Een aantal algemene beginselen en uitgangspunten geldt voor de beoordeling van alle
verstrekkingen aan derden voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden, tenzij
sprake is van een wettelijk verplichting te verstrekken (zie hoofdstuk VIII).
geen plicht, maar een bevoegdheid
De Wjsg kent geen verplichting aan derden strafvorderlijke gegevens te verstrekken, maar
schept een bevoegdheid. De grenzen van die bevoegdheid zijn uitgewerkt in de Wet en
deze aanwijzing. Dat betekent dat een verzoeker die behoort tot één van de benoemde
categorieën van ontvangers in deze aanwijzing (hoofdstuk IV § 4) nooit recht op informatie kan ontlenen aan deze aanwijzing. Er zal altijd een afweging
dienen plaats te vinden (waarover meer in hoofdstuk IV § 3).
geen service
Het verstrekken van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen
doeleinden is alleen mogelijk als het past binnen de taakuitoefening van de officier
van justitie/advocaat-generaal en voor zover dit genoodzaakt wordt door een zwaarwegend
algemeen belang (zie hierna onder hoofdstuk IV § 4). Dat betekent dat strafvorderlijke gegevens niet mogen worden verstrekt op grond
van het enkele belang dat de derde daarbij heeft.
meer zekerheid omtrent de strafrechtelijke vervolging
Uitgangspunt is dat in beginsel alleen strafvorderlijke gegevens worden verstrekt,
indien er een vonnis is van de strafrechter. Verstrekking in een eerder stadium is
alleen mogelijk als het Openbaar Ministerie is gebleken van spoedeisende belangen
om eerder te verstrekken én de strafzaak (strafvorderlijk) is beoordeeld door het
Openbaar Ministerie.
passief/actief
Uit de Wjsg volgt dat de officier van justitie/advocaat-generaal zowel actief (op eigen initiatief)
als passief (op verzoek) informatie kan verstrekken voor buiten de strafrechtspleging
gelegen doeleinden.
Bij alle vormen van verstrekking van strafvorderlijke gegevens moet rekening gehouden
worden met het feit dat het Openbaar Ministerie niet alleen een grondslag moet hebben
om te verstrekken, maar dat er tevens een grondslag voor de ontvanger moet zijn om
te ontvangen. Ook de beantwoording van de vraag of er een grond is om te ontvangen,
is ter beantwoording van het Openbaar Ministerie (art. 39f lid 2 aanhef en sub a Wjsg).
subsidiariteit, noodzakelijkheid/ proportionaliteit en evenredigheid
Bij het beoordelen van de vraag of, en zo ja in welke vorm, informatie kan worden
verstrekt, zijn de beginselen noodzakelijkheid, proportionaliteit, evenredigheid en
subsidiariteit nauw met elkaar verweven.
Indien het doel van de ontvanger op andere, minder inbreuk op de privacy makende,
manier dan via verstrekking van strafvorderlijke gegevens door het Openbaar Ministerie
door verzoeker kan worden bereikt, blijft verstrekking achterwege (subsidiariteit).
Als zich bijvoorbeeld in een dossier informatie bevindt van de Kamer van Koophandel
(KvK), dan zal door een verzoeker in beginsel eerst moeten worden bezien of deze informatie
direct van de KvK kan worden verkregen. Is dat niet het geval, dan is in beginsel
voldaan aan het subsidiariteitsvereiste.
Verstrekking van méér informatie dan nodig voor het nastreven van een van de in art. 39f Wjsg genoemde doeleinden, dient te allen tijde achterwege te blijven (noodzakelijkheidscriterium).
Dat kan betekenen dat de officier van justitie een brief schrijft waarin die informatie
is vervat. Aangezien werklast een negatieve invloed kan hebben op dit uitgangspunt,
zijn in de praktijk ook alternatieven toepasbaar gebleken. Zo kan bijvoorbeeld worden
bekeken welke pagina’s uit een bepaald PV kunnen worden verstrekt zonder het hele
PV te verstrekken. Uitgangspunt moet in ieder geval de selectie van informatie blijven,
opdat niet meer wordt verstrekt dan nodig is voor het doel van de verstrekking. Het
is op basis van de Wjsg niet aan de ontvanger om te bepalen welke strafvorderlijke gegevens deze nodig heeft,
maar aan het Openbaar Ministerie.
Ook de vorm van verstrekking is van belang. Als door de wijze van verstrekken een
onnodige of onevenredige inbreuk op de privacy van een betrokkene wordt veroorzaakt,
blijft verstrekking in die vorm achterwege, tenzij het ook in een vorm kan worden
verstrekt die de inbreuk niet of niet onevenredig veroorzaakt, bijvoorbeeld door te
anonimiseren, door delen weg te laten, een samenvatting te geven of enkel mededeling
te doen van de relevante informatie. Bij deze beoordeling kan het bijvoorbeeld van
belang zijn dat een zaak is geseponeerd. Dat zou de schending van de privacyrechtelijke
belangen van betrokkene onevenredig groot kunnen maken.
contra-indicatie
Bij een contra-indicatie wordt in beginsel géén informatie verstrekt. Een contra-indicatie
maakt een in principe standaardverstrekking tot niet-standaard. Wanneer ondanks de
aanwezigheid van een contra-indicatie het voornemen bestaat om te verstrekken, wordt
de helpdesk privacy PaG om instemming verzocht. De helpdesk beziet – met inachtneming
van de wettelijke verplichtingen en het beleid van het College – of de verstrekking
ondanks de contra-indicatie toch mogelijk is. Verder wordt betrokkene (degene op wie
de informatie betrekking heeft) gehoord, tenzij zwaarwichtige redenen (zoals grote
spoed) zich daartegen verzetten.
De volgende omstandigheden worden in ieder geval aangemerkt als contra-indicaties:
-
– sepot (tenzij de aard van de sepotcode zich niet tegen verstrekking verzet, bijvoorbeeld
ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert);
-
– vrijspraak;
-
– zaak is nog niet beoordeeld;
-
– ontvanger is niet genoemd in hoofdstuk IV § 4 van deze aanwijzing;
-
– strijdigheid met andere uitgangspunten van deze paragraaf.
verstrekking aan journalisten
Een journalist maakt, gezien zijn functie, informatie waarover hij beschikt veelal
openbaar. Openbaarmaking is geen doel van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Als een journalist een verzoek tot het verstrekken van inlichtingen doet, is daarom
de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing. Zie voor een speciale regeling hieromtrent de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging.