Bijlage 2 B. Lijst met gegevens en omschrijvingen
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
In deze lijst zijn de gegevens opgenomen, die door het Vervangingsfonds worden gehanteerd.
Voor de exacte aanduiding van gegevens in het gegevensverkeer is bijlage 2 C bepalend.
ABP
Algemeen burgerlijk pensioenfonds.
Administratiekantoornummer
Administratienummer van het administratiekantoor in BRIN.
Adres administratiekantoor/onderwijsbureau
Gegevens betreffende het correspondentie- en het vestigingsadres van het administratiekantoor
of onderwijsbureau, waar de administratie voor de betreffende school wordt gevoerd.
Adres bevoegd gezag
Correspondentie- en vestigingsadresgegevens van het bevoegd gezag.
Adres onderwijsinstelling
Correspondentie- en vestigingsadresgegevens van de onderwijsinstelling.
Afkeuring, datum –
Datum waarop de afkeuring is geëffectueerd, dat wil zeggen de datum waarop betrokkene
uit de betrekking waarvoor hij/zij is afgekeurd, is ontslagen en, indien van toepassing,
in het huidige nieuwe dienstverband is aangesteld.
Afwezigheid, datum einde –
De eerste dag waarop betrokkene niet meer afwezig is in verband met herstel (bij ziekte)
dan wel werkhervatting (bij andere vormen van afwezigheid). De afwezigheid wordt ook
geacht te zijn beëindigd in het geval van een beëindiging van de dienstverhouding.
Datum einde afwezigheid is dan gelijk aan de datum einde dienstverhouding.
Afwezigheid, datum mutatie –
Datum waarop een mutatie in de omvang van de afwezigheid optreedt.
Afwezigheid, gewogen dagen –
Het totaal aantal kalenderdagen dat een werknemer verlof is verleend, vermenigvuldigd
met de van toepassing zijnde verloffactor (zie Verloffactor).
Benoemingsomvang
Het aantal uren/minuten of de werktijdfactor zoals vermeld in de akte van benoeming.
Betaalnummer
De bank- of girorekening van het bevoegd gezag ten behoeve van financiële transacties
tussen het bevoegd gezag en het Vervangingsfonds.
BSN-nummer
Het burgerservicenummer
Code afwezigheid
Soort afwezigheid; te gebruiken codes:
-
– Ziekte: 01
-
– Schorsing: 13
Contactpersoon administratiekantoor/onderwijsbureau
Naam van de contactpersoon voor het administratiekantoor of onderwijsbureau, belast
met de administratie voor de betreffende school.
Contactpersoon bevoegd gezag
Naam van de contactpersoon voor het bevoegd gezag; veelal de schooladministrateur.
Denominatie onderwijsinstelling
Levensbeschouwelijke richting (zie Richting) van de onderwijsinstelling.
Dienstverband, soort –
Soort aanstelling; te gebruiken codes:
Dienstverhouding, einde –
Datum waarop de aanstelling is of zal worden beëindigd.
Dienstverhouding, ingang –
Datum waarop de aanstelling van kracht geworden is.
Feitelijke weektaak-1 (ter berekening van de verloffactor bij gewogen dagen afwezigheid)
Het aantal uren/minuten zoals vermeld in de akte van benoeming, verminderd met ADV-overgangsrecht,
TVS-, persoonsgebonden-, garantie en BAPO-uren, elk uiteraard indien en voor zover
van toepassing. De feitelijke weektaak-1 is in relatie tot de omvang afwezigheid de
basis voor de berekening van de verloffactor (zie aldaar) bij afwezigheid in verband
met ziekte.
Feitelijke weektaak-2 (ter berekening van de verloffactor bij gewogen ziektedagen)
Idem als feitelijke weektaak-1 doch exclusief het lang buitengewoon verlof voor zover
de bezoldiging daarvan niet ten laste van de onderwijsinstelling of het Ministerie
van OCW komt. De feitelijke weektaak-2 is in relatie tot de omvang afwezigheid de
basis voor de berekening van de verloffactor (zie aldaar) bij afwezigheid in verband
met ziekte.
Formatie in fte's:
Gemiddelde personeelssterkte van het reguliere personeel in fte's. Deze is gelijk
aan de som van de producten van individuele deeltijdfactoren en individuele GAP-gewichten,
waarbij de individuele deeltijdfactor wordt gevormd door de verhouding tussen de omvang
van het dienstverband ofwel de benoemingsomvang en een voltijd dienstverband conform
de CAO PO.
N.B. Dit is exclusief vacatures.
Formele aanstellingsomvang
Zie Benoemingsomvang.
Functiecode
De functie waarin betrokkene in de aanstelling werkzaam is, codes:
In het geval sprake is van diverse sub-dienst-verhoudingen met verschillende functiecodering
moet de functiecode worden geregistreerd die behoort bij de in omvang grootste sub-dienst-verhouding.
Bij de berekening van de kengetallen wordt het directiepersoneel meegewogen bij het
onderwijzend personeel.
GAP
Gemiddeld aantal personeelsleden dat in de rapportageperiode een aanstelling bij de
OWI heeft gehad. Noodzakelijk is dat voor elk personeelslid bekend is voor welk deel
van de rapportageperiode hij/zij een aanstelling heeft gehad (= individueel GAP-gewicht).
GAP is de som van de individuele GAP-gewichten van alle afzonderlijke reguliere personeelsleden,
die in de rapportageperiode een aanstelling hebben (gehad) bij de OWI. Bij de berekening
van de ziekteverzuimpercentages (zie Ziekteverzuimpercentage 1 en Ziekteverzuimpercentage
2) wordt gebruik gemaakt van het GAP exclusief het personeel dat lang buitengewoon
verlof geniet en waarvan de bezoldiging niet meer ten laste van de onderwijsinstelling
of het Ministerie van OCW komt.
GAP, gewicht individueel
Het deel van de rapportageperiode waarin een regulier personeelslid een aanstelling
heeft gehad. N.B. Het GAP-gewicht heeft geen relatie met de omvang van de betrekking
van de persoon.
-
– Voorbeeld 1: als een persoon gedurende de hele rapportageperiode een aanstelling heeft
gehad, is zijn individueel GAP-gewicht 1,0.
-
– Voorbeeld 2: als een persoon gedurende de helft van de rapportageperiode een aanstelling
heeft gehad, is zijn individueel GAP-gewicht 0,5.
Geslacht
Aanduiding of de betrokkene een man of vrouw is; codes:
Geslachtsverdeling, procentuele –
Het percentage mannen en vrouwen van TAP.
Instelling
Zie Onderwijsinstelling
Leeftijdsverdeling, procentuele –
Het percentage van TAP in de verschillende leeftijdsklassen: tot 25 jr, 25-34 jr,
35-44 jr, 45-54 jr, 55-59 jr, 60 jr en ouder. Bedoeld wordt de leeftijd van de personeelsleden
op de laatste dag van de rapportageperiode.
Leerlingenaantal onderwijsinstelling
Aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober. N.B. niet gewogen, maar absolute aantal.
Naam administratiekantoor/onderwijsbureau
Naam van het administratiekantoor of onderwijsbureau, waar de administratie voor de
betreffende school wordt gevoerd.
Naam bevoegd gezag
Naam van het bevoegd gezag cf. BRIN-gegevens.
Naam onderwijsinstelling
Naam van de onderwijsinstelling cf. BRIN-gegevens.
Niet zieken, percentage –
Het percentage van het reguliere personeel (uitgedrukt in TAP) dat over de rapportageperiode
géén ziekteverlof heeft gehad.
Onderwijsinstelling
Een organisatie die zich het geven van onderwijs ten doel stelt en welke op enigerlei
wijze verantwoording verschuldigd is aan het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
of dat van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij, of om een andere reden bij het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekend dient te zijn.
Onderwijssoort
Tabel onderwijssoorten ten behoeve van de premieafdracht Vervangingsfonds:
Code van
|
Code t/m
|
Omschrijving
|
Sector
|
081
|
120
|
Basisonderwijs, regulier
|
BO
|
122
|
122
|
Basisonderwijs, speciaal
|
BO
|
123
|
123
|
Basisonderwijs, niet regulier
|
BO
|
126
|
126
|
WEC (Expertise centrum)
|
WEC
|
500
|
529
|
Basisonderwijs, speciaal
|
BO
|
530
|
549
|
Basisonderwijs, niet regulier
|
BO
|
550
|
569
|
WEC (Expertise centrum)
|
WEC
|
Orgaancode ABP
Nummer waaronder het bevoegd gezag bij het ABP bekend is (7-cijferig).
OSI
Onderwijsondersteunende instellingen.
OWI
Onderwijsinstelling.
Partieel verlof
Verlof dat slechts voor een gedeelte van de feitelijke weektaak is verleend (zie Verloffactor).
Personeel, regulier –
Alle reguliere medewerkers van de instelling. Dit zijn alle personeelsleden exclusief
de personeelsleden met een tijdelijk dienstverband wegens vervanging en personeel,
geplaatst in een door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingspool en extern personeel.
Personeelsleden, aantal –
Aantal personeelsleden van de onderwijsinstelling.
Rapportage, datum –
De datum waarop de kengetallen moeten worden berekend en aangeleverd. De rapportagedata
kunnen verschillen, afhankelijk van de instantie waarvoor de kengetallen moeten worden
berekend.
Het Vervangingsfonds hanteert twee rapportagedata per jaar, te weten 1 februari (uiterlijke
aanleverdatum 1 maart) en 1e dag van de grote vakantie (uiterlijke aanleverdatum 1 november).
Rapportage periode –
De periode waarover de kengetallen met betrekking tot afwezigheid en vervanging dienen
te worden berekend. De rapportageperioden kunnen verschillen, afhankelijk van de instantie
waarvoor de kengetallen moeten worden berekend. Het Vervangingsfonds gaat uit van
twee rapportageperioden:
De eerste rapportage heeft betrekking op globaal de (eerste) helft van het schooljaar,
de tweede rapportage heeft betrekking op het volledige schooljaar exclusief de grote
(zomer)vakantie.
Per OWI dient jaarlijks de precieze begin- en einddatum van de zomervakantie te worden
vastgelegd en het aantal kalenderdagen in de beide rapportageperioden te worden geteld.
Registratieperiode
Deze is gelijk aan een schooljaar, loopt van 1 augustus tot 1 augustus en omvat 365
dagen. Voor berekening van de kengetallen is de rapportageperiode van belang (zie
Rapportage, periode –).
Richting
Geeft de (levensbeschouwelijke) richting van deonderwijsinstelling aan; codes:
0 = niet van toepassing
1 = rijks
2 = gemeentelijk
3 = Rooms Katholiek
4 = Protestants Christelijk
5 = overig bijzonder
Salaris, ingang –
Datum waarop het salaris van kracht is geworden.
Salaris, max-schaal –
De hoogste schaal die conform de vigerende CAO behoort bij een functie.
Salaris, nominaal –
Het overeengekomen bedrag dat als bruto maandsalarisbedrag wordt gehanteerd bij de
berekening van het netto salaris.
Salaris, schaalnummer –
Schaalnummer van het salaris van het personeelslid volgens de vigerende CAO.
In het geval van diverse sub-dienstverhoudingen met een verschillende salarisschaal,
moet het schaalnummer worden geregistreerd dat behoort bij de in omvang grootste sub-dienstverhouding.
Salaris, nummer –
Aanduiding van het nummer (=anciënniteit) binnen de van toepassing zijnde salarisschaal
volgens de vigerende CAO.
School
Zie Onderwijsinstelling.
Schoolnummer
Administratienummer van de onderwijsinstelling (2 cijfers en 2 letters) in BRIN.
TAP
Totaal aantal afzonderlijke reguliere personeelsleden dat in de rapportageperiode
een aanstelling bij de instelling heeft gehad.
Verloffactor
Gedeelte van de feitelijke weektaak waarvoor aan een personeelslid verlof is verleend.
Als bijvoorbeeld voor 50 procent van de feitelijke weektaak verlof is verleend, wordt
de verloffactor 0,5. Bij telling van gewogen dagen afwezigheid wordt de verloffactor
gebaseerd op de feitelijke weektaak-1.
Bij telling van gewogen ziektedagen wordt de verloffactor gebaseerd op de feitelijke
weektaak-2.
Vervanging, datum ingang
Datum eerste dag van de vervanging.
Vervanging, datum mutatie
Datum waarop een mutatie in de vervanging optreedt.
Vervanging, datum mutatie omvang
De datum waarop een mutatie m.b.t. de omvang van de vervanging door één vervanger
heeft plaatsgevonden.
Vervanging, einde
De eerste werkdag waarop geen vervanging meer heeft plaats gevonden.
Vervanging, uren omvang –
De omvang van de uitgevoerde vervanging in uren en minuten per week (van maandag tot
maandag). Bij vervanging gedurende een deel van een week kan het aantal vervangingsuren
pro rato worden afgeleid van de uren omvang vervanging per week.
Vervangingskosten, declaratiemaand –
De maand waarvoor de declaratie aangemaakt is.
Vervangingskosten, maand waarop betrekking
De maand waarin de aangegeven kosten gemaakt zijn.
Verzuim, einde
De eerste werkdag waarop het verzuim niet meer plaatsvindt.
Verzuim, ingang
De eerste werkdag waarop verzuim van de vervanger is opgetreden (N.B. indien het een
regulier personeelslid betreft, wordt de term "afwezigheid" gebruikt).
Werkgever
Bevoegd gezag
Werkgeversnummer
Administratienummer van het bevoegd gezag (werkgever) in BRIN.
Ziekmeldingsfrequentie 1
Aantal ziektegevallen van het reguliere personeel in de rapportageperiode, zowel reeds
lopende als begonnen in de rapportageperiode, per 100 personeelsleden (= ZMF-1).
Ziekmeldingsfrequentie 2
Idem als ZMF-1, echter hier uitsluitend het aantal in de rapportageperiode begonnen
ziektegevallen, een en ander conform de definitie volgens de BZK-richtlijnen (= ZMF-2).
Ziektedagen, gewogen
Het totaal aantal kalenderdagen dat een werknemer afwezig is geweest in verband met
ziekte, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde verloffactor.
Indien de verloffactor binnen een periode van afwezigheid wijzigt, zal per deelperiode
rekening moeten worden gehouden met de in de betreffende deelperiode van toepassing
zijnde verloffactor.
Bijvoorbeeld: iemand is 60 dagen voor 75 procent afwezig wegens ziekte, direct gevolgd
door achtereenvolgens een periode van 30 dagen met 50 procent ziekteverlof en een
periode van 20 dagen met 25 procent ziekteverlof. Het aantal gewogen ziektedagen is:
(60 x 0.75) + (30 x 0.50) + (20 x 0.25) = 45 + 15 + 5 = 65 dagen.
Ziekteduur 1, gemiddelde
De som van alle (gewogen*) ziektedagen van het reguliere personeel in de rapportageperiode,
gedeeld door het aantal in de rapportageperiode begonnen of reeds lopende ziektegevallen
van het reguliere personeel. (= GZD-1).
De ziektedagen die vóór het begin van de rapportageperiode vallen, worden hierbij
niet meegerekend. De maximale duur van GZD-1 is derhalve gelijk aan de rapportageperiode.
(*) alléén van toepassing bij partiële afwezigheid. Zie onder Ziektedagen, gewogen
–
Voorbeeld:
-
– personeelslid A is gedurende de periode van 15 mei 1992 tot 21 januari 1993 voor 40
procent afwezig wegens ziekte.
-
– personeelslid B is volledig afwezig gedurende de periode van 11 januari 1993 tot 14 februari
1993.
-
– de rapportageperiode loopt van 24 augustus 1992 tot en met 31 januari 1993.
Gewogen ziektedagen personeelslid A:
150 dagen (begin rapportageperiode tot datum herstel) x 40 procent = 60 dagen.
Ziektedagen personeelslid B:
22 dagen (begin afwezigheid tot eind rapportageperiode) x 100 procent = 22 dagen.
Ziekteduur 2, gemiddelde –
De gemiddelde ziekteduur van de in de rapportageperiode beëindigde ziektegevallen
van het reguliere personeel, ongeacht de verloffactor. De ziektedagen van reeds vóór
de rapportageperiode begonnen ziektegevallen worden hierbij wel meegerekend. Deze
maat geeft de werkelijke gemiddelde ziekteduur van de ziektegevallen weer. (= GZD-2).
Voorbeeld:
Dezelfde gegevens als bij het voorbeeld onder GZD-1.
Aantal ziektedagen personeelslid A: 251 (ongewogen, van begin tot einde afwezigheid).
Ziektedagen personeelslid B: de ziektedagen van dit personeelslid tellen niet mee
aangezien de afwezigheid niet in de rapportageperiode is beëindigd.
Ziekteverzuim
Het niet of slechts gedeeltelijk kunnen uitoefenen van de functie wegens ziekteverlof
of een ongeval. Dit wordt onderscheiden van zwangerschaps- en bevallingsverlof en
overige vormen van verlof.
Ziekteverzuimpercentage 1
Het aantal (naar mate van de omvang van afwezigheid gewogen*) kalenderdagen ziekteverlof
van het reguliere personeel in de rapportageperiode, gedeeld door GAP** en gedeeld
door het aantal kalenderdagen van de rapportageperiode, maal 100. (=ZV%-1).
In formule: {Z: (Y * C)} * 100, hierbij geldt:
Z = aantal (gewogen*) ziektedagen van het reguliere personeel in de rapportageperiode
Y = GAP exclusief personeel dat lang buitengewoon verlof geniet
C = aantal kalenderdagen in de rapportageperiode
*) alleen van toepassing bij partiële afwezigheid. Zie onder Ziektedagen, gewogen
-.
**) in dit geval GAP exclusief het personeel dat lang buitengewoon verlof geniet en
waarvan de bezoldiging niet meer ten laste van de onderwijsinstelling of het Ministerie
van OCW komt
Voorbeeld:
Personeelslid A: 60 dagen volledig afwezig wegens ziekte, gevolgd door 30 dagen met
50 procent
ziekteverlof.
Gewogen dagen: 75
Personeelslid B: 80 dagen ziekteverlof (40 procent). Gewogen dagen: 32
Personeelslid C: 3 dagen volledig afwezig wegens ziekte.
GAP = 10 en het aantal dagen in de rapportageperiode 300.
N.B. ZV%-1 dient te worden uitgesplitst naar:
De volgende indeling naar salarisschaal dient te worden aangehouden: de salarisschalen
1-4, 5-10, 11 en hoger.
Ziekteverzuimpercentage 2
Idem als ziekteverzuimpercentage l, maar exclusief de ziektedagen voor zover de ziektegevallen
langer dan een jaar hebben geduurd. (= ZV%-2). Voor wat betreft de telling van de
duur van de ziektegevallen wordt aangesloten bij de wachttijdtelling WAO. Dat wil
zeggen dat onderbrekingen in het verzuim van een maand of meer leiden tot een nieuwe
telling. Verzuimperioden, onderbroken door werkhervattingen van minder dan een maand
worden als een aaneengesloten verzuimperiode beschouwd
Ziektewet, bedrag –
Is het bedrag dat op grond van de Ziektewet uitgekeerd wordt.
Ziektewet, datum einde –
Is de datum die het einde aangeeft van een periode waarin een uitkering ingevolge
de ziektewet is genoten.
Ziektewet, datum ingang –
Is de datum waarop voor het eerst, gedurende een periode, ZW-uitkering van toepassing
is.