiding publiceert accurate, betrouwbare en voor de doelgroepen goed toegankelijke informatie over de kwaliteit van de opleiding.

2.3. Toets na drie jaar

Voor nieuwe opleidingen die aangeboden worden door een instelling zonder erkenning ITK, en waarin nog geen feitelijk onderwijs wordt verzorgd, bestaat de verplichting om drie jaar nadat de accreditatie nieuwe opleiding is verleend, de volgende twee kwaliteitsaspecten te laten beoordelen:

  • het gerealiseerde niveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is;

  • de deugdelijkheid van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten.

De instelling verstrekt binnen uiterlijk drie jaar na het besluit tot verlenen van de accreditatie nieuwe opleiding het adviesrapport van deze beoordeling aan de NVAO. De instelling organiseert de beoordeling. In principe voert hetzelfde panel dat de toets nieuwe opleiding heeft uitgevoerd, de toets na drie jaar uit. De instelling dient dit panel wel voor goedkeuring voor te leggen aan de NVAO. De beoordeling vindt plaats op basis van tussentoetsen of eindwerken waaruit het gerealiseerd niveau blijkt.

2.4. Naam van de opleiding en toevoeging aan de graad

In het rapport van de toets nieuwe opleiding adviseert het panel de NVAO of:

  • de naam van de opleiding voldoende inzicht biedt in de inhoud van de opleiding en aansluit bij hetgeen gebruikelijk is binnen de sector waartoe de opleiding behoort en binnen de beoogde visitatiegroep; en

  • (voor hbo-opleidingen:) of de toevoeging aan de graad internationaal herkenbaar is aan de hand van een referentielijst, die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

    De NVAO neemt een deelbesluit op het bovenstaande.

2.5. Oordelen en beslisregels

Oordeel per standaard

Het panel voorziet elke standaard van een oordeel:

 

Voldoet:

de opleiding voldoet op de standaard aan basiskwaliteit.

 

Voldoet ten dele:

de opleiding voldoet in belangrijke mate aan basiskwaliteit op de standaard maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Voldoet niet:

de opleiding voldoet niet aan basiskwaliteit op de standaard.

Basiskwaliteit:

de kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs mag worden verwacht van een associate degree-, bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs.

Voor instellingen met erkenning ITK

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de opleiding. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Positief onder voorwaarden:

standaard 1 voldoet en maximaal op twee standaarden een ‘voldoet ten dele’ waarbij het panel het opleggen van voorwaarden adviseert (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Negatief:

In de volgende situaties:

– ‘voldoet niet’ op een of meer standaarden;

– ‘voldoet ten dele’ op standaard 1;

– ‘voldoet ten dele’ op een of twee standaarden waarbij het panel niet adviseert om voorwaarden op te leggen;

– op drie of meer standaarden ‘voldoet ten dele’.

Aanvullende beslisregels voorwaarden

 

Bij een ‘voldoet ten dele’ voldoet de opleiding in belangrijke mate aan de basiskwaliteit, maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen. Hiertoe worden voorwaarden opgelegd.

Voor een eindoordeel ‘Positief onder voorwaarden’ vraagt het panel zich af of het haalbaar is dat de opleiding binnen twee jaar aantoont dat deze verbeteringen heeft gerealiseerd. Alleen wanneer het panel vaststelt dat dit realistisch is, adviseert het panel tot het stellen van voorwaarden. Het panel formuleert dan concreet welke voorwaarden moeten worden opgelegd. Acht het panel realisatie van de noodzakelijke verbeteringen in twee jaar niet haalbaar dan wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

De NVAO besluit over het opleggen van voorwaarden aan de opleiding. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat het niet realistisch is binnen twee jaar aan de voorwaarden te voldoen, ziet zij af van het stellen van voorwaarden en wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

Voor instellingen zonder erkenning ITK

Eindoordeel:

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de opleiding. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Positief onder voorwaarden:

standaard 1 voldoet en maximaal op drie standaarden een ‘voldoet ten dele’ waarbij het panel het opleggen van voorwaarden adviseert (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Negatief:

In de volgende situaties:

– ‘voldoet niet’ op een of meer standaarden;

– ‘voldoet ten dele’ op standaard 1;

– ‘voldoet ten dele’ op een tot drie standaarden waarbij het panel niet adviseert om voorwaarden op te leggen;

– op vier of meer standaarden ‘voldoet ten dele’.

Aanvullende beslisregels voorwaarden

 

Bij een ‘voldoet ten dele’ voldoet de opleiding in belangrijke mate aan de basiskwaliteit, maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen. Hiertoe worden voorwaarden opgelegd.

Voor een eindoordeel ‘Positief onder voorwaarden’ vraagt het panel zich af of het haalbaar is dat de opleiding binnen twee jaar aantoont dat deze verbeteringen heeft gerealiseerd. Alleen wanneer het panel vaststelt dat dit realistisch is, adviseert het panel tot het stellen van voorwaarden. Het panel formuleert dan concreet welke voorwaarden moeten worden opgelegd. Acht het panel realisatie van de noodzakelijke verbeteringen in twee jaar niet haalbaar dan wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

De NVAO besluit over het opleggen van voorwaarden aan de opleiding. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat het niet realistisch is binnen twee jaar aan de voorwaarden te voldoen, ziet zij af van het stellen van voorwaarden en wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

2.6. Aanvraagprocedure

De instelling vraagt de toets nieuwe opleiding aan bij de NVAO. Deel van de aanvraag is een informatiedossier dat de standaarden van het beoordelingskader volgt. Het informatiedossier is een op zichzelf leesbaar document van beperkte omvang. De NVAO stelt richtlijnen op voor de omvang en inhoud hiervan, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen opleidingen van instellingen met en zonder erkenning ITK.

Het informatiedossier en de bijlagen geven het panel een helder beeld van het plan voor de opleiding. Zij beschrijven de beoogde leerresultaten voor de gehele opleiding, de inrichting van het curriculum, een concept-onderwijs- en examenregeling, de leeromgeving, de toetsing en de samenstelling van het docententeam dat de opleiding zal gaan verzorgen. Voor de eerste 60 EC van de opleiding is alle informatie over de inhoud van de opleiding en de toetsing in concept beschikbaar. Daarnaast zijn voor een aantal onderdelen toetsen uitgewerkt. De opleiding maakt inzichtelijk hoe zij aan het eind van het programma de beoogde leerresultaten zal toetsen.

In het informatiedossier verantwoordt de instelling de keuze voor de opleidingstaal en besteedt daarbij aandacht aan de eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Bij opleidingen die volledig in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, gaat de instelling in op de noodzaak van de keuze voor anderstalig onderwijs voor het realiseren van de beoogde leerresultaten van de opleiding. Het panel geeft in zijn adviesrapport aan of het deze verantwoording navolgbaar acht.

De toets nieuwe opleiding en de accreditatie nieuwe opleiding die bij goed gevolg wordt verkregen, betreffen het geheel van de opleiding, inclusief alle varianten (voltijds, deeltijds en duaal), afstudeerrichtingen en specialisaties, en alle locaties waar de opleiding wordt aangeboden. Indien van toepassing wordt in de toets nieuwe opleiding tevens beoordeeld of de opleiding voldoet aan (wettelijke) beroepsvereisten. De instelling geeft in de aanvraag en het informatiedossier een compleet beeld van al deze aspecten van de opleiding.

3. Verzwaarde toets nieuwe opleiding

Inleiding

Een rechtspersoon die tot het stelsel van geaccrediteerd hoger onderwijs wil toetreden en een geaccrediteerde opleiding wil verzorgen, dient door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend te worden als rechtspersoon voor hoger onderwijs (rpho). De procedure voor deze erkenning bestaat uit twee delen:

  • de verzwaarde toets nieuwe opleiding door de NVAO van een door de rechtspersoon aangeboden bachelor- of masteropleiding;

  • de toelatingstoets door het Ministerie van OCW; onderdeel daarvan is een onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs.

    In dit kader is alleen de verzwaarde toets nieuwe opleiding beschreven.

De verzwaarde toets nieuwe opleiding kan niet op basis van een associate degree-opleiding worden afgenomen.

Een locatiebezoek maakt deel uit van de verzwaarde toets nieuwe opleiding. Het panel stelt na afloop van de beoordeling een adviesrapport op voor de NVAO dat oordelen bevat op alle standaarden en een gemotiveerd eindoordeel. De NVAO neemt een besluit op basis van dit rapport. Na positieve uitkomst van de verzwaarde toets nieuwe opleiding kan de aanvrager erkenning als rechtspersoon voor hoger onderwijs aanvragen bij het Ministerie van OCW. De aanvrager kan de opleiding pas in CROHO laten registreren als de Minister positief besluit.

3.1. Kader en beslisregels

De beoordeling is geen plantoetsing maar kijkt naar de gerealiseerde kwaliteit. De NVAO beoordeelt de kwaliteit van de opleiding aan de hand van het kader voor bestaande opleidingen inclusief de aanvullingen voor instellingen die geen erkenning ITK hebben.

De volgende beslisregels gelden voor de verzwaarde toets nieuwe opleiding. Alle standaarden moeten voldoende zijn. Het eindoordeel kan alleen positief of negatief zijn.

Oordeel per standaard

Het panel voorziet elke standaard van een oordeel:

 

Voldoet:

de opleiding voldoet op de standaard aan basiskwaliteit.

 

Voldoet niet:

de opleiding voldoet niet aan basiskwaliteit op de standaard.

Basiskwaliteit:

de kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs mag worden verwacht van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs.

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de opleiding. Daarbij neemt het de volgende beslisregel in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Negatief:

‘voldoet niet’ op een of meer standaarden.

3.2. Aanvraagprocedure

De aanvraag voor een verzwaarde toets nieuwe opleiding bij de NVAO is onderdeel van de procedure voor erkenning als rechtspersoon voor hoger onderwijs (rpho). De aanvrager stelt hiervoor een informatiedossier op dat vergelijkbaar is met de zelfevaluatie van een bestaande opleiding, inclusief de bijdrage van studenten. De aanvrager voegt aan het dossier een overzicht toe van beschikbare eindwerken of vergelijkbare producten ten behoeve van de toetsing van de gerealiseerde leerresultaten.

De aanvrager onderbouwt in het dossier dat de opleiding voldoet aan de ‘volkomen cycluseis’: het onderwijs wordt door de aanvrager in Nederland verzorgd en er zijn afgestudeerden die het te beoordelen curriculum van de opleiding volledig hebben doorlopen. Pas nadat de NVAO heeft vastgesteld dat de opleiding voldoet aan de ‘volkomen cycluseis’ zal zij een panel samenstellen voor de beoordeling.

De verzwaarde toets nieuwe opleiding en de accreditatie nieuwe opleiding die bij goed gevolg wordt verkregen, betreffen het geheel van de opleiding, inclusief alle varianten (voltijds, deeltijds en duaal), afstudeerrichtingen en specialisaties, en alle locaties waar de opleiding wordt aangeboden. In de verzwaarde toets nieuwe opleiding wordt tevens beoordeeld of de opleiding voldoet aan de daarvoor van toepassing zijnde (wettelijke) beroepsvereisten. De aanvrager geeft in de aanvraag en het informatiedossier een compleet beeld van al deze aspecten van de opleiding.

In het informatiedossier voor de verzwaarde toets nieuwe opleiding verantwoordt de instelling de keuze voor de opleidingstaal en besteedt daarbij aandacht aan de eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Bij opleidingen die volledig in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, gaat de instelling in op de noodzaak van de keuze voor anderstalig onderwijs voor het realiseren van de beoogde leerresultaten van de opleiding. Het panel geeft in zijn adviesrapport aan of het deze verantwoording navolgbaar acht.

4. Accreditatie bestaande opleiding

Inleiding

De beoordeling van bestaande opleidingen vindt plaats in een visitatie door een panel van onafhankelijke en deskundige peers dat door de NVAO is goedgekeurd. De opleiding toont aan dat de onderwijspraktijk aan de standaarden voldoet. De beoordeling richt zich op gerealiseerde kwaliteit en betreft de beoogde leerresultaten, de inrichting van het curriculum, de leeromgeving, de toetsing, het docententeam en de gerealiseerde leerresultaten. Deze beoordeling vindt plaats in vergelijkend perspectief met verwante opleidingen.

Een locatiebezoek maakt deel uit van de beoordeling. Het panel biedt betrokkenen bij de opleiding de gelegenheid om ook buiten de gesprekken van het locatiebezoek in vertrouwelijkheid zaken naar voren te brengen die zij van belang achten voor de beoordeling. In het programma voor het bezoek is in ieder geval voorzien in aparte sessies met studenten en docenten. Na afloop van de beoordeling stelt het panel een adviesrapport op waarin het per standaard een gemotiveerd oordeel geeft en dit onderbouwt vanuit de bevindingen tijdens de beoordeling. Tevens neemt het panel een gemotiveerd eindoordeel op in het rapport.

De NVAO kan aan de accreditatie bestaande opleiding voorwaarden verbinden. De opleiding moet in dat geval binnen de door de NVAO gestelde termijn aantonen dat zij aan deze voorwaarden voldoet, anders kan de NVAO de accreditatie intrekken.

Het panel voert tevens een ontwikkelgesprek met de opleiding, waarin mogelijke verbeteringen vanuit een ontwikkelperspectief aan de orde komen. Het panel legt de uitkomsten van het ontwikkelgesprek vast in een afzonderlijk document dat geen deel uitmaakt van de accreditatieaanvraag. Aan de openbaarmaking van dit document zijn wettelijke eisen gesteld.

4.1. Beoordelingskader

Beoogde leerresultaten

Standaard 1: De beoogde leerresultaten passen bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding en zijn afgestemd op de verwachtingen van het beroepenveld en het vakgebied en op internationale eisen.

De beoogde leerresultaten beschrijven aantoonbaar het niveau (associate degree, bachelor of master) zoals gedefinieerd in het Nederlands kwalificatieraamwerk en de oriëntatie (hbo of wo) van de opleiding. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Voor zover van toepassing zijn de beoogde leerresultaten tevens in overeenstemming met relevante wet- en regelgeving.

Aanvullende aspecten voor instellingen zonder erkenning ITK

Aangezien de volgende aspecten in de instellingstoets worden beoordeeld, dienen deze voor opleidingen in een instelling zonder erkenning ITK aanvullend te worden beoordeeld:

  • De uitgangspunten voor de inrichting van de opleiding passen bij de onderwijsvisie en het profiel van de instelling.

  • De beoogde leerresultaten worden periodiek geëvalueerd.

Onderwijsleeromgeving

Standaard 2: Het programma, de onderwijsleeromgeving en de kwaliteit van het docententeam maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde leerresultaten te realiseren.

De beoogde leerresultaten zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Hierbij wordt rekening gehouden met de diversiteit van de toegelaten studenten. De docenten zijn zowel inhoudelijk als didactisch voldoende deskundig om de opleiding te verzorgen en geven begeleiding. De onderwijsleeromgeving bevordert dat studenten op actieve wijze deelnemen aan de vormgeving van het eigen leerproces (student-centred).

Indien het onderwijs in een andere taal dan het Nederlands wordt verzorgd, motiveert de opleiding deze keuze. Dit geldt ook indien de opleiding een anderstalige opleidingsnaam hanteert. Docenten beschikken over voldoende beheersing van de taal waarin zij doceren.

Voorzieningen worden niet beoordeeld, tenzij deze specifiek voor de betreffende opleiding zijn getroffen.

Het bovenstaande houdt in dat bij alle opleidingsbeoordelingen, in instellingen met en zonder erkenning ITK, de volgende aspecten worden meegewogen:

  • De opleiding hanteert toelatingseisen die realistisch zijn met het oog op de beoogde leerresultaten.

  • Studenten ontvangen een passende begeleiding. De informatievoorziening van de opleiding is adequaat.

  • De inrichting van de leeromgeving bevordert de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs, mede voor studenten met een functiebeperking.

Aanvullende aspecten voor instellingen zonder erkenning ITK

Aangezien de volgende aspecten in de instellingstoets worden beoordeeld, dienen deze voor opleidingen in een instelling zonder erkenning ITK aanvullend te worden beoordeeld:

  • De inrichting van de leeromgeving past bij de onderwijsvisie van de instelling.

  • De omvang van het personeelsbestand is toereikend.

  • In het geval dat de opleiding in een andere taal dan het Nederlands wordt aangeboden, draagt het personeelsbeleid ertoe bij dat docenten in staat zijn in die taal te doceren.

Toetsing

Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing.

De beoordeling is valide, betrouwbaar en voldoende onafhankelijk. De eisen zijn helder voor de studenten. De kwaliteit van de tentaminering en examinering wordt voldoende gewaarborgd en voldoet aan de wettelijke deugdelijkheidsvereisten. De toetsen ondersteunen het eigen leerproces van de student. De examencommissie oefent haar wettelijke taken en bevoegdheden uit.

Gerealiseerde leerresultaten

Standaard 4: De opleiding toont aan dat de beoogde leerresultaten zijn gerealiseerd.

Het realiseren van de beoogde leerresultaten blijkt uit de uitkomsten van toetsen, de eindwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren.

Eindoordeel (gewogen en gemotiveerd)

4.2. Aanvulling voor instellingen zonder erkenning ITK

Als een instelling geen erkenning ITK heeft, beoordeelt het panel tevens de standaarden 5 en 6:

Voorzieningen

Standaard 5: De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma.

De huisvesting van de opleiding en de voorzieningen passen bij de beoogde leerresultaten en de onderwijsleeromgeving.

Kwaliteitszorg

Standaard 6: De opleiding kent een expliciete en breed gedragen kwaliteitszorg, bevordert de kwaliteitscultuur en is gericht op ontwikkeling.

De opleiding organiseert effectieve periodieke feedback die de realisatie van de beoogde leerresultaten ondersteunt. Bij bestaande opleidingen vinden geëigende verbeteringen plaats naar aanleiding van de uitkomsten van de vorige beoordeling. Hierbij worden passende evaluatie- en meetactiviteiten ingezet. De uitkomsten van deze evaluatie vormen aantoonbaar de basis voor ontwikkeling en verbetering. De opleiding legt intern verantwoording af over de bijdrage van de opleiding aan het realiseren van de strategische doelen van de instelling. Kwaliteitszorg verzekert realisatie van de beoogde leerresultaten. Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissies, medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. De ontwerpprocessen en de erkenning en borging van de kwaliteit van de opleiding zijn in overeenstemming met de ESG. De opleiding publiceert accurate, betrouwbare en voor de doelgroepen goed toegankelijke informatie over de kwaliteit van de opleiding.

4.3. Oordelen en beslisregels

Oordeel per standaard

Het panel voorziet elke standaard van een oordeel:

 

Voldoet:

de opleiding voldoet op de standaard aan basiskwaliteit.

 

Voldoet ten dele:

de opleiding voldoet in belangrijke mate aan basiskwaliteit op de standaard maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Voldoet niet:

de opleiding voldoet niet aan basiskwaliteit op de standaard.

Basiskwaliteit:

de kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs mag worden verwacht van een associate degree-, bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs.

Voor instellingen met erkenning ITK

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de opleiding. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Positief onder voorwaarden:

standaard 1 voldoet en maximaal op twee standaarden een ‘voldoet ten dele’ waarbij het panel het opleggen van voorwaarden adviseert (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Negatief:

In de volgende situaties:

– ‘voldoet niet’ op een of meer standaarden;

– ‘voldoet ten dele’ op standaard 1;

– ‘voldoet ten dele’ op een of twee standaarden waarbij het panel niet adviseert om voorwaarden op te leggen;

– op drie of meer standaarden ‘voldoet ten dele’.

Aanvullende beslisregels voorwaarden

 

Bij een ‘voldoet ten dele’ voldoet de opleiding in belangrijke mate aan de basiskwaliteit, maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen. Hiertoe worden voorwaarden opgelegd.

Voor een eindoordeel ‘Positief onder voorwaarden’ vraagt het panel zich af of het haalbaar is dat de opleiding binnen twee jaar aantoont dat deze verbeteringen heeft gerealiseerd. Alleen wanneer het panel vaststelt dat dit realistisch is, adviseert het panel tot het stellen van voorwaarden. Het panel formuleert dan concreet welke voorwaarden moeten worden opgelegd. Acht het panel realisatie van de noodzakelijke verbeteringen in twee jaar niet haalbaar dan wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

De NVAO besluit over het opleggen van voorwaarden aan de opleiding. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat het niet realistisch is binnen twee jaar aan de voorwaarden te voldoen, ziet zij af van het stellen van voorwaarden en wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

Voor instellingen zonder erkenning ITK

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de opleiding. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Positief onder voorwaarden:

standaard 1 voldoet en maximaal op drie standaarden een ‘voldoet ten dele’ waarbij het panel het opleggen van voorwaarden adviseert (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Negatief:

In de volgende situaties:

– ‘voldoet niet’ op een of meer standaarden;

– ‘voldoet ten dele’ op standaard 1;

– ‘voldoet ten dele’ op een tot drie standaarden waarbij het panel niet adviseert om voorwaarden op te leggen;

– op vier of meer standaarden ‘voldoet ten dele’.

Aanvullende beslisregels voorwaarden

 

Bij een ‘voldoet ten dele’ voldoet de opleiding in belangrijke mate aan de basiskwaliteit, maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen. Hiertoe worden voorwaarden opgelegd.

Voor een eindoordeel ‘Positief onder voorwaarden’ vraagt het panel zich af of het haalbaar is dat de opleiding binnen twee jaar aantoont dat deze verbeteringen heeft gerealiseerd. Alleen wanneer het panel vaststelt dat dit realistisch is, adviseert het panel tot het stellen van voorwaarden. Het panel formuleert dan concreet welke voorwaarden moeten worden opgelegd. Acht het panel realisatie van de noodzakelijke verbeteringen in twee jaar niet haalbaar dan wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

De NVAO besluit over het opleggen van voorwaarden aan de opleiding. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat het niet realistisch is binnen twee jaar aan de voorwaarden te voldoen, ziet zij af van het stellen van voorwaarden en wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

4.4. Aanvraagprocedure

Opleidingen die een accreditatie nieuwe opleiding hebben, dienen ter verkrijging van een accreditatie bestaande opleiding uiterlijk op de inleverdatum van de visitatiegroep een accreditatieaanvraag in bij de NVAO, voorzien van een visitatierapport. Voor opleidingen die al een accreditatie bestaande opleiding hebben verkregen, volstaat het dat zij uiterlijk op de inleverdatum een visitatierapport indienen bij de NVAO.

In het geval dat het panel als uitkomst van de visitatie voorwaarden adviseert, voegt de instelling aan het visitatierapport een verbeterplan toe en het advies hierover van de opleidingscommissie. In het geval dat een opleidingscommissie niet wettelijk is voorgeschreven, voegt de instelling een advies van het panel over het verbeterplan toe. In beide gevallen dient de instelling deze stukken uiterlijk op de inleverdatum in bij de NVAO. De inleverdatum wordt strikt gehanteerd.

In de zelfevaluatie voor de visitatie verantwoordt de instelling de keuze voor de opleidingstaal en besteedt daarbij aandacht aan de eisen die vanuit het regionale, het nationale en het internationale perspectief door het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Bij opleidingen die volledig in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, gaat de instelling in op de noodzaak van de keuze voor anderstalig onderwijs voor het realiseren van de beoogde leerresultaten van de opleiding. Het panel geeft in het visitatierapport aan of het deze verantwoording navolgbaar acht.

De accreditatie van een bestaande opleiding betreft het geheel van de opleiding, inclusief alle varianten (voltijds, deeltijds en duaal), afstudeerrichtingen en specialisaties, en alle locaties waar de opleiding wordt aangeboden. Indien van toepassing wordt bij de accreditatie van een bestaande opleiding tevens beoordeeld of deze voldoet aan (wettelijke) beroepsvereisten. De instelling geeft in de aanvraag en het visitatierapport een compleet beeld van al deze aspecten van de opleiding.

5. Instellingstoets kwaliteitszorg

Inleiding

De instellingstoets kwaliteitszorg is een periodieke, externe en onafhankelijke beoordeling van de interne kwaliteitszorg van het onderwijs binnen een instelling. In deze toets wordt vastgesteld dat het interne kwaliteitszorgsysteem in samenhang met de kwaliteitscultuur verzekert dat de instelling de eigen visie op goed onderwijs in de praktijk realiseert en duurzaam werkt aan ontwikkeling en verbetering. Een extern panel van onafhankelijke deskundigen voert de instellingstoets kwaliteitszorg uit op basis van peer review.

Als een instelling de instellingstoets met positieve uitkomst doorlopen heeft, kent de NVAO de erkenning ITK toe. Deze geeft de instelling voor de duur van de geldigheid van de erkenning ITK het recht om bij de beoordeling van nieuwe en bestaande opleidingen een aantal aspecten van de standaarden 1 en 2 en de standaarden 5 en 6 van het kader voor opleidingen buiten beschouwing te laten.

5.1. Beoordelingskader

Visie en beleid

Standaard 1: De instelling beschikt over een breed gedragen onderwijsvisie en een daarbij aansluitend beleid gericht op de interne kwaliteitszorg van haar onderwijs.

De instelling kent een duidelijke en in alle geledingen gedeelde visie op goed onderwijs. Docenten en studenten dragen de visie en ontwikkelen deze in onderlinge samenspraak en met externe stakeholders. De onderwijsvisie is actueel door periodieke afstemming op de relevante (veranderende) omgeving. De onderwijsvisie is vertaald naar expliciete uitgangspunten voor kwaliteitszorg. De onderwijsvisie is, in overeenstemming met de ESG, studentgericht (student centred learning).

Uitvoering

Standaard 2: De instelling verwezenlijkt de onderwijsvisie op doeltreffende wijze, blijkend uit passende beleidsacties en -processen met name op het gebied van personeel, toetsing, voorzieningen, en studenten met een functiebeperking.

De onderwijsvisie is adequaat vertaald naar concrete beleidsacties en -processen. De instelling kent processen voor ontwerp, erkenning en borging van de kwaliteit van opleidingen in overeenstemming met de ESG en toont de werking en toepassing van deze processen aan op basis van een track record. Studenten en medewerkers zijn mede-eigenaar van het beleid en dragen vanuit de gezamenlijke visie bij aan de realisatie ervan. Uit die betrokkenheid blijkt de realisatie van de beoogde kwaliteitscultuur van de instelling.

De uitvoering is in overeenstemming met de visie: personeel, toetsing en voorzieningen bevorderen de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs.

Evaluatie en monitoring

Standaard 3: De instelling evalueert stelselmatig of zij de beoogde beleidsdoelstellingen met betrekking tot onderwijskwaliteit realiseert. Daarbij betrekt zij relevante stakeholders.

De instelling organiseert effectieve feedback die de realisatie van het beleid ondersteunt. Hierbij zet zij passende evaluatie- en meetactiviteiten in, die bestendig verankerd zijn in de instelling. Die instrumenten leveren inzichtelijke informatie die bruikbaar is bij het formuleren van gewenste kwaliteitsontwikkeling. Onderdeel is een transparante werkwijze om risico’s te signaleren, te rapporteren en waar nodig te handelen, gericht op verbeteren. De reflectie op de uitkomsten is onderdeel van het organisatiemodel en geeft in alle lagen van de organisatie en de medezeggenschap voldoende inzicht in de effectiviteit van de beleidsuitvoering.

Het is niet noodzakelijk dat de meet- en evaluatieactiviteiten instellingsbreed uniform zijn. Het gaat immers om de effectiviteit. Studenten, medewerkers, alumni en deskundigen uit het maatschappelijke veld spelen een actieve rol bij de evaluaties. De instelling publiceert accurate, actuele en toegankelijke informatie over de evaluatieresultaten.

Ontwikkeling

Standaard 4: De instelling is gericht op ontwikkeling en werkt systematisch aan de verbetering van haar onderwijs.

Op grond van feedback en reflectie op de resultaten zijn doelgerichte maatregelen genomen om het beleid of de uitvoering te versterken, te verbeteren of bij te stellen. Het opvolgen van verbetermaatregelen is verankerd in de organisatiestructuur. Het ontwikkelbeleid van de instelling stimuleert alle betrokkenen om bij te dragen aan innovatie en kwaliteitsverbetering. Interne en externe stakeholders zijn geïnformeerd over de ontwikkelingen die in gang worden gezet op grond van de evaluatieresultaten. De instelling verbetert zich doorlopend en sluit aan op de (veranderende) omstandigheden en verwachtingen van studenten en werkgevers.

Eindoordeel (gewogen en gemotiveerd)

5.2. Oordelen en beslisregels

Oordeel per standaard

Het panel voorziet elke standaard van een oordeel:

 

Voldoet:

de instelling voldoet aan de standaard.

 

Voldoet ten dele:

de instelling voldoet in belangrijke mate aan de standaard maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Voldoet niet:

De instelling voldoet niet aan de standaard.

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over de instelling. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle standaarden ‘voldoet’.

 

Positief onder voorwaarden:

maximaal op twee standaarden een ‘voldoet ten dele’ waarbij het panel het opleggen van voorwaarden adviseert (zie aanvullende beslisregels voorwaarden).

 

Negatief:

‘voldoet niet’ op een of meer standaarden en eveneens bij drie of meer ‘voldoet ten dele’.

Aanvullende beslisregels voorwaarden

 

Bij een ‘voldoet ten dele’ voldoet de instelling in belangrijke mate aan de basiskwaliteit, maar er zijn verbeteringen nodig om volledig aan de standaard te voldoen. Hiertoe worden voorwaarden opgelegd.

Voor een eindoordeel ‘Positief onder voorwaarden’ vraagt het panel zich af of het haalbaar is dat de instelling binnen twee jaar verbeteringen heeft gerealiseerd. Alleen wanneer het panel vaststelt dat dit realistisch is, adviseert het panel tot het stellen van voorwaarden. Het panel formuleert dan concreet welke voorwaarden moeten worden opgelegd. Acht het panel realisatie van de noodzakelijke verbeteringen in twee jaar niet haalbaar, dan wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

De NVAO besluit over het opleggen van voorwaarden. Wanneer daarbij wordt vastgesteld dat het niet realistisch is dat binnen twee jaar aan de voorwaarden kan worden voldaan, ziet zij af van het stellen van voorwaarden en wordt het eindoordeel ‘Negatief’.

Aanbevelingen

 

Het panel kan bij iedere standaard suggesties voor verbetering doen die in de rapportage worden onderscheiden van de onderbouwing van de oordelen.

5.3. Aanvraagprocedure

De erkenning ITK is zes jaar geldig. Minstens één jaar voor het eind van de geldigheidsduur vraagt een instelling bij de NVAO een verlenging aan. Instellingen die nog geen erkenning ITK hebben, kunnen deze op elk moment bij de NVAO aanvragen. Instellingen beslissen zelf of zij een instellingstoets aanvragen.

Ter voorbereiding op de instellingstoets stelt de instelling een zelfevaluatie op van beperkte omvang, waarin de sterke en de zwakke punten van de instelling staan beschreven. De zelfevaluatie wordt ter advisering voorgelegd aan de voor de instelling toepasselijke medezeggenschaps- of inspraakorganen.

De NVAO stelt een panel samen en overlegt met de instelling over de planning en inrichting van de beoordeling. In beginsel voert het panel twee locatiebezoeken uit: een verkennend en een verdiepend bezoek. Het panel biedt betrokkenen bij de instelling de gelegenheid om ook buiten de gesprekken van het locatiebezoek in vertrouwelijkheid zaken naar voren te brengen die zij van belang achten voor de beoordeling.

Het panel stelt een rapport op waarin aan de hand van de standaarden de bevindingen en overwegingen van het panel zijn beschreven. Het rapport bevat een oordeel per standaard en een gemotiveerd eindoordeel. Als het panel voorwaarden voorstelt, zijn deze expliciet in het rapport genoemd bij de betreffende standaard. De NVAO neemt een besluit op basis van dit rapport. De NVAO kan daarbij nadere toelichting vragen aan het panel.

De NVAO benadert na afronding van de besluitvorming over de erkenning ITK de instelling en de panelleden om de procedure te evalueren.

6. Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Inleiding

Opleidingen met kleinschalig en intensief onderwijs, of programma’s binnen die opleiding, kunnen onder bepaalde voorwaarden studenten selecteren en in combinatie hiermee een hoger collegegeld vragen dan het wettelijk collegegeld. Hiervoor dienen zij eerst bij de NVAO het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs (BKKI) aan te vragen (initiële toets). Na toekenning adviseert de NVAO de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de opleiding toestemming te verlenen voor selectie en collegegeldverhoging.

Deze toestemming geldt voor onbepaalde tijd, maar opleidingen moeten eenmalig binnen zes jaar na de initiële toets inzicht geven of zij de doelstellingen ten aanzien van het kleinschalig en intensief onderwijs hebben gerealiseerd en een bovengemiddeld rendement hebben behaald (praktijktoets). Bij elke nieuwe accreditatieaanvraag toont de opleiding aan dat zij nog voldoet aan de criteria voor het BKKI.

6.1. Criteria voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

De criteria zijn ruim geformuleerd om de instellingen maximaal de ruimte te geven om zich te profileren aan de hand van door henzelf gekozen onderwerpen.

A. Beoogde leerresultaten

De doelstellingen en beoogde leerresultaten zijn gericht op het bereiken van een bovengemiddeld niveau in een of meer wetenschappelijke disciplines en/of de beroepspraktijk(en) in het betreffende domein. Daarnaast richt de opleiding zich op verbreding en een daarbij passende ontwikkeling van persoonlijke attitudes en vaardigheden.

B. Programma: inhoud

Het curriculum en de extra-curriculaire activiteiten vormen een onlosmakelijk geheel. De inhoud ervan sluit aan op het geambieerde niveau en de verbreding zoals geformuleerd in de beoogde leerresultaten. Studenten en docenten verzorgen de extra-curriculaire activiteiten in gezamenlijkheid.

C. Programma: leeromgeving

Het didactisch concept gaat uit van een uitdagende leeromgeving, kleinschalig en intensief vormgegeven onderwijs en een leergemeenschap van studenten en docenten. De kleinschaligheid en intensiteit van het onderwijs blijken uit de mate van participatie en voorbereiding die van de student verwacht wordt. De inrichting van het programma is erop gericht dat studenten een nominale studievoortgang hebben, inclusief extra-curriculaire activiteiten.

D. Instroom

De opleiding hanteert een adequate selectieprocedure gericht op de instroom van gemotiveerde en academisch en/of professioneel getalenteerde studenten, waarin geschiktheid en interesse voor het kleinschalig en intensieve onderwijsconcept, in combinatie met extra-curriculaire activiteiten, tot de criteria behoren.

E. Personeel

Er is voldoende personeel om kleinschalig en intensief onderwijs te kunnen verzorgen, en intensief contact tussen docenten en studenten en individuele begeleiding aan studenten buiten het onderwijs vorm te kunnen geven. De docenten hebben aantoonbaar de benodigde specifieke expertise en bekwaamheid voor de doelstellingen van kleinschalig en intensief onderwijs. De opleiding bewaakt actief dat docenten de benodigde kwalificaties hebben en zorgt, indien nodig, voor scholing van docenten op deze aspecten.

F. Materiële voorzieningen

De opleiding beschikt over een eigen infrastructuur met voorzieningen voor kleinschalig en intensief onderwijs en gemeenschappelijke extra-curriculaire activiteiten.

G. Gerealiseerde leerresultaten

De inhoud en het niveau van de toetsen en de eindwerkstukken zijn in lijn met het niveau en de verbreding zoals geformuleerd in de beoogde leerresultaten. Afgestudeerden worden toegelaten tot veeleisende vervolgopleidingen en/of functies. De rendementen zijn substantieel hoger dan bij relevante andere opleidingen waaraan niet het bijzonder kenmerk is toegekend, en ten minste vergelijkbaar met relevante andere opleidingen die dat wel hebben.

6.2. Oordelen en beslisregels

Oordeel per criterium initiële toets en praktijktoets

Het panel voorziet elk criterium van een oordeel:

 

Voldoet:

de opleiding voldoet op het criterium aan basiskwaliteit.

 

Voldoet niet:

de opleiding voldoet op het criterium niet aan basiskwaliteit.

Aanvullende beslisregels initiële toets

Criterium G wordt alleen prospectief beoordeeld.

Eindoordeel

Het panel adviseert tevens een gewogen en gemotiveerd eindoordeel over het bijzonder kenmerk. Daarbij neemt het de volgende beslisregels in acht:

 

Positief:

op alle criteria is het oordeel ‘voldoet’.

 

Negatief:

op een of meer criteria is het oordeel ‘voldoet niet’.

6.3. Aanvraagprocedure

Alle bestaande opleidingen in het hoger onderwijs of programma’s daarbinnen kunnen een aanvraag doen voor toekenning van het BKKI. Daarnaast kan de aanvraag voor het BKKI ook worden meegenomen in een toets nieuwe opleiding. Bij een aanvraag voor het BKKI geeft de instelling aan dat zij het oogmerk heeft om toestemming te verkrijgen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het selecteren van studenten en het heffen van een verhoogd wettelijk collegegeld.

Voor het bijzonder kenmerk zijn er drie verschillende toetsmomenten: de instaptoets, de toetsing aan de praktijk en de verlenging van het bijzonder kenmerk. De instaptoets en de toetsing aan de praktijk vormen de basis voor een advies aan de Minister van OCW waarmee toestemming wordt verleend voor het selecteren aan de poort en het vragen van verhoogd collegegeld. De verlenging van het bijzonder kenmerk is direct gekoppeld aan de heraccreditatie van de opleiding door de NVAO.

Bij voorkeur wordt het BKKI beoordeeld in de context van een visitatie of toets nieuwe opleiding. Voor een bestaande opleiding kan het echter ook los van de visitatie worden aangevraagd en beoordeeld door een panel van onafhankelijke deskundigen.

De NVAO stelt aanvullende eisen aan de panelsamenstelling voor de beoordeling van het BKKI. In het panel moeten een of meer deskundigen zitten die ervaring hebben met eerdere beoordelingen van het bijzonder kenmerk of op andere wijze expertise op dit gebied hebben opgedaan.

7. Visitatiegroepen en het visitatierooster

Bestaande opleidingen worden beoordeeld door een door de NVAO goedgekeurd panel van onafhankelijke deskundigen. Deze beoordeling vindt plaats in vergelijkend perspectief met verwante opleidingen. Daartoe zijn alle opleidingen in het accreditatiestelsel ingedeeld in visitatiegroepen. Bij het samenstellen van visitatiegroepen gelden de volgende uitgangspunten:

  • De visitatiegroepen worden gevormd door verwante opleidingen die vergelijkend worden beoordeeld door één panel.

  • Een opleiding kan als unieke opleiding worden aangemerkt wanneer dat inhoudelijk wordt gemotiveerd door de instelling. In uitzonderingsgevallen kan een opleiding als unieke opleiding worden aangemerkt wanneer het niet mogelijk is om een visitatiegroep met een passende inleverdatum te vinden (noodzakelijke verlenging of bekorting is langer dan twee jaar).

  • Voorstellen worden landelijk gecoördineerd.

Een visitatiegroep wordt door één panel vergelijkend beoordeeld. Om reden van onafhankelijkheid, specifieke deskundigheid en beschikbaarheid van panelleden kan de samenstelling per opleiding wisselen. Er moet echter voldoende ‘overlap’ zijn tussen de samenstelling per opleiding om een consistente vergelijkende beoordeling mogelijk te maken.

De NVAO stelt de datum vast waarvoor een rapport van de eerstvolgende beoordeling moet worden ingeleverd: de ‘inleverdatum’. Deze datum is in het accreditatiebesluit vermeld.

Een wijziging van de indeling van een visitatiegroep kan door het instellingsbestuur worden aangevraagd bij de NVAO. De wijziging van visitatiegroep moet in de aanvraag worden gemotiveerd. Daarnaast moet uit de aanvraag blijken dat afstemming heeft plaatsgevonden met de beoogde visitatiegroep.

Bijlage: lijst met afkortingen

  • Ad associate degree-opleiding

  • ESG Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area (European Standards and Guidelines)

  • hbo hoger beroepsonderwijs

  • ITK instellingstoets kwaliteitszorg

  • NVAO Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie

  • rpho rechtspersoon voor hoger onderwijs

  • TNO toets nieuwe opleiding

  • WHW Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

  • wo wetenschappelijk onderwijs

Naar boven