Hoofdstuk 2. Doelstelling, doelgroep, juridische verankering en staatssteunkader
2.1. Doelstelling DGGF
In de nota ‘Wat de wereld verdient’ is een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen gepresenteerd. Drie doelstellingen
staan daarbij centraal: het uitbannen van extreme armoede, duurzame en inclusieve
groei overal ter wereld en succes voor ondernemingen in Nederland. Om ervoor te zorgen
dat iedereen kan profiteren van handel en investeringen is het noodzakelijk om obstakels
die ontwikkeling hinderen weg te nemen en kansen te creëren voor kwetsbare groepen
in lage- en middeninkomenslanden om volwaardig te participeren in economie en samenleving.
Duurzame en inclusieve groei begint bij verbetering van het ondernemingsklimaat. De
randvoorwaarden moeten voor het bedrijfsleven op orde zijn om volwaardig te functioneren.
Een goed ondernemingsklimaat is niet alleen van groot belang voor private partijen
in lage- en middeninkomenslanden, maar ook voor de midden- en kleinbedrijven die in
deze landen actief willen zijn. Hoe beter een private sector is ontwikkeld, des te
beter mensen in lage- en middeninkomenslanden in hun eigen levensonderhoud kunnen
voorzien en des te aantrekkelijker het wordt om er zaken te doen. Een beter ondernemingsklimaat
bevordert inclusieve en duurzame economische groei en maakt het mogelijk om handelsrelaties
met landen op te bouwen.
Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) geeft invulling aan de nieuwe agenda door middel
van het aanbieden van financieringen voor investeringen in en export naar lage- en
middeninkomenslanden. Het is additioneel aan de diensten van financiers, die nu vaak
terughoudend zijn met het verstrekken van financiering vanwege de – gepercipieerde
– risico’s in dergelijke landen.
De activiteiten die uit het DGGF gefinancierd worden moeten bijdragen aan:
-
• de lokale werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden, inclusief indirecte werkgelegenheid
van bijvoorbeeld lokale toeleveranciers;
-
• de productiekracht van het lokale bedrijfsleven;
-
• de duurzame overdracht van kennis, vaardigheden en technieken.
Het gebrek aan financieringsmogelijkheden vormt een rem op de groei van MKB ondernemingen
en dat terwijl het MKB van cruciaal belang is voor het scheppen van werkgelegenheid.
Het DGGF zal via drie onderdelen tot uitvoering worden gebracht, te weten via:
-
1. Financiering van activiteiten van het MKB dat ontwikkelingsrelevante investeringen
wil doen in lage- en middeninkomenslanden;
-
2. Financiering van activiteiten van het lokale MKB in lage- en middeninkomenslanden;
-
3. Financiering van het MKB dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.
Deze beleidsregels hebben uitsluitend betrekking op bovengenoemd onderdeel 1.
2.1.1. Dggf onderdeel 1
De doelstelling van DGGF onderdeel 1 is het intensiveren van ontwikkelingsrelevante
investeringen in en handel met lage- en middeninkomenslanden. Voor dit onderdeel dient
dit bereikt te worden via het commercieel financieren van activiteiten van het midden-
en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.
Hierbij gaat er extra aandacht uit naar ondernemers die actief zijn in fragiele staten
en jonge en vrouwelijke ondernemers uit DGGF landen. Zij leveren vaak een relatief
grote bijdrage aan ontwikkeling, maar hebben vaak meer moeite om aan kapitaal te komen.
Investeringen in lage- en middeninkomenslanden vinden op dit moment onvoldoende plaats
omdat ondernemingen vanuit Nederland moeite hebben met het vinden van financiering.
Private financiers zijn huiverig om financiering te verstrekken, omdat zij relatief
onbekend zijn met de lokale markt en risico’s vaker hoger percipiëren dan zij daadwerkelijk
zijn, vooral in landen waar zij geen eigen vestigingen hebben. Hierdoor is het lastig
en kostbaar om het potentiële rendement op een investering goed in te schatten. Door
een gebrek aan zekerheden willen of kunnen private partijen deze transacties daarom
niet financieren. Lokale financiers bieden evenmin uitkomst. Dit verhindert investeringen
die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden
en lopen ondernemers kansen mis.
DGGF onderdeel 1 biedt daarom (deels via financiers) financieringsmogelijkheden aan
MKB ondernemingen met een goed investeringsplan waarbij niet alleen gekeken wordt
naar de financiële prestaties, maar ook naar of het bedrijf en de investering voldoet
aan de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en ontwikkelingsrelevantie.
Uitgangspunt is dat uitsluitend activiteiten gefinancierd worden waar een goede business
case aan ten grondslag ligt en die rendabel zijn.
2.2. Doelgroep
Hoewel DGGF onderdeel 1 erop gericht is om financieringsmogelijkheden aan MKB ondernemingen
te bieden, kunnen ook grotere ondernemingen in aanmerking komen voor zover dat noodzakelijk
is voor het MKB waarmee zij samenwerken en als in die samenwerking het accent op het
MKB ligt.
2.3. Juridische verankering
Financiering in de vorm van leningen in het kader van DGGF onderdeel 1 zal worden
verankerd in een financieringsovereenkomst die als uitvoeringsovereenkomst bij de
subsidiebeschikking hoort. Voor deze vormgeving is gekozen omdat verstrekking van de financiering – ondanks
het bestaan van een terugbetalingsplicht – onder omstandigheden kan worden aangemerkt
als een ‘aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het
oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het
bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’ en daardoor dus op grond van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden aangemerkt als ‘subsidie’. De totstandkoming van de subsidiebeschikking
wordt beheerst door het publiekrecht, de inhoud van de financieringsovereenkomst door
het privaatrecht. Dit betekent dat de subsidiebeschikking niet de details van de financieringsovereenkomst
omvat. Voor elke financieringsmogelijkheid is er een model financieringsovereenkomst.
Het verlenen van garanties in het kader van DGGF onderdeel 1 zal worden verankerd
in een garantstellingsovereenkomst die als uitvoeringsovereenkomst bij de subsidiebeschikking
hoort. De totstandkoming van de subsidiebeschikking wordt beheerst door het publiekrecht,
de inhoud van de garantstellingsovereenkomst en de daaruit voorvloeiende individuele
garantieverleningen door het privaatrecht. Dit betekent dat de subsidiebeschikking
niet de details van de garantstellingsovereenkomst omvat. Voor elke garantiemogelijkheid
is er een model garantstellingsovereenkomst.
De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen een in de beschikking
bepaalde termijn de beoogde financieringsovereenkomst tot stand komt. Een positieve
beschikking biedt de aanvrager daarom nog niet de zekerheid dat de beoogde transactie
doorgang zal vinden: die zekerheid bestaat pas als de overeenkomst tot stand is gekomen.
Wel biedt de beschikking grond voor het vertrouwen dat de intentie van de minister
gericht is op het bereiken van overeenstemming. In geval van garantieverlening zal
de daadwerkelijke verstrekking van de garantie plaats vinden onder de opschortende
voorwaarde dat de aanvragende financier daadwerkelijk tot verstrekking van de financiering
waarvoor garantie is aangevraagd is overgegaan.
2.4. Staatssteunkader
Randvoorwaarde is dat de financiering binnen de bedding van de Europese staatssteunregels
blijft.
Er is geen sprake van staatssteun als de minister bij de toekenning van financieringen
toepassing geeft aan het ‘principe van de investeerder in een markteconomie’ of binnen
de grenzen van de De-minimisverordening blijft. Binnen de grenzen van de Algemene
groepsvrijstellingsverordening is er sprake van geoorloofde staatssteun. Steun voor
met de uitvoer verband houdende activiteiten (‘exportsteun’) is hiermee ook uitgesloten.
Hoofdstuk 3. Financieringsmogelijkheden
3.1. Algemeen
RVO zal beoordelen of de investering gezond is en dus of zij deze op verantwoorde
wijze kan steunen. Afhankelijk van het risicoprofiel van de investering (op basis
van het risico op de MKB onderneming, het land en de activiteiten) en afhankelijk
van de bereidheid van andere financiers om (gedeeltelijk) mee te investeren wordt
een financiering, garantie of een combinatie van financieringen en/of garanties verstrekt.
Per instrument zal uiteindelijk een zelfstandige risicoafweging plaatsvinden, waarbij
indien mogelijk RVO een coördinerende rol zal spelen met betrekking tot de benodigde
informatievoorziening.
Financiering in het kader van DGGF onderdeel 1 kan in verschillende vormen worden
verstrekt. Het kan daarbij gaan om leningen en garanties, zowel afzonderlijk als in
combinatie. De beleidsregels bieden ten behoeve van het MKB de volgende mogelijkheden
om financiering beter toegankelijk te maken:
-
1. Lening aan een MKB onderneming;
-
2. Lening aan een financier zijnde een bank die gevestigd is in een DGGF land;
-
3. Lening aan een financier zijnde een investeringsfonds ingericht naar het recht van
één van de lidstaten van de Europese Unie met het oog op het verwerven van participaties
door deze financier (Fund-in Fund financiering);
-
4. Garantie aan een financier ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de
Europese Unie;
-
5. Garantie aan een financier, zijnde een bank die gevestigd is in een DGGF land.
Financiering op grond van deze beleidsregels bedraagt niet meer dan € 10 miljoen per
aanvraag.
3.2. Leningen aan een MKB onderneming
De minister kan op aanvraag van een MKB onderneming een subsidie in de vorm van lening
verstrekken ten behoeve van de financiering van ontwikkelingsrelevante investeringen
in een DGGF land.
Aangezien bij de toepassing van deze beleidsregels het ‘principe van de investeerder
in een markteconomie’ richtsnoer is, zal de minister – exceptionele gevallen daargelaten
– kunnen en moeten verlangen dat de beoogde transactie mede wordt gefinancierd door
een of meer co-financiers in een mate die recht doet aan voornoemd uitgangspunt.
De vergoeding voor de leningen dient marktconform te zijn. Indien het niet mogelijk
is om door middel van benchmarking een marktconforme vergoeding vast te stellen, wordt
het percentage vastgesteld volgens de Mededeling van de Commissie over de herziening
van de methode waarmee de referentie- en verdisconteringspercentages worden vastgesteld. De vast te stellen vergoeding kan naast een vaste vergoeding eveneens een variabele
component bevatten.
3.3. Leningen aan een bank in DGGF land
De minister kan op aanvraag van een financier zijnde een bank gevestigd in een DGGF
land een subsidie in de vorm van een lening verstrekken ten behoeve van de financiering
van ontwikkelingsrelevante investeringen in het desbetreffende DGGF land door een
MKB onderneming.
Met dergelijke leningen kan een financier in een DGGF land, die in de basis bereid
is om tot financiering van de lokale vestiging van een MKB-onderneming over te gaan,
maar om bijvoorbeeld balanstechnische redenen hier niet toe in staat is, geholpen
worden om deze financiering toch te kunnen verstrekken.
Het streven is om met lokale banken samen te werken en dan bij voorkeur met zogenaamde
netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vestigingen in meerdere
DGGF-landen. Met deze netwerkbanken kunnen dan koepelovereenkomsten worden aangegaan,
wat de efficiëntie in de uitvoering vergroot.
De financier, de betreffende MKB onderneming en de aanvraag dienen te voldoen aan
de in annex 2 opgesomde (relevante) voorwaarden en de overige (relevante) voorwaarden
uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
3.4. Leningen aan een financier ingericht naar het recht van één van de lidstaten
van de Europese Unie (Fund in Fund)
De minister kan op aanvraag van een financier, zijnde een participatiemaatschappij,
(investeringsfonds) een lening verstrekken voor het verkrijgen van participaties in
MKB ondernemingen voor het doen van ontwikkelingsrelevante investeringen in een DGGF
land.
Een investeringsfonds kan op deze wijze maximaal 50% van zijn investeringen financieren
met de lening. Terugbetaling vindt plaats voor zover de participaties inkomsten opleveren,
waarbij de terugbetaling niet plaatsvindt in een verhouding naar rato van het ingebrachte
kapitaal maar in een verhouding die voldoende gunstig is voor het investeringsfonds.
Dit levert een hefboomwerking op voor het rendement van de private kapitaalverschaffers
van het investeringsfonds en stimuleert private kapitaalverschaffers (meer) te gaan
investeren in ontwikkelingsrelevante expansie van MKB ondernemingen in DGGF landen.
De financier, de betreffende MKB onderneming en de aanvraag dienen te voldoen aan
de in annex 2 opgesomde (relevante) voorwaarden en de overige (relevante) voorwaarden
uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
3.5. Garanties aan financier ingericht naar het recht van één van de lidstaten van
de Europese Unie
De minister kan op aanvraag van een financier subsidie verstrekken in de vorm van
een garantie ter dekking van eventuele verliezen op een verstrekte financiering (leningen
en/of aandelenkapitaal), die de financier op grond van een overeenkomst met een MKB
onderneming is aangegaan voor het doen van ontwikkelingsrelevante investeringen in
een DGGF land.
Door middel van deze mogelijkheid kan er vanuit DGGF borg gestaan worden voor een
percentage van de financiering die een financier verstrekt. De minister neemt een
deel van de risico’s over waardoor de financier eerder geneigd zal zijn financiering
te verschaffen.
De financier, de betreffende MKB onderneming en de aanvraag dienen te voldoen aan
de in annex 2 opgesomde (relevante) voorwaarden en de overige (relevante) voorwaarden
uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
3.6. Garanties aan een bank in een DGGF land
De minister kan op aanvraag van een bank die gevestigd is in een DGGF land subsidie
verstrekken in de vorm van een garantie ter dekking van eventuele verliezen op een
verstrekte lening, die de financier op grond van een overeenkomst met de lokale vestiging
in het desbetreffende DGGF land van een MKB-onderneming is aangegaan voor het doen
van ontwikkelingsrelevante investeringen in dat land.
Het streven is om met lokale banken samen te werken en dan bij voorkeur met zogenaamde
netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vestigingen in meerdere
DGGF-landen. Met deze netwerkbanken kunnen dan koepelovereenkomsten worden aangegaan,
wat de efficiëntie in de uitvoering vergroot.
De financier, de betreffende MKB onderneming en de aanvraag dienen te voldoen aan
de in annex 2 opgesomde (relevante) voorwaarden en de overige (relevante) voorwaarden
uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
3.7. Leningen of garanties onder de-minimis voorwaarden
Indien een garantie of lening aan een MKB onderneming of financier niet onder marktconforme
voorwaarden of onder de voorwaarden van de Algemene groepsvrijstellingsverordening
kan worden verstrekt, kunnen de voorwaarden van de De-minimis verordening toegepast
worden.
Voor een lening geldt dan dat voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste
50% van de lening en het een lening betreft van ofwel maximaal € 1.000 000 (of maximaal
€ 500.000 voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) met
een looptijd van maximaal vijf jaar ofwel maximaal € 500.000 (of maximaal € 250.000
voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) met een looptijd
van maximaal tien jaar (artikel 4, derde lid, onderdeel b, van de De-minimisverordening).
Voor een garantie geldt dan dat de garantie niet meer dan 80% van de onderliggende
lening bedraagt en ofwel het garantiebedrag maximaal€ 1.500.000 bedraagt (of maximaal
€ 750.000 bedraagt voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief
zijn) en de garantie een looptijd van maximaal vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag
maximaal € 750.000 bedraagt (of maximaal € 375.000 voor ondernemingen die in het goederenvervoer
over de weg actief zijn) en de garantie een looptijd van maximaal tien jaar heeft
(artikel 4, zesde lid, onderdeel b, van de De-minimisverordening).
Er zal geen financiering worden verstrekt op basis van de de mimimis-verordeningen
voor landbouw en visserij.
Hoofdstuk 4. Hoofdstuk Criteria
In het kader van deze beleidsregels vindt de beoordeling van aanvragen voor financiering
en de besluitvorming over de inhoud van de daarop betrekking hebbende financieringsovereenkomst
plaats aan de hand van een aantal criteria. Dit zijn onverminderd het bepaalde in
het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken de hierna opgenomen criteria.
4.1. Commerciële haalbaarheid
Leningen en garantieverstrekkingen die ten laste komen van DGGF moeten commercieel
haalbaar zijn, er moet dus sprake zijn van een goed uitgewerkte business case. De
financiering wordt verstrekt als ondernemingsfinanciering en niet als projectfinanciering.
Er zal in ieder geval aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan om in aanmerking
te kunnen komen voor een DGGF lening en/of garantie:
-
• De rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de MKB onderneming dient bevredigend
te zijn;
-
• De rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de investering van de MKB onderneming
in het DGGF land dient bevredigend te zijn;
-
• De MKB onderneming die financiering aanvraagt of aan wie financiering is verstrekt
waarop garantie wordt aangevraagd mag niet in financiële moeilijkheden verkeren;
-
• Er mogen in de voorafgaande periode van twaalf maanden niet meer middelen aan de MKB
onderneming onttrokken zijn dan een redelijk te achten bedrijfsvoering meebrengt en
er zijn ook geen verplichtingen tot een zodanige onttrekking aangegaan;
-
• De MKB onderneming heeft op het moment van verstrekking van de financiering een vestiging
of filiaal in Nederland;
-
• De investering waarop de aanvraag betrekking heeft, heeft niet in overwegende mate
betrekking op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed of
andere activa zonder dat er sprake is van significante waarde toevoeging door eigen
productieve activiteiten;
-
• De financiering of garantie heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s
op de Staat;
-
• De gevraagde financiering of de financiering waarop garantie wordt gevraagd dient
niet ter vervanging van een bestaande financiering.
Naast bovenstaande algemene criteria zullen in ieder geval de volgende instrument
specifieke criteria gelden:
4.1.1. Lening aan een MKB onderneming
-
• Het dient voldoende aantoonbaar te zijn dat de deskundigheid, betrouwbaarheid, financiële
draagkracht en stabiliteit van de (co-)financier voldoende gewaarborgd is;
-
• De MKB-onderneming die de lening aanvraagt oefent niet het bank-, verzekerings- of
beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij;
-
• De vereiste (co)-financiering dient in zijn geheel in geld te worden verstrekt.
4.1.2. Lening aan een financier, zijnde een bank die gevestigd is in een DGGF land
-
• De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als contractpartij;
-
• Bij of in verband met het verstrekken van financiering op te verstrekken (co)-financiering
verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;
-
• De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken en beheren van
financieringen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid;
-
• De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren
van financieringen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar
zijn;
-
• De MKB-onderneming die de lening aanvraagt bij desbetreffende bank oefent niet het
bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij.
4.1.3. Lening aan een financier zijnde een investeringsfonds ingericht naar het recht
van één van de lidstaten van de Europese Unie met het oog op het verwerven van participaties
door deze financier (Fund-in Fund financiering)
-
• De financier betreft een vennootschap in de vorm van kapitaalvennootschap of een vennootschap
met afgescheiden vermogen, ingericht naar het recht van één van de andere lidstaten
van de Europese Unie, waarin tenminste drie aandeelhouders of hoofdelijk aansprakelijke
vennoten deelnemen respectievelijk samenwerken zonder dat twee of drie van hen tot
dezelfde groep behoren en zonder dat één van hen een meerderheidsbelang heeft in de
vennootschap;
-
• Het dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financier gedurende de investeringsperiode
daadwerkelijk zal beschikken over de middelen die de financier aan het investeringsbudget
bijdraagt;
-
• De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als verstrekker van een lening;
-
• Er dient voldoende vertrouwen te bestaan dat de betrokkenen de capaciteiten hebben
voor het verkrijgen van participaties en voor het beheer van de financier op een wijze
zoals bij participatiemaatschappijen gebruikelijk is. Daarnaast staat de financier
er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren van financieringen
en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn;
-
• Bij of in verband met het verkrijgen van een participatie verstrekt de financier geen
andere goederen dan geld;
-
• Het fondsplan gebaseerd is op de uitgangspunten dat:
-
– het aansluit bij de beleidsdoelstellingen van DGGF;
-
– een financier participaties verkrijgt gedurende een investeringsperiode van ten hoogste
zes jaar en deze uiterlijk zes jaar na afloop van de investeringsperiode vervreemdt;
-
– de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de investeringsperiode
in een MKB onderneming worden verkregen, ten minste € 100.000 en ten hoogste € 3.500.000
bedraagt;
-
– de gemiddelde totale verkrijgingprijs van de participaties die een financier gedurende
de investeringsperiode per MKB onderneming verkrijgt, over alle MKB ondernemingen
genomen ten hoogste € 1.200.000 bedraagt;
-
– de beheerskosten jaarlijks ten hoogste 5 procent bedragen van het investeringsbudget;
-
– de fondsbeheerder voor zijn werkzaamheden een beloning verkrijgt die afhankelijk is
van zijn individuele prestatie;
-
– voor achtergestelde vorderingen een rente wordt bedongen die ten minste gelijk is
aan de referentierente;
-
– bij de beslissing van de financier inzake de verkrijging van een participatie rekening
wordt gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende MKB onderneming;
-
• Het fondsplan dient voldoende te zijn onderbouwd;
-
• Er dient voldoende vertrouwen te bestaan dat het fondsplan naar behoren wordt uitgevoerd.
4.1.4. Garantie aan een financier ingericht naar het recht van één van de lidstaten
van de Europese Unie
-
• De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als garantsteller;
-
• De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken en beheren van
financieringen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid;
-
• De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren
van financieringen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar
zijn;
-
• De te garanderen financiering dient in zijn geheel in geld te worden verstrekt;
-
• De MKB-onderneming die de lening aanvraagt waarvoor garantie wordt aangevraagd oefent
niet het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij.
4.1.5. Garantie aan een financier, zijnde een bank die gevestigd is in een DGGF land
-
• De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd
voor het verstrekken en beheren van financieringen, waarbij rekening wordt gehouden
met het belang van de Staat als garantsteller;
-
• De financier draagt er voor zorg dat degenen die met het verstrekken en beheren van
financieringen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid;
-
• De financier staat er voor in dat degenen die zijn belast met het verstrekken en beheren
van financieringen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar
zijn;
-
• De te garanderen financiering dient in zijn geheel in geld te worden verstrekt;
-
• De MKB-onderneming die de lening aanvraagt waarvoor garantie wordt aangevraagd oefent
niet het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uit en heeft ook geen participatiemaatschappij.
4.2. Ontwikkelingsrelevantie
Ontwikkelingsrelevantie wordt gezien als de positieve bijdrage aan minimaal één van
de volgende aspecten, waarbij geldt dat de score op ten minste een van deze aspecten
positief moet zijn en de score op de overige aspecten ten minste neutraal:
-
1. Groei van de lokale werkgelegenheid;
-
2. Duurzame overdracht van kennis en vaardigheden, technologie en innovatie;
-
3. Het verbeteren van de lokale productiekracht van de betrokken onderneming.
4.3. Additionaliteit
De te verstrekken financieringen zijn additioneel aan de markt en concurreren niet
met bestaande financiers (geen ‘crowding-out’ effecten). Er kan dus alleen worden
aangevraagd voor financiering als de commerciële markt niet bereid is (volledig) in
de financiering te voorzien.
4.4. Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
De MVO-beoordeling is een integraal onderdeel van de financieringsaanvraag. Aanvragers
dienen te voldoen aan de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Deze richtlijnen maken duidelijk wat
de Nederlandse overheid van het gedrag van ondernemingen verwacht. Ze bieden een handvat
voor gedragscodes van ondernemingen om met verschillende aspecten van maatschappelijk
verantwoord ondernemen om te gaan. De richtlijnen gaan onder andere in op milieukwesties,
mensenrechten en arbeidsomstandigheden, maar bijvoorbeeld ook op corruptie, mededinging,
ketenverantwoordelijkheid, belastingen en informatieverstrekking.
In het kader van de OESO richtlijnen wordt vereist dat bedrijven hun ketenverantwoordelijkheid
serieus nemen. Hiertoe zullen zij, waar nodig ondersteund door RVO.nl, een risicoanalyse
volgens de OESO-richtlijnen uitvoeren met betrekking tot de belangrijkste toeleveringsketens
van de te financieren activiteit. Het betreft een analyse van de ketens van de meest
elementaire grondstoffen en halffabricaten benodigd voor de fabricage van het eindproduct.
Voor de MVO-beoordeling wordt de aangeleverde informatie beoordeeld aan de in het
desbetreffende DGGF-land geldende wet- en regelgeving. De hierbij gehanteerde internationale
richtlijnen zijn de IFC Performance Standards.
Op basis van de risicoanalyse zal voor projecten met een hoog risico een plan moeten
worden opgesteld om eventuele negatieve effecten te voorkomen dan wel te mitigeren.
Afgesproken IMVO maatregelen zijn onderdeel van de financieringsovereenkomst. De aanvrager
zal de in dit plan voorgestelde maatregelen uitvoeren en hierover communiceren.
Aanvragers dienen een goede reputatie te hebben op het gebied van IMVO. Dit blijkt
uit een vastgelegd IMVO-beleid voor de eigen onderneming. Het IMVO-beleid moet gebaseerd
zijn op de uitgangspunten van OESO, en eventueel gecertificeerd volgens ISO 26.000.
Het plan geeft aan hoe het IMVO-beleid in de praktijk wordt gebracht en wie daarvoor
verantwoordelijk is.
De mate waarin de wederpartij van RVO zelf in staat moet zijn om de vereiste due diligence
onderzoeken en de monitoring en rapportages met betrekking tot de voor de ontwikkelingsdoelstellingen
en de IMVO relevante aspecten uit te voeren, hangt mede af van de betrokkenheid van
meerdere partijen en de wijze waarop de financiering wordt vormgegeven: indien een
lening of garantie wordt verstrekt aan een financier met het oog op de financiering
van een derde partij, kunnen due diligence en monitoring worden uitgevoerd door de
RVO indien deze als cofinancier optreedt van dezelfde onderneming. Indien RVO niet
als cofinancier optreedt, zal de financier due diligence, monitoring en rapportages
voor zijn rekening moeten nemen. Case by case zal beoordeeld worden welke partij hiermee
zal worden belast.
Het DGGF zal geen activiteiten financieren die op de FMO uitsluitingslijst, te vinden
op http://www.fmo.nl/exclusion-list, worden genoemd. Tevens zal van aanvragers worden
geëist dat zij geen gebruik maken van kunstmatige constructies om hun winsten of te
betalen bronheffingen te verlagen in DGGF landen. ‘Onder kunstmatige constructies’
vallen alle (juridisch legale) constructies, die enkel gericht zijn op het geheel
of gedeeltelijk ontlopen van belastingen in DGGF landen dan wel het kunstmatig verlagen
van de belastingaanslag in die landen.
Aan de financiering zal de bijzondere meldingsplicht, bedoeld in de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten subsidies, worden verbonden: De ontvanger van de financiering dient er zorg voor te dragen
dat de projectpartners en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van
kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor het project waar de aanvraag betrekking
op heeft, noch voor andere activiteiten. De ontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden
die wijzen op kinder- of dwangarbeid bij deze bedrijven onverwijld te melden bij RVO.nl.
Hoofdstuk 5. Procedure
5.1. Uitvoerder
De Minister heeft de uitvoering van deze beleidsregels opgedragen aan de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) en heeft RVO daartoe een passend mandaat en volmacht
verstrekt. RVO is onderdeel van het ministerie van Economische Zaken en werkt bij
de toepassing van deze beleidsregels onder verantwoordelijkheid van de minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
5.2. Aanvraag
Afhankelijk van het gewenste instrument kan de MKB onderneming of de financier een
aanvraag indienen bij RVO. RVO behandelt de aanvragen in volgorde van binnenkomst.
RVO zal een aanvraagformulier beschikbaar stellen. De aanvraag kan in de Nederlandse
of Engelse taal worden ingediend.
In aanvulling op artikel 25 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken dient er bij toepassing van het bepaalde in 3.5 van deze beleidsregels een ingevulde
en ondertekende de-minimisverklaring bijgevoegd te worden.
5.3. Besluitvorming
RVO bepaalt of de aanvraag zelfstandig of in combinatie met andere financiers verder
wordt behandeld. RVO heeft het mandaat om op basis van eigen beoordeling zowel indirect
als direct financiële overeenkomsten aan te gaan met een MKB onderneming.
Uit oogpunt van een evenwichtige portefeuilleopbouw en risicobeheersing zal bij de
toepassing van deze beleidsregels worden gestreefd naar een evenwichtige spreiding
over aanvragers, type debiteuren, landen, sectoren en type financieringen.
5.5. Transparantie
Vanuit het oogpunt van transparantie wordt 30 dagen voor afgifte van een financiering
de niet-bedrijfsgevoelige informatie openbaar gemaakt. De datum van publicatie geldt
als de eerste dag van de 30 dagen termijn.
De volgende informatie wordt op de website van RVO geplaatst:
5.6. Klachtprocedure
Onverminderd de ingevolge de Algemene wet bestuursrecht openstaande mogelijkheden van bezwaar en beroep beschikt RVO over een klachtenprocedure,
die waarborgen biedt voor een behoorlijke, zorgvuldige, vlotte en onafhankelijke afhandeling
van klachten over de wijze waarop RVO zich gedraagt in het kader van het beheer van
het fonds.
5.7. Monitoring en evaluatie
Ten behoeve van het monitoren en evalueren van de werking van de beleidsregels en
de bereikte resultaten en doelstellingen zal RVO de daartoe benodigde gegevens bij
de betrokken aanvragers op kunnen vragen. Een daartoe strekkende verplichting zal
aan de beschikking of de uitvoeringsovereenkomst verbonden kunnen worden.