C. Rekenmethode broeikasgasemissiereductie
[Regeling vervallen per 04-05-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]
-
1. Broeikasgasemissies door de productie en het gebruik van biobrandstoffen voor vervoer
worden als volgt berekend:
E = eec + ep + etd + eu – esca – eccs –eccr –eee,
waarbij
E = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van de brandstof;
eec = emissies ten gevolge van de teelt of het ontginnen van grondstoffen;
ep = emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten;
etd = emissies ten gevolge van vervoer en distributie;
eu = emissies ten gevolge van de gebruikte brandstof;
esca = emissiereductie door koolstofaccumulatie in de bodem als gevolg van beter
landbouwbeheer;
eccs = emissiereductie door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof;
eccr = emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof; en
eee = emissiereductie door extra elektriciteit door warmtekrachtkoppeling.
Met de emissies ten gevolge van de productie van machines en apparatuur wordt geen
rekening gehouden.
-
2. Broeikasgasemissies ten gevolge van brandstoffen (E) worden uitgedrukt in gram CO2-equivalent per MJ brandstof (gCO2eq/MJ).
-
3. In afwijking van punt 2 mogen voor transportbrandstoffen de waarden die berekend worden
in termen van gCO2eq/MJ worden aangepast om rekening te houden met de verschillen tussen brandstoffen
op het vlak van nuttig verricht werk, uitgedrukt in km/MJ. Dergelijke aanpassingen
worden alleen gedaan wanneer de verschillen in nuttig verricht werk worden aangetoond.
-
4. Broeikasgasemissiereducties ten gevolge van het gebruik van biobrandstoffen worden
als volgt berekend:
Broeikasgasemissiereductie = (EF – EB)/EF,
waarbij
EB = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van de biobrandstof; en
EF = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van het fossiele alternatief.
-
5. Met het oog op de toepassing van punt 1, worden de broeikasgassen CO2, N2O en CH4 in aanmerking genomen. Met het oog op de berekening van de CO2-equivalentie worden de volgende waarden toegekend aan deze gassen:
CO2: 1
N2O: 296
CH4: 23
-
6. Emissies door de teelt of het ontginnen van grondstoffen, eec, komen onder meer vrij door het proces van ontginnen of teelt zelf, door het verzamelen
van de grondstoffen, door afval en lekken en door de productie van chemische stoffen
of producten die worden gebruikt voor het ontginnen of de teelt. Met het afvangen
van CO2 bij de teelt van grondstoffen wordt geen rekening gehouden. Ramingen van de emissies
ten gevolge van teelt kunnen worden afgeleid uit het gebruik van gemiddelden voor
kleinere geografische gebieden dan die welke gebruikt worden bij de berekening van
de standaardwaarden, als een alternatief voor het gebruik van feitelijke waarden.
-
7. In de berekening van de broeikasgasemissies van biobrandstoffen wordt geen rekening
gehouden met verandering van landgebruik.
-
8. Emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten, ep, omvatten de emissies van de verwerking zelf, van afval en lekken en van de productie
van chemische stoffen of producten die bij de verwerking worden gebruikt.
Bij het berekenen van het verbruik aan elektriciteit die niet in de brandstofproductie-installatie
is geproduceerd, wordt de intensiteit van de broeikasgasemissie ten gevolge van de
productie en distributie van die elektriciteit geacht gelijk te zijn aan de gemiddelde
intensiteit van de emissies ten gevolge van de productie en distributie van elektriciteit
in een bepaald gebied. In afwijking van deze regel mogen producenten een gemiddelde
waarde hanteren voor de elektriciteit die wordt geproduceerd door een individuele
installatie voor elektriciteitsproductie, als die installatie niet is aangesloten
op het elektriciteitsnet.
-
9. De emissies ten gevolge van vervoer en distributie, etd, omvatten de emissies ten gevolge van het vervoer en de opslag van grondstoffen en
halfafgewerkte materialen en van de opslag en distributie van afgewerkte materialen.
De emissies ten gevolge van vervoer en distributie waarmee uit hoofde van punt 6 rekening
moet worden gehouden, vallen niet onder dit punt.
-
10. De emissies ten gevolge van de gebruikte brandstof, eu, worden geacht nul te zijn voor biobrandstoffen.
-
11. Met betrekking tot de emissiereducties door het afvangen en geologisch opslaan van
koolstof, eccs, die nog niet zijn meegerekend in ep, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang en
opslag van uitgestoten CO2 die het directe gevolg is van de ontginning, het vervoer, de verwerking en de distributie
van brandstof.
-
12. Met betrekking tot de emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof,
eccr, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang van
uitgestoten CO2 waarvan de koolstof afkomstig is van biomassa en die gebruikt wordt om de in commerciële
producten en diensten gebruikte CO2 uit fossiele brandstoffen te vervangen.
-
13. Met betrekking tot de emissiereductie door extra elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling,
eee, wordt rekening gehouden met de extra elektriciteit van brandstofproductie-installaties
die gebruikmaken van warmtekrachtkoppeling, behalve als de voor de warmtekrachtkoppeling
gebruikte brandstoffen andere bijproducten zijn dan residuen van landbouwgewassen.
Bij het berekenen van de extra elektriciteit wordt de omvang van de warmtekrachtkoppelingsinstallatie
geacht te volstaan om minstens de warmte te leveren die nodig is om de brandstof te
produceren. De broeikasgasemissiereductie ten gevolge van deze extra elektriciteit
wordt geacht gelijk te zijn aan de hoeveelheid broeikasgas die zou worden uitgestoten
als een gelijke hoeveelheid elektriciteit werd opgewekt in een centrale die gebruik
maakt van dezelfde brandstof als de warmtekrachtkoppelingsinstallatie.
-
14. Als een proces voor de productie van brandstof niet alleen de brandstof waarvoor de
emissies worden berekend oplevert, maar ook één of meer andere producten (‘bijproducten’),
worden de broeikasgasemissies verdeeld tussen de brandstof of het tussenproduct ervan
en de bijproducten in verhouding tot hun energie-inhoud (de calorische onderwaarde
(LHV) in het geval van andere bijproducten dan elektriciteit).
-
15. Met het oog op de in punt 14 vermelde berekening zijn de te verdelen emissies eec + de fracties van ep, etd en eee die ontstaan tot en met de stap van het proces waarin een bijproduct wordt geproduceerd.
Als een toewijzing aan bijproducten heeft plaatsgevonden in een eerdere stap van het
proces van de cyclus, wordt hiervoor de emissiefractie gebruikt die in de laatste
stap is toegewezen aan het tussenproduct in plaats van de totale emissies.
Met het oog op deze berekening wordt rekening gehouden met alle bijproducten, inclusief
elektriciteit, die niet onder punt 16 vallen, behalve residuen van landbouwproducten.
Bijproducten met een negatieve energie-inhoud worden met het oog op deze berekening
geacht een energie-inhoud nul te hebben.
Afval, residuen van landbouwproducten en residuen van verwerking, met inbegrip van
ruwe glycerine (niet-geraffineerde glycerine), worden geacht tijdens hun levenscyclus
geen broeikasgasemissies te veroorzaken totdat ze worden verzameld.
-
16. Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor biobrandstoffen de laatste
beschikbare gemiddelde werkelijke emissie van het fossiele deel van in de Gemeenschap
verbruikte benzine en diesel, zoals gerapporteerd krachtens Richtlijn 98/70/EG, gebruikt voor de vergelijking met fossiele brandstof (EF). Als deze gegevens niet
beschikbaar zijn, wordt de waarde 83,8 gCO2eq/MJ gebruikt.