Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 12-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-07-2007 en zichtdatum 14-07-2024.
Geldend van 09-07-2007 t/m 01-09-2007

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 juni 2007, nr. DJZ2007015959, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 9 van de Wet op het Waddenfonds;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b. project: samenhangend geheel van activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c. subsidieplafond: bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens het Waddenfonds;

  • d. uitvoeringsorganisatie: door de Minister aan te wijzen organisatie belast met de uitvoering van deze regeling;

  • e. wet: Wet op het Waddenfonds.

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.2. Subsidie en subsidieplafond

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 2 Indien een project gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt het subsidiebedrag zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor dat project ten hoogste 100 procent van de subsidiabele kosten bedraagt.

  • 3 Indien een project bijdraagt aan meer dan één doel, worden de subsidiabele kosten door de subsidieaanvrager toegerekend aan de doelen waaraan wordt bijgedragen.

  • 4 De Minister stelt jaarlijks voor 1 november het subsidieplafond vast voor het komende begrotingsjaar. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar de doelstellingen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet. Een deel van het jaarlijks beschikbare budget wordt gereserveerd voor subsidieaanvragen waarvan de subsidiabele kosten minder bedragen dan het drempelbedrag, genoemd in artikel 1.6, eerste lid.

Artikel 1.3. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Uitsluitend noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten, zijn subsidiabel, met dien verstande dat ook sprake kan zijn van afschrijvingskosten of kosten voor eigen arbeid.

  • 2 Ingeval in deze regeling is bepaald dat loonkosten in aanmerking komen voor een subsidie:

    • a. worden de kosten bepaald aan de hand van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten; en

    • b. vallen de kosten van de inzet van ambtenaren slechts onder de subsidiabele kosten voor zover er sprake is van detachering van de betrokken ambtenaren bij het project.

  • 3 Geen subsidie wordt verleend voor:

    • a. kosten, gemaakt vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag;

    • b. kosten, gemaakt na de datum van afloop van de subsidieperiode;

    • c. verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

    • d. boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende proceskosten.

  • 4 Ontvangsten of inkomsten die betrekking hebben op een project worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten van het project.

Paragraaf 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.4. Aanvraag tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De aanvraag tot subsidieverlening wordt gericht aan de Minister en binnen de aanvraagperiode ingediend bij de uitvoeringsorganisatie, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan waarin onder andere zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen:

    • a. de titel en een beschrijving van het project en de verdiensten daarvan voor een of meer van de doelstellingen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet, een tijdsplanning en beschrijving van de activiteiten en de wijze van uitvoering;

    • b. een gespecificeerde begroting van de totale kosten en een opgave van de financieringswijze van het project. Indien het een meerjarig project betreft dient de begroting een meerjarenbegroting te zijn met een liquiditeitsplanning per jaar;

    • c. een omschrijving van projectrisico’s en beheersmaatregelen die de subsidieaanvrager hanteert ter bestrijding daarvan.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een der deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. De aanvraag gaat vergezeld van de aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende overeenkomst, met daarin in elk geval een overzicht van de aan het samenwerkingsverband deelnemende natuurlijke en rechtspersonen alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.

  • 4 De uitvoeringsorganisatie kan de aanvrager verzoeken nadere gegevens en bescheiden te verstrekken, indien zij deze voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht. De aanvrager dient de aanvullende informatie binnen twee weken nadat hierom is verzocht te verstrekken.

Artikel 1.5. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister stelt per kalenderjaar één of meer aanvraagperioden vast.

  • 2 De Minister maakt hiervan melding in de Staatscourant.

Artikel 1.6. Drempelbedrag

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Een project komt in aanmerking voor subsidie indien de subsidiabele kosten op basis van de subsidieaanvraag ten minste € 200.000 bedragen.

  • 2 Projecten mogen gebundeld worden om aan het drempelbedrag, genoemd in het eerste lid, te voldoen, mits de gebundelde projectvoorstellen:

    • a. bijdragen tot het realiseren van hetzelfde doel op meerdere locaties in het waddengebied; of

    • b. betrekking hebben op een bepaalde gewenste gebiedsontwikkeling binnen het waddengebied en deel uitmaken van een integrale planning op gebiedsniveau met overheid en marktpartijen.

  • 3 In geval van bundeling van projecten als bedoeld in het tweede lid gaan de betrokkenen een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, aan. Er wordt slechts één subsidieaanvraag ingediend, waarop uiteindelijk één beschikking wordt afgegeven. Beoordeling van gebundelde projecten vindt per afzonderlijk deelproject plaats, waarbij rekening wordt gehouden met de bijdrage van het deelproject aan het totaal.

  • 4 Voor projecten die enkel vallen onder het doel, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de wet, alsmede voor projecten met een experimenteel karakter, geldt het in het eerste lid gestelde drempelbedrag niet, indien door de subsidieaanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat bundeling met andere projecten niet mogelijk is.

  • 5 Een project, waarvan de subsidiabele kosten, op basis van de subsidieaanvraag, minder dan € 200.000 bedragen waarop het vierde lid niet van toepassing is, komt slechts in aanmerking voor subsidie uit het gereserveerde deel van het budget, bedoeld in artikel 1.2, vierde lid, derde volzin.

Artikel 1.7. Beschikking tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister geeft op de aanvraag een beschikking tot subsidieverlening binnen zes maanden na de laatste dag van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking alsnog tegemoet kan worden gezien.

  • 3 Indien de subsidiabele kosten voor een project meer dan € 25.000.000 bedragen en de te verlenen subsidie meer dan € 5.000.000 bedraagt, meldt de Minister de subsidieaanvraag overeenkomstig artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag aan bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Subsidie kan slechts worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de Commissie hieraan haar goedkeuring verleent.

  • 4 Een beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    • a. het met het project beoogde doel of resultaat,

    • b. de begrote subsidiabele kosten,

    • c. de subsidiegrondslag,

    • d. het subsidiepercentage,

    • e. het maximale subsidiebedrag van de te subsidiëren activiteiten en

    • f. de subsidieperiode.

Artikel 1.8. Toelatingscriteria

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister verklaart een subsidieaanvraag niet-ontvankelijk indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 6, van de wet;

    • b. de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1.4;

    • c. hij de subsidiabele kosten voor het project of voor de gebundelde projecten raamt op minder dan € 200.000, tenzij het om een subsidieaanvraag gaat waarop artikel 1.6, derde of vierde lid, van toepassing is;

    • d. gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren;

    • e. hij het onaannemelijk acht dat binnen één jaar een aanvang gemaakt kan worden met de uitvoering van het project;

    • f. de subsidieontvanger een onderneming in Europeesrechtelijke zin is;

    • g. de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is, zoals bedoeld in de punten 9 tot en met 11 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2004 C 244/02).

  • 2 Binnen 8 weken na de laatste dag van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend toetst de uitvoeringsorganisatie de tijdig ingediende subsidieaanvragen op ontvankelijkheid en biedt zij de Adviescommissie Waddenfonds een overzicht van de ontvankelijke subsidieaanvragen aan.

  • 3 De uitvoeringsorganisatie stelt de indiener van een niet-ontvankelijk verklaarde subsidieaanvraag hiervan binnen 2 weken op de hoogte.

Artikel 1.9. Beoordeling

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister wint omtrent de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 1.8 afwijzend is beslist het advies in van de Adviescommissie Waddenfonds.

  • 3 De adviezen van de Adviescommissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 4 De Adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

  • 5 De Adviescommissie brengt binnen 8 weken na ontvangst van de ontvankelijke voorstellen haar advies aan de Minister uit.

  • 6 De Minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de Adviescommissie bij te wonen.

  • 7 De Minister voorziet in het secretariaat van de Adviescommissie.

  • 8 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Adviescommissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de Adviescommissie bewaard in het archief van dat Ministerie.

  • 9 De Adviescommissie verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 10 De voorzitter en de leden van de Adviescommissie hebben recht op een door de Minister vast te stellen vergoeding.

  • 11 Het advies van de Adviescommissie wordt door de Minister ter beoordeling voorgelegd aan een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de bestuursorganen en organisaties, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet. Het oordeel van deze commissie dient binnen vier weken na het verzoek daartoe ter beschikking van de Minister te worden gesteld.

  • 12 De commissie, bedoeld in het elfde lid, wordt samengesteld door het Regionaal College Waddengebied (RCW).

  • 13 De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking van de aanvragen door de Adviescommissie. Op basis van het oordeel van de commissie, bedoeld in het elfde lid, en eventueel na overleg met de Minister(s) wie het mede aangaat, kan de Minister afwijken van deze volgorde.

Paragraaf 4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.10

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 2 De in de artikelen 1.11 en 1.12 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 1.13 opgenomen verplichtingen gelden totdat 2 jaren na die dag zijn verstreken.

Artikel 1.11

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De subsidieontvanger maakt binnen één jaar na afgifte van de beschikking tot subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het project.

  • 2 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de Minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.

  • 3 Aan een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de aanvrager hiervan onverwijld mededeling aan de Minister.

Artikel 1.12

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd naar de op het project van toepassing zijnde subsidiabele kosten. Ingeval loonkosten tot de subsidiabele kosten behoren, dient daarvan een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig te zijn.

  • 2 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 1.13

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De subsidieontvanger brengt één of meerdere keren per jaar schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

  • 2 De subsidieontvanger maakt de kennis en informatie die met het project worden opgedaan, onmiddellijk na afloop van het project openbaar.

  • 3 De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister alle medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van het project een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de doelstellingen van artikel 2, tweede lid, van de wet.

Paragraaf 5. Voorschotten en termijnbetalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.14. Aanvraag tot voorschotverlening

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kan de Minister, op verzoek van de subsidieaanvrager, een voorschot verstrekken, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van een bij de uitvoeringsorganisatie verkrijgbaar formulier. Het verzoek gaat vergezeld van alle bescheiden die blijkens het formulier met het verzoek moeten worden meegezonden.

  • 3 Een voorschot kan, in specifieke gevallen afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte van de subsidieaanvrager, worden verleend.

  • 4 Een voorschot in de vorm van een termijnbetaling wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 5 In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Artikel 1.15. Beschikking tot voorschotverlening

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot of een voorschot in de vorm van een termijnbetaling, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 2 Een beschikking tot verstrekking van een voorschot, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling, vermeldt de termijn waarbinnen het voorschot wordt uitbetaald. Aan de beschikking kunnen voorschriften worden verbonden.

Paragraaf 6. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.16. Aanvraag tot subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van een bij de uitvoeringsorganisatie verkrijgbaar formulier.

  • 2 De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a. een activiteitenverslag dat ten minste bestaat uit een beschrijving van de aard en omvang van de tot dan toe in het kader van het project verrichtte activiteiten en van de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan omschreven doelstellingen;

    • b. een financiële verantwoording van het project en een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze regeling gestelde voorwaarden en verplichtingen. De registeraccountant of accountant-administratieconsulent controleert met inachtneming van het controleprotocol, dat is opgenomen in een bijlage bij het aanvraagformulier tot subsidievaststelling. De goedkeurende accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig de eveneens in een bijlage bij het aanvraagformulier tot subsidievaststelling opgenomen model-accountantsverklaring.

Artikel 1.17. Beschikking tot subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag daartoe, dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt de Minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de definitieve beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 3 Het bedrag van de beschikking wordt overeenkomstig de vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. De slotbetaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

Artikel 1.18. Wettelijke rente bij terugvordering

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugvorderingsverplichting aan de subsidieontvanger en de terugbetaling door de subsidieontvanger.

Paragraaf 7. Algemene bepalingen lagere overheden

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 1.19. Voorschotverstrekking lagere overheden

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Indien de subsidieaanvrager een lagere overheid is, geldt in afwijking van artikel 1.14 en 1.15 met betrekking tot voorschotverstrekking het volgende:

  • a. de Minister kan in het jaar waarin de uitvoeringswerkzaamheden van het project aanvangen, een voorschot verlenen van maximaal 100 procent op de verleende subsidie;

  • b. het voorschot wordt voor de aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden betaalbaar gesteld. De subsidieaanvrager dient daartoe tenminste vier weken voor de aanvang schriftelijk een verzoek tot betaalbaarstelling in bij de Minister;

  • c. het voorschot wordt in rekening-courant aangehouden bij ’s Rijks schatkist. De Minister van Financiën vergoedt de subsidieaanvrager over het creditsaldo op de rekening-courant een marktconforme rente;

  • d. ten behoeve van de rekening-courantverhouding met ’s Rijks schatkist opent de subsidieaanvrager speciaal daartoe een bankrekening, die in concernverband met ’s Rijks schatkist wordt gebracht;

  • e. de modaliteiten van de rekening-courant met ’s Rijks schatkist worden in een rekening-courantovereenkomst tussen het Ministerie van Financiën en de subsidieaanvrager vastgelegd.

Artikel 1.20. Subsidievaststelling lagere overheden

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 3 De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen acht weken na het beschikbaar komen van de verantwoordingsinformatie over het jaar waarin het project is afgerond.

Hoofdstuk 2. Steun aan lagere overheden, niet-gouvernementele organisaties en particulieren

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 2.1. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 1 Uitsluitend projecten die worden uitgevoerd door een subsidieaanvrager die deel uitmaakt van de lagere overheid, door een niet-gouvernementele organisatie, of door een particulier, niet zijnde een onderneming, komen in aanmerking voor subsidie.

  • 2 Indien de subsidieaanvrager een onderneming in Europeesrechtelijke zin is, dan komt hij niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 2.2. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

  • 2 Bij de subsidieaanvraag toont de subsidieaanvrager aan dat is voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de subsidie wordt uitsluitend aangevraagd voor en heeft uitsluitend betrekking op niet-economische activiteiten;

    • b. de subsidieaanvrager ontplooit geen economische activiteiten op het terrein van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c. de subsidieaanvrager zal daadwerkelijk het project zelf uitvoeren en dit niet direct of indirect door een derde laten verrichten, tenzij het project aan een derde wordt gegund door middel van een openbare aanbestedingsprocedure; en

    • d. de subsidieaanvrager houdt voor het project een gescheiden projectbegroting bij.

Artikel 2.3. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a. loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b. kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

  • c. kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

  • d. kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

  • e. kosten van grond;

  • f. kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

  • g. een opslag voor algemene kosten, tot ten hoogste 20 procent van de onder a bedoelde kosten.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Artikel 3.1. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op het Waddenfonds in werking treedt.

Artikel 3.2. Citeertitel

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 juni 2007

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Naar boven