Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES

Geraadpleegd op 06-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010 en zichtdatum 03-07-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m 31-12-2010

Besluit van 24 juli 2010 houdende regeling van de materiele rechtspositie van de Rijksvertegenwoordiger van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juni 2010;

Gelet op artikel 193, eerste en tweede lid, 201 en 203 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juni 2010, nr. W04.10.0218/1);

Gezien het nader rapport van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 juli 2010, nr. 2010-0000486014;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bezoldiging: het bedrag per maand waarop de Rijksvertegenwoordiger op grond van artikel 2, eerste lid, van dit besluit aanspraak kan maken.

Artikel 2. Bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten

  • 1 De bezoldiging van de Rijksvertegenwoordiger bedraagt € 9098,26.

  • 2 De Rijksvertegenwoordiger ontvangt een vergoeding van zes procent van zijn bezoldiging per maand voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten.

  • 3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

  • 4 Indien de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, en wordt bepaald dat die wijziging een algemeen karakter draagt, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

  • 5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de Rijksvertegenwoordiger deze op gelijke voet.

  • 6 Wanneer Onze Minister de Rijksvertegenwoordiger toestemming verleent langer dan zes weken buiten de openbare lichamen te verblijven, kan hij daarbij bepalen dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Artikel 3. Vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering

Naast de bezoldiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, ontvangt de Rijksvertegenwoordiger op de voet van de regeling voor het personeel in de sector Rijk een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering.

Artikel 4. Vergoeding bij waarneming

  • 2 Bij aantoonbare inkomstenderving als gevolg van de waarneming kan het bedrag van de beloning door Onze Minister worden verhoogd, echter tot maximaal de bezoldiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 5. Vergoeding tijdens sollicitatieprocedure

Aan een kandidaat voor het ambt van Rijksvertegenwoordiger worden de noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed die zijn gemaakt in verband met de sollicitatieprocedure.

Artikel 6. Vergoeding bij ambtsaanvaarding

  • 1 Uit hoofde van de ambtsaanvaarding wordt aan de Rijksvertegenwoordiger eenmalig een verhuiskostenvergoeding toegekend, bestaande uit:

    • a. een bedrag voor de kosten verbonden aan het vervoer van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, welk bedrag zo nodig wordt vermeerderd met een bedrag voor reis- en verblijfkosten, welke de betrokkene en eventueel een of meer van diens gezinsleden vooraf heeft gemaakt ter bezichtiging van de woonruimte;

    • b. een bedrag voor de kosten van vervoer van de bagage en van de inboedel van de betrokkene naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken en de verschuldigde invoerrechten;

    • c. een bedrag van tien procent van de jaarlijkse bezoldiging voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezinsleden verstaan de echtgenoot of geregistreerde partner of degene met wie betrokkene ongehuwd samenleeft en een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet en de kinderen, stief- en pleegkinderen van hemzelf en/of van zijn echtgenoot of geregistreerde partner of degene met wie betrokkene ongehuwd samenleeft en een gezamenlijke huishouding voert, voor zover zij met hem samenwonen.

  • 3 Indien de Rijksvertegenwoordiger na benoeming de ambtswoning nog niet kan betrekken heeft hij aanspraak op een vergoeding voor tijdelijke huisvesting. Ook heeft hij dan aanspraak op een verhuiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De Rijksvertegenwoordiger heeft ten laste van het Rijk, wegens niet herbenoeming of eervol ontslag, aanspraak op een verhuiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat het bedrag onder c, zes procent van de jaarlijkse bezoldiging bedraagt.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de hoogte van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, en de vergoeding voor tijdelijke huisvesting, bedoeld in het derde lid, en de voorwaarden voor de aanspraak op deze bedragen en de vergoeding.

Artikel 7. Reis- en verblijfkosten

  • 1 De Rijksvertegenwoordiger heeft aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

  • 2 De Rijksvertegenwoordiger heeft aanspraak op een vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8. Ambtswoning

  • 1 Er wordt ten laste van het Rijk een ambtwoning ter beschikking gesteld aan de Rijksvertegenwoordiger.

  • 2 Voor het bewonen van de ambtswoning wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12%.

  • 3 Indien de Rijksvertegenwoordiger de ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten van de ambtswoning die volgens de wet en het plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder zijn.

Artikel 9. Kennisgeving bij afwezigheid

Indien de Rijksvertegenwoordiger langer dan acht dagen wegens ziekte of om andere redenen zijn ambt niet kan vervullen, geeft hij daarvan kennis aan Onze Minister.

Artikel 10. Voorzieningen in verband met ziekte

In het geval van ziekte van de Rijksvertegenwoordiger, behoudt hij het recht op een bezoldiging als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 11. Buitengewoon verlof

  • 1 De vrouwelijke Rijksvertegenwoordiger heeft in verband met haar zwangerschap en bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg is voor haar van toepassing.

Artikel 12. Vergoeding bij terugroepen bij afwezigheid

Onze Minister kan bepalen dat aan de Rijksvertegenwoordiger die een verblijf buiten de openbare lichamen wegens dringende redenen van dienstbelang voortijdig heeft beëindigd, een schadeloosstelling wordt toegekend.

Artikel 13. Ontslag

  • 1 De Rijksvertegenwoordiger wordt op zijn aanvraag ontslag verleend of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Het ontslag, bedoeld in het eerste lid, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Aan de Rijksvertegenwoordiger wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 14

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de Rijksvertegenwoordiger ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid wegens ziekte voor het vervullen van zijn ambt;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken;

    • c. andere gronden.

  • 2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a en b, van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder c, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in onder a van het eerste lid, kan slechts plaatsvinden indien herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden te verwachten is.

  • 4 Voordat Onze Minister een voordracht voor een koninklijk besluit op grond van het eerste lid, onder a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de Rijksvertegenwoordiger na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

  • 5 Niet-herbenoeming vindt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet plaats dan nadat de Rijksvertegenwoordiger in de gelegenheid is gesteld door Onze Minister te worden gehoord.

Artikel 15. Uitkering bij overlijden

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de Rijksvertegenwoordiger wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de Rijksvertegenwoordiger niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overlijden. Artikel 102, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden Rijksvertegenwoordiger ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

Artikel 16

Het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is van overeenkomstige toepassing op de Rijksvertegenwoordiger die niet op het openbare lichaam waar de Rijksvertegenwoordiger is gezeteld woonachtig is, met uitzondering van de artikelen 2.1, 2.2, 3.1, vierde en vijfde lid, 4.1, 4.2, 4.7, 5.1, 7.1, 7.3 en 7.4.

Artikel 17. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1 Dit artikel is van toepassing indien als eerste Rijksvertegenwoordiger wordt benoemd de met ingang van 1 januari 2009 benoemde commissaris voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 Voor zover de aanspraken van de commissaris voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba op grond van de beschikking van 30 december 2008 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanspraken op grond van dit besluit te boven gaan, blijven de aanspraken op grond van bedoelde beschikking uiterlijk tot en met 31 december 2011 op de Rijksvertegenwoordiger van toepassing.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 juli 2010

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vijfde augustus 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven