De verplichting om namens een multinationale groep een landenrapport, in Nederland
als bedoeld in artikel 29e van de Wet Vpb 1969, in te dienen, rust op de rapporterende entiteit. Een rapporterende entiteit kan
zijn de uiteindelijkemoederentiteit, de surrogaatmoederentiteit of een andere groepsentiteit
van de multinationale groep. Bij de (mogelijke) aanwijzing door de multinationale
groep van de surrogaatmoederentiteit of van een andere groepsentiteit als de rapporterende
entiteit speelt een rol of tussen Nederland en het land waarvan de uiteindelijkemoederentiteit
of de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is een overeenkomst tussen de bevoegde
autoriteiten in werking is die voorziet in de automatische uitwisseling van landenrapporten
(zie artikel 29c, tweede lid, onder b, en vierde lid, onder b, van de Wet Vpb 1969). Evenals bij de uitvoering van de Common Reporting Standard (CRS) is het uitgangspunt
van Nederland dat de automatische uitwisseling van landenrapporten plaatsvindt onder
het WABB-Verdrag en een MCAA. De MCAA CbC is de overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten
die voorziet in de automatische uitwisseling van landenrapporten.
Per 21 oktober 2016 hebben 49 landen de MCAA CbC getekend. Om de MCAA CbC in werking
te laten treden en dus daadwerkelijk een uitwisselingsrelatie tussen twee ondertekenaars
van de MCAA CbC tot stand te brengen, moet de OESO op grond van artikel 8 van de MCAA
CbC worden genotificeerd. Met deze notificatie verklaart het desbetreffende land onder
meer dat het de CbC-wetgeving heeft geïmplementeerd en met welke landen het de CbC-informatie
wil gaan uitwisselen. Als twee landen elkaar opgeven, komt tussen hen de uitwisselingsrelatie
tot stand. Een vergelijkbaar proces van ‘matching’ heeft plaatsgevonden ten behoeve
van de automatische informatie-uitwisseling onder de CRS.
Op dit moment hebben circa 10 landen de CbC-wetgeving geïmplementeerd en is een groter
aantal landen daarmee nog bezig. Voor het vervolgens doen van de notificaties op grond
van artikel 8 van de MCAA CbC zal de OESO een gefaseerd tijdpad opstellen. Naar verwachting
loopt dit tijdpad voor landen die landenrapporten gaan uitwisselen over boekjaren
die aanvangen in 2016 tot 1 juli 2017. Rekening houdend met een redelijke termijn
voor het proces van matching zou dan uiterlijk eind augustus duidelijk moeten zijn
tussen welke landen een overeenkomst tot uitwisseling van CbC-informatie tot stand
gekomen is.
Fiscaal in Nederland gevestigde groepsentiteiten van een multinationale groep waarvan
het verslagjaar eerder dan 1 september 2017 afloopt hebben op het moment dat zij op
grond van artikel 29d van de Wet Vpb 1969 de inspecteur voor de eerste keer de identiteit van de rapporterende entiteit moeten
berichten geen volledige duidelijkheid over de tot stand gekomen uitwisselingsrelaties.
Om een zorgvuldig verloop van de eerste binnenlandse notificatieronde te waarborgen
en om te voorkomen dat gedane notificaties later weer gecorrigeerd zouden moeten worden,
wordt de termijn voor het doen van deze eerste notificatie verlengd tot uiterlijk
1 september 2017. In Nederland gevestigde groepsentiteiten van een multinationale
groep waarvan het boekjaar eindigt na 1 september 2017 krijgen geen uitstel; voor
hen komt de daarvoor vereiste duidelijkheid over de uitwisselingsrelaties wel op tijd.